Inleiding
Hoeveel Nederlanders zijn in 2022 slachtoffer geweest van huiselijk geweld en van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Wie zijn de plegers van dit geweld? Wat zijn de gevolgen ervan voor het slachtoffer? Praten ze over hun ervaringen? En hoe heeft het slachtofferschap van huiselijk geweld en van seksueel grensoverschrijdend gedrag zich tussen 2020 en 2022, een periode waarin de coronapandemie domineerde, ontwikkeld? Deze vragen, en nog meer, worden in deze Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG) 2022 beantwoord.
De PHGSG heeft als doel de jaarprevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland systematisch in beeld te gaan brengen, en ook te onderzoeken of de jaarprevalentie in de tijd aan verandering onderhevig is. Na de eerste meting in 2020 is dit de eerste vervolgmeting. In 2024 zal een tweede vervolgmeting plaatsvinden; over herhaling in 2026 en 2028 wordt op een later moment besloten. Dit onderzoek van 2022 zal de kortetermijnontwikkelingen in beeld brengen en het onderzoek van 2024 en die van de eventuele volgende jaren zullen langetermijntrends in de ontwikkeling van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zichtbaar kunnen maken.
De aanleiding om in 2020 te starten met de PHGSG was de aanbieding aan de Tweede Kamer van het recentste onderzoek naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (Ten Boom & Wittebrood, 2019). De minister van VWS en de minister voor Rechtsbescherming gaven aan dat zij het van belang vinden dat er frequenter dan voorheen onderzoek wordt gedaan naar de prevalentie van huiselijk geweld (en kindermishandeling) (brief d.d. 5 februari 2019noot1). Daarnaast is naar aanleiding van het maatschappelijke #MeToo debat en het debat in de Tweede Kamer over het rapport van de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport (Commissie de Vries) een motie aangenomen waarin onder meer wordt vastgesteld dat er geen goed beeld is van de omvang en ontwikkeling van gevallen van seksuele intimidatie en seksueel geweld.noot2 De motie verzoekt de regering onder andere om kwantitatief wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten, dat periodiek herhaald wordt, zodat de ontwikkelingen (primair van de omvang) van seksuele intimidatie en seksueel geweld blijvend worden gemonitord en het effect van preventiebeleid kan worden onderzocht.
Maatschappelijke context onderzoek: corona en (media-)aandacht
Impact coronapandemie
De eerste meting van de PHGSG vond plaats in maart en april 2020, toen de coronapandemie net was uitgebroken en de overheid de mensen adviseerde om zoveel mogelijk thuis te blijven. De referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek die in de PHGSG 2020 werd gehanteerd om de jaarprevalentie te bepalen viel evenwel voor het grootste deel buiten de coronaperiode, en van beperkingen en lockdowns was toen vanzelfsprekend nog geen sprake.
De vervolgmeting van de PHGSG vond plaats in maart en april 2022. Hoewel in deze periode de meeste beperkende coronamaatregelen werden losgelaten omvat de referentieperiode van 12 maanden op basis waarvan de jaarprevalentie wordt bepaald juist wel nog momenten van beperkende coronamaatregelen en lockdowns. Dit betekent dat de cijfers over de jaarprevalentie van huiselijk en seksueel grensoverschrijdend gedrag voor 2022 voor het grootste deel betrekking hebben op de coronaperiode, terwijl de prevalentiecijfers voor 2020 dit voor het grootste deel niet hadden.
Media-aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag
Vlak voor de enquêtering in april/mei 2022 speelde er nog een ander maatschappelijk thema dat in 2020 niet in die mate aan de orde was: de aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag in de media, onder andere naar aanleiding van een aflevering van het televisieprogramma BOOS in januari 2022 over gebeurtenissen rondom het programma The Voice of Holland. Het publieke debat hieromtrent kan invloed hebben gehad op de manier waarop mensen seksuele intimidatie en seksueel geweld – ook retrospectief – percipiëren en zichzelf als slachtoffer ervan zien.
In 2022 was er ook verhoogde media-aandacht voor huiselijk geweld, onder andere aan het begin van dit jaar naar aanleiding van de vermeende mishandeling door rapper Lil Kleine van zijn vriendin. Deze kwestie kan van invloed zijn geweest op de gerapporteerde prevalentie van huiselijk geweld.
De samenhang tussen de impact van de coronapandemie en de media-aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en huiselijk geweld enerzijds en het gerapporteerde slachtofferschap van seksueel grensoverschrijdend gedrag en huiselijk geweld anderzijds wordt in deze publicatie beschreven.
