Hoe groot is de Nederlandse overheidsschuld?
Eind 2023 bedroeg de Nederlandse overheidsschuld 481 miljard euro. Dat komt neer op 45,1 procent van de omvang van de Nederlandse economie. Dit is ruim onder de Europees afgesproken norm dat de schuld van een land niet meer dan 60 procent van de omvang van de economie mag zijn.
In 2005 was de schuld nog 275 miljard euro. De overheidsschuld neemt toe als de overheid meer uitgeeft dan zij ontvangt. Een schuld in 2023 is door inflatie minder waard dan een in euro’s even hoge schuld in 2005.
Verhouding schuld en omvang economie
Om de ontwikkeling van de overheidsschuld over de jaren te bekijken wordt vaak de verhouding van de schuld ten opzichte van de omvang van de economie berekend. Dit wordt ook wel de schuldquote genoemd. Bij een grotere omvang van de economie – en dus een lagere schuldquote – kan de overheid de schuld in de toekomst makkelijker aflossen. De overheidsschuld als percentage van het bruto binnenlands product (bbp, de indicator voor de omvang van de economie) bedroeg 50 procent in 2005.
Schuldquote groeit bij economisch zwaar weer
In economisch slechtere tijden neemt over het algemeen de schuldquote toe doordat de overheid minder inkomsten ontvangt en meer uitgeeft. In economisch betere tijden kan de schuld weer dalen als de belastinginkomsten stijgen en uitgaven zoals werkloosheidsuitkeringen dalen. In 2020 – bij het uitbreken van de coronapandemie – leende de overheid geld om bedrijven met subsidies te kunnen ondersteunen en extra uitgaven aan zorgmiddelen te doen. Ook moest de overheid lenen doordat er minder belastinginkomsten binnenkwamen. De schuldquote sprong omhoog, nog eens extra doordat de economie dat jaar kromp. In de jaren daarna groeide de economie weer, nam de inflatie toe en stegen de inkomsten van de overheid sterk. Zo zakte de schuldquote terug tot 45,1 procent in 2023, de laagste stand in 15 jaar.
Jaar | Schuldquote | EMU-normen |
---|---|---|
2005 | 49,6 | 60,0 |
2006 | 45,0 | 60,0 |
2007 | 42,8 | 60,0 |
2008 | 54,3 | 60,0 |
2009 | 56,3 | 60,0 |
2010 | 58,9 | 60,0 |
2011 | 61,2 | 60,0 |
2012 | 65,7 | 60,0 |
2013 | 67,2 | 60,0 |
2014 | 67,2 | 60,0 |
2015 | 63,8 | 60,0 |
2016 | 60,8 | 60,0 |
2017 | 55,9 | 60,0 |
2018 | 51,5 | 60,0 |
2019 | 47,6 | 60,0 |
2020 | 53,3 | 60,0 |
2021 | 50,4 | 60,0 |
2022* | 48,3 | 60,0 |
2023* | 45,1 | 60,0 |
* voorlopige cijfers |
Nederlandse overheidsschuld ruim onder Europese norm
Als de schuldenlast vergeleken met de omvang van de economie te groot wordt, heeft dat risico’s. Bijvoorbeeld doordat een land op termijn zijn schuld niet kan afbetalen. De twintig landen met de euro als munt hebben afgesproken dat de schuld niet groter mag zijn dan 60 procent van de economie. Dit is de zogenoemde EMU-norm.noot1 De Nederlandse schuld lag in 2023 dus ruim onder deze norm.
Van de eurolanden voldoen momenteel acht landen aan deze norm. Estland heeft de laagste schuldquote. Twaalf landen voldoen niet aan deze norm. In vijf landen is de schuld zelfs groter dan de omvang van de economie. Gemiddeld in de eurozone is de schuldquote bijna 89 procent.
Land | Schuldquote |
---|---|
Griekenland | 161,9 |
Italië | 137,3 |
Frankrijk | 110,6 |
Spanje | 107,7 |
België | 105,2 |
Portugal | 99,1 |
Eurolanden | 88,6 |
Oostenrijk | 77,8 |
Cyprus | 77,3 |
Finland | 75,8 |
Slovenië | 69,2 |
Duitsland | 63,6 |
Kroatië | 63,5 |
Slowakije | 56,0 |
Malta | 50,4 |
Nederland | 45,1 |
Ierland | 43,7 |
Letland | 43,6 |
Litouwen | 38,3 |
Luxemburg | 25,7 |
Estland | 19,6 |
Bron: CBS, Eurostat | |
* voorlopige cijfers, zoals bekend op 1 juli 2024 |
Bronnen
StatLine – Overheidsfinanciën; kerncijfers
StatLine – Saldo en schuld; overheidssectoren
Eurostat – General government gross debt
Noten
Europese schuldnorm en tekortnorm
Volgens het Groei- en Stabiliteitspact voor eurolanden mag het tekort van de overheid niet boven de 3 procent van het bbp en de schuld van de overheid niet boven de 60 procent van het bbp uitkomen.
Deze normen vormen de basis van de Europese begrotingsregels voor lidstaten. De Europese Commissie heeft echter in 2020 door de coronacrisis besloten de Europese begrotingsregels tijdelijk niet toe te passen. Na de uitbraak van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis geldt het opschorten van de begrotingsregels tot en met 2023.