Regionale economische ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt de regionale economische groei van 2019 beschreven en de economische ontwikkelingen in de periode 2018–2019. Welke regio groeide het hardst en welke regio’s bleven achter ten opzichte van de rest?
2.1Economie Flevoland groeide het hardst
De Nederlandse economie groeide in 2019 met 1,7 procent. De handel, de bedrijfstak met de hoogste toegevoegde waarde, droeg hier met een bovengemiddelde groei sterk aan bij. Ook de bouw, de overheid, de zakelijke dienstverlening en de informatie en communicatie hadden een goed jaar en droegen veel bij aan de groei. De delfstoffenwinning, de bedrijfstak die al jaren krimpt door de lagere gaswinning, drukte de groei van Nederland iets. Exclusief delfstoffenwinning, was de economische groei 1,8 procent in 2019.
De groei was in de provincie Utrecht het hoogst met 4,7 procent. Deze groei werd echter vooral veroorzaakt door een gemeentelijke herindeling waarbij het grondgebied van de gemeenten Leerdam en Zederik van Zuid-Holland naar Utrecht overging. Het voorgaande jaar was de economische groei in Utrecht nog 3,2 procent. Hierna was Flevoland de sterkst groeiende provincie met een groei van 3,1 procent. Ook de economie van Noord-Holland groeide sterk met een percentage van 2,7. Groningen was de enige provincie waar de economie kromp (met 1,4 procent). Dit komt door de delfstoffenwinning; deze daalt al jaren doordat er minder gaswinning plaatsvindt. Ook in Drenthe en Friesland was de groei minder door de delfstoffenwinning, al is het effect hier minder groot dan in Groningen.
In Utrecht werd de sterke groei veroorzaakt door de handel, een grote bedrijfstak in die provincie. Ook de specialistische zakelijke dienstverlening en de bouw hadden in 2019 een sterke groei. In Flevoland werd de groei ook gedreven door de handel en de bouw. Daarnaast doen ook de leasebedrijven het goed in Flevoland. In Noord-Holland werd de groei veroorzaakt door dezelfde bedrijfstakken zoals de zakelijke dienstverlening en de handel. Buiten deze twee bedrijfstakken deed ook de industrie het goed in de provincie Noord-Holland.
Gebied | 2019 | 2018 |
---|---|---|
Nederland | 1,7 | 2,4 |
. | . | |
Groningen | -1,4 | -2,7 |
Friesland | 0,7 | 1,6 |
Drenthe | 0,3 | 1,8 |
Overijssel | 1,2 | 3,1 |
Flevoland | 3,1 | 1,7 |
Gelderland | 1,2 | 2,2 |
Utrecht | 4,7 | 3,2 |
Noord-Holland | 2,7 | 4,2 |
Zuid-Holland | 1,0 | 1,5 |
Zeeland | 0,8 | 2,9 |
Noord-Brabant | 1,4 | 2,3 |
Limburg | 0,3 | 1,5 |
. | . | |
Rotterdam | 1,3 | 2,0 |
Den Haag | 2,2 | 0,2 |
Amsterdam | 3,1 | 5,3 |
Utrecht | 6,0 | 3,3 |
Verschillen in productiestructuur tussen regio’s
Bedrijfstakken kunnen in meer of mindere mate vertegenwoordigd zijn in een bepaalde regio en daar dan in meer of mindere mate bijdragen aan het bruto regionaal product. Zo zijn de financiële dienstverlening en de bedrijfstak informatie en communicatie in Amsterdam veel groter dan gemiddeld in Nederland. In Den Haag speelt de publieke sector een grote rol en in Rotterdam de bedrijfstak handel, vervoer en horeca. Daarnaast is het aandeel van de nijverheid in het zuiden van Nederland (vooral industrie) en in Groningen (vooral delfstoffenwinning) groot.
De opbouw van Flevoland, Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland lijkt meer op het Nederlands gemiddelde met daarin een belangrijk aandeel van de publieke sector en de bedrijfstak handel, vervoer en horeca.