Doelstelling en onderzoeksvragen
Om aan de toezegging en motie die de aanleiding voor het onderzoek vormden tegemoet te komen, heeft het WODC op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het ministerie van VWS aan het CBS gevraagd een tweejaarlijkse monitor te ontwikkelen naar de jaarprevalentie van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder. Deze PHGSG heeft voor 2020 en volgende jaren als doelstelling:
- inzicht krijgen in de aard en omvang, gemeten over de periode van een jaar, van slachtofferschap van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder; en
- inzicht krijgen in de trend van de jaarprevalentie van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld.
Daarnaast dient de PHGSG antwoord te geven op de volgende vragen:
- Wie zijn de plegers van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld?
- Wat zijn de door slachtoffers ervaren gevolgen van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld?
- In hoeverre spreken slachtoffers van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld met anderen over hun ervaringen?
- In hoeverre worden huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld door slachtoffers zelf gemeld bij Veilig Thuis of de politie?
- Bestaan er verschillen in de aard en omvang van slachtofferschap van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld tussen verschillende bevolkingsgroepen (geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, en andere relevante groepen)?
Er komt ook een aantal aanvullende thema’s aan de orde. Het gaat om slachtofferschap in de kinderjaren en zelfplegerschap. Nieuw hierbij is de vraag of mensen vermoedens hebben over of getuige zijn geweest van huiselijk geweld tegen iemand in hun omgeving. De PHGSG 2022 geeft verder antwoord op de vraag in welke mate er samenhang bestaat tussen de ervaren gevolgen van de coronapandemie en de gerapporteerde prevalentie van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld.
Huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
Bij huiselijk geweld gaat het om vormen van geweld als fysiek geweld, dwingende controle, stalking en seksueel grensoverschrijdend gedrag dat gepleegd worden door iemand uit de huiselijke kring. De term ‘huiselijke kring’ heeft betrekking op de sociale relatie tussen slachtoffer en pleger. Tot de huiselijke kring worden gezins- en familieleden en ook eventuele (ex-)partners gerekend. Met ‘huiselijke kring’ wordt niet de locatie bedoeld: de voorvallen hoeven niet per se thuis te hebben plaatsgevonden. Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat alle vormen van seksuele intimidatie en geweld. Seksueel grensoverschrijdend gedrag kan binnen en buiten de huiselijke kring plaatsvinden, zowel offline als online.
Tussen huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag bestaat overlap: seksuele voorvallen die in huiselijke kring plaatsvinden vallen ook onder huiselijk geweld. Ondanks deze overlap is er in deze publicatie voor gekozen de prevalentie van huiselijk geweld en de prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag apart te beschrijven. Het samenvoegen ervan zou geen recht doen aan de inhoudelijke en beleidsmatig relevante verschillen tussen beide vormen van geweld.
Opzet van het onderzoek
De cijfers in deze PHGSG 2022 zijn gebaseerd op een internetenquête onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder (bijna 14,5 miljoen personen). Het onderzoek is gehouden van begin maart tot eind april 2022. Voor het onderzoek zijn honderdduizend personen benaderd. Ruim 24 duizend personen hebben de vragenlijst ingevuld, een respons van 24,2 procent. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om betrouwbare en gedetailleerde uitspraken te doen over de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland.
Vragenlijst
De vragenlijstblokken die huiselijk geweld meten zijn ontwikkeld door het WODC. Dat is gebeurd op basis van bestaande vragenlijsten voor huiselijk geweld en het concept van de vragenlijst is voorgelegd aan een groep experts op het gebied van huiselijk geweld.
De vragenlijstblokken die seksuele intimidatie en seksueel geweld meten, zijn in opdracht van het WODC ontwikkeld door Rutgers (De Graaf en Marra, 2019), waarbij de ontwikkeling is begeleid door een commissie bestaande uit een aantal deskundigen op het gebied van seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Opdrachtgever, opdrachtnemer en begeleidingscommissie
De PHGSG is uitgevoerd door het CBS in opdracht van het WODC. De begeleiding van het onderzoek vond plaats door een commissie die naast vertegenwoordigers van het WODC bestaat uit inhoudelijke en methodologische experts van wetenschappelijke kennisinstellingen (Erasmus Universiteit Rotterdam, Tilburg University, Universiteit Utrecht en Verwey-Jonker Instituut) en vertegenwoordigers van het ministerie van JenV en het ministerie van VWS.
De publicatie wordt uitgebracht als webpublicatie en in pdf-vorm, en is beschikbaar via de website van het CBS en het WODC.
