Fysiek geweld in huiselijke kring

In dit hoofdstuk gaat het om geweld in huiselijke kring waarbij de pleger dreigde met geweld, het slachtoffer verwondde of een poging daartoe deed. Fysiek geweld loopt uiteen van dreigen met pijn doen tot poging tot verstikking of verwondingen door het gebruik van wapens.

3.1Slachtofferschap fysiek geweld in huiselijke kring

In 2020 gaf 7 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder aan dat zij in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geweest van een of meerdere vormen van fysiek geweld door iemand uit de huiselijke kring. Vier procent werd ook in de afgelopen 12 maanden slachtoffer; dit komt neer op ruim 520 duizend personen.noot1 In de meeste gevallen dreigde de pleger met lichamelijke pijn (1,7 procent) of werden de slachtoffers geslagen (1,5 procent).

3.1.1 Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden1), 2020 (% personen van 16 jaar of ouder)
In afgelopen 12 maanden
Fysiek geweld totaal 3,7
waarbij iemand in huiselijke kring: .
Dreigde met lichamelijke pijn 1,7
Geslagen heeft 1,5
Arm verdraaide, duwde of aan haar trok 1,2
Voorwerp gooide dat pijn zou kunnen doen 1,1
Gestompt heeft 1,0
Geschopt heeft 0,8
Dreigde slachtoffer te vermoorden 0,2
Dreigde mes of ander wapen te gebruiken 0,2
Verstikken of verwurgen heeft geprobeerd 0,2
Verwonding met een mes of ander wapen 0,0
Expres brandwonden heeft veroorzaakt 0,0
Ander lichamelijk geweld heeft gebruikt 0,5
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.

Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring naar kenmerken

Jongeren tussen de 16 en 18 jaar geven naar verhouding vaak aan slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld in huiselijke kring, gevolgd door jongeren tussen de 18 en 24 jaar (zie tabel 1b in bijlage A). Zo kreeg 16 procent van de 16- tot 18‑jarigen en 10 procent van de 18- tot 24‑jarigen hier in de afgelopen 12 maanden mee te maken, tegen 1 procent van de 65‑plussers. Slachtofferschap van fysiek geweld in de huiselijke kring komt nagenoeg even vaak voor bij vrouwen als bij mannen. De seksuele oriëntatie lijkt wel een rol te spelen: biseksuelen worden relatief vaak slachtoffer, met name biseksuele vrouwen. Dit is echter grotendeels toe te schrijven aan andere persoonskenmerken. Zo zijn jongeren bijvoorbeeld relatief vaak biseksueel, waardoor het hoge slachtofferschap onder biseksuelen onder meer gerelateerd is aan hun jonge leeftijd.

3.1.2 Slachtoffers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden naar kenmerken, 2020 (% personen van 16 jaar of ouder)
In afgelopen 12 maanden
Totaal, 3,7
Geslacht Vrouwen, Geslacht 3,9
Geslacht Mannen, Geslacht 3,4
Leeftijd 16 tot 18 jaar, Leeftijd 15,7
Leeftijd 18 tot 24 jaar, Leeftijd 10,1
Leeftijd 24 tot 45 jaar, Leeftijd 4,4
Leeftijd 45 tot 65 jaar, Leeftijd 2,3
Leeftijd 65 jaar of ouder, Leeftijd 0,6
Seksuele oriëntatie Homo's, Seksuele oriëntatie 2,7
Seksuele oriëntatie Lesbiennes, Seksuele oriëntatie 5,3
Seksuele oriëntatie Biseksuele mannen, Seksuele oriëntatie 5,9
Seksuele oriëntatie Biseksuele vrouwen, Seksuele oriëntatie 8,5
Seksuele oriëntatie Hetero mannen, Seksuele oriëntatie 3,5
Seksuele oriëntatie Hetero vrouwen, Seksuele oriëntatie 3,7
Bron: CBS, WODC

Personen in huishoudens met een lager welvaartsniveau komen iets vaker met fysiek geweld in aanraking dan personen in huishoudens met een hoge welvaart (zie tabel 1b in bijlage A). De samenstelling van het huishouden is ook van belang. Alleenstaande ouders zijn naar verhouding vaak slachtoffer, vooral degenen met kinderen in de basisschoolleeftijd. Het percentage slachtoffers is relatief laag onder personen met een partner en zonder kinderen. Hier speelt mee dat zij doorgaans ouder zijn.

Aantal vormen van fysiek geweld in huiselijke kring

46 procent van de slachtoffers heeft in de afgelopen 12 maanden één vorm van fysiek geweld meegemaakt in huiselijke kring, en 54 procent dus meerdere vormen. Bij ruim een derde (35 procent) ging het om twee of drie verschillende vormen en ongeveer een vijfde (19 procent) was slachtoffer van meer dan drie verschillende vormen.

