Bijlage B. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording worden de opzet en uitvoering van de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag 2022 beknopt beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Dataverzameling
- Vragenlijst
- Operationalisering huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
- Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
- Gebruikte analysemethoden
- Plausibiliteit: vergelijking met ander onderzoek.
- Toegang tot databestanden.
Over deze en andere onderwerpen die te maken hebben met de opzet en uitvoering van de PHGSG 2022 is meer informatie beschikbaar in de Onderzoeksdocumentatie.
1Dataverzameling
Doelpopulatie en steekproef
De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 16 jaar of ouder bij de start van het veldwerk, die geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen (IIT), worden voor dit onderzoek niet benaderd. Er is een aselecte steekproef getrokken. Deze bestaat uit 100 duizend personen. Naar verwachting zou een respons van 26 procent worden gerealiseerd, hetgeen dus 26 duizend responsen zou opleveren. Het minimumaantal vereiste responsen bedraagt 23 duizend, hetgeen een respons van 23 procent betekent.
Veldwerk
Het veldwerk vond plaats van begin maart tot en met eind april 2022. De steekproefpersonen ontvingen een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek en de bijbehorende inloggegevens. Daarnaast werd in de brief ingegaan op het doel van het onderzoek. Bij de aanschrijfbrief werd een folder bijgevoegd waarin stond beschreven hoe het CBS omgaat met de privacy van respondenten en dat anonimiteit is gewaarborgd. Drie weken na de aanschrijfbrief werd aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. Deze brief werd alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen. Zes weken na de aanschrijfbrief werd aan steekproefpersonen een tweede rappelbrief verstuurd met opnieuw het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. Ook deze brief werd alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan nog geen respons is ontvangen. In de brief stond een uiterste datum tot wanneer de vragenlijst kon worden ingevuld.
Respons
Van de 100 duizend personen die voor het onderzoek zijn benaderd hebben in totaal 24 237 personen meegedaan, een responspercentage van 24,2 procent. Dit is ruim 1 procentpunt boven de minimumvereiste respons van 23 procent maar bijna 2 procentpunten lager dan de voor 2022 verwachte respons van 26 procent en ruim 6 procentpunten lager dan de in 2020 gerealiseerde respons van 30,5 procent. Een mogelijke verklaring voor met name het achterblijven van de respons ten opzichte van die van 2020 is dat de respons in dat jaar waarschijnlijk extra hoog was door de coronamaatregelen – zoals de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken en de sluiting van onder andere horeca – die net waren ingegaan toen het enquêteren begon. Mensen waren toen meer thuis en hadden waarschijnlijk meer tijd om aan het onderzoek deel te nemen. Tijdens de periode van enquêteren in 2022 daarentegen waren de coronamaatregelen grotendeels verdwenen en de mensen niet meer aan huis gebonden.
Uit de responsanalyse van de data van 2022 is gebleken dat er sprake is van een selectieve respons die overeenstemt met de selectiviteit van respons in andere CBS-onderzoeken. Zo nemen jongeren minder deel dan ouderen, personen met een niet-westerse migratieachtergrond minder dan personen met een westerse migratieachtergrond of met een Nederlandse achtergrond, en personen met een lager huishoudensinkomen minder dan personen met een hoger huishoudensinkomen. Voor deze selectiviteit in de respons is door weging zodanig gecorrigeerd dat de deelnemers aan het onderzoek een representatieve vertegenwoordiging vormen van de doelpopulatie (voor meer informatie over de selectiviteit van de respons en de weging zie de Onderzoeksdocumentatie).
