Samenvatting

1.Aanleiding voor het onderzoek

De aanleiding van deze Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld (PHGSG) was de aanbieding aan de Tweede Kamer van het recentste onderzoek naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (Ten Boom & Wittebrood, 2019). De minister van VWS en de minister voor Rechtsbescherming gaven aan dat zij het van belang vinden dat er frequenter dan voorheen onderzoek wordt gedaan naar de prevalentie van huiselijk geweld (en kindermishandeling) (brief d.d. 5 februari 2019). Daarnaast is naar aanleiding van het maatschappelijke #MeToo debat en het debat in de Tweede Kamer over het rapport van de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport (Commissie de Vries), een motie aangenomen waarin onder meer wordt vastgesteld dat er geen goed beeld is van de omvang en ontwikkeling van gevallen van seksuele intimidatie en seksueel geweld. De motie verzoekt de regering onder andere om periodiek kwantitatief wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten zodat de ontwikkelingen (primair van de omvang) van seksuele intimidatie en seksueel geweld blijvend worden gemonitord en het effect van preventiebeleid kan worden onderzocht.

2.Opzet van het onderzoek

De cijfers in deze PHGSG zijn gebaseerd op een internetenquête onder een steekproef van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder (ongeveer 14,3 miljoen personen). Het onderzoek is gehouden van begin maart tot eind april 2020. De uitvraag was net een week gaande toen de zogeheten ‘lockdown’ in het kader van de coronapandemie werd afgekondigd. Over de mogelijke effecten van deze lockdown op het onderzoek wordt in deze publicatie gerapporteerd.

Voor het onderzoek zijn honderdduizend personen benaderd. Ruim 30 duizend personen hebben de vragenlijst ingevuld, een respons van 30,5 procent. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om betrouwbare en gedetailleerde uitspraken te doen over de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland.

3.Onderwerp van het onderzoek

De PHGSG beschrijft de aard en de mate waarin huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland voorkomen. Bij huiselijk geweld gaat het om vormen van geweld als fysiek geweld, dwingende controle, stalking en seksueel geweld die gepleegd worden door iemand uit de huiselijke kring. De term ‘huiselijke kring’ heeft betrekking op de sociale relatie tussen slachtoffer en pleger. Tot de huiselijke kring worden gezins- en familieleden en ook eventuele (ex-)partners gerekend. Met ‘huiselijke kring’ wordt niet de locatie bedoeld: de voorvallen hoeven niet per se thuis te hebben plaatsgevonden. Seksueel geweld omvat alle vormen van seksuele intimidatie en geweld. Seksueel geweld kan binnen en buiten de huiselijke kring plaatsvinden, zowel in de ‘echte wereld’ als online.

In deze monitor worden de volgende vormen van huiselijk geweld en seksueel geweld afzonderlijk besproken: verbale agressie in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring, stalking door een ex-partner, niet-fysieke seksuele intimidatie, fysiek seksueel geweld, en online seksuele intimidatie. Daarbij is gevraagd naar ondervonden geweld in het afgelopen jaar. Het slachtofferschap staat centraal. Aangezien het veldwerk van dit onderzoek in maart en april 2020 plaatsvond heeft de jaarprevalentie van slachtofferschap betrekking op de periode maart/april 2019 tot maart/april 2020. Daarnaast komt ook aan de orde in welke mate dit slachtofferschap een structureel karakter heeft (dat wil zeggen ten minste maandelijks plaatsvindt), wie de plegers zijn, wat de gevolgen voor de slachtoffers zijn, en met wie de slachtoffers over hun ervaringen hebben gepraat. De cijfers over structureel slachtofferschap betreffen minimumschattingen. Het is onbekend hoeveel personen slachtoffer werden van meerdere vormen van geweld die afzonderlijk niet structureel voorkwamen maar bij elkaar wel optellen tot ‘structureel geweld’. Het slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel geweld is uitgesplitst naar relevante kenmerken van respondenten zoals de persoonskenmerken geslacht, leeftijd, seksuele oriëntatie en migratieachtergrond, en achtergrondkenmerken zoals de positie van de persoon in het huishouden, het hebben van kinderen en het aantal kinderen, het welvaartsniveau van het huishouden en de stedelijkheid van de gemeente.