3.1.3 Aantal vormen van fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden, 2020
In afgelopen 12 maanden
1 vorm 46,2
2 - 3 vormen 35,2
4 - 7 vormen 16,6
8 - 12 vormen 2,0
Bron: CBS, WODC

3.2Structureel fysiek geweld in huiselijke kring

Bij de overgrote meerderheid van de slachtoffers vond het fysieke geweld incidenteel – dat wil zeggen eenmalig of enkele malen – plaats. Van structureel fysiek geweld is sprake als de voorvallen tenminste één keer per maand voorkomen; bij ruim 8 procent van de slachtoffers is dit het geval (zie tabel 2 in bijlage A). Dit is 0,3 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder. Omgerekend gaat het dan om ongeveer 45 duizend personen. Eén procent van de slachtoffers maakt (bijna) dagelijks fysiek geweld mee, 3 procent wekelijks en 5 procent maandelijks. Dreigen met lichamelijke pijn, schoppen en stompen hebben naar verhouding vaak een structureel karakter. Zo geeft 11 procent van de slachtoffers die in de afgelopen 12 maanden geschopt zijn aan dat dit maandelijks of vaker gebeurde.

3.2.1 Structureel fysiek geweld in huiselijke kring1,2, 2020 (% slachtoffers van betreffende voorval in afgelopen 12 maanden)
(Bijna) dagelijks Wekelijks Maandelijks
Fysiek geweld totaal 0,8 3,2 4,5
waarbij iemand in huiselijke kring: . . .
Geschopt heeft 0,3 3,6 6,6
Dreigde met lichamelijke pijn 0,1 3,7 6,6
Gestompt heeft 0,6 3,8 5,5
Geslagen heeft 0,7 3,5 4,5
Voorwerp gooide dat pijn zou kunnen doen 0,2 1,7 4,2
Arm verdraaide, duwde of aan haar trok 0,3 1,5 4,2
Dreigde met slachtoffer te vermoorden 1 1,2 3,6
Dreigde mes of ander wapen te gebruiken 1 2,4 1,7
Ander lichamelijk geweld heeft gebruikt 2 2,7 5,7
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.
2) De voorvallen 'expres brandwonden veroorzaken, 'pogen te verstikken of verwurgen' en 'verwonden met een mes of ander wapen' ontbreken i.v.m. te weinig waarnemingen.

3.3Plegers fysiek geweld in huiselijke kring

Bijna een derde van de personen die aangeven in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld in de huiselijke kring, zegt dat de partner dit deed. Dit betreft vrijwel even vaak een vrouwelijke als mannelijke partner. Ook broers worden naar verhouding vaak genoemd als pleger van fysiek geweld (zie tabel 3 in bijlage A). De pleger(s) van fysiek geweld verschillen nagenoeg niet tussen mannelijke en vrouwelijke slachtoffers.

3.3.1 Plegers fysiek geweld in huiselijke kring1), 2020 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2020
Broer 17,5
Mannelijke partner 16,2
Vrouwelijke partner 15,6
Zus 9,8
Zoon 9,4
Vader 8,9
Mannelijke ex-partner 6,4
Moeder 6,2
Dochter 5,6
Ander mannelijk familielid 4,1
Vrouwelijke ex-partner 4,0
Ander vrouwelijk familielid 2,0
Bron: CBS, WODC
1) Meerdere antwoorden mogelijk.

De plegers zijn vaker man dan vrouw: van de slachtoffers is 47 procent door een man gewelddadig behandeld en 32 procent door een vrouw. Acht procent had zowel met mannelijke als met vrouwelijke plegers te maken; 13 procent heeft niet aangegeven wie de pleger was. Bij vrouwelijke slachtoffers is de pleger vaker man (62 procent) dan vrouw (19 procent), terwijl voor mannelijke slachtoffers het omgekeerde geldt (30 procent man als pleger tegen 46 procent vrouw). Het percentage dat zowel met mannelijke als vrouwelijke plegers te maken krijgt verschilt niet naar geslacht.

Aantal plegers fysiek geweld in huiselijke kring

Bij ongeveer driekwart van de slachtoffers wordt het fysieke geweld gepleegd door één pleger.noot2 Ruim een op de tien (11 procent) heeft te maken met meerdere plegers, waarvan de meesten met twee. Eveneens ruim een op de tien (13 procent) geeft geen antwoord op de vraag wie uit hun huiselijke kring hen fysiek gewelddadig heeft behandeld.

3.3.2 Aantal plegers fysiek geweld in huiselijke kring in afgelopen 12 maanden, 2020
2020
1 pleger 75,7
2 plegers 8,5
3 of 4 plegers 2,9
Geen antwoord 12,9
Bron: CBS, WODC

3.4Gevolgen fysiek geweld in huiselijke kring

Ruim de helft van de slachtoffers (54 procent) zegt dat het fysieke geweld in de afgelopen 12 maanden geen gevolgen voor hen heeft gehad (zie tabel 4 in bijlage A); 44 procent geeft aan dat dit wel gevolgen heeft gehad en drie procent heeft geen antwoord gegeven. Het percentage dat gevolgen heeft ondervonden van het fysieke geweld is bij structurele slachtoffers groter dan bij incidentele slachtoffers (49 tegen 40 procent), maar door het te kleine aantal waarnemingen van structurele slachtoffers is dit verschil niet statistisch significant.

