Vergrijzing
Een van de belangrijkste trends in de demografie van Nederland is de voortgaande vergrijzing. In 1950 was minder dan 8 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, sindsdien is dat aandeel voortdurend toegenomen. Vanaf 2011 is de vergrijzing versneld doordat de eerste babyboomers, de relatief grote geboortecohorten van na 1945, vanaf dat moment de leeftijd van 65 jaar bereikten. In 2021 is het percentage 65‑plussers al opgelopen naar 19,8. De Kernprognose voorziet een verdere stijging naar 24,4 procent ouderen in 2035. Tot 2040 zet de vergrijzing nog door, tot 25,1 procent ouderen in 2040. Daarna neemt het aandeel ouderen heel geleidelijk af en in 2050 zal 24,7 procent van de bevolking 65 jaar of ouder zijn (Stoeldraijer, Van Duin, De Regt, Van der Reijden en Te Riele, 2021).
4.1Vooral vergrijzing buiten de randstad
Tussen regio’s zijn grote verschillen in de mate van vergrijzing. Aan de randen van Nederland is het aandeel 65‑plussers hoger. Hier is dit aandeel ouderen de afgelopen twintig jaar sneller toegenomen dan in de Randstad (Kooiman, 2016). De prognose voorziet dat de randen de komende jaren het meest vergrijsd zullen blijven.
Tot 2035 krijgen alle regio’s te maken met verdere vergrijzing. Dat geldt ook voor de Randstad, ondanks dat daar in de toekomst veel jongeren uit binnen- en buitenland naar toe zullen trekken en er relatief veel kinderen zullen worden geboren. Flevoland is op dit moment de minst vergrijsde regio, maar ook hier neemt het aandeel ouderen toe. Veel bewoners zijn van middelbare leeftijd en zullen de komende jaren de leeftijd van 65 jaar bereiken. Toch blijft Flevoland naar verwachting tot de minst vergrijsde regio’s behoren, onder andere doordat er veel woningen bij blijven komen voor nieuwe gezinnen. Het aandeel ouderen neemt er toe van 14,5 procent in 2021 naar 20,2 procent in 2035. Ook diverse andere regio’s in de Randstad blijven tot de jongste behoren.
Zeeuws-Vlaanderen is in 2021 de meest vergrijsde regio van Nederland met 26,3 procent 65‑plussers. In Zeeland is de levensverwachting relatief hoog en er trekken ook veel jongeren uit deze regio weg voor een opleiding of voor werk. In het noorden, oosten en zuidoosten van het land wonen eveneens al relatief veel ouderen. Hier zijn wegtrekkende jongeren niet alleen direct, maar ook indirect debet aan: zij krijgen hun kinderen ook elders. Voor Limburg speelt bovendien al decennia dat de gezinnen er naar verhouding klein zijn. Het gemiddeld kindertal per vrouw is er laag (Huisman en De Jong, 2017).
In de nu sterkst vergrijsde regio’s zal de vergrijzing ook in de toekomst sterker zijn dan elders in het land. In 2035 is Midden-Limburg het meest vergrijsd met 30,9 procent 65‑plussers tegen 24,5 procent nu. Ook Oost-Groningen, Delfzijl en omgeving, Achterhoek, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg zullen geconfronteerd worden met een sterke vergrijzing. In deze regio’s komt in 2035 het percentage inwoners van 65 jaar of ouder naar verwachting in een groot deel van de gemeenten boven de 30 uit.
Na 2040 neemt de vergrijzing in Nederland licht af, waardoor in veel van de sterk vergrijsde regio’s het aandeel 65‑plussers weer enigszins gaat dalen. Dat is met name het geval in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg, maar ook in gemeenten in Noord- en Zuidoost-Drenthe, en elders langs de randen van Nederland. Ondertussen neemt in andere regio’s het aandeel 65‑plussers wat toe, waardoor de regionale verschillen in vergrijzing kleiner worden. Delfzijl en omgeving is in 2050 de meest vergrijsde regio. Daar is dan 31,5 procent 65 jaar of ouder. Cijfers over vergrijzing per gemeente zijn te vinden op de themapagina van het PBL of op StatLine.
