Conclusies en aanbevelingen
Dit afsluitende hoofdstuk bevat de belangrijkste conclusies van de PHGSG 2022 en een aantal aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.
12.1Conclusies
1,3 miljoen Nederlanders van 16 jaar of ouder slachtoffer huiselijk geweld, 1,8 miljoen slachtoffer seksueel grensoverschrijdend gedrag
In 2022 gaf 9 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (bijna 1,3 miljoen personen) aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere vormen van huiselijk geweld. Zes procent van de personen van 16 jaar of ouder (ruim 850 duizend personen) werd structureel slachtoffer, dat wil zeggen dat ze in de afgelopen 12 maanden ten minste één vorm van huiselijk geweld (bijna) dagelijks, wekelijks of maandelijks hebben meegemaakt. De meest voorkomende vorm van huiselijk geweld was dwingende controle, gevolgd door fysiek geweld en stalking door ex-partner.
In 2022 werd 13 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (ruim 1,8 miljoen personen) slachtoffer van een of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de afgelopen 12 maanden. Twee procent van de 16‑plussers (270 duizend personen) werd structureel slachtoffer. De meest voorkomende vorm was offline seksuele intimidatie, gevolgd door online seksuele intimidatie, en fysiek seksueel geweld.
In het overgrote deel van de gevallen is huiselijk geweld van niet-seksuele aard en vindt seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de huiselijke kring plaats.
Huiselijk geweld in afgelopen twee jaar gelijk gebleven, seksueel grensoverschrijdend gedrag toegenomen
De jaarprevalentie van huiselijk geweld in 2022 (9 procent) verschilt niet significant van die van 2020 (8 procent). Dit geldt ook voor de onderliggende vormen van huiselijk geweld. De jaarprevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag in 2022 daarentegen verschilt wel significant van die van 2020. Deze is toegenomen van 11 naar 13 procent. De stijging is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de toegenomen rapportage van seksuele intimidatie. De jaarprevalentie van fysiek seksueel geweld is niet significant gewijzigd. Er zijn indicaties dat de toename van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de afgelopen twee jaar (deels) toe te schrijven is aan de impact van de coronapandemie en aan de media-aandacht rondom dit thema, waardoor de bewustwording van slachtoffers is vergroot en tot een verhoogde rapportage van seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft geleid.
Jongeren, vrouwen, bi- en homoseksuele personen, en alleenstaanden vaakst slachtoffer van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
Jongeren zijn vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan oudere leeftijdsgroepen; bij seksueel grensoverschrijdend gedrag is dit verschil groter. Bij huiselijk geweld zijn vrouwen slechts iets vaker slachtoffer dan mannen, terwijl er bij het slachtofferschap van seksueel grensoverschrijdend gedrag een relatief groot man-vrouw-verschil bestaat. Heteroseksuele personen zijn minder vaak slachtoffer van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag dan personen met een andere seksuele oriëntatie. Ook alleenstaande ouders en alleenstaanden zijn relatief vaak slachtoffer. Slachtofferschap van huiselijk geweld komt ook vaker voor bij personen in huishoudens met een lager welvaartsniveau. Het slachtofferschap verschilt niet naar migratieachtergrond.
Extra kwetsbaar: helft jonge vrouwen en biseksuele vrouwen rapporteren seksueel grensoverschrijdend gedrag
Van de jonge vrouwen van 16 tot 18 jaar is in 2022 bijna de helft (46 procent) slachtoffer geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag, van de jonge vrouwen van 18 tot 24 jaar ruim de helft (52 procent). Van de biseksuele vrouwen rapporteerde 46 procent slachtofferschap van seksuele grensoverschrijding.
Huiselijk geweld het vaakst gepleegd door (ex-)partner, seksuele intimidatie het vaakst door onbekenden
Huiselijk geweld wordt het vaakst door een partner of ex-partner gepleegd. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn de plegers voor het overgrote deel afkomstig van buiten de huiselijke kring. Bij offline en online seksuele intimidatie geeft ruim de helft van de slachtoffers aan dat een onbekende de pleger is. Bij fysiek seksueel geweld daarentegen kennen de meesten (ruim 70 procent) de pleger.
Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn de plegers voor het overgrote deel man. Ook bij fysiek geweld in huiselijke kring en bij dwingende controle in huiselijke kring is de pleger vaker man dan vrouw.
