Foto omschrijving: Netherlands, Rotterdam: Ships pull into the port of Rotterdam ahead of storage tanks at the LNG terminal.

Inzet van de invoer in de Nederlandse economie

Auteurs: Nieke Aerts, Timon Bohn, Sarah Creemers, Tom Notten, Manon Weusten

In deze figuur zien we waar de Nederlandse invoer van goederen en diensten in 2021 voor wordt gebruikt. De invoer kan direct bestemd zijn voor het buitenland (wederuitvoer), direct ten behoeve van binnenlandse bestedingen in Nederland of ten behoeve van verdere verwerking in Nederland (intermediaire invoer). Van deze laatste invoerstroom wordt ook aangeduid hoeveel invoer uiteindelijk bestemd is voor export en welk deel in Nederland wordt geconsumeerd. Goede r eni n v oer Intermediai r e goede r eni n v oer Intermediai r e goede r eni n v oer v e r werkt in binnenlandse bestedingen Intermediai r e goede r eni n v oer v e r werkt in de uit v oer Goede r eni n v oer di r ect bestemd v oor het buitenland Intermediai r e diensteni n v oer Intermediai r e diensteni n v oer v e r werkt in binnenlandse bestedingen Intermediai r e diensteni n v oer v e r werkt in de uit v oer Diensteni n v oer di r ect bestemd v oor het buitenland Diensteni n v oer I n v oer v an goede r en en diensten € 485,8 m l d (78%) € 173,3 m l d (28%) € 61,8 m l d (10%) € 111,5 m l d (18%) € 42,5 m l d (7%) € 70,8 m l d (11%) € 69,1 m l d (11%) 2 43,4 m l d (39%) € 18,2 m l d (3%) € 5,5 m l d (1%)

Door te opereren in internationale waardeketens is Nederland sterk verbonden met het buitenland. Nederland speelt doorgaans een belangrijke rol als schakel in de wereldhandel, en met name in de intraregionale handel binnen de interne markt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de herkomst en samenstelling van de Nederlandse invoerstroom in 2021. En wat gebeurt er in Nederland met de import van goederen en diensten? Wordt deze binnen Nederlandse productieprocessen ingezet of verlaat deze ons land weer zonder verdere bewerking? Nederlandse bedrijven importeren doorgaans veel goederen en diensten die (efficiënter) in het buitenland worden geproduceerd of ze niet zelf kunnen produceren. Een aanzienlijk deel van deze goederen en diensten blijkt essentieel te zijn om (concurrerend) te kunnen exporteren. Ten slotte, hoe groot is de Nederlandse voetafdruk in het buitenland door consumptie en verbruik van ingevoerde goederen en diensten in Nederland?

7.1Belangrijkste bevindingen

  • De invoerwaarde van goederen en diensten bedroeg 622,7 miljard euro in 2021, waarvan 485,8 miljard euro goederen betrof en 136,9 miljard euro diensten. Dat was 5,3 procent hoger dan in pre-coronajaar 2019. De goedereninvoer herstelde fors, terwijl de diensteninvoer verder daalde.
  • Nederland speelt een belangrijke rol in de intraregionale handel in de Europese interne markt. Een groot deel van de invoer die in de uitvoer wordt verwerkt (38,5 miljard euro, goed voor 22,5 procent van de totale invoer voor intermediair verbruik) kwam uit de EU-27 en ging naar een ander (of hetzelfde) EU-27 land. Veel handel vindt nog steeds binnen de EU plaats, maar merkbaar minder dan vóór de Brexit.