4.Resultaten van het onderzoek

Verbale agressie in huiselijke kring

In maart/april 2020 gaf bijna 1 op de 3 (31 procent) personen van 16 jaar of ouder aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van verbale agressie in de huiselijke kring. Dit zijn bijna 4,5 miljoen personen. Het gaat dan bijvoorbeeld om hoogoplopende meningsverschillen waarbij geschreeuwd of gegild wordt, treiteren of pesten, of kleineren of vernederen. Bij 1 op de 10 slachtoffers is de verbale agressie structureel van aard, dat wil zeggen dat zij hier ten minste één keer per maand mee te maken hebben.

Mannen en vrouwen maken vrijwel even vaak verbale agressie in huiselijke kring mee. Jongeren worden er het meest mee geconfronteerd. Wanneer wordt gekeken naar de seksuele oriëntatie blijkt dat biseksuele vrouwen vaak aangeven in huiselijke kring slachtoffer te zijn geweest van verbale agressie. Verbale agressie in huiselijke kring komt het vaakst van de eigen partner. Ruim de helft van de slachtoffers geeft dit aan.

Fysiek geweld in huiselijke kring

Vier procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (ruim 520 duizend personen) zei in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest fysiek geweld in huiselijke kring. Hierbij gaat het om ervaringen waarbij werd gedreigd met geweld, het slachtoffer werd verwond of een poging daartoe werd gedaan. De voorvallen lopen uiteen van dreigen met pijn doen tot poging tot verstikking of verwondingen door het gebruik van wapens. Bij ruim 8 procent van de slachtoffers had het fysieke geweld een structureel karakter.

Vrouwen hebben even vaak met fysiek geweld te maken als mannen. Vooral 16- tot 18‑jarigen zijn er vaak slachtoffer van (16 procent). Bijna een derde van alle slachtoffers zegt dat de partner het fysieke geweld pleegde. Ook een broer wordt vaak genoemd. Bijna de helft van de slachtoffers geeft aan dat het fysieke geweld gevolgen heeft gehad. Psychische en relatieproblemen worden door ongeveer een kwart genoemd. Drie kwart van de slachtoffers heeft met iemand gepraat over de ervaringen. De meeste slachtoffers doen dit in hun informele netwerk (partner, andere gezins-of familieleden, vriend of vriendin).

Dwingende controle in huiselijke kring

Dwingende controle, ook wel coercive control genoemd, is een vorm van huiselijk geweld waarbij één persoon de ander sterk domineert en controleert. Het slachtoffer kan daarbij bepaalde vrijheden worden ontzegd door de ander, zoals het onderhouden van sociale contacten of het hebben van eigen geld. Ook kan de pleger dreigen zichzelf, het slachtoffer, of geliefden iets aan te doen. Vijf procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (ruim 680 duizend personen) werd in de afgelopen 12 maanden slachtoffer van dwingende controle in huiselijk kring. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van dwingende controle dan mannen, en jongeren vaker dan ouderen. Ook biseksuele personen krijgen er naar verhouding vaak mee te maken.

Partners en ouders worden het vaakst als plegers genoemd. Ruim zes op de tien slachtoffers geven aan dat de dwingende controle gevolgen heeft gehad. Psychische problemen worden het vaakst genoemd (door ongeveer 40 procent). Acht op de tien slachtoffers hebben met iemand gesproken over hun ervaringen. Het vaakst gebeurt dit met een vriend of vriendin (ruim 40 procent), gevolgd door de partner of andere gezins-/familieleden, en hulpverleners zoals (huis-)artsen of maatschappelijk werkers (allen circa 35 procent).

Stalking door ex-partner

Twee procent van de bevolking van 16 jaar en ouder met een ex-partner (190 duizend personen) gaf aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van stalking door een ex-partner. Vrouwen hebben hier vaker mee te maken dan mannen, en jongeren vaker dan ouderen. Vooral jonge vrouwen zijn naar verhouding vaak slachtoffer (10 procent van de 16- tot 18‑jarige vrouwen). Voor meer dan de helft van de slachtoffers heeft de stalking gevolgen gehad. Het vaakst gaat het om psychische problemen (bijna 40 procent). Negen op de tien slachtoffers hebben met iemand gepraat over hun ervaring. Met een vriend of vriendin wordt het vaakst contact gezocht (58 procent). Binnen de huiselijke kring wordt er vaker over gesproken met een ander gezins- of familielid dan met de eigen partner (44 tegen 29 procent). Drie op de tien slachtoffers raadplegen een hulpverlener.