Twee op de drie slachtoffers van dwingende controle in huiselijke kring en van stalking door ex-partner ervaren gevolgen
Bijna de helft van de slachtoffers van fysiek geweld in huiselijk kring zegt in de afgelopen 12 maanden gevolgen te hebben (gehad). Van de slachtoffers van dwingende controle in huiselijk kring en van de slachtoffers van stalking door ex-partner geven twee op de drie dit aan. De percentages bij seksueel grensoverschrijdend gedrag liggen lager: afhankelijk van de soort grofweg tussen de 20 en 40 procent. Wanneer bij fysiek seksueel geweld echter wordt ingezoomd op ervaringen met seksuele handelingen zoals ongewenste geslachtsgemeenschap of gedwongen prostitutie is het aandeel slachtoffers dat gevolgen ervaart met ruim 70 procent aanzienlijk hoger.
Uitgesplitst naar de aard van de gevolgen komen bij huiselijk geweld psychische problemen het meest voor, gevolgd door relatieproblemen. Ook bij seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn psychische problemen het meest genoemde gevolg, met op de tweede plaats seksuele problemen.
Voor zowel huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in totaal als voor de meeste onderliggende vormen geldt dat vrouwen vaker gevolgen ervaren dan mannen.
Meerderheid slachtoffers huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag praat over ervaringen
Zowel bij huiselijk geweld als bij seksueel grensoverschrijdend gedrag praat een meerderheid van de slachtoffers met iemand over hun ervaringen, maar bij huiselijk geweld gebeurt dit vaker dan bij seksueel grensoverschrijdend gedrag. Van de slachtoffers van huiselijk geweld zeggen, afhankelijk van het soort delict, grofweg 70 á 90 procent met iemand gepraat te hebben, van de slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zegt 60 á 70 procent dit.
Het meest wordt gesproken met personen in het eigen, informele circuit: vooral met vrienden/vriendinnen, partner, en – bij huiselijk geweld – met andere gezins- of familieleden. Bij huiselijk geweld worden ook professionele hulpverleners zoals (huis)artsen, psychologen of maatschappelijk werkers relatief vaak geconsulteerd.
Huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag relatief weinig gemeld bij instanties
Met instanties zoals de politie, Veilig Thuis en het Centrum Seksueel Geweld wordt naar verhouding weinig contact gelegd. Met de politie wordt, afhankelijk van de delictsoort, door grofweg 5 á 10 procent van de slachtoffers van huiselijk geweld gepraat en door grofweg 1 á 2 procent van de slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Met medewerkers van Veilig Thuis praten, afhankelijk van de delictsoort, 3 á 5 procent van de slachtoffers van huiselijk geweld en 0,2 procent of minder van de slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Met hulpverleners van het Centrum Seksueel Geweld praten 0,2 á 0,3 procent van de slachtoffers van seksuele intimidatie en 0,6 procent van de slachtoffers van fysiek seksueel geweld.
12.2Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek
Op basis van de onderzoeksbevindingen, suggesties van experts zoals die onder andere naar voren komen in recent onderzoek van Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit (Joemmanbaks en de Graaf, 2022) en inzichten van de begeleidingscommissie worden de volgende aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gedaan.
Kwetsbaarheid van jonge vrouwen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag
Tegen de achtergrond van het seksisme in onze samenleving en daarmee samenhangende waarden en normen kan de relatieve kwetsbaarheid van jonge vrouwen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag al voor een deel worden geduid. Zo blijkt uit recent onderzoek dat jonge vrouwen zich vaker op grond van hun sekse gediscrimineerd voelen dan anderen (Akkermans en Kloosterman, 2022). Twee op de drie jonge vrouwen hadden in 2020/2021 te maken met straatintimidatie (Reep, Akkermans en Kloosterman, 2022). Niettemin dringen zich vragen op die vervolgonderzoek vereisen zoals: welke korte- en langetermijnontwikkelingen in deze kwetsbaarheid zijn waarneembaar en hoe zijn die te duiden? Is er samenhang met de relatief lage en sterk verminderende mentale gezondheid van met name jonge vrouwen zoals die uit recente onderzoeken naar voren komt (CBS, 2022; Boer et al., 2022; Kloosterman, Akkermans, Tummers-van der Aa, Wingen en Reep, 2021; Reep en Hupkens, 2021)? Welke interventies zijn op dit terrein bekend en welke lijken de meeste kans op succes te hebben?