Gebied | Landbouw, bosbouw en visserij | Nijverheid (geen bouw) en energie | Bouwnijverheid | Handel, vervoer en horeca | Informatie en communicatie | Financiële dienstverlening | Verhuur en handel van onroerend goed | Zakelijke dienstverlening | Overheid en zorg | Cultuur, recreatie, overige diensten |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 1,8 | 15,2 | 4,7 | 20,6 | 5,0 | 6,7 | 7,3 | 15,3 | 21,0 | 2,3 |
. | . | . | . | . | . | . | . | . | . | |
Groningen | 1,9 | 30,3 | 3,7 | 12,0 | 4,2 | 2,5 | 5,6 | 10,3 | 27,7 | 1,7 |
Friesland | 2,9 | 18,6 | 5,7 | 17,9 | 2,2 | 5,1 | 8,1 | 10,9 | 26,2 | 2,5 |
Drenthe | 3,3 | 19,7 | 4,9 | 17,6 | 1,7 | 4,0 | 8,2 | 11,6 | 27,2 | 1,9 |
Overijssel | 1,8 | 19,3 | 7,2 | 19,0 | 3,2 | 3,6 | 7,3 | 13,0 | 23,7 | 2,0 |
Flevoland | 4,2 | 12,3 | 4,4 | 25,4 | 4,1 | 2,5 | 7,1 | 16,9 | 20,8 | 2,2 |
Gelderland | 2,2 | 17,6 | 5,7 | 20,6 | 2,9 | 3,7 | 8,0 | 13,1 | 23,8 | 2,4 |
Utrecht | 0,5 | 7,4 | 4,5 | 17,8 | 9,3 | 11,4 | 6,8 | 16,6 | 22,8 | 3,0 |
Noord-Holland | 0,8 | 8,3 | 2,9 | 22,2 | 8,2 | 12,6 | 7,6 | 18,9 | 15,9 | 2,6 |
Zuid-Holland | 2,1 | 12,3 | 5,2 | 22,2 | 4,4 | 5,1 | 7,2 | 16,0 | 23,0 | 2,5 |
Zeeland | 5,0 | 23,9 | 5,9 | 21,9 | 1,0 | 2,2 | 8,7 | 9,8 | 20,0 | 1,5 |
Noord-Brabant | 2,2 | 21,4 | 5,5 | 21,1 | 3,2 | 4,5 | 7,2 | 14,8 | 18,1 | 1,9 |
Limburg | 2,6 | 23,2 | 3,7 | 20,5 | 2,6 | 3,5 | 7,1 | 12,6 | 22,1 | 2,0 |
. | . | . | . | . | . | . | . | . | . | |
Amsterdam | 0,3 | 5,9 | 1,9 | 22,5 | 9,3 | 16,5 | 6,5 | 21,4 | 13,2 | 2,5 |
Rotterdam | 1,0 | 14,4 | 4,4 | 26,2 | 3,7 | 5,7 | 6,1 | 16,0 | 20,4 | 2,1 |
Utrecht | 0,2 | 5,6 | 4,0 | 15,6 | 10,0 | 14,5 | 5,8 | 16,6 | 24,4 | 3,1 |
Den Haag | 0,8 | 3,9 | 3,0 | 12,6 | 7,3 | 7,7 | 7,2 | 19,2 | 33,5 | 4,7 |
Van de vier grote steden was Utrecht de sterkste groeier, gevolgd door Amsterdam en Den Haag. Rotterdam groeide met 1,1 procent het minst. De economie van Utrecht groeide met 6,0 procent door de goed presterende zakelijke dienstverlening, de bouw en de handel, maar ook door de eerder genoemde gemeentelijke herindeling. De groei in Amsterdam was met 3,1 procent ook bovengemiddeld. Deze groei werd gestuwd door de zakelijke dienstverlening, de handel, de bouw en de industrie. In Den Haag groeide de economie met 2,2 procent, dit werd veroorzaakt door het grote aandeel van de overheid in de economie van Den Haag, naast de bedrijfstakken die het ook nationaal goed doen. Door tegenvallende resultaten bij de vervoerssector kwam de economische groei van Rotterdam lager uit dan het totaal van Nederland. Ook waren de mindere resultaten van de zakelijke dienstverlening in deze regio dan de rest van Nederland hier merkbaar.
2.2Stadsgewest Utrecht en Almere sterkste groeiers
Een indeling die gebieden verdeeld die kleiner zijn dan de gemeentes, is de COROP-plusindeling.noot1 Stadsgewest Utrecht had de grootste economische groei met 6,0 procent, dit was het voorgaande jaar nog maar 3,3 procent. Deze grote stijging werd ook veroorzaakt door de eerder genoemde gemeentelijke herindeling. De regio’s die hierna het meest groeiden waren de COROP-plusgebieden Almere en Haarlemmermeer met een groei van respectievelijk 4,2 procent en 3,6 procent. In 2018 was Amsterdam nog de sterkste groeier met 5,9 procent.