Niet-fysieke seksuele intimidatie

Zeven procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (ongeveer 975 duizend personen) zei in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van niet-fysieke seksuele intimidatie. Het gaat om ervaringen met seksuele intimidatie waarbij er geen lichamelijk contact tussen pleger en slachtoffer was en die in de ‘echte wereld’, dus niet online plaatsvonden. Niet-fysieke seksuele intimidatie kan verschillen van seksueel getinte opmerkingen tot het moeten aanschouwen van seksuele handelingen. Bij 13 procent van de slachtoffers had de intimidatie een structureel karakter, dat wil zeggen dat zij ten minste één keer per maand werden geïntimideerd. Vrouwen zijn er vaker slachtoffer van dan mannen, en jongeren (met name 18- tot 24‑jarigen) vaker dan ouderen. Jonge vrouwen worden er relatief het vaakst mee geconfronteerd: 33 procent van de 18- tot 24‑jarige vrouwen gaf aan niet-fysieke seksuele intimidatie te hebben meegemaakt. Ook biseksuele vrouwen zijn relatief vaak slachtoffer. De incidenten kunnen binnen en buiten de huiselijke kring plaatsvinden. 89 procent van de slachtoffers geeft aan seksueel geïntimideerd te zijn geweest door alleen personen van buiten de huiselijke kring. Bij 5 procent gebeurde het alleen binnen de huiselijke kring, en bij 5 procent zowel binnen als buiten de eigen kring.

Meer dan de helft van de slachtoffers zegt dat de seksuele intimidatie door een onbekende gebeurde. Bijna een op de zes heeft er gevolgen aan overgehouden, vooral psychische problemen. Twee derde van de slachtoffers heeft over de ervaringen gepraat; de meesten met een vriend of vriendin (43 procent). Professionele hulpverlening wordt minder vaak ingeschakeld (6 procent).

Fysiek seksueel geweld

Drie procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (470 duizend personen) zei in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van fysiek seksueel geweld. Dit zijn vormen van seksuele intimidatie en seksueel geweld waarbij lichamelijk contact plaatsvond, variërend van ongewenste aanrakingen tot verkrachting. Bij vier procent van de slachtoffers was het fysiek seksueel geweld structureel van aard (ten minste één keer per maand).

Net als bij niet-fysieke seksuele intimidatie zijn vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen, en jongeren (met name 18- tot 24‑jarigen) vaker dan ouderen. Jonge vrouwen maken fysiek seksueel geweld het vaakst mee: 22 procent van de 18- tot 24‑jarige vrouwen is in de afgelopen 12 maanden slachtoffer geweest. Fysiek seksueel geweld kan plaatsvinden binnen of buiten de huiselijke kring. Bij verreweg de meeste slachtoffers (85 procent) kwam het geweld van iemand van buiten de huiselijke kring. Bij 10 procent kwam de pleger van binnen de huiselijke kring en 3 procent had te maken met plegers van zowel binnen de huiselijke kring als daarbuiten.

Veertig procent gaf aan dat het seksueel geweld gepleegd werd door een onbekende; bij 22 procent betrof het iemand uit het uitgaansleven. Een kwart van de slachtoffers zegt dat het fysieke seksuele geweld gevolgen heeft gehad. Daarbij dient opgemerkt worden dat het bij fysiek seksueel geweld in de meeste gevallen gaat om ongewenst gezoend of ongewenst seksueel aangeraakt worden. Fysiek geweld waarbij expliciete seksuele handelingen plaatsvinden, heeft vaker gevolgen: hiervan zeggen meer dan zes op de tien slachtoffers gevolgen te ondervinden, waarbij psychische problemen het vaakst genoemd worden. Zeven op de tien slachtoffers van fysiek seksueel geweld hebben met iemand gesproken over hun ervaringen. Meestal praatte men met een vriend of vriendin, gevolgd door de partner. Door minder dan een op de tien slachtoffers werd professionele hulpverlening ingeschakeld.

