Fysiek geweld in huiselijke kring

In dit hoofdstuk gaat het om geweld in huiselijke kring waarbij de pleger dreigde met geweld, het slachtoffer verwondde of een poging daartoe deed. Fysiek geweld loopt uiteen van dreigen met pijn doen tot poging tot verstikking of verwondingen door het gebruik van wapens.

3.1Slachtofferschap fysiek geweld in huiselijke kring

In 2022 gaf 7 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder aan dat zij in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geweest van een of meerdere vormen van fysiek geweld door iemand uit de huiselijke kring. Vier procent werd ook in de afgelopen 12 maanden slachtoffer; dit komt neer op bijna 560 duizend personen.noot1 Dezelfde percentages werden gevonden in 2020. Ook de prevalentie van de onderliggende vormen van fysiek geweld is niet gewijzigd tussen 2020 en 2022. In de meeste gevallen werden de slachtoffers geslagen (1,5 procent) of dreigde de pleger met lichamelijke pijn (1,4 procent).

3.1.1 Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden1) (% personen van 16 jaar of ouder)
2022 2020
Fysiek geweld totaal 3,9 3,7
waarbij iemand in huiselijke kring: . .
Dreigde met lichamelijke pijn 1,4 1,7
Geslagen heeft 1,5 1,5
Arm verdraaide, duwde of aan haar trok 1,2 1,2
Voorwerp gooide dat pijn zou kunnen doen 1,1 1,1
Gestompt heeft 1,1 1,0
Geschopt heeft 0,7 0,8
Dreigde slachtoffer te vermoorden 0,3 0,2
Dreigde mes of ander wapen te gebruiken 0,3 0,2
Verstikken of verwurgen heeft geprobeerd 0,2 0,2
Verwonding met een mes of ander wapen 0,1 0,0
Expres brandwonden heeft veroorzaakt 0,0 0,0
Ander lichamelijk geweld heeft gebruikt 0,5 0,5
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.

Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring naar kenmerken

Jongeren tussen de 16 en 18 jaar geven naar verhouding vaak aan slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld in huiselijke kring, gevolgd door jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Zo kreeg 15 procent van de 16- tot 18‑jarigen en 9 procent van de 18- tot 24‑jarigen hier in de afgelopen 12 maanden mee te maken, tegen 1 procent van de 65‑plussers. Slachtofferschap van fysiek geweld in de huiselijke kring komt nagenoeg even vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Biseksuele personen zijn vaker slachtoffer dan heteroseksuele personen.

Alleenstaande ouders zijn met 5 procent naar verhouding vaak slachtoffer (zie ook tabel 1b in bijlage A). Personen in huishoudens met een lager welvaartsniveau komen in gelijke mate met fysiek geweld in aanraking als personen in huishoudens met een hoge welvaart.

3.1.2 Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden naar kenmerken, 2022 (% personen van 16 jaar of ouder)
2022
Totaal, 3,9
Geslacht Vrouwen, Geslacht 4,0
Geslacht Mannen, Geslacht 3,7
Leeftijd 16 tot 18 jaar, Leeftijd 15,2
Leeftijd 18 tot 24 jaar, Leeftijd 8,7
Leeftijd 24 tot 45 jaar, Leeftijd 5,1
Leeftijd 45 tot 65 jaar, Leeftijd 2,5
Leeftijd 65 jaar of ouder, Leeftijd 0,7
Seksuele orientatie Homoseksuele mannen, Seksuele orientatie 4,8
Seksuele orientatie Homoseksuele vrouwen, Seksuele orientatie 6,5
Seksuele orientatie Biseksuele mannen, Seksuele orientatie 7,2
Seksuele orientatie Biseksuele vrouwen, Seksuele orientatie 9,3
Seksuele orientatie Heteroseksuele mannen, Seksuele orientatie 3,6
Seksuele orientatie Heteroseksuele vrouwen, Seksuele orientatie 3,4
Bron: CBS, WODC

Aantal vormen van fysiek geweld in huiselijke kring

De helft van de slachtoffers heeft in de afgelopen 12 maanden één vorm van fysiek geweld meegemaakt in huiselijke kring, de andere helft was dus slachtoffer van meerdere vormen. Bij ruim een derde (34 procent) ging het om twee of drie verschillende vormen en bijna een vijfde (17 procent) kreeg met meer dan drie verschillende vormen te maken.

3.1.3 Aantal vormen van fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden, 2022
2022
1 vorm 49,7
2 - 3 vormen 33,7
4 - 7 vormen 14,9
8 - 12 vormen 1,8
Bron: CBS, WODC

3.2Structureel fysiek geweld in huiselijke kring

Bij de overgrote meerderheid van de slachtoffers vond het fysieke geweld incidenteel – dat wil zeggen eenmalig of enkele malen – plaats. Van structureel fysiek geweld is sprake als de voorvallen tenminste één keer per maand voorkomen; bij 10 procent van de slachtoffers is dit het geval (zie ook tabel 2 in bijlage A). Dit is 0,3 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder. Omgerekend gaat het dan om ongeveer 56 duizend personen. Twee procent van de slachtoffers maakt (bijna) dagelijks fysiek geweld mee, 4 procent wekelijks en 4 procent maandelijks. Dreigen met lichamelijke pijn en stompen hebben naar verhouding vaak een structureel karakter. Zo geeft 14 procent van de slachtoffers die in de afgelopen 12 maanden gestompt zijn aan dat dit maandelijks of vaker gebeurde.