Het gebruik van de goedereninvoer

  • Ongeveer de helft van de goedereninvoer (243,4 miljard euro) was in 2021 bestemd voor wederuitvoer en dit aandeel neemt de laatste jaren toe. De rechtstreekse goedereninvoer bestemd voor binnenlandse bestedingen had een waarde van 69,1 miljard euro in 2021; dat is 1,6 procent meer dan in 2019. De intermediaire goedereninvoer bedroeg 173,3 miljard euro in 2021. Hiervan werd 36 procent door Nederlandse bedrijven verder verwerkt in goederen of diensten die worden afgezet op de binnenlandse markt. Dat betekent dat de overige 64 procent na verwerking in Nederland terechtkomt in het buitenland. De intermediaire goedereninvoer ligt 12 procent boven het pre-coronaniveau van 2019.
  • Elektrische apparaten waren in 2021 de belangrijkste categorie bij goedereninvoer bestemd voor wederuitvoer. Ruwe aardolie en aardolieproducten was de grootste categorie bij de intermediaire goedereninvoer, waarvan 84 procent verder werd verwerkt in geëxporteerde goederen of diensten. De goedereninvoer voor direct gebruik in Nederland werd gedomineerd door voertuigen en computers.
  • De ingevoerde goederen bestemd voor wederuitvoer kwamen in 2021 voornamelijk uit Duitsland en China. Voor de intermediaire goederenimport en de import bestemd voor binnenlandse bestedingen waren Duitsland en België de belangrijkste importpartners.

Het gebruik van de diensteninvoer

  • Bijna 4 procent van de diensteninvoer (5,5 miljard euro) was in 2021 bestemd voor wederuitvoer. De rechtstreekse diensteninvoer bestemd voor binnenlandse bestedingen had een waarde van 18,2 miljard euro in 2021; dat is 32,1 procent minder dan in 2019. De intermediaire diensteninvoer bedroeg 113,3 miljard euro in 2021. Hiervan werd 38 procent door Nederlandse bedrijven verder verwerkt in goederen of diensten die worden afgezet op de binnenlandse markt. Dat betekent dat de overige 62 procent na verwerking in Nederland terechtkomt in het buitenland. De intermediaire diensteninvoer ligt 8 procent onder het pre-coronaniveau van 2019.
  • Zakelijke diensten was de grootste categorie bij de intermediaire diensteninvoer, waarvan 61 procent verder werd verwerkt in geëxporteerde goederen of diensten. De diensteninvoer voor direct gebruik in Nederland bestond voor 4,7 miljard euro uit ICT-diensten en 4,3 miljard euro uit zakelijke diensten.
  • Voor de intermediaire dienstenimport waren de VS en het VK de belangrijkste importpartners. Diensten bestemd voor Nederlandse bestedingen kwamen met name uit Duitsland en de VS.

De aan de export verbonden import verder ontrafeld

  • In 2021 was er in totaal 33,1 miljard euro aan import van grondstoffen en minerale brandstoffen en 16,9 miljard euro aan industriële producten nodig om de export te kunnen verwezenlijken.
  • Er is een hoge mate van afhankelijkheid van de EU-27 voor invoer die is verwerkt in uitvoer als het gaat om industriële producten (69 procent uit EU-27), chemische producten (66 procent) en machines en vervoermaterieel (62 procent).
  • In 2021 was er in totaal 22,6 miljard euro aan import van zakelijke diensten en 11,4 miljard euro aan vervoersdiensten nodig om de export te kunnen verwezenlijken.
  • De helft van de geïmporteerde diensten was in 2021 afkomstig uit de EU-27, een stijging ten opzichte van 2020. Het toegenomen EU-belang heeft vooral te maken met de sterke krimp van geïmporteerde royalty’s uit de VS in 2021.

Voetafdruk van de Nederlandse invoer

  • De totale broeikasgasvoetafdruk van de invoer in 2021 was 441 megaton CO2‑eq. Dat is iets hoger dan in 2019. De voetafdruk van de goedereninvoer is bijna vijftien maal groter dan die van de diensteninvoer.
  • Bijna de helft van de invoervoetafdruk is gerelateerd aan invoer voor wederuitvoer, waarbij de invoer van diensten een zeer kleine rol speelt. De intermediaire invoer bevat 45 procent van de totale broeikasgasvoetafdruk van de invoer. De overige 10 procent van de broeikasgasvoetafdruk van de invoer komt op conto van de invoer voor direct verbruik binnen Nederland.
  • Met 189 megaton CO2‑eq. (43 procent van het totaal) ligt het grootste deel van de invoervoetafdruk in Europa. Daarna volgen Azië en Amerika met respectievelijk 30 en 15 procent. Van de totale invoerwaarde komt bijna 60 procent uit Europa, wat aanzienlijk meer is dan het aandeel van de broeikasgasvoetafdruk dat in Europa ligt. Voor invoer uit Azië en Afrika is dat omgekeerd.
  • Invoervoetafdruk in Afrika bestaat voor het grootste deel uit methaan, terwijl dat voor Azië, Europa en Amerika CO2 is.
  • De energievoorziening, landbouw en delfstoffenwinning waren de buitenlandse bedrijfstakken die het meeste van de Nederlandse invoervoetafdruk droegen in 2021.

