Economie
Cijfers - Landbouw
De opbrengsten van de groententeelt in de kas zijn flink gestegen. In 1950 leverde de komkommerteelt ongeveer 10 kg per vierkante meter op. In 2016 was dit bijna 7 keer zoveel. Bij de tomatenteelt steeg de opbrengst bijna met een factor 8. Innovaties speelden een belangrijke rol. Vanaf het midden van de jaren zestig werden de kassen verwarmd met aardgas uit Slochteren, waarbij de niet door rookgassen verontreinigde CO2 die geproduceerd werd, gebruikt kon worden als bemesting.
In de jaren zeventig kwam ook het telen op substraat op gang, waarbij de temperatuur en de toediening van vocht en voedingsstoffen beter geregeld konden worden.
De grafiek van de ontwikkeling van de Nederlandse veestapel heeft een grillig verloop. Zo nam na de invoering van de melkquota en het opleggen van boetes op teveel geproduceerde melk (superheffing) in 1984 het aantal melk- en kalfkoeien sterk af. In de aanloop naar de afschaffing van het melkquotum zijn melkboeren hun veestapel weer langzaam gaan uitbreiden. Op 1 april 2015 was het aantal melkkoeien al weer toegenomen tot 1,62 miljoen, op 1 april 2016 zijn het er 1,74 miljoen.
Inmiddels zijn maatregelen genomen om de melkveestapel in te krimpen. Dat gebeurt om de fosfaatproductie te beperken. Een subsidieregeling voor boeren die met de melkveehouderij willen stoppen (Stoppersregeling) is één van de maatregelen, stapsgewijze verkleining van de melkveestapel op melkveebedrijven een andere.
De werkgelegenheid in de land- en tuinbouw is sinds 1950 fors gedaald. In 1950 waren er 580 duizend vaste krachten werkzaam. In 2016 was dit gedaald tot 172 duizend personen. Gemiddeld zijn er 3,1 arbeidskrachten per bedrijf. Het hoogst is het aantal arbeidskrachten per bedrijf in de kasgebieden van het Westland en rondom Aalsmeer. De daling is vooral een gevolg van mechanisering, rationalisatie en schaalvergroting.
Op de meeste boerderijen staat geen bedrijfsopvolger klaar. Van de 25 duizend landbouwbedrijven met een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder hebben ruim 15 duizend bedrijven geen bedrijfsopvolger. Op de grote bedrijven heeft 70 procent een opvolger klaar staan, op de middelgrote bedrijven 50 procent. Vooral voor kleine bedrijven is het moeilijk om een bedrijfsopvolger te vinden: een kwart van de kleine boeren had dit in 2016 geregeld.
De animo voor bedrijfsovername is het grootst onder de melkveebedrijven. De minste interesse voor bedrijfsovername is er voor schapenbedrijven en pot- en perkplantenbedrijven.
De teelt van snijbloemen onder glas is in tien jaar tijd met 40 procent afgenomen. Het areaal lelies nam met 40 procent af, de oppervlakte fresia’s is sinds 2006 bijna gehalveerd. Het areaal rozen daalde met bijna twee derde. De snijbloementeelt verliest vooral terrein door concurrentie uit Afrikaanse landen.
De teelt van rogge en haver neemt vanaf 1950 af en is in 2016 bijna verdwenen uit Nederland. Rogge (1,6 duizend ha) en haver (1,5 duizend ha) werden gebruikt voor veevoer en daar is snijmaïs en soja voor in de plaats gekomen. De teelt van gerst (35 duizend ha) heeft de tijd doorstaan. Gerst wordt als de kwaliteit goed is ook geleverd aan bierbrouwerijen.
De productie van fruit is een veelvoud van de productie in 1950, door productiviteitsstijgingen die groter waren dan de daling van het areaal fruitboomgaarden. In 1950 werd van een hectare nog 6 ton appels geplukt. In 2016 was een hectare appelbomen goed voor 43 ton appels. De productiviteit van de perenboom nam bijna iets minder hard toe: opbrengst in 1950 bijna 8 ton per hectare, in 2015 bijna 40 ton.
Die hogere productiviteit is vooral een gevolg van het toegenomen gebruik van kunstmest en de inzet van meer bestrijdingsmiddelen. Verder spelen plantveredeling, uitwisseling van kennis door telers en innovaties in de bedrijfsvoering een grote rol.