Online seksuele intimidatie

Vijf procent van bevolking van 16 jaar en ouder (770 duizend personen) gaf aan dat ze in de afgelopen 12 maanden slachtoffer zijn geweest van online seksuele intimidatie. Hierbij gaat het om ongewenst seksueel gedrag dat via het internet, bijvoorbeeld via sociale media, WhatsApp, (video)chat of e-mail, plaatsvond. Voorbeelden zijn vervelende seksueel getinte opmerkingen of gedwongen worden om online seksuele handelingen te verrichten. 11 procent van de slachtoffers heeft structureel, dat wil zeggen minstens één keer per maand, met online seksuele intimidatie te maken gehad.

Vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen, en jongeren vaker dan ouderen. Vooral jonge vrouwen worden er relatief vaak mee geconfronteerd: van de 16- tot 18‑jarige vrouwen gaf 29 procent aan de afgelopen 12 maanden met online seksuele intimidatie te maken hebben gehad. Verder zijn biseksuelen (vooral biseksuele vrouwen) en homoseksuele mannen relatief vaak slachtoffer. Bij meer dan negen op de tien slachtoffers komen de plegers van buiten de huiselijke kring. De helft van de slachtoffers geeft aan dat het om onbekenden gaat; drie op de tien zeggen dat het iemand is die ze online ontmoet hebben. Het grootste deel (meer dan 80 procent) van de slachtoffers zegt dat hun ervaring met online intimidatie geen gevolgen heeft gehad. Ruim 60 procent van de slachtoffers heeft met iemand gesproken over wat zij op het internet hebben meegemaakt, vooral in het informele netwerk (vriend/vriendin, partner of anders gezins-/familieleden). Met professionele hulpverlening wordt naar aanleiding van deze ervaringen weinig contact gezocht (circa 5 procent).

Huiselijk geweld en seksueel geweld vergeleken naar plegers, gevolgen en contacten

Bij alle vormen van huiselijk geweld is de pleger vaker man dan vrouw. Dit geldt ook voor alle vormen van seksueel geweld, waar de verschillen wel groter zijn. Slachtoffers van huiselijk geweld geven vaker dan slachtoffers van seksueel geweld aan dat de gebeurtenissen voor hen gevolgen hebben gehad. De meerderheid van de slachtoffers van huiselijk geweld en seksueel geweld praat met iemand over de ervaringen. Slachtoffers van huiselijk geweld zoeken vaker contact dan slachtoffers van seksueel geweld. Het meest wordt gesproken met personen in het eigen, informele circuit zoals vrienden of vriendinnen, partner en andere gezins- of familieleden. Bij huiselijk geweld worden vaker dan bij seksueel geweld professionele hulpverleners zoals (huis)artsen, psychologen of maatschappelijk werkers geconsulteerd. Met andere instanties zoals de politie, Veilig Thuis of het Centrum Seksueel Geweld wordt naar verhouding weinig contact gelegd.

Totaal huiselijk geweld en totaal seksueel geweld

In 2020 gaf 8 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere vormen van huiselijk geweld. Dit komt neer op 1,2 miljoen personen. Bij het prevalentiecijfer van huiselijk geweld is verbale agressie niet meegeteld. Als verbale agressie mee zou worden geteld zou 33 procent slachtoffer zijn van huiselijk geweld.

Van seksueel geweld werd 11 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden slachtoffer. Dit zijn omgerekend 1,6 miljoen personen.

Huiselijk geweld kan seksueel van aard zijn, en – andersom – kan seksueel geweld in huiselijke kring plaatsvinden. Deze overlap tussen huiselijk geweld en seksueel geweld is echter klein: 1 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder (162 duizend personen) werd slachtoffer van huiselijk seksueel geweld, terwijl 8 procent slachtoffer werd van huiselijk geweld dat geen seksueel karakter had. Omgekeerd vindt seksueel geweld voor het grootste deel niet in huiselijke kring plaats: 10 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder is slachtoffer geweest van seksueel geweld buiten de huiselijke kring. Bij 1 procent gebeurde dit binnen de huiselijke kring.