Kwetsbaarheid biseksuele vrouwen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag
De relatieve kwetsbaarheid van biseksuele personen, en vooral biseksuele vrouwen komt in veel onderzoek naar voren (Huijnk, Damen en van Kampen, 2022; Nikkelen, Tijdink, de Graaf en Bakker, 2019). Net als bij de kwetsbaarheid van jonge vrouwen is ook hier meer inzicht gewenst zoals antwoord op de vraag waarom binnen de groep niet-heteroseksuele personen juist biseksuele personen en met name biseksuele vrouwen vaker dan homoseksuele personen slachtoffer zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag. En in bredere zin: wat zijn de overeenkomsten en verschillen met seksueel grensoverschrijdend gedrag dat gericht is tegen andere groepen? Wat is het profiel van de plegers?
Slachtoffer-pleger-relatie bij seksueel grensoverschrijdend gedrag
Vrijwel alle experts benadrukken dat machtsmisbruik (bijna) altijd een rol speelt in seksueel grensoverschrijdend gedrag en dat het in dat kader van belang is om te kijken naar de relatie tussen het slachtoffer en de pleger(s). Deze relatie wordt nu al uitgevraagd (bijvoorbeeld door te vragen of de pleger een leidinggevende of docent is) maar ze zou nog beter in kaart kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld door te kijken naar leeftijdsverschillen tussen slachtoffers en daders. Ook wordt geadviseerd om te kijken naar de bewegingsruimte van slachtoffers. Hierbij gaat het om het verzamelen van informatie over het aanpassings- en vermijdingsgedrag van (potentiële) slachtoffers van seksuele grensoverschrijding.
Contextuele factoren bij seksueel grensoverschrijdend gedrag
Meerdere experts benadrukken het belang van de context, de setting waarbinnen seksuele grensoverschrijding plaatsvindt. Het gaat hier niet alleen om het in kaart brengen van de daadwerkelijke locatie, maar ook wat er voorafgaand aan het incident gebeurt, wat de culturele context is (bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag op werk, in vrije tijd, in uitgaansleven) en of er sprake is geweest van wederzijdse toestemming. Ook wordt geadviseerd om te kijken naar middelengebruik, dat wil zeggen of slachtoffers (en plegers) onder invloed waren van alcohol en/of drugs toen het incident plaatsvond.
Verloop en interactieprocessen bij huiselijk geweld
Een literatuurstudie van Daru, Mejdoubi, de Vaan en Visser (2016) geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat mannen en vrouwen even vaak verbaal agressief zijn tegen hun partner, maar dat mannen vaker geweld gebruiken en ook vaker angst bij hun partner kunnen genereren (Felson en Outlaw, 2007). Dit wordt bevestigd door ander onderzoek waaruit blijkt dat vrouwelijke slachtoffers vaker angst ervaren tijdens een conflict waarbij er sprake is van geweld (Caldwell, Swan en Woodbrown, 2012). Mannelijke plegers kunnen daarom vaker geweld gebruiken om controle op het slachtoffer uit te oefenen (Römkens, 1992). Vrouwelijke plegers gebruiken vaak fysiek geweld als reactie op het geweld van de man (Fulu, Warner, Miedema, Jewkes, Roselli en Lang, 2013). Ook de PHGSG-data laten zien dat vrouwen vaker dan mannen gevolgen ervaren van wat hen overkomen is. Dit roept vragen op over het gendergebonden verloop en de interactionele processen van de voorvallen die plaatsvinden, zoals: wat zijn aanleidingen voor het geweld? wie initieert het geweld? hoe wordt op het geweld gereageerd, wordt bijvoorbeeld escalatie tegengegaan? Aanbevolen wordt verdiepend onderzoek naar dit soort vraagstukken te doen.
Melding van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag bij instanties
Huiselijk geweld en vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt relatief weinig gemeld bij instanties. Aanbevolen wordt te onderzoeken wat de redenen voor deze lage meldingsbereidheid zijn. Dit zou kunnen door hier in de PHGSG-vragenlijst naar te vragen, bijvoorbeeld op een vergelijkbare manier waarop dit gebeurt in de Veiligheidsmonitor, een grootschalige landelijke slachtofferschaps- en veiligheidsenquête van het CBS en het ministerie van JenV.
