Ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking
Een indicatie voor het arbeidsaanbod in de komende jaren is de omvang van de potentiële beroepsbevolking, de populatie tussen 20 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd. In 2022 ligt deze leeftijd op 66 jaar en zeven maanden. Uitgaande van de op dit moment geldende wetgeving loopt de AOW-leeftijd tot 2024 verder op tot 67 jaar. Vanaf dat moment wordt een verdere verhoging van de AOW-leeftijd gekoppeld aan de periode-levensverwachting bij 65 jaar en stijgt deze leeftijd met 8 maanden voor elk jaar dat de levensverwachting toeneemt. Uitgaande van de levensverwachting in 2021 ligt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2035 op 67 jaar en 9 maanden en in 2050 op 68 jaar en 9 maanden. Voor deze jaren staat de AOW-leeftijd echter nog niet vast.
Tussen 2000 en 2015 bestond de potentiële beroepsbevolking uit een vrij stabiel aantal van circa 10 miljoen mensen. Hierna is deze gegroeid tot bijna 10,6 miljoen begin 2021. Rekening houdend met de opschuivende AOW-leeftijd neemt deze groep de komende jaren naar verwachting verder toe tot ruim 10,9 miljoen in 2025. Daarna, als de AOW-leeftijd minder snel opschuift, blijft de omvang van deze groep enige tijd vrij stabiel. In 2035 telt de potentiële beroepsbevolking bijna 11 miljoen mensen. Na 2040 neemt deze groep weer in omvang toe en bestaat in 2050 uit 11,4 miljoen personen. Deze verwachtingen kunnen echter veranderen als de wetgeving rondom de AOW-leeftijd wijzigt.
Periode | Waarnemingen | Prognose |
---|---|---|
2000 | . | . |
2001 | 9,905 | . |
2002 | 9,966 | . |
2003 | 10,003 | . |
2004 | 10,019 | . |
2005 | 10,029 | . |
2006 | 10,028 | . |
2007 | 10,033 | . |
2008 | 10,050 | . |
2009 | 10,080 | . |
2010 | 10,108 | . |
2011 | 10,147 | . |
2012 | 10,119 | . |
2013 | 10,084 | . |
2014 | 10,082 | . |
2015 | 10,099 | . |
2016 | 10,126 | . |
2017 | 10,204 | . |
2018 | 10,286 | . |
2019 | 10,381 | . |
2020 | 10,515 | . |
2021 | 10,552 | 10,552 |
2022 | . | 10,616 |
2023 | . | 10,743 |
2024 | . | 10,854 |
2025 | . | 10,922 |
2026 | . | 10,940 |
2027 | . | 10,948 |
2028 | . | 10,948 |
2029 | . | 11,003 |
2030 | . | 10,996 |
2031 | . | 10,985 |
2032 | . | 10,965 |
2033 | . | 11,003 |
2034 | . | 10,979 |
2035 | . | 10,961 |
2036 | . | 10,997 |
2037 | . | 10,973 |
2038 | . | 10,939 |
2039 | . | 10,969 |
2040 | . | 10,949 |
2041 | . | 10,938 |
2042 | . | 11,003 |
2043 | . | 11,022 |
2044 | . | 11,052 |
2045 | . | 11,088 |
2046 | . | 11,176 |
2047 | . | 11,219 |
2048 | . | 11,263 |
2049 | . | 11,355 |
2050 | . | 11,397 |
Bron: PBL/CBS | ||
* 20 jaar tot de AOW-leeftijd |
5.1Krimp potentiële beroepsbevolking in het noord- en zuidoosten
In 2035 is de potentiële beroepsbevolking naar verwachting zo’n 400 duizend groter dan in 2021. Net als de totale bevolking is de bevolking in de werkzame leeftijden tegen die tijd niet overal gegroeid. Groei wordt vooral verwacht in regio’s in de Randstad. Ook in Flevoland, op de Veluwe en in en om Eindhoven neemt het aantal inwoners in de werkzame leeftijden toe. Naar verwachting krimpt de potentiële beroepsbevolking in een aantal gebieden langs de oostgrens van het land, vooral in het noorden en zuiden. In deze regio’s is er vaak nog geen sprake van een daling van het aantal inwoners. Het dalende aantal inwoners in de werkzame leeftijden kan hier echter toch een probleem betekenen. Deze regio’s zijn doorgaans sterker vergrijsd, er wonen naar verhouding veel inwoners die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Jonge mensen trekken er doorgaans weg voor studie of werk, en er komen minder mensen bij door bijvoorbeeld buitenlandse migratie.
De regio’s waar groei van de potentiële beroepsbevolking is voorzien, zijn juist de regio’s waar jongeren naartoe gaan, vanwege de opleidingsmogelijkheden of banen, en die aantrekkelijk zijn voor buitenlandse (kennis)migranten. Vanwege de jongere inwoners is het aantal geboorten daar ook groter, waardoor ook op termijn de instroom van nieuwe 20‑jarigen de uitstroom van mensen op AOW-leeftijd overtreft. In de meeste gemeenten in de Randstad is sprake van een groeiende potentiële beroepsbevolking, maar ook daarbuiten zijn er plaatsen waar deze toeneemt. Voorbeelden zijn de stedenband in Noord-Brabant, vooral in en om Eindhoven, in het noorden (Groningen) en in het oosten (Enschede).
In de periode 2035–2050 neemt de potentiële beroepsbevolking in Nederland naar verwachting met een vergelijkbaar aantal toe als in de periode 2021–2035, ruim 400 duizend mensen. De groei is dan ook gelijkmatiger over het land verdeeld. In diverse gebieden aan de rand van Nederland is niet langer sprake van duidelijke krimp, maar is de omvang van de beroepsbevolking min of meer stabiel. Slechts in een beperkt aantal gebieden in het noorden neemt de potentiële beroepsbevolking dan nog af. De gemeenten met de sterkste groei na 2035 zijn te vinden rondom Amsterdam, Den Haag en in Flevoland, in gemeenten waar zich jonge gezinnen vestigen. Ook op de Veluwe en rondom Eindhoven blijft de potentiële beroepsbevolking nog relatief sterk groeien. Cijfers per gemeente zijn te vinden op de themapagina van het PBL of op StatLine.