Hoe gaat het met onze koopkracht?
De koopkrachtontwikkeling is de jaar-op-jaar verandering in inkomen van mensen, aangepast aan prijsveranderingen. In 2020 steeg de koopkracht van de Nederlandse bevolking ten opzichte van 2019, maar niet voor iedereen. 67 procent van de Nederlanders ging erop vooruit, 33 procent ging in koopkracht achteruit. Onder jongeren en ouderen gingen relatief de meesten in koopkracht vooruit.
De koopkracht van de doorsneenoot1 Nederlander nam met 2,2 procent toe in 2020. Dit was het zevende jaar op rij met een stijging van de koopkracht en de grootste stijging sinds 2016. De positieve koopkrachtontwikkeling was onder meer het gevolg van de grootste cao-loonstijging in ruim tien jaar (2,9 procent). Tegenover de loonstijging stond een inflatie van 1,3 procent, waarmee de reële loonontwikkeling op 1,6 procent kwam. Daarnaast hadden diverse fiscale maatregelen een gunstig effect op de koopkracht. Vooral door de verhoging van de algemene heffingskorting en het invoeren van een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting hielden veel huishoudens meer inkomen over. De koopkrachtstijging werd in 2020 verder beïnvloed door de effecten van de coronacrisis die voor sommige huishoudens nadelig waren, onder andere door het verlies van werk of inkomen. Om de nadelige economische gevolgen van de coronacrisis in 2020 te verzachten, riep de overheid tijdelijke steunmaatregelennoot2 in het leven.
Sinds 2000 daalde de koopkracht alleen in 2005 en in de jaren 2010–2013 als gevolg van de economische crisis. In die jaren waren er ook meer mensen met een koopkrachtdaling dan met een koopkrachtstijging.
Jaar | Doorsnee koopkrachtontwikkeling |
---|---|
2000 | 2,1 |
2001 | 6,3 |
2002 | 1,6 |
2003 | 0,3 |
2004 | 0,8 |
2005 | -0,2 |
2006 | 3,1 |
2007 | 3,1 |
2008 | 1,5 |
2009 | 1,8 |
2010 | -0,4 |
2011 | -0,9 |
2012 | -1,1 |
2013 | -1,1 |
2014 | 1,9 |
2015 | 1,3 |
2016 | 3,0 |
2017 | 0,7 |
2018 | 0,6 |
2019 | 1,5 |
2020* | 2,2 |
* voorlopige cijfers |
Werknemers grootste stijging
Onder alle bevolkingsgroepen nam de koopkracht in 2020 toe. Voor werknemers steeg de koopkracht het meest, in doorsnee met 4,3 procent. 70 procent van alle werknemers ging er in koopkracht op vooruit. Naast voordeel uit de afgesproken cao-loonstijging kunnen werknemers ook zelf werk maken van meer koopkracht, bijvoorbeeld door te streven naar meer uren werk of een baan met meer loon. Omgekeerd resulteerden onder meer (tijdelijk) baanverlies of een keuze voor minder uren werk in een koopkrachtdaling bij 30 procent van de werknemers.
Voor gepensioneerden steeg de koopkracht in 2020 in doorsnee met 1,0 procent. In 2017 en in 2018 daalde hun koopkracht nog. In tegenstelling tot werknemers hebben gepensioneerden weinig tot geen mogelijkheden om hun koopkracht zelf te verbeteren en zijn ze veel meer afhankelijk van overheidsmaatregelen die de koopkracht beïnvloeden. Gepensioneerden hadden in 2020 relatief veel profijt van het verhogen van de algemene heffingskorting.
Huishoudens in de bijstand gingen in doorsnee 1,5 procent in koopkracht vooruit. Bij een kwart van hen was sprake van een achteruitgang in koopkracht. Stellen met kinderen en eenoudergezinnen gingen er in doorsnee meer op vooruit dan alleenstaanden en stellen zonder kinderen.
Kenmerken huishouden | 2020* |
---|---|
Totale bevolking | 2,2 |
Inkomen als werknemer |
4,3 |
Uitkering pensioen | 1,0 |
Uitkering bijstand | 1,5 |
Persoon in type huishouden |
. |
Eenpersoons- huishouden |
1,6 |
Eenouder- gezin |
2,6 |
Paar zonder kinderen |
1,2 |
Paar met kinderen |
4,5 |
* voorlopige cijfers |
Bron
StatLine – Koopkrachtontwikkeling personen; persoonskenmerken
StatLine – Koopkrachtontwikkeling personen; huishoudenskenmerken
Relevante link
Nieuwsbericht – Koopkracht groeit met 2,2 procent in coronajaar 2020
De vragen
- Hoe komt het CBS aan de cijfers?
- Hoeveel woningen telt Nederland?
- Hoe snel groeit de bevolking op een doorsneedag?
- Hoe lang zijn Nederlanders?
- Hoeveel landbouwdieren telt ons land?
- Bij wie zijn werk en privé vaak uit balans?
- Hoeveel diamanten bruidsparen zijn er?
- Hoeveel energie haalt Nederland uit hernieuwbare bronnen?
- Hoeveel mensen zijn slachtoffer van huiselijk geweld?
- Hoeveel Nederlanders gebruiken het internet der dingen?
- Welk geloof hangen we aan?
- In welke richting halen jongeren een diploma?
- Waaraan overlijden mensen op een doorsneedag?
- Hoeveel water gebruiken we?
- Wat kopen we online?
- Hoe gaat het met de verschillende diersoorten?
- Hoeveel jongeren ontvangen hulp?
- Welke bloembollen telen we het meest?
- Hoeveel bedrijven telt Nederland?
- Hoe wonen kinderen in Caribisch Nederland?
- Hoe wordt de Nederlandse bodem gebruikt?
- Hoeveel stekkerauto’s rijden er rond?
- Waar komt psychische vermoeidheid het meest voor?
- Hoeveel stikstof produceert de veehouderij?
- Hoeveel werknemers zijn lid van een vakbond?
- Hoeveel duurder werd voeding?
- Waar zijn de inwoners van Caribisch Nederland geboren?
- Hoeveel gezinnen lopen risico op armoede?
- Hoe duurzaam is ons gedrag?
- Wat importeren we uit China?
- Hoeveel tieners worden moeder?
- Hoe gaat het met onze koopkracht?
- Hoeveel volwassenen roken?
- Hoeveel miljonairs wonen in Nederland?
- Hoeveel toeristen overnachten in Nederland?
- Hoe gaat het CBS om met je privacy?
Noten
Doorsnee
De koopkrachtontwikkeling is bepaald als de mediaan van individuele koopkrachtmutaties: de koopkrachtmutatie waar precies de helft van de mensen onder en de helft van de mensen boven zit.
Tijdelijke steunmaatregelen
Sinds maart 2020 zijn diverse steunmaatregelen van kracht, waaronder de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Zelfstandig ondernemers kunnen uit deze regeling een bedrag krijgen om hun inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum.
Andere steunmaatregelen voor zelfstandig ondernemers met een positief effect op de koopkracht zijn de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten) en de TOGS (Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19).
Voor werknemers in de getroffen sectoren is de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) van belang. Met deze regeling kunnen werkgevers hun werknemers met een vast en met een flexibel contract doorbetalen en in dienst houden.