De meldingsbereid hangt samen met de aard en ernst van het voorval. Een mogelijkheid om meer inzicht hierin te krijgen (die ook in de Veiligheidsmonitor wordt toegepast) is om bij bepaalde voorvallen het slachtoffer te vragen hoe hij/zij dit heeft ervaren (bijvoorbeeld als strafbaar/misdrijf, als verkeerd maar niet strafbaar, als iets dat toevallig gebeurde, als eigen schuld). Los van de context van meldingsbereidheid zou een bijkomend voordeel van een dergelijke vraagstelling zijn dat er meer informatie beschikbaar komt over hoe slachtoffers de ernst ervaren van wat hen overkomen is.
Inhoud/samenstelling constructen huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
De inhoud en samenstelling van de constructen om huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in beeld te brengen is in de PHGSG 2022 – vooral omwille van de vergelijkbaarheid van de uitkomsten in de tijd – dezelfde als die in de PHGSG 2020. Zowel de onderzoekers, leden van de begeleidingscommissie als externe experts bepleiten echter aanpassingen hiervan.
Een voorbeeld is het construct ‘dwingende controle in huiselijke kring’. Wanneer een slachtoffer enkel regelmatig of altijd gekleineerd wordt, dus zonder dat dit gebeurt in combinatie met andere voorvallen van dwingende controle, kan dit ook gezien worden als een vorm van psychisch geweld in plaats van dwingende controle. Aanbevolen wordt te onderzoeken of dwingende controle met ingang van de PHGSG 2024 geconstrueerd moet worden exclusief de gevallen dat enkel sprake is van regelmatig gekleineerd of vernederd worden. De gevallen waarin uitsluitend sprake is van regelmatig of altijd gekleineerd of vernederd worden zouden eventueel ondergebracht kunnen worden in een nieuw construct ‘psychisch geweld’.
Een ander voorbeeld is het construct ‘fysiek seksueel geweld’: dit is samengesteld uit voorvallen die variëren van ‘aanraken op een seksuele manier’ en ‘ongewenst zoenen’ tot ‘geslachtsverkeer’, ‘orale seks’ en ‘anale seks’. Door het combineren van deze totaal verschillende voorvallen in één construct wordt onvoldoende recht gedaan aan de verschillen in impact die ze op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer hebben. Consequentie hiervan is dat wanneer op het niveau van het construct (in dit voorbeeld fysiek seksueel geweld) de gevolgen voor het slachtoffer in kaart worden gebracht deze een te weinig genuanceerd beeld geven (slachtoffers van ongewenst zoenen bijvoorbeeld zullen andere gevolgen ervaren dan slachtoffers van ongewenste geslachtsgemeenschap). Om dit soort redenen stellen onderzoekers van Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit voor om een onderscheid te maken tussen verbale en non-verbale vormen van seksuele intimidatie, en tussen fysiek seksueel geweld met en zonder penetratie.
Ook wordt door Rutgers voor toekomstige onderzoeken geadviseerd om voor de constructen altijd een opsplitsing te maken op basis van geslacht, aangezien vrouwen veel vaker het slachtoffer zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan mannen, en mannen overwegend de plegers zijn zowel naar vrouwen als naar mannen.
Referentieperiode onderzoek
In de PHGSG 2020 en 2022 is het slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag gemeten en in kaart gebracht voor de periode van vijf jaar en van 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek, en voor de kinderjaren (dat wil zeggen jonger dan 12). Op basis van met name de jaarprevalentie kan goed gemonitord worden hoe het slachtofferschap zich ontwikkelt.
Om een compleet beeld van het fenomeen te krijgen is het echter wenselijk om ook te onderzoeken welke deel van de bevolking ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, en vervolgens in welke levensfase dit gebeurde (behalve als kind bijvoorbeeld als jongere, jongvolwassene, volwassene met daarbinnen eventueel onderscheid naar leeftijdsgroepen). Verondersteld mag worden dat ook personen die langer dan vijf jaar geleden met huiselijk geweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken hebben gehad zich mogelijk nog steeds als slachtoffer voelen en beschouwen. In de huidige vragenlijst kunnen zij hun ervaringen niet kwijt. Ook kan overwogen worden voor dit ‘slachtofferschap ooit’ te onderzoeken wie de plegers waren, wat de gevolgen voor de slachtoffers waren/zijn en met wie erover gepraat is/bij wie het gemeld is.
Leeftijdgrens onderzoek
De huidige ondergrens voor deelname aan het onderzoek is 16 jaar. Voor deze leeftijdsgrens is gekozen met het oog op de inhoud van de vragenlijst en de belastbaarheid van de respondent. Experts doen de suggestie om te onderzoeken via welke methodieken de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag onder 12- tot 16-jarigen onderzocht kan worden.