Meer verstedelijkt, minder vergrijsd
De huidige verschillen in de mate van vergrijzing hangen samen met de mate van verstedelijking. Hoe groter en meer verstedelijkt de gemeente, hoe lager het aandeel ouderen. Het aandeel 65‑plussers ligt in 2021 bijna op 14 procent in de vier grote steden, en op bijna 23 procent in de kleinste gemeenten. Tot 2035 krijgen echter ook de grote steden te maken met een groeiend aandeel ouderen dat zal stijgen naar bijna 20 procent. Door de verwachte nieuwbouw in de grote steden blijven nieuwe, jonge gezinnen voor de stad behouden en wordt de uitstroom naar omringende gemeenten beperkt. De gezinnen die in de steden blijven wonen, worden echter ook ouder. Toch blijven de grote steden naar verwachting jong in vergelijking met andere gemeenten, waar de vergrijzing ook verder doorzet. In de kleinere gemeenten is in 2035 gemiddeld bijna 30 procent 65 jaar of ouder. Na 2035 worden de verschillen naar gemeentegrootte volgens de prognose kleiner. Dit komt doordat in de grote en middelgrote steden het aandeel 65‑plussers nog verder stijgt, terwijl dit aandeel in de kleinere gemeenten stabiliseert of enigszins afneemt.
Periode | Vier grote steden | 100 000 of meer inwoners | 40 000 tot 100 000 inwoners | Tot 40 000 inwoners | Nederland totaal |
---|---|---|---|---|---|
2000 | 13,87 | 13,23 | 13,52 | 13,76 | 13,57 |
2021 | 13,71 | 17,80 | 21,11 | 22,80 | 19,79 |
2035 | 19,22 | 21,66 | 25,38 | 28,63 | 24,42 |
2050 | 22,11 | 22,46 | 25,04 | 28,02 | 24,72 |
Bron: PBL/CBS |
4.2Ook vergrijzing in de tien grootste gemeenten
Utrecht is van de vier grote steden het minst vergrijsd. In 2021 was circa 10 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. De positie van Utrecht als typische studentenstad is hier debet aan. Na Utrecht is Amsterdam het minst vergrijsd en op enige afstand volgen Den Haag en Rotterdam. In de afgelopen jaren is de vergrijzing in Utrecht nauwelijks toegenomen, terwijl het in Amsterdam vrij sterk is gestegen.
Utrecht zal ook in 2035 nog de minst vergrijsde grote stad zijn, met 17 procent 65‑plussers tegen ongeveer 20 procent 65‑plussers in de andere grote steden. De wijk Leidsche Rijn in Utrecht is de grootste nieuwbouwlocatie van Nederland. Daar trokken de afgelopen jaren veel gezinnen naartoe. Mede hierdoor zal in Utrecht vooral na 2035 de vergijzing sneller doorzetten, als ook deze bewoners ouder worden. Daardoor zal het gat met de andere grote steden kleiner worden.