2Vragenlijst
De vragenlijst heeft betrekking op ervaringen met geweld en intimidatie in de huiselijke kring en ongewenste seksuele ervaringen (zowel binnen als buiten de huiselijke kring). De vragenlijstblokken die huiselijk geweld (inclusief stalking door ex-partner) meten zijn ontwikkeld door het WODC. Dat is gebeurd op basis van bestaande vragenlijsten voor huiselijk geweld en het concept van de vragenlijst is voorgelegd aan een groep experts op het gebied van huiselijk geweld. Van die bijeenkomst is een verslag gemaakt, maar er is geen uitgebreider onderzoeksverslag beschikbaar. De vragenlijstblokken die seksuele intimidatie en seksueel geweld meten, zijn in opdracht van het WODC ontwikkeld door Rutgers en een aantal deskundigen op het gebied van seksualiteit en seksueel geweld. Het verslag dat over de ontwikkeling van dat deel is geschreven, is hier te vinden. De vragenlijst bestaat in totaliteit uit de volgende blokken met voorbeelden van vragen c.q. ervaringen:
Blok in vragenlijst | Gebruikte begrip in publicatie | Voorbeelden van vragen c.q. ervaringen |
---|---|---|
Meningsverschillen en verbale agressie | Verbale agressie in huiselijke kring |
|
Lichamelijke agressie | Fysiek geweld in huiselijke kring |
|
Coercive control | Dwingende controle in huiselijke kring |
|
Stalking | Stalking door ex-partner |
|
Hands-off online | Online seksuele intimidatie |
|
Hands-off offline | Offline seksuele intimidatie |
|
Hands-on | Fysiek seksueel geweld |
|
In de vragenlijst wordt aan respondenten gevraagd of ze in de afgelopen 5 jaar slachtoffer zijn geweest van een of meer van bovenstaande ervaringen (zie rechterkolom van het overzicht). En zo ja, hoe vaak dit in de afgelopen 12 maanden is voorgekomen en wie de pleger was. Deze vragen worden per ervaring gesteld. Eventuele gevolgen van het slachtofferschap en het praten met anderen (inclusief de politie en Veilig Thuis) over het slachtofferschap zijn ook onderwerpen die aan bod komen in de vragenlijst. Deze vragen worden aan het einde van elk blok over alle ervaringen in dat blok tezamen gesteld.
Na de bovenstaande vragenlijstblokken is ook een vraag gesteld of men zelf pleger is geweest van huiselijk geweld in de afgelopen 12 maanden. Nieuw in de vragenlijst van 2022 is dat er helemaal aan het einde op verzoek van de Begeleidingscommissie enkele vragen zijn opgenomen over vermoedens die men heeft over huiselijk geweld bij iemand in de omgeving, en vragen over de invloed van corona op het leven en veranderingen die tijdens de coronapandemie zijn opgetreden in werk en thuissituatie. De data die zijn verkregen op basis van de corona-gerelateerde vragen zijn gebruikt om de samenhang tussen de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag enerzijds en de ervaren invloed van de coronapandemie op het eigen leven en veranderingen in de werk- en thuissituatie tijdens de pandemie anderzijds in beeld te brengen.
Ten slotte is de (achtergrond)vraag naar seksuele oriëntatie uitgebreid met enkele antwoordcategorieën, zodat ook panseksuele personen onderscheiden kunnen worden.
De vragenlijstnoot1 PHGSG 2022 is hier beschikbaar.
3Operationalisering huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
De concepten huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn gebaseerd op samenvoegingen en selecties van 6 afzonderlijke vormen van intimidatie en geweld. Verbale agressie in huiselijke kring is hierbij niet meegeteld omdat het twijfelachtig is of bij deze vorm van agressie, die vaak voorkomt, wel altijd sprake is van geweld.
Concept | Operationalisering |
---|---|
Huiselijk geweld | Een of meer vormen van:
|
Huiselijk geweld, niet-seksueel grensoverschrijdend | Een of meer vormen van:
|
Huiselijk geweld, seksueel grensoverschrijdend | Een of meer vormen van:
|
Seksueel grensoverschrijdend gedrag | Een of meer vormen van:
|
Seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten huiselijke kring | Een of meer vormen van:
|
Seksueel grensoverschrijdend gedrag in huiselijke kring | Een of meer vormen van:
|
4Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
Hieronder volgt een aantal aandachtspunten waarmee bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten rekening moet worden gehouden.