In 2019 kromp de economie in de regio’s Overig Zuidoost Zuid-Holland, Delfzijl, Overig Groningen, Zuid-Limburg en Zuidoost-Drenthe. De regio’s Delfzijl en Overig Groningen krompen in 2018 ook door de afname van de delfstoffenwinning in die regio’s. De krimp in Overig Zuidoost Zuid-Holland van 14,3 procent wordt ook veroorzaakt door de gemeentelijke herindeling. In Zuid-Limburg werd de krimp veroorzaakt door de krimp in de Industrie, een bedrijfstak die daar sterk is vertegenwoordigd.
Regio_naam | BBP-verandering |
---|---|
Oost-Groningen | 1,05 |
Delfzijl e.o. | -1,9 |
Overig Groningen | -1,76 |
Noord-Friesland | 0,2 |
Zuidwest-Friesland | 1,52 |
Zuidoost-Friesland | 0,99 |
Noord-Drenthe | 0,4 |
Zuidoost-Drenthe | -0,43 |
Zuidwest-Drenthe | 1,12 |
Noord-Overijssel | 1,35 |
Zuidwest-Overijssel | 1,33 |
Twente | 1,09 |
Veluwe | 1,88 |
Achterhoek | 0,74 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 0,5 |
Zuidwest-Gelderland | 2,12 |
Utrecht-West | 1,97 |
Stadsgewest Amersfoort | 2,06 |
Stadsgewest Utrecht | 6 |
Zuidoost-Utrecht | 2,28 |
Kop van Noord-Holland | 1,66 |
Alkmaar e.o. | 2,54 |
IJmond | 0,74 |
Agglomeratie Haarlem | 0,56 |
Zaanstreek | 2,17 |
Amsterdam | 3,08 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 2,91 |
Edam-Volendam e.o. | 1,91 |
Haarlemmermeer e.o. | 3,64 |
Het Gooi en Vechtstreek | 1,74 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 1,53 |
AgglomeratieÖs-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 2,41 |
Zoetermeer | 1,26 |
Delft en Westland | 1,08 |
Oost-Zuid-Holland | 1,63 |
Rijnmond | 1,37 |
Overig Groot-Rijnmond | 1,82 |
Drechtsteden | 1,52 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | -14,29 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 0,32 |
Overig Zeeland | 0,97 |
West-Noord-Brabant | 1,22 |
Midden-Noord-Brabant | 1,25 |
Stadsgewest Ös-Hertogenbosch | 1,83 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 2,03 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 1,13 |
Noord-Limbug | 1,18 |
Midden-Limburg | 1,11 |
Zuid-Limburg | -0,32 |
Almere | 4,2 |
Flevoland-Midden | 2,29 |
Noordoostpolder en Urk | 1,46 |
Hoe wordt het bruto regionaal product bepaald?
De nationale totalen voor indicatoren zoals productie, toegevoegde waarde en arbeidsvolume worden zo goed mogelijk regionaal toebedeeld. De regionale rekeningen worden waar mogelijk op basis van microdata samengesteld, waarbij de regionale cijfers zo worden aangepast dat ze aansluiten op de totalen uit de nationale rekeningen. Als microdata niet beschikbaar zijn, dan worden de nationale totalen verdeeld op basis van indicatoren. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van arbeidsgegevens. Vanuit de brongegevens wordt per bedrijfsgroep een raming gemaakt van de variabelen per regio. De ontwikkeling van de variabelen worden per bedrijfsgroep en per regio beoordeeld op plausibiliteit en op de aansluiting met de nationale cijfers. Hierbij wordt ook informatie uit externe bronnen gebruikt.
Noten
De COROP-indeling is een regionaal niveau tussen gemeenten en provincies in. Omstreeks 1970 ontwierp de COördinatiecommissie Regionaal OnderzoeksProgramma de indeling op overwegend statistisch-inhoudelijke gronden. Aan deze commissie ontleent de COROP-indeling haar de naam.
De indeling in 52 COROP-plusgebieden wordt onder meer bij de Regionaal Economische Jaarcijfers gehanteerd voor een nadere onderverdeling.