1.1Concepten en operationaliseringen
In deze paragraaf worden de belangrijkste concepten die in deze PHGSG centraal staan en de operationalisering ervan toegelicht. Hieronder volgt een overzicht van de bevraagde vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag en voorbeelden van onderzoeksitems waarmee deze in de vragenlijst zijn geoperationaliseerd. In totaal zijn er meer dan zestig items aan de respondenten voorgelegd. Deze zijn alle beschreven in de afzonderlijke hoofdstukken. Voor de exacte formulering van de items kan de vragenlijstnoot3 worden geraadpleegd.
Concept | Voorbeelden van operationalisering |
Verbale agressie in huiselijke kring |
|
Fysiek geweld in huiselijke kring |
|
Dwingende controle in huiselijke kring |
|
Stalking door ex-partner |
|
Offline seksuele intimidatie (binnen en buiten huiselijke kring) |
|
Online seksuele intimidatie (binnen en buiten huiselijke kring) |
|
Fysiek seksueel geweld (binnen en buiten huiselijke kring) |
|
In de Onderzoeksverantwoording is beschreven hoe op basis van deze afzonderlijke vormen van huiselijk geweld, seksuele intimidatie en seksueel geweld de bredere concepten ‘huiselijk geweld’ en ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’ zijn geoperationaliseerd.
1.2Leeswijzer
In de hoofdstukken 2 tot en met 8 passeren de afzonderlijke vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag de revue: verbale agressie in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld. In hoofdstuk 9 komen aanvullende thema’s aan bod: slachtofferschap in de kinderjaren, zelfplegerschap, en vermoedens van huiselijk geweld in de omgeving. Hoofdstuk 10 geeft een totaalbeeld van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De maatschappelijke context waarin het PHGSG 2022‑onderzoek heeft plaatsgevonden wordt geschetst in hoofdstuk 11. Afgesloten wordt met conclusies en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek in hoofdstuk 12.
Elk hoofdstuk heeft in grote lijnen dezelfde opbouw. Eerst wordt de prevalentie beschreven: welk deel van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder is in de afgelopen 5 jaar en in de afgelopen 12 maanden slachtoffer geweest van een of meerdere vormen van huiselijk geweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag? Vervolgens is beschreven welk deel van deze slachtoffers heeft aangegeven structureel slachtoffer te zijn geweest. Ook het aantal vormen van geweld en de mate waarin slachtoffers daarmee werden geconfronteerd komen aan de orde. Verder is beschreven wie de plegers waren, wat de gevolgen voor het slachtoffer zijn, en met wie het slachtoffer over de ervaringen heeft gepraat.
Incidenteel wordt van deze opbouw iets afgeweken. Bij voorvallen zoals verbale agressie ontbreken de passages over gevolgen en praten over de ervaringen. Bij voorvallen zoals fysiek seksueel geweld daarentegen zijn extra thema’s toegevoegd, zoals de pressiemiddelen die de pleger tegenover het slachtoffer heeft gebruikt en de reactie van het slachtoffer op het geweld.
De bijlage bevat tabellen met de belangrijkste cijfers uit deze publicatie, een onderzoeksverantwoording, een verwijzing naar meer cijfermateriaal, een Engelstalige versie van de samenvatting, literatuurreferenties, en een lijst van personen die aan deze publicatie hebben meegewerkt.
Significante verschillen tussen bevolkingsgroepen en over de tijd
In deze monitor worden verschillen in de aard en omvang van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen verschillende bevolkingsgroepen en over de tijd beschreven. Met behulp van significantietoetsing middels betrouwbaarheidsintervallen is nagegaan of de geschatte waarde voor een groep (bijvoorbeeld jongeren) significant afwijkt van de geschatte waarde van een andere groep (bijvoorbeeld ouderen). Vervolgens is bekeken of de gevonden verschillen in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor andere achtergrondkenmerken (bijvoorbeeld welvaartsniveau van het huishouden). De in deze monitor beschreven verschillen zijn statistisch significant en blijven bestaan na correctie voor andere achtergrondkenmerken. Ook bij de vergelijking tussen 2020 en 2022 is significantietoetsing middels betrouwbaarheidsintervallen toegepast.
Noten
Kamerstukken II, 2018-2019, 28345, nr. 207.
Kamerstukken II, 2017-2018, 34843, nr. 32.
Het vragenlijstdocument bevat naast de vraagteksten ook informatie die noodzakelijk is voor het ontwerp van de internetvragenlijst. De vragenlijst zelf is alleen digitaal afgenomen. Een papieren versie is daarom niet beschikbaar.