Inleiding
De bevolking van Nederland groeit. Ook de komende decennia wordt een toename van het aantal inwoners verwacht. Deze bevolkingsgroei is niet gelijk over Nederland verdeeld. Sommige gebieden groeien sterk, terwijl in andere gebieden het inwonertal minder snel toeneemt of zelfs terugloopt. Om een beeld te krijgen van de manier waarop de verwachte groei van het aantal inwoners en het aantal huishoudens over Nederland is verdeeld, publiceren het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) elke drie jaar de Regionale bevolkings- en huishoudensprognose. De prognose beschrijft de verwachte bevolkingsontwikkeling per gemeente, COROP-gebied en provincie naar leeftijd en geslacht en laat de veranderingen in het aantal huishoudens naar type zien. Daarnaast laat het zien in hoeverre de toekomstige ontwikkelingen het gevolg zijn van de verwachte geboorte, sterfte, binnenlandse en buitenlandse migratie.
De regionale prognose geeft een samenhangend toekomstbeeld van de ontwikkeling van de bevolking en de huishoudens in alle gemeenten. Daarvoor wordt het model Projecting population Events At the Regional Level (PEARL) gebruikt (De Jong et al., 2005 en De Jong et al., 2007). Het uitgangspunt is de bevolkingsgroei die is voorzien in de Kernprognose 2021–2070 (Stoeldraijer, Van Duin, de Regt, Van der Reijden en Te Riele, 2021) en de huishoudensgroei volgens de Huishoudensprognose 2022–2070 (Stoeldraijer, Te Riele, Van Duin en Van der Reijden, 2021). Met het model PEARL worden deze nationale ontwikkelingen uitgewerkt naar het regionale niveau. Het startpunt van de twee nationale prognoses is de waarneming op 1 januari 2021. Daarom ligt het startpunt van de regionale prognose ook op deze datum. Input voor het model zijn veronderstellingen over de toekomstige ontwikkelingen per gemeente van geboorte, sterfte, immigratie, emigratie, verhuizingen, overgangen tussen huishoudensposities en woningbouw. Deze zijn gebaseerd op kennis over ontwikkelingen in het recente verleden. Het model PEARL en de bijbehorende veronderstellingen staan kort beschreven in de technische toelichting.
Leeswijzer
Dit artikel beschrijft de belangrijkste uitkomsten van de regionale prognose. De nadruk ligt op de ontwikkelingen tussen 2021 en 2035, maar er wordt ook een doorkijk gegeven naar de periode tot 2050. Aangezien in de jaren na 2035 onzekerheid een grotere rol speelt, heeft de prognose voor die periode meer het karakter van een trendscenario, dat beschrijft wat er zou gebeuren als de ontwikkelingen van de voorgaande periode zich ongeveer op dezelfde manier doorzetten. De onderwerpen die aan bod komen zijn de regionale verschillen in de ontwikkeling van de bevolking (paragraaf 2) en van het aantal huishoudens (paragraaf 3). Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkeling van het aandeel ouderen (paragraaf 4), de omvang van de potentiële beroepsbevolking (paragraaf 5) en het aantal basisschoolleerlingen (paragraaf 6).
Tot slot gaat het artikel in op de onzekerheid van prognoses (paragraaf 7). Het doel van de regionale prognose is om de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen weer te geven. Het is echter niet zeker hoe de componenten van bevolkingsgroei en van huishoudensvorming en -ontbinding zich werkelijk zullen ontwikkelen. Zo kan het aantal migranten van jaar tot jaar fluctueren en is het niet zeker of Nederlanders een voorkeur voor een gezin met twee kinderen blijven houden. Deze onzekerheid wordt in beeld gebracht met de stochastische regionale prognose (Van Duin en De Jong, 2017a; 2017b). De onzekerheidsintervallen die dit oplevert geven een indicatie van de waarschijnlijkheid van de prognose.
Meer cijfers en andere informatie zijn te vinden op de site van het PBL (PBL themasite, 2022) en op StatLine van het CBS (CBS Statline, 2022).