Gemeente | 2005 | 2021 | 2035 | 2050 |
---|---|---|---|---|
Amsterdam | 11,30 | 12,99 | 18,90 | 21,05 |
Rotterdam | 14,33 | 15,48 | 20,98 | 23,80 |
's-Gravenhage | 13,58 | 14,84 | 19,48 | 22,61 |
Utrecht | 10,81 | 10,55 | 16,79 | 21,33 |
Eindhoven | 15,33 | 16,74 | 20,41 | 23,07 |
Groningen | 12,55 | 15,05 | 20,62 | 22,53 |
Tilburg | 12,80 | 17,05 | 21,45 | 22,58 |
Almere | 7,11 | 12,27 | 18,56 | 18,88 |
Breda | 14,87 | 18,85 | 22,32 | 24,11 |
Nijmegen | 13,06 | 16,37 | 21,02 | 22,58 |
Bron: PBL/CBS |
Ook de andere steden in de top tien zullen naar verwachting verder vergrijzen. Net als de vier grote steden hebben deze gemeenten echter ook in de toekomst een kleiner aandeel oudere inwoners dan landelijk. Almere was van deze steden begin 2021 het minst vergrijsd en zal dat naar verwachting ook in 2035 zijn. Na 2035 worden de verschillen in vergrijzing tussen de middelgrote steden geleidelijk kleiner. Almere vormt hierop een uitzondering, aangezien de stad de komende jaren naar verwachting nog veel jonge gezinnen zal aantrekken. Dit zal een verdere vergrijzing afremmen.
4.3Sterke daling van het aantal potentiële zorgverleners
Met de ouder wordende bevolking neemt ook het aantal 85‑plussers toe. Tot 2035 gaat hun aantal naar verwachting bijna verdubbelen, van bijna 390 duizend in 2021 tot ruim 713 duizend. Daarna stijgt hun aantal door naar meer dan één miljoen in 2050. Ook als aandeel van de bevolking neemt het aantal 85‑plussers sterk toe van 2,2 procent in 2021 naar 3,8 procent in 2035. In 2050 ligt dit percentage 2,5 keer zo hoog als nu en komt dan uit op 5,5 procent.
Onder 85‑plussers is de zorgbehoefte relatief groot. Het aandeel dat door overlijden van de partner alleen komt te staan is eveneens groot (De Klerk et al., 2019). Mantelzorg komt vaak op de schouders van mensen van 50 tot 75 jaar terecht, meestal de kinderen van deze ouderen. Met de groter wordende groep 85-plussers is het een steeds belangrijker maatschappelijk vraagstuk of er in de toekomst voldoende potentieel is om deze informele zorg te geven. Als indicator daarvoor kan worden gekeken naar de Oldest Old Support Ratio (Robine, Michel en Herrmann, 2007). Deze ratio geeft de verhouding weer van het aantal mensen van 50 tot 75 jaar ten opzichte van het aantal mensen van 85 jaar of ouder. In 1975 bedroeg dit cijfer voor Nederland nog 30. Dat betekent dat er 30 potentiële zorgverleners (50 tot 75 jaar) waren per 85‑plusser. Hierna zette een sterke daling in tot ruim 14 potentiële zorgverleners in 2021. De prognose voorziet een verdere daling naar bijna 8 inwoners in 2035 en naar 5 inwoners van 50 tot 75 jaar per 85‑plusser in 2050. Dit betekent dat in 2035 slechts ongeveer de helft van het aantal potentiële (informele) zorgverleners voor elke 85‑plusser beschikbaar is ten opzichte van de huidige situatie, en in 2050 ongeveer één derde.
In Flevoland ligt in 2021 de ratio het hoogst met ruim 24. Vooral in Almere zijn er relatief veel potentiële zorgverleners per 85-plusser (31). Ook in Amsterdam en in diverse gemeenten onder Utrecht is dit aantal groter dan landelijk. In het Gooi en Vechtstreek, Zeeuws-Vlaanderen en rondom Haarlem is de ratio in alle gemeenten in deze regio’s samen een kleine 12. Ook in de regio’s langs de oostgrens is de ratio doorgaans lager dan landelijk. In de toekomst dalen deze ratio’s naar verwachting overal in Nederland. In 2035 is het in nog maar in een beperkt aantal gemeenten groter dan 10, bijvoorbeeld in Almere. De zorg aan ouderen kan hier onder sterke druk komen te staan. Na 2035 kan de situatie nog urgenter worden, aangezien de ratio in steeds meer regio’s en gemeenten tot onder de 5 gaat dalen.