Leeswijzer

In paragraaf 7.2 beschrijven we de bestemming van de Nederlandse import van goederen en diensten in 2021. Welke invoer is bestemd voor binnenlandse consumptie en wederuitvoer? Welke producten en diensten worden ingezet in Nederlandse productieprocessen? Paragraaf 7.3 geeft meer details over de samenstelling en herkomst van de goedereninvoer. Paragraaf 7.4 doet datzelfde voor de invoer van diensten. Het belang van de invoer voor de Nederlandse uitvoer komt aan bod in paragraaf 7.5. In paragraaf 7.6 wordt verder ingegaan op de herkomst en samenstelling van de invoerstromen die verwerkt worden in de Nederlandse export. De aan de export verbonden import wordt verder ontrafeld in paragraaf 7.7. Paragraaf 7.8 onderzoekt tenslotte de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer in 2021. Verschilt de voetafdruk van de invoer tussen de verschillende bestemmingen van invoer? En waar ligt deze voetafdruk? Voor meer informatie over de gebruikte databronnen en methoden, zie paragraaf 7.9.

7.2Het gebruik van de invoer

Deze paragraaf beschrijft de bestemming van de Nederlandse import van goederen en diensten in 2021. Wat gebeurt er precies met de goederen die Nederland binnenkomen? Welk deel van de import is bestemd voor direct gebruik in de vorm van consumptie en investeringen? En welk deel van de import bestaat uit grondstoffen, halffabricaten en ondersteunende diensten die ingezet worden in productieprocessen van Nederlandse bedrijven? En wat gebeurt er vervolgens met deze verwerkte import van goederen en diensten? Worden deze afgezet op de binnenlandse markt of geëxporteerd naar het buitenland? En welke invoer verlaat het land vrijwel onbewerkt in de vorm van wederuitvoer? Het jaar 2021 stond in het teken van het gedeeltelijk herstel na de coronacrisis van 2020. Voor een zinvolle vergelijking wordt daarom niet alleen vergeleken met het coronajaar 2020, maar ook met 2019, het laatste jaar voor de crisis.

Goedereninvoer herstelde krachtig, diensteninvoer daalde verder

De invoerwaarde van goederen en diensten bedroeg 622,7 miljard euro in 2021 (zie tabel 7.2.3). Dat was 79,5 miljard euro of 14,6 procent hoger dan in crisisjaar 2020 (zie tabel 7.2.2). Gecorrigeerd voor prijsinflatie steeg het ingevoerde volume van goederen en diensten met 4,0 procent in 2021. Vergeleken met 2019 viel de invoerwaarde van goederen en diensten 31,3 miljard euro hoger uit, een toename van 5,3 procent (zie tabel 7.2.1). Qua volume lag de invoer van goederen en diensten in 2021 nog 0,9 procent lager dan in 2019. In 2021 betrof 485,8 miljard van de 622,7 miljard euro invoer van goederen. Ten opzichte van 2020 nam de waarde van de goedereninvoer met 88,3 miljard euro of 22,2 procent toe. Vergeleken met pre-pandemiejaar 2019 was de toename van de waarde van de goedereninvoer 55,6 miljard euro oftewel 12,9 procent. De diensteninvoer in 2021 had een waarde van 136,9 miljard euro. Dat was 8,8 miljard euro minder dan in 2020 en 24,3 miljard euro minder dan in 2019. De afname van de diensteninvoer vergeleken met 2020 was 6 procent en vergeleken met 2019 was de krimp 15,1 procent. Ook in 2017 en 2018 was de waarde van de diensteninvoer hoger dan in 2021.