Samenstelling afzonderlijke vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag
De samenstelling van de zeven vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag (verbale agressie in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie, fysiek seksueel geweld is gebaseerd op een set van onderliggende items die in het betreffende vragenblok in de PHGSG-vragenlijst zijn uitgevraagd. Deze items kunnen fors variëren in ernst van de gebeurtenis/ervaring. Bij fysiek geweld in huiselijke kring bijvoorbeeld lopen de gevraagde items uiteen van voorvallen als iemand stompen tot misdrijven als pogingen om iemand te verstikken of te verwonden met een wapen. Bij fysiek seksueel geweld variëren de voorvallen van ongewenst gezoend worden tot pogingen tot verkrachting. In overleg met de opdrachtgever is bepaald dat de gepresenteerde onderzoeksresultaten voor de totalen van de afzonderlijke vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag gebaseerd zijn op de complete set van onderliggende items, en dat dus geen onderzoeksresultaten voor selecties van items worden gepresenteerd. Er is ook in overleg besloten dat verbale agressie in huiselijke kring niet meegeteld wordt bij het totaalcijfer huiselijk geweld, omdat – zoals ook in paragraaf 3 beschreven – het twijfelachtig is of bij deze vorm van agressie, die vaak voorkomt, wel altijd sprake is van geweld. Het is niet aan onderzoekers om te bepalen wat ernstig is en wat minder erg. Alleen in hoofdstuk 7 bij fysiek seksueel geweld is hierop bij de bespreking van de gevolgen voor de slachtoffers een uitzondering gemaakt.
Ontbrekende waarden
Indien een respondent de vraag over slachtofferschap bij een item niet heeft beantwoord wordt verondersteld dat hij/zij dit item niet heeft meegemaakt. Deze veronderstelling zal niet altijd juist zijn omdat sommige slachtoffers om hun moverende redenen die vragen niet hebben willen of kunnen beantwoorden. Hierdoor zijn de gepresenteerde slachtofferpercentages waarschijnlijk een onderschatting. Deze omgang met ontbrekende waarden is in Nederland gebruikelijk is voor slachtofferschapsenquêtes, en deze wordt gehanteerd in alle edities van de PHGSG, zodat de onderzoeksresultaten vergelijkbaar zijn. Om toch een beeld te geven van deze onderschatting is in de hoofdstukken 2 tot en met 8 in de betreffende paragraaf in een voetnoot aangegeven wat de slachtofferpercentages zouden zijn wanneer degenen die de vragen niet beantwoord hebben allemaal als slachtoffer worden meegeteld. Daarbij is het niet ondenkbaar dat respondenten slachtofferschapsitems ontkennend beantwoorden, terwijl zij het wel hebben meegemaakt. Dit leidt ook tot een onderschatting van de percentages.
5‑jaarsprevalentie en jaarprevalentie slachtofferschap
In deze publicatie staan de cijfers over het slachtofferschap in de afgelopen 12 maanden – de jaarprevalentie – centraal. Aangezien het veldwerk in maart–april 2022 heeft plaatsgevonden hebben de jaarprevalenties dus betrekking op de periode maart/april 2021 tot maart/april 2022. Daarnaast zijn in beperkte mate ook cijfers opgenomen over het slachtofferschap in afgelopen vijf jaar. Bekend is dat naarmate de referentieperiode langer wordt, de kans op foreward telescoping toeneemt. Dit betekent dat de respondent geneigd is om voorvallen die verder in het verleden liggen als recenter gebeurd in te schatten. Met name bij de langere referentieperiode van 5 jaar bekent dit dat er mogelijk sprake is van een overschatting van het slachtofferschap in deze periode.
Prevalentieschattingen naar achtergrondkenmerken
Een van de onderzoeksvragen bij de start van het onderzoek was: is er verschil in aard en omvang van slachtofferschap tussen de verschillende bevolkingsgroepen? De prevalentieschattingen zijn daarom uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, geslacht x leeftijd, migratieachtergrond, seksuele oriëntatie, positie van de persoon in het huishouden, het welvaartsniveau van het huishouden en de stedelijkheid van de gemeente. De uitsplitsing naar migratieachtergrond was in de meeste gevallen weinig zeggend omdat degenen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief vaak de prevalentievragen niet beantwoordden. Het is niet duidelijk wat hier speelt: wellicht taalproblemen, wellicht gevoeligheden. Alleen bij de vormen van intimidatie of geweld waarbij personen met een niet-westerse migratieachtergrond zelfs na includeren van ontbrekende antwoorden nog duidelijk afwijken van personen met een andere achtergrond is dit kenmerk beschreven.