Ruim een kwart (27 procent) van de slachtoffers heeft als gevolg van het fysieke geweld psychische problemen. Ook relatieproblemen worden met 22 procent relatief vaak genoemd, evenals problemen met (een deel van) de familie (14 procent). Zeven procent heeft lichamelijke problemen overgehouden aan het fysieke geweld. Ruim drie kwart van hen (78 procent) heeft hierbij weleens een snee, blauwe plek, kneuzing, botbreuk of andere verwonding opgelopen. Voor 20 procent geldt dit niet en twee procent geeft geen antwoord. Zes procent geeft aan seksuele problemen te hebben ervaren als gevolg van het fysieke geweld.

3.4.1 Gevolgen fysiek geweld in huiselijke kring1), 2020 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2019
Heeft gevolgen gehad 43,5
.
Psychische problemen 27,0
Relatieproblemen 22,0
Problemen met (een deel van) mijn familie 14,2
Lichamelijk problemen 7,0
Andere problemen met werk en/of opleiding 6,9
Seksuele problemen 6,2
Kon (een tijdje) niet meer werken 5,1
Andere problemen 7,0
Bron: CBS, WODC
1) Bij het noemen van problemen waren meerdere antwoorden mogelijk.

3.5Praten over fysiek geweld in huiselijke kring

Ruim een vijfde (22 procent) van de personen die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer waren van fysiek geweld heeft met niemand gesproken over wat hen overkomen is (zie tabel 5 in bijlage A). Een ruime meerderheid van 76 procent heeft er wel met iemand over gepraat; 1 procent wil niet zeggen of ze er met iemand over gesproken hebben. Vrouwelijke slachtoffers praten er vaker over dan mannelijke slachtoffers (81 tegen 71 procent). Structurele slachtoffers en slachtoffers die incidenteel met fysiek geweld te maken hebben gehad, verschillen hierin niet van elkaar.

Slachtoffers die erover praten doen dit met name binnen hun informele netwerk: met de partner (36 procent), een ander familie- of gezinslid (34 procent) of een vriend(in) (30 procent). Bijna een kwart (24 procent) praat erover met een hulpverlener zoals een (huis)arts, psycholoog of maatschappelijk werker. Minder vaak is er contact met een medewerker van Veilig Thuis (4 procent). Acht procent heeft erover gesproken met de politie, waarvan ruim de helft aangifte heeft gedaan van één of meer ervaringen.

3.5.1 Gepraat over fysiek geweld in huiselijke kring1), 2020 (% slachtoffers in afgelopen 12 maanden)
2019
Met iemand gepraat 76,2
.
Partner 35,6
Ander gezins- of familielid 33,7
Vriend / vriendin 29,6
Hulpverlener (bijvoorbeeld (huis)arts, psycholoog) 24,3
Politie 7,6
Medewerker van Veilig Thuis 3,8
Iemand anders 10,6
Bron: CBS, WODC
1) Bij het noemen van personen met wie gepraat is waren meerdere antwoorden mogelijk.

Noten

Indien een respondent de vraag over slachtofferschap bij een item niet heeft ingevuld wordt verondersteld dat hij/zij dit item niet heeft mee­gemaakt. Deze veronderstelling zal niet altijd juist zijn omdat sommige slachtoffers om hun moverende redenen die vragen niet hebben willen of kunnen beantwoorden. Wanneer degenen die de vragen niet beantwoord hebben als slachtoffer worden meegeteld, zou het slachtofferpercentage voor fysiek geweld in de afgelopen 5 jaar 9 procent bedragen, en het slachtofferpercentage in de afgelopen 12 maanden 6 procent. Zie ook de Onderzoeksverantwoording (in paragraaf 4 het aandachtspunt Ontbrekende waarden).

Het gaat hier om pleger(s) in de huiselijke kring met dezelfde relatie tot het slachtoffer. Het kan voorkomen dat het slachtoffer met meerdere individuele plegers van doen heeft maar dat deze dezelfde relatie tot het slachtoffer hebben, bijvoorbeeld twee broers. In dat geval zijn deze twee broers geteld als 1 pleger. Wanneer daarentegen een broer en een zus pleger zijn dan zijn deze beide, dus als 2 plegers geteld.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Drs. Math Akkermans

Willem Gielen MSc

Dr. Rianne Kloosterman

Dr. Elke Moons

Ir. Carin Reep

Dr. Marleen Wingen

Begeleidingscommisie

Prof. Dr. Ellen Laan (voorzitter)

Prof. Dr. Majone Steketee

Dr. Daphne van de Bongardt

Dr. Vera Toepoel

Steven Tjalsma, MSc LLM

Claudia Lucardie

Nanja Flikweert, MSc

Dr. Leontien van der Knaap (projectleider WODC)