Aandeel van invoer voor wederuitvoer in totale invoer stijgt verder

Uit tabel 7.2.3 en uit de infographic aan het begin van dit hoofdstuk blijkt dat een aanzienlijk deel van de goedereninvoer het land in vrijwel onverwerkte vorm weer verlaat in de vorm van wederuitvoer. Ongeveer de helft van de goedereninvoer was bestemd voor wederuitvoer en dit aandeel neemt de laatste jaren toe. Een voorbeeld van invoer voor wederuitvoer zijn sojabonen die door een Nederlandse groothandelaar uit Brazilië worden ingevoerd en vervolgens naar Duitsland worden geëxporteerd zonder dat daarbij een bewerking plaatsvindt (CBS, 2022a). Het merendeel van de goedereninvoer uit Azië is bestemd voor wederuitvoer naar het Europese achterland (Franssen et al., 2020). Met een aandeel van 1 procent in de totale invoer van goederen en diensten is de invoer voor wederuitvoer van diensten beduidend kleiner dan de invoer voor wederuitvoer van goederen (39 procent aandeel). Wederuitvoer van diensten bestaat hoofdzakelijk uit betalingen voor royalty’s en licenties aan in Nederland geregistreerde bijzondere financiële instellingen (BFI’s), die de rechten over intellectueel eigendom beheren, en deze geïnde betalingen rechtstreeks afdragen aan moederbedrijven in het buitenland (Mellens, 2011; CBS, 2016).

7.2.1Bestemmingsverdeling van de goederen- en dienstenimport, 2019
Invoer voor binnenlands verbruik Invoer direct bestemd voor het buitenland (wederuitvoer) Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
mld euro
Goedereninvoer 54,1 101,0 68,0 207,1 430,2
Diensteninvoer 41,9 81,4 26,8 11,1 161,2
Totaal 95,9 182,3 94,8 218,2 591,4
7.2.2Bestemmingsverdeling van de goederen- en dienstenimport, 2020
Invoer voor binnenlands verbruik Invoer direct bestemd voor het buitenland (wederuitvoer) Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
mld euro
Goedereninvoer 50,8 86,9 62,9 196,8 397,5
Diensteninvoer 42,2 78,7 16,2 8,7 145,7
Totaal 92,9 165,6 79,2 205,5 543,2
7.2.3Bestemmingsverdeling van de goederen- en dienstenimport, 2021*
Invoer voor binnenlands verbruik Invoer direct bestemd voor het buitenland (wederuitvoer) Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
mld euro
Goedereninvoer 61,8 111,5 69,1 243,4 485,8
Diensteninvoer 42,5 70,8 18,2 5,5 136,9
Totaal 104,3 182,3 87,2 248,9 622,7

Invoer van diensten voor directe consumptie sterk lager dan voor corona

Naast invoer voor wederuitvoer ondervindt de invoerstroom van goederen en diensten die rechtstreeks bestemd zijn voor binnenlandse bestedingen ook geen significante bewerking door Nederlandse bedrijven. In 2021 werd voor 87,2 miljard euro aan goederen en diensten ingevoerd die rechtstreeks werden verbruikt door Nederlandse huishoudens, overheidsinstellingen en door bedrijven in de vorm van investeringen in vaste activa. De rechtstreekse goedereninvoer bestemd voor binnenlandse bestedingen had een waarde van 69,1 miljard euro in 2021. Vergeleken met 2020 nam deze invoerstroom toe met 6,2 miljard euro of 9,9 procent. De toename ten opzichte van 2019 was gelijk aan 1,6 procent. Een in Frankrijk geproduceerde en gebottelde fles cognac is een voorbeeld van invoer die direct is bestemd voor Nederlandse huishoudens. Maar ook een door een Nederlands agrarisch bedrijf uit de Verenigde Staten ingevoerde landbouwmachine valt onder invoer die direct bestemd is voor binnenlandse bestedingen (investeringen in vaste activa). De invoer van diensten die direct bestemd was voor binnenlandse bestedingen bedroeg 18,2 miljard euro in 2021. Dat is nog altijd 8,6 miljard euro minder dan in 2019. Uitgaven van Nederlandse toeristen in het buitenland maken het merendeel uit van de invoer binnen deze categorie.