Zes procent van de personen van 16 jaar of ouder is structureel slachtoffer geweest van huiselijk geweld, dat wil zeggen dat ze in de afgelopen 12 maanden ten minste één bepaalde vorm van huiselijk geweld (bijna) dagelijks, wekelijks of maandelijks hebben meegemaakt. Dit betreft 820 duizend personen. Door het herhaalde, structurele karakter van stalking en dwingende controle in huiselijke kring worden deze vormen van geweld per definitie als structureel slachtofferschap gezien. Een procent werd structureel slachtoffer van seksueel geweld (185 duizend personen) en 0,2 procent werd structureel slachtoffer van huiselijk seksueel geweld (27 duizend personen).

Slachtofferschap van huiselijk geweld neemt af naarmate men ouder wordt. Zo werd 24 procent van de 16- tot 18‑jarigen slachtoffer tegen 3 procent van de 65‑plussers. Vrouwen zijn iets vaker slachtoffer dan mannen (9 tegen 7 procent). Heteroseksuelen zijn minder vaak slachtoffer dan personen met een andere seksuele oriëntatie. Ook seksueel geweld komt vaker voor bij jongeren dan bij ouderen. Van de 16- tot 18‑jarigen kreeg 26 procent hiermee te maken, van de 18- tot 24‑jarigen 30 procent, en van de 65‑plussers 3 procent. Vrouwen zijn dubbel zo vaak slachtoffer van seksueel geweld als mannen (15 tegen 7 procent). Heteroseksuelen zijn minder vaak slachtoffer dan homoseksuelen en biseksuelen. Vooral biseksuele vrouwen zijn naar verhouding vaak slachtoffer van seksueel geweld (44 procent).

Huiselijk en seksueel geweld in de kinderjaren

In 2020 gaf 22 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder aan dat zij in de kinderjaren, dat wil zeggen voor de leeftijd van 12 jaar, slachtoffer zijn geweest van een of meerdere vormen van huiselijk en/of seksueel geweld. De meesten (16 procent) hadden in hun kinderjaren te maken met fysiek geweld in huiselijke kring. Het slachtofferschap in de kinderjaren hangt samen met het recente slachtofferschap. Zo had ruim een derde (35 procent) van de personen van 16 jaar of ouder die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer zijn geweest van fysiek geweld hier voor hun twaalfde levensjaar ook mee te maken. Van de personen die in 2020 geen slachtoffer hiervan zijn geweest is dit 15 procent.

Zelf pleger van huiselijk en/of seksueel geweld in huiselijke kring

Twee procent van de personen van 16 jaar of ouder geeft aan dat het in de afgelopen 12 maanden weleens is voorgekomen dat zijzelf binnen de huiselijke kring lichamelijk agressief, controlerend en/of intimiderend zijn geweest. Ook kan het gaan om ongewenst seksueel gedrag of het stalken door een ex-partner. Dit zijn ongeveer 290 duizend personen.

5.Opdrachtgever, opdrachtnemer en begeleidingscommissie

De PHGSG is uitgevoerd door het CBS in opdracht van het WODC. De begeleiding van het onderzoek vindt plaats door een commissie die naast vertegenwoordigers van het CBS en het WODC bestaat uit inhoudelijke en methodologische experts van wetenschappelijke kennisinstellingen (Amsterdam UMC, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Utrecht en Verwey-Jonker Instituut) en vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en Veiligheid en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De publicatie wordt uitgebracht als webpublicatie en in pdf-vorm, en is beschikbaar via de website van het CBS en het WODC.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Drs. Math Akkermans

Willem Gielen MSc

Dr. Rianne Kloosterman

Dr. Elke Moons

Ir. Carin Reep

Dr. Marleen Wingen

Begeleidingscommisie

Prof. Dr. Ellen Laan (voorzitter)

Prof. Dr. Majone Steketee

Dr. Daphne van de Bongardt

Dr. Vera Toepoel

Steven Tjalsma, MSc LLM

Claudia Lucardie

Nanja Flikweert, MSc

Dr. Leontien van der Knaap (projectleider WODC)