In de vragenlijst zijn geen vragen opgenomen over het opleidingsniveau van de respondenten. Bovendien is het opleidingsniveau voor oudere respondenten niet altijd beschikbaar in registers. Daarom zijn de onderzoeksresultaten niet uitgesplitst naar opleidingsniveau.
Bij de prevalentieschattingen uitgesplitst naar achtergrondkenmerken zijn ook analyses uitgevoerd waarbij gecorrigeerd is voor de onderlinge samenhang tussen bepaalde kenmerken (zie ook paragraaf 5, gebruikte analysemethoden).
Nieuw in de PHGSG 2022 is dat de jaarprevalentie ook is uitgesplitst naar de ervaren invloed van de coronapandemie op het leven en naar de veranderingen in de werk- en thuissituatie tijdens de pandemie.
Schatting structureel slachtofferschap en zelfplegerschap
In navolging van eerder onderzoek (Ten Boom & Wittebrood, 2019) is ook in dit onderzoek ‘structureel geweld’ gedefinieerd als geweld dat ten minste één keer per maand voorkomt. Twee huiselijke vormen van geweld, dwingende controle en stalking, hebben per definitie een structureel karakter.
De gepresenteerde cijfers voor structureel slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn minimumschattingen. Personen kunnen meermaals slachtoffer zijn van meerdere vormen van huiselijk geweld of van seksueel grensoverschrijdend gedrag, en daar is in deze schattingen geen rekening mee gehouden.
In de enquête is gevraagd of de respondent zelf huiselijk geweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag in huiselijke kring heeft gepleegd. Verwacht wordt dat niet iedereen dit toegeeft en dat het ook bij deze cijfers om een onderschatting gaat.
Betrouwbaarheidsmarges
De PHGSG is gebaseerd op steekproefonderzoek. Dit betekent dat de gepresenteerde cijfers schattingen zijn, waarvan de werkelijke uitkomsten binnen betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) liggen. In dit onderzoek is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de Tabellenset die aan de publicatie is toegevoegd.
Prevalentie huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in relatie tot de coronapandemie en maatschappelijke context
De vraag is in hoeverre maatregelen in het kader van de coronapandemie het beantwoorden van vragen over huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft beïnvloed én in hoeverre die maatregelen invloed hebben (gehad) op de feitelijke prevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. In 2020 toen de enquêtering grotendeels plaatsvond in een periode waarin eerste coronamaatregelen werden getroffen zoals de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken en sluiting van horeca waren veel respondenten vaker aan huis gebonden, daardoor vaker niet alleen, en keek er bij het beantwoorden van de vragen waarschijnlijk vaker iemand over de schouder mee. Dit kan hebben geleid tot meer sociaal wenselijke antwoorden. Ook is de feitelijke prevalentie van de onderzochte vormen van geweld waarschijnlijk veranderd, binnenshuis mogelijk in ongunstige zin omdat de mensen door de coronamaatregelen meer op elkaars huid zaten, en buitenshuis mogelijk in gunstige zin omdat mensen door de maatregelen minder op straat kwamen en daardoor minder risico op slachtofferschap liepen. In 2022 waren de coronamaatregelen tijdens de periode van enquêteren grotendeels opgeheven en dat kan effecten hebben gehad die tegengesteld zijn aan de hierboven beschreven effecten in 2020.
Vlak voor de enquêtering in 2022 speelde er nog een andere maatschappelijke kwestie die in 2020 niet in die mate aan de orde was: de aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag in met name de media (onder andere naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom het televisieprogramma The Voice of Holland). Deze aandacht, het publieke debat daaromtrent en de ermee gepaard gaande toenemende erkenning van het probleem kunnen van invloed zijn geweest op de manier waarop mensen met name seksueel geweld en intimidatie – ook retrospectief – percipiëren en zichzelf als slachtoffer ervan zien, zich beter zijn gaan realiseren wat hen overkomen is, en dientengevolge dit slachtofferschap vaker rapporteren met als resultante verhoogde prevalentiecijfers van seksueel geweld en intimidatie in 2022.
In 2022 was er ook verhoogde media-aandacht voor huiselijk geweld, onder andere aan het begin van dit jaar naar aanleiding van de vermeende mishandeling door rapper Lil Kleine van zijn vriendin. Deze kwestie kan van invloed zijn geweest op de gerapporteerde prevalentie van huiselijk geweld.
Harde conclusies hierover kunnen weliswaar niet worden getrokken, maar het ligt voor de hand dat veranderingen in de maatschappelijke context en kijk op de bevraagde onderwerpen in monitoringonderzoeken, zoals de PHGSG er een is, tot dit soort contexteffecten in de onderzoeksresultaten kunnen leiden. In hoofdstuk 11 is beschreven of, en zo ja, welke indicaties hiervoor bestaan.
5Gebruikte analysemethoden
De analysemethoden waarvan in deze PHGSG gebruik is gemaakt worden hieronder kort toegelicht.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen de doelvariabelen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag en de achtergrondkenmerken. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat.
Principale Componenten Analyse (PCA)
In hoofdstuk 5 (Dwingende controle in huiselijke kring) is een PCA gebruikt om de variatie in de dataset samen te vatten en samenhang tussen de gegevens zichtbaar te maken. Op een exploratieve manier is bekeken of een hoeveelheid aspecten te reduceren is tot een beperkt aantal componenten. De Cronbach’s alpha (CA) van die componenten meet de interne consistentie (op een schaal tussen 0 en 1; vanaf 0,7 wordt een component als acceptabel gezien). Met de PCA zijn de twaalf (5‑jaars-) indicatoren voor dwingende controle in huiselijke kring ingedikt tot drie constructen: sociale controle (CA van 0,95), dreiging/intimidatie (CA van 0,91), en het wegnemen van zelfstandigheid (eveneens CA van 0,81). In onderstaand schema is voor elk van deze drie indikkingen weergegeven wat de achterliggende indicatoren hiervoor zijn:
Indikking | Indicatoren |
---|---|
Sociale controle |
|
Dreiging/intimidatie |
|
Wegnemen van zelfstandigheid |
|
Een PCA is uitgevoerd op alle (5‑jaars) vragen per hoofdstuk, maar alleen bij hoofdstuk 5 (dwingende controle in huiselijke kring) werden eenduidige constructen gevonden.
Logistische regressieanalyse
Voor elke hoofdvorm van slachtofferschap (i.e. verbale agressie in huiselijke kring, fysieke agressie in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld) en voor huiselijk geweld totaal en voor seksueel grensoverschrijdend gedrag is onderzocht welke achtergrondkenmerken typerend kunnen zijn voor het al dan niet slachtoffer worden. Hierbij moet opgemerkt worden dat hiervoor enkel achtergrondenmerken in aanmerking komen die bekend zijn voor zowel slachtoffers als niet-slachtoffers. De opzet en de uitkomsten van de logistische regressieanalyse zijn hier te vinden.
6Plausibiliteit: vergelijking met PHGSG 2020 en andere onderzoeken
Bij de eerste editie van de PHGSG in 2020 is getracht een vergelijking te maken met de resultaten van ander onderzoek op hetzelfde gebied dat in het verleden is gedaan (Akkermans, Gielen, Kloosterman, Moons, Reep en Wingen, 2020). Het gaat dan onder andere om het CBS-onderzoek ‘Persoonlijke veiligheid’ (PV) uit 2017 en om de externe onderzoeken ‘Huiselijk geweld’ (HG), een online (panel)enquête onder ruim 6 duizend mannen en vrouwen van 18 jaar of ouder, in 2009 uitgevoerd door Intomart (Van Dijk, van Veen en Cox, 2010) en ‘Violence against women’, een face-to-face enquête in 2012 uitgevoerd in de EU door FRA– European Union Agency for Fundamental Rights (FRA, 2015). De conclusie moest worden getrokken dat de uitkomsten van deze onderzoeken naar seksueel grensoverschrijdend gedrag of geweld in de huiselijke kring niet goed vergeleken konden worden met de PHGSG. De onderzoeken leken qua vraagstelling weliswaar sterk op elkaar maar de afbakening van de hoofdgebeurtenissen is in de PHGSG iets anders. Daarnaast was het onderzoeksdesign niet hetzelfde, werden verschillende doelgroepen benaderd en waren de onderzoeken in andere jaren uitgevoerd.
Met het beschikbaar komen van de data van de PHGSG 2022 is het wel mogelijk een indicatie van de plausibiliteit van de uitkomsten te verkrijgen door een vergelijking te maken met de resultaten van de vorige 2020‑editie van de PHGSG. Het volgende overzicht toont de uitkomsten van de 12‑maanden prevalenties voor 2020 en 2022. Het beeld is dat de cijfers van huiselijk geweld min of meer gelijk zijn gebleven tussen beide onderzoeksjaren. De cijfers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn in 2022 gestegen, met name die van seksuele intimidatie. Uit een vergelijking van de 5‑jaarsprevalenties voor 2020 en 2022 komt een soortgelijk beeld naar voren (zie Onderzoeksdocumentatie). In de meeste gevallen wijken de uitkomsten van de meting van 2022 weinig af van die van 2020.
Vergelijking PHGSG 2020 – 2022, prevalenties afgelopen 12 maanden
PHGSG 2020 (%) | PHGSG 2022 (%) | |
---|---|---|
Afgelopen 12 maanden verbale agressie in huiselijke kring meegemaakt | ||
Ja | 31,4 | 31,5 |
Ondergrens | 30,8 | 30,8 |
Bovengrens | 32,0 | 32,1 |
Afgelopen 12 maanden fysiek geweld in huiselijke kring meegemaakt | ||
Ja | 3,7 | 3,9 |
Ondergrens | 3,4 | 3,6 |
Bovengrens | 3,9 | 4,2 |
Afgelopen 12 maanden dwingende controle in huiselijke kring meegemaakt | ||
Ja | 4,8 | 5,0 |
Ondergrens | 4,5 | 4,7 |
Bovengrens | 5,1 | 5,4 |
Afgelopen 12 maanden stalking door ex-partner meegemaakt | ||
Ja | 2,1 | 2,4 |
Ondergrens | 1,9 | 2,1 |
Bovengrens | 2,4 | 2,7 |
Afgelopen 12 maanden offline seksuele intimidatie meegemaakt | ||
Ja | 6,8 | 8,7* |
Ondergrens | 6,5 | 8,3 |
Bovengrens | 7,2 | 9,2 |
Afgelopen 12 maanden online seksuele intimidatie meegemaakt | ||
Ja | 5,4 | 6,4* |
Ondergrens | 5,1 | 6,1 |
Bovengrens | 5,7 | 6,8 |
Afgelopen 12 maanden fysiek seksueel geweld meegemaakt | ||
Ja | 3,3 | 3,5 |
Ondergrens | 3,1 | 3,2 |
Bovengrens | 3,5 | 3,8 |
*significant verschillend
Het beeld dat uit de PHGSG 2022 naar voren komt past in het beeld dat andere actuele onderzoeken laten zien. Zo blijkt uit cijfers van Veilig Thuis dat het aantal meldingen over (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling niet veel veranderd is (in 2021 was sprake van een lichte daling) (CBS Statline, 2022a). Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, een gezamenlijk onderzoek van TNO en CBS, komt naar voren dat zowel de interne seksuele intimidatie op het werk (door leidinggevenden en collega’s) als de externe seksuele intimidatie op het werk (door klanten, patiënten en dergelijke) in 2021 is gestegen (CBS StatLine, 2022b). Deze bevindingen zijn in lijn met die van de PHGSG 2022 en zijn indicatief voor plausibiliteit van de uitkomsten.
7Toegang tot databestanden
Onderzoekers kunnen op de volgende manieren toegang krijgen tot 2 verschillende databestanden:
- RA-bestand. Dit een remote access bestand vergelijkbaar met het microbestand, en is beschikbaar bij het Centrum voor Beleidsstatistiek (CvB). Daar kunnen instellingen met een instellingsmachtiging via RA (tegen betaling) op werken.
- DANS-bestand. Dit is een ingedikt bestand (bijvoorbeeld leeftijd in klassen, regio’s ingedikt enz.). Dat is beschikbaar bij DANS (Data Archiving & Network Services) en hier kunnen instellingen en studenten onder bepaalde voorwaarden toegang toe krijgen.
Noten
Het vragenlijstdocument bevat naast de vraagteksten ook informatie die noodzakelijk is voor het ontwerp van de internetvragenlijst. De vragenlijst zelf is alleen digitaal afgenomen. Een papieren versie ervan is daarom niet beschikbaar.