Intermediaire invoerwaarde weer op niveau van 2019

Ongeveer 46 procent van de invoer van goederen en diensten was bestemd voor verdere verwerking door Nederlandse bedrijven. Deze invoer wordt intermediaire invoer genoemd en bedroeg 286,6 miljard euro in 2021. De intermediaire invoer kan worden onderverdeeld in intermediaire invoer van goederen en intermediaire invoer van diensten (zie tabel 7.2.3). Intermediaire invoer wordt door Nederlandse bedrijven verder verwerkt in goederen of diensten die worden afgezet op de binnenlandse markt of geëxporteerd worden. In 2021 werd 63,6 procent van de intermediaire invoer verwerkt in goederen of diensten die in het buitenland werden afgezet. De invoer bestemd voor de verwerking in de uitvoer groeide in 2021 met 16,7 miljard euro of 10,1 procent en was in 2021 vrijwel gelijk aan die van 2019. Een voorbeeld van goedereninvoer die wordt verwerkt in de Nederlandse uitvoer zijn uit Maleisië geïmporteerde halfgeleiders en microchips. In paragrafen 7.5–7.7 worden deze invoerstromen die verwerkt zijn in de uitvoer verder uitgediept.

De intermediaire invoer die verwerkt wordt in goederen en diensten die worden afgezet op de binnenlandse markt bedroeg 104,3 miljard euro, waarvan 61,8 miljard aan goederen en 42,5 miljard aan diensten. Steenkool uit Australië is een voorbeeld van ingevoerde intermediaire invoer die (deels) bestemd is voor de binnenlandse markt. Deze steenkool wordt door energiebedrijven gebruikt voor het opwekken van elektriciteit, die daarna weer wordt gebruikt in de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie om voedsel te fabriceren voor Nederlandse huishoudens. Nederlandse bedrijven in de groothandel die buitenlandse transportbedrijven inhuren voor het vervoer over land zijn een voorbeeld van geïmporteerde diensten die verwerkt worden in diensten voor de binnenlandse markt.

7.3Samenstelling en herkomst van de goedereninvoer

Uit figuur 7.3.1 blijkt dat ruwe aardolie en aardolieproducten wederom de belangrijkste importcategorie vormden in 2021. Ten opzichte van 2020 nam de invoer van dit type goederen toe met 18,1 miljard euro of 55,4 procent. Deze forse stijging werd veroorzaakt door een toename van de olieprijs door het herstel van de vraag naar brandstoffen. Ingevoerde ruwe aardolie en aardolieproducten zijn voornamelijk bestemd voor wederuitvoer of voor verdere verwerking in de Nederlandse export. Ook bij de stroom goedereninvoer voor verdere verwerking voor binnenlandse bestedingen hebben ruwe aardolie en aardolieproducten de grootste invoerwaarde. De op één na grootste categorie bestaat uit elektrische apparaten met een importwaarde van 31,4 miljard euro. Van deze invoer was 68,2 procent bestemd voor wederuitvoer. Ten opzichte van 2020 groeide de invoer van elektrische apparaten met 17,6 procent. Computers en kantoormachines nemen de derde plaats in op de ranglijst van de goedereninvoer. Verder valt op dat de invoer van organische chemische producten toenam met 5,3 miljard euro of 54,1 procent. Ook de invoer van ijzer en staal nam met meer dan 50 procent toe. Geïmporteerd ijzer en staal wordt voornamelijk verder verwerkt door Nederlandse bedrijven.

7.3.1 Bestemmingsverdeling van de goederenimport naar goederencategorie, top 10, 2021* (mld euro)
Goederencategorie Intermediaire invoer verwerkt voor binnenlandse bestedingen Intermediaire invoer verwerkt voor de uitvoer Rechtstreekse invoer voor binnenlandse bestedingen Invoer voor wederuitvoer
Ruwe aardolie en aardolieproducten 4,8 25,9 1,1 18,9
Elektrische apparaten, n.a.g. 3,5 3,4 3,2 21,4
Computers en kantoormachines 1,2 1,3 4,7 18,0
Voertuigen voor wegvervoer 1,3 2,9 13,4 5,8
Diverse fabricaten, n.a.g. 2,8 2,2 3,8 14,4
Toestellen voor telecommunicatie 0,8 0,4 3,5 16,6
Medicinale en farmaceutische producten 3,1 0,9 2,6 11,3
Diverse machines, n.a.g. 1,4 1,9 3,8 9,0
Instrumenten en apparaten voor beroepsuitoefening, wetenschap, n.a.g. 0,6 1,1 1,3 12,5
Organische chemische producten 0,5 5,9 0,0 8,6

Elektrische apparaten belangrijkste categorie bij invoer voor wederuitvoer

De invoer voor wederuitvoer vormde in 2021, met een omvang van 243,4 miljard euro, de belangrijkste invoerstroom die ons land binnenkwam, zie tabel 7.2.3. De grootste goederengroep binnen deze categorie bestond uit elektrische apparaten. De invoer voor wederuitvoer van deze goederengroep bedroeg 21,4 miljard euro, een toename van 3,3 miljard euro ten opzichte van 2020. De op één na grootste goederengroep in de invoer voor wederuitvoer waren aardolie en aardolieproducten en op de derde plaats staan kantoormachines. De invoer voor wederuitvoer van aardgas nam in 2021 toe met 3,8 miljard euro, meer dan een verdriedubbeling vergeleken met 2020.

Invoerwaarde voor intermediair gebruik hoger dan voor de crisis

De invoer voor intermediair gebruik vertegenwoordigde in 2021 een waarde van 173,3 miljard euro. Dat was 35,6 miljard euro hoger dan in 2020, en de goedereninvoer voor intermediair verbruik was ook ruim 18 miljard euro hoger dan in 2019. De invoer van ruwe aardolie en aardolieproducten voor intermediair verbruik was verreweg de grootste categorie bij de intermediaire goedereninvoer met 30,7 miljard euro, waarvan 25,9 miljard euro verder werd verwerkt in geëxporteerde goederen en diensten. Voorbeelden van intermediaire invoer van aardolie en aardolieproducten zijn ruwe aardolie die geraffineerd wordt tot aardolieproducten, maar ook dient als grondstof voor het vervaardigen van kunststoffen. Ook brandstoffen zoals scheepsdiesel en kerosine vallen onder de intermediaire invoer van deze categorie. De invoer van chemische producten voor intermediair gebruik bedroeg 18,9 miljard euronoot1, waarvan 70,4 procent werd ingezet in productieprocessen gericht op de export. Er werd voor 6,9 miljard euro ingevoerd aan ijzer en staal voor intermediair verbruik, een toename van 60 procent vergeleken met 2020. Deze toename kan worden verklaard door de sterk gestegen prijzen voor ijzer en staal.

Invoer voor direct gebruik in Nederland gedomineerd door voertuigen en computers

De invoer die in 2021 direct bestemd was voor binnenlandse bestedingen was, met een bedrag van 69,1 miljard euro, aanzienlijk kleiner dan de twee hiervoor behandelde invoerstromen. De grootste goederencategorie in deze invoerstroom waren voertuigen voor wegvervoer (inclusief vervangende onderdelen en accessoires) met een invoerwaarde van 13,4 miljard euro. Deze invoerstroom was goed voor 57,3 procent van de totale invoer van voertuigen voor wegvervoer. Ruim de helft van de voertuigen voor wegvervoer, zoals personenauto’s of motoren, is dus rechtstreeks bestemd voor de Nederlandse consument of ondernemer. Naast voertuigen voor wegvervoer is ook meer dan de helft van de invoer van ander vervoermaterieel (waaronder vliegtuigen, schepen en boten) en van meubelen en toebehoren bestemd voor directe binnenlandse bestedingen.

De invoer van computers en kantoormachines voor rechtstreeks binnenlands gebruik bedroeg 4,7 miljard euro, een toename van 0,4 miljard euro. Andere goederencategorieën met minstens 3 miljard euro invoerwaarde voor rechtstreeks gebruik op de binnenlandse markt waren diverse fabricaten, diverse machines, toestellen voor telecommunicatie, meubelen en kleding.

Tabel 7.3.2 geeft weer wat er uiteindelijk met de goedereninvoer uit specifieke landen gedaan wordt. Duitsland is de belangrijkste handelspartner voor de goedereninvoer met 82,5 miljard euro, gevolgd door China en België. De interne EU-markt was verantwoordelijk voor 46,2 procent van de totale Nederlandse goederenimport. De invoer uit EU-landen die bestemd is voor verdere verwerking door Nederlandse bedrijven bedroeg 78,1 miljard euro, 45,0 procent van de totale intermediaire goedereninvoer. Hoewel er een minieme afname van het aandeel van de EU-27 optrad in 2021 ten opzichte van 2020, lijkt er sprake van een opwaartse trend in het aandeel van de EU-27 in de Nederlandse intermediaire goedereninvoer, zeker omdat deze in 2021 4,5 procentpunt hoger uitvalt dan in 2019.

7.3.2Bestemmingsverdeling van de goederenimport naar landen(groep) van herkomst, 2021*
Invoer voor binnenlands verbruik Invoer direct bestemd voor het buitenland (wederuitvoer) Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
Landen en landengroepen mld euro
Duitsland 13,2 17,7 15,2 36,4 82,5
België 7,6 11,5 7,7 19,9 46,7
EU-27 overig 12,5 15,6 15,5 51,7 95,2
Verenigd Koninkrijk 2,9 6,4 2,4 12,3 24,0
Oekraïne 0,4 0,9 0,0 0,5 1,8
Rusland 2,2 7,5 0,6 4,6 14,8
Europa overig 3,0 5,1 2,4 11,0 21,5
Verenigde Staten 3,1 7,1 3,3 21,2 34,7
Amerika overig 1,7 4,2 1,3 11,1 18,3
China 4,4 4,0 7,4 32,7 48,6
Azië overig 4,4 8,5 6,9 37,7 57,5
Rest van de wereld 6,4 23,1 6,2 4,5 40,1

Waarde van de goedereninvoer uit het VK fluctueert

De invoerwaarde uit het Verenigd Koninkrijk bedroeg 24 miljard euro in 2021, waarvan ruim de helft bestond uit invoer voor wederuitvoer. Deze wederuitvoer is voornamelijk bestemd voor het Europese achterland (Franssen et al., 2020). Ten opzichte van coronajaar 2020 is de invoer met 29,7 procent toegenomen. Daarmee was de invoer uit het VK in 2021 ook groter dan in 2019, toen deze 22,5 miljard euro bedroeg, zie tabel 7.3.3. Sinds 2015 fluctueert de goedereninvoer uit het VK. Daarbij spelen de aanloop naar en de eventuele uittreding van het VK uit de Europese Unie en de coronacrisis en het daaropvolgende herstel een voorname rol.

7.3.3Bestemmingsverdeling van de goederenimport uit het Verenigd Koninkrijk
Invoer voor binnenlands verbruik Invoer direct bestemd voor het buitenland (wederuitvoer) Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
Jaren mld euro
2015 2,1 4,2 2,3 9,1 17,7
2016 2,1 4,6 2,3 9,3 18,4
2017 2,3 5,3 2,6 9,9 20,1
2018 2,8 7,1 2,8 10,6 23,3
2019 2,8 6,0 2,7 11,0 22,5
2020 2,2 4,5 2,4 9,4 18,5
2021* 2,9 6,4 2,4 12,3 24,0

De productcategorie met de grootste toename in 2021 was aardgas en industriegas (+1,5 miljard euro of 2,8 keer zo veel), gevolgd door ruwe aardolie en aardolieproducten (+0,8 miljard euro of 17 procent toename) en andere chemische producten (+0,6 miljard euro of 3 keer zo veel). De productcategorie met de grootste afname in 2021 was medicinale en farmaceutische producten (–0,5 miljard euro of 38 procent afname). In 2021 bedroeg het aandeel van het VK in de totale invoer voor intermediair verbruik 5,4 procent. In 2020 was dat 4,9 procent en in 2019 was dat 5,7 procent, zie figuur 7.3.4. Het aandeel van het VK is gevoelig voor schommelingen van de olieprijs vanwege het relatief grote aandeel van aardolie en aardolieproducten in de invoer voor intermediair verbruik uit dit land.

Waarde van de goedereninvoer uit Rusland gevoelig voor prijsschommelingen

Met betrekking tot Rusland hebben schommelingen in de olieprijs een nog grotere invloed op de invoerwaarde en het aandeel van dat land in de totale Nederlandse goedereninvoer. Samen met aardgas vormen aardolie en aardolieproducten het overgrote merendeel van de invoer uit Rusland (zie ook hoofdstuk 2 van deze publicatie). In jaren met hoge olieprijzen heeft Rusland ook een relatief groot aandeel in de Nederlandse goedereninvoer, terwijl in jaren met een lage olieprijs zoals in 2020 het aandeel van Rusland beduidend lager uitvalt, zie figuur 7.3.4. De invoer voor intermediair verbruik uit Rusland bedroeg 9,7 miljard euro in 2021, terwijl dat in 2020 4,9 miljard euro was. De goedereninvoer voor intermediair verbruik uit de Verenigde Staten bedroeg 10,2 miljard euro in 2021. Dat was 1,8 miljard euro meer dan in 2020, een groei van 21,4 procent. Ook bij de VS speelt de invoer van aardolie en aardolieproducten een belangrijke rol vanwege de prijsschommelingen. De invoer in deze categorie was 1,1 miljard euro hoger dan in 2020.

De goedereninvoer voor intermediair verbruik afkomstig uit Oekraïne zit daarentegen al jaren in de lift. In 2021 werd voor 1,3 miljard euro aan goederen voor intermediair verbruik uit Oekraïne geïmporteerd. Het aandeel van Oekraïne in de totale goedereninvoer voor intermediair verbruik is sinds 2015 gestegen van 0,4 naar 0,7 procent. Deze bestond voornamelijk uit granen en graanproducten en plantaardige oliën en vetten.

In 2021 importeerde Nederland voor 48,6 miljard euro aan goederen uit China, goed voor 10 procent van het totaal. Hiervan verliet meer dan twee derde Nederland weer in vrijwel onbewerkte staat als wederuitvoer. Daarmee was China na Duitsland de belangrijkste invoerpartner van Nederland voor de goederenhandel. Nederlandse bedrijven zijn relatief meer Chinese grondstoffen en halffabricaten gaan invoeren voor het produceren van goederen en het leveren van diensten. In 2021 importeerde Nederland voor 8,4 miljard euro aan intermediaire goederen uit China. In 2020 was dat nog 7,5 miljard euro.

7.3.4 Aandelen van landen(groepen) in de goedereninvoer voor intermediair verbruik (%)
Jaar Duitsland België EU overig Verenigd Koninkrijk Oekraïne Rusland Europa overig Verenigde Staten Amerika overig China Azië overig Rest van de wereld
2021* 17,8 11,0 16,2 5,4 0,7 5,6 4,7 5,9 3,4 4,8 7,4 17,0
2020 18,3 10,7 16,8 4,9 0,7 3,6 4,3 6,1 3,0 5,5 6,7 19,6
2019 17,1 10,3 15,4 5,7 0,6 5,0 5,2 5,7 2,8 5,7 8,5 18,0
2018 16,7 10,4 14,7 6,3 0,4 5,9 5,6 5,2 2,6 4,9 8,3 19,0
2017 17,0 10,4 14,9 5,3 0,5 5,7 4,8 5,0 2,8 4,6 9,1 20,1
2016 17,8 10,1 14,8 5,1 0,4 5,6 4,7 4,9 3,0 4,4 8,2 21,1
2015 16,1 9,5 13,9 4,7 0,4 4,8 5,7 4,6 2,5 3,9 8,1 25,8

7.4Samenstelling en herkomst van de diensteninvoer

Zakelijke diensten waren in 2021 wederom de belangrijkste categorie bij de diensteninvoer, zie figuur 7.4.1. In 2021 importeerde Nederland voor 48,6 miljard euro aan zakelijke diensten, een toename van 0,9 miljard euro ten opzichte van 2020. Het overgrote deel (91,1 procent) aan zakelijke diensten werd geïmporteerd door bedrijven voor verdere verwerking. Van deze 44,2 miljard euro aan ingevoerde zakelijke diensten voor intermediair verbruik werd 27,2 miljard euro weer ingezet voