Maatschappij
Cijfers - Gezondheid en zorg
Acht procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder is een overmatige drinker. Dat betekent dat mannen meer dan 21 glazen en vrouwen meer dan 14 glazen alcohol nuttigen per week. Mannen zijn zware drinkers als ze 6 of meer glazen op één dag drinken; vrouwen als ze 4 of meer alcoholische consumpties drinken. Twintigers zijn relatief het vaakst overmatige of zware drinker. 55-plussers zijn in verhouding vaker overmatige drinkers dan zware drinkers.
Het aandeel rokers onder de bevolking van 12 jaar of ouder neemt al jaren gestaag af. In 2016 waren er ruim 19 procent minder rokers dan vijftien jaar eerder. Het percentage zware rokers, mensen die meer dan 20 sigaretten per dag roken, is eveneens gedaald met ruim 62 procent sinds 2001.
Steeds meer Nederlanders hebben matig of ernstig overgewicht. Het percentage mensen met ernstig overgewicht (obesitas) is sinds 1995 verdubbeld. In 1986 kampte nog 28 procent van de bevolking van 4 jaar en ouder met overgewicht, 30 jaar later is 43 procent van de Nederlanders te zwaar.
Overgewicht wordt berekend aan de hand van de Body Mass Index (BMI). Volwassenen met een BMI vanaf 25 tot 30 kg/m2 hebben matig overgewicht, bij een BMI van 30 kg/m2 is sprake van ernstig overgewicht.
Het aantal medisch specialisten en huisartsen per 100 duizend inwoners is toegenomen. Het aantal medisch specialisten nam met 61 procent toe, het aantal huisartsen met 34 procent. Er zijn vooral meer vrouwelijke artsen bijgekomen. Van de medisch specialisten is inmiddels 40 procent vrouw, van de huisartsen de helft.
De gemiddelde eigen betalingen aan gezondheid, zorg en welzijn waren in 2015 iets lager dan in 2014. De algemene trend is stijgend, in lijn met de totale zorguitgaven. De eigen betalingen gaan alleen over betalingen voor daadwerkelijk geleverde zorg, niet over verzekeringspremies. Het gemiddelde bedrag is 80 procent hoger dan vijftien jaar geleden. Vooral de betalingen vanuit het eigen risico, dat in 2008 werd ingevoerd, en de eigen bijdragen aan langdurige zorg zijn toegenomen.
De overige eigen uitgaven aan zorg voor bijvoorbeeld tandarts of vrij verkrijgbare medicijnen, schommelen rond de 300 euro per jaar.
De gezonde levensverwachting is het aantal jaren dat iemand naar verwachting nog te leven heeft in als goed ervaren gezondheid, aannemende dat de gezondheids- en sterftekansen in de toekomst niet veranderen. In de afgelopen 35 jaar is de gezonde levensverwachting bij mannen duidelijk toegenomen: van gemiddeld 60 jaar rond 1980 naar 65 jaar in 2015. Bij de vrouwen schommelt de gezonde levensverwachting rond 62 jaar.
In de periode 1970-2015 is de sterfte aan hart- en vaatziekten bij zowel mannen als vrouwen afgenomen. De daling, berekend per 100 duizend inwoners en rekening houdend met de bevolkingsopbouw van 2015, trad voor vrouwen eerder in dan voor mannen, maar is uiteindelijk voor beiden nagenoeg even groot. Voor kanker geldt, bij een vergelijkbare berekening, dat het aantal mannen dat hieraan overlijdt de laatste dertig jaar met meer dan een derde is afgenomen.
Deze daling hangt mede samen met de afname van sterfte aan long- en maagkanker. De sterfte aan kanker onder vrouwen laat over de hele periode 1970-2015 een geleidelijke daling zien, maar daalt de laatste jaren minder hard door een toename van de sterfte aan longkanker.
De laatste jaren krijgen steeds minder mensen een indicatie voor langdurige zorg met verblijf. Tot 2015 werd de langdurige zorg gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Na de transitie in 2015 is deze zorg ondergebracht bij de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Zorgverzekeringswet en de Jeugdwet. Sinds 2015 valt verblijf vanwege een psychiatrische aandoening grotendeels onder de Zorgverzekeringswet.
Het aandeel VVT-instellingen (verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg) dat verlies leed, groeide van 21 procent in 2014 naar 29 procent een jaar later. In de gehandicaptenzorg was 12 procent van de instellingen verliesgevend in 2015, een jaar daarvoor was dat 9 procent.