3.2.1 Structureel fysiek geweld in huiselijke kring1)2), 2022 (% slachtoffers van betreffende voorval in afgelopen 12 maanden)
(Bijna) dagelijks Wekelijks Maandelijks
Fysiek geweld totaal 1,8 4,2 4,1
waarbij iemand in huiselijke kring: . . .
Gestompt heeft 1,2 7,1 6,0
Dreigde met lichamelijke pijn 1,5 3,5 5,8
Geslagen heeft 0,9 3,7 3,7
Geschopt heeft 0,0 1,9 6,1
Arm verdraaide, duwde of aan haar trok 1,0 3,4 3,2
Voorwerp gooide dat pijn zou kunnen doen 0,8 2,0 4,3
Ander lichamelijk geweld heeft gebruikt 1,0 3,3 3,9
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.
2) De voorvallen 'dreigen een mes of ander wapen te gebruiken', 'dreigen slachtoffer te vermoorden', 'expres brandwonden veroorzaken, 'pogen te verstikken of verwurgen' en 'verwonden met een mes of ander wapen' ontbreken i.v.m. te weinig waarnemingen.

3.3Plegers fysiek geweld in huiselijke kring

Bijna een derde van de personen die aangeven in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld in de huiselijke kring, zegt dat de partner dit deed. Dit betreft vrijwel even vaak een vrouwelijke als mannelijke partner. Ook broers worden naar verhouding vaak genoemd als pleger van fysiek geweld (zie ook tabel 3 in bijlage A). De pleger(s) van fysiek geweld verschillen nagenoeg niet tussen mannelijke en vrouwelijke slachtoffers. Wel krijgen vrouwelijke slachtoffers vaker met geweld van hun ex-partner te maken dan mannelijke slachtoffers.

3.3.1 Plegers fysiek geweld in huiselijke kring1), 2022 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2022
Vrouwelijke partner 17,4
Broer 16,5
Mannelijke partner 14,4
Zoon 11,3
Zus 10,5
Vader 8,3
Mannelijke ex-partner 8,3
Moeder 5,6
Dochter 5,6
Vrouwelijke ex-partner 3,4
Ander mannelijk familielid 3,3
Ander vrouwelijk familielid 1,6
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.

De plegers zijn vaker man dan vrouw: van de slachtoffers is 47 procent door een man gewelddadig behandeld en 31 procent door een vrouw. Tien procent had zowel met mannelijke als met vrouwelijke plegers te maken; 12 procent heeft niet aangegeven wie de pleger was. Bij vrouwelijke slachtoffers is de pleger vaker man (63 procent) dan vrouw (14 procent), terwijl voor mannelijke slachtoffers de pleger vaker vrouw is (29 procent man als pleger tegen 49 procent vrouw). Het percentage dat zowel met mannelijke als vrouwelijke plegers te maken krijgt verschilt niet naar geslacht.

Aantal plegers fysiek geweld in huiselijke kring

Bij bijna driekwart van de slachtoffers gebeurt het fysieke geweld door één pleger.noot2 Ruim een op de tien (14 procent) heeft te maken met meerdere plegers, waarvan de meesten met twee. Eveneens ruim een op de tien (12 procent) geeft geen antwoord op de vraag wie uit de huiselijke kring hen fysiek gewelddadig heeft behandeld.

3.3.2 Aantal plegers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden, 2022
2022
1 pleger 73,7
2 plegers 12,0
3 of 4 plegers 2,1
Geen antwoord 12,2
Bron: CBS, WODC

3.4Gevolgen fysiek geweld in huiselijke kring

De helft van de slachtoffers zegt dat het fysieke huiselijke geweld in de afgelopen 12 maanden geen gevolgen voor hen heeft gehad (zie ook tabel 4 in bijlage A); 44 procent geeft aan dat dit wel gevolgen heeft gehad en zes procent heeft geen antwoord gegeven. Vrouwelijke slachtoffers van fysiek geweld ervaren vaker gevolgen dan mannelijke slachtoffers, namelijk 53 tegen 35 procent.

Het percentage dat gevolgen heeft ondervonden van het fysieke geweld in huiselijke kring is bij structurele slachtoffers groter dan bij incidentele slachtoffers (49 tegen 44 procent), maar door het te kleine aantal waarnemingen van structurele slachtoffers is dit verschil niet statistisch significant.

Dertig procent van de slachtoffers heeft als gevolg van het fysieke geweld psychische problemen. Vrouwelijke slachtoffers ervaren deze problemen ongeveer twee zo vaak als mannelijke slachtoffers (39 tegen 20 procent). Ook relatieproblemen worden met 22 procent relatief vaak genoemd, evenals problemen met (een deel van) de familie (13 procent). Negen procent heeft lichamelijke problemen overgehouden aan het fysieke geweld. Van hen heeft 65 procent hierbij weleens een snee, blauwe plek, kneuzing, botbreuk of andere verwonding opgelopen. Voor 31 procent geldt dit niet en vier procent geeft geen antwoord. Zeven procent geeft aan seksuele problemen te hebben ervaren als gevolg van het fysieke geweld.

3.4.1 Gevolgen fysiek geweld in huiselijke kring1), 2022 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2022
Heeft gevolgen gehad 44,4
.
Psychische problemen 29,8
Relatieproblemen 22,1
Problemen met (een deel van) mijn familie 12,9
Lichamelijk problemen 8,6
Seksuele problemen 7,0
Andere problemen met werk en/of opleiding 5,3
Kon (een tijdje) niet meer werken 3,7
Andere problemen 7,2
Bron: CBS, WODC
1) Bij het noemen van problemen waren meerdere antwoorden mogelijk.

3.5Praten over fysiek geweld in huiselijke kring

Bijna een kwart (23 procent) van de personen die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer waren van fysiek huiselijk geweld heeft met niemand gesproken over wat hen overkomen is (zie ook tabel 5 in bijlage A). Een ruime meerderheid van 73 procent heeft er wel met iemand over gepraat; 4 procent wil niet zeggen of ze er met iemand over gesproken hebben. Vrouwelijke slachtoffers praten er vaker over dan mannelijke slachtoffers (79 tegen 67 procent). Structurele slachtoffers en slachtoffers die incidenteel met fysiek geweld te maken hebben gehad, verschillen hierin niet van elkaar.

Slachtoffers die erover praten doen dit met name binnen hun informele netwerk: met de partner (36 procent), een ander familie- of gezinslid (31 procent) of een vriend(in) (32 procent). Ruim een vijfde (21 procent) praat erover met een hulpverlener zoals een (huis)arts, psycholoog of maatschappelijk werker. Minder vaak is er contact met een medewerker van Veilig Thuis (4 procent). Zeven procent heeft erover gesproken met de politie, waarvan de helft aangifte heeft gedaan van een of meer ervaringen.

3.5.1 Gepraat over fysiek geweld in huiselijke kring1), 2022 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2022
Met iemand gepraat 73,3
.
Partner 36,2
Vriend/ vriendin 31,7
Ander gezins- of familielid 31,2
Hulpverlener (bijvoorbeeld (huis)arts, psycholoog) 21,1
Politie 7,1
Medewerker van Veilig Thuis 4,2
Iemand anders 8,3
Bron: CBS, WODC
1) Bij het noemen van personen met wie gepraat is waren meerdere antwoorden mogelijk.

Noten

Indien een respondent de vraag over slachtofferschap bij een item niet heeft ingevuld wordt verondersteld dat hij/zij dit item niet heeft mee­gemaakt. Deze veronderstelling zal niet altijd juist zijn omdat sommige slachtoffers om hun moverende redenen die vragen niet hebben willen of kunnen beantwoorden. Wanneer degenen die de vragen niet beantwoord hebben als slachtoffer worden meegeteld, zou het slachtofferpercentage voor fysiek geweld in de afgelopen vijf jaar 9 procent bedragen, en het slachtofferpercentage in de afgelopen twaalf maanden 6 procent. Zie ook de Onderzoeksverantwoording (in paragraaf 4 het aandachtspunt Ontbrekende waarden).

Het gaat hier om pleger(s) in de huiselijke kring met dezelfde relatie tot het slachtoffer. Het kan voorkomen dat het slachtoffer met meerdere individuele plegers van doen heeft maar dat deze dezelfde relatie tot het slachtoffer hebben, bijvoorbeeld twee broers. In dat geval zijn deze twee broers geteld als 1 pleger. Wanneer daarentegen een broer en een zus pleger zijn dan zijn deze beide, dus als 2 plegers geteld.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs (allen CBS)

drs. M.M.P Akkermans

drs. E.L.J. Derksen

dr. J.G. Kloosterman

dr. E.A.L.M.G Moons

dr. M. Wingen

Begeleidingscommissie

em. prof. dr. W.M.A. Vanwesenbeeck (UU; tevens voorzitter)

dr. D. van de Bongardt (EUR)

H. de Kat LLM (Ministerie van VWS; tot 1 juli 2022 lid))

J. van Rooden MSc (Ministerie van VWS; vanaf 1 juli 2022 lid)

dr. I. Schwabe (TiU)

prof. dr. M.J. Steketee (Verwey-Jonker Instituut, leerstoel Erasmus Universiteit)

S.J. Tjalsma MSc LLM (Ministerie van JenV)

dr. L.M. van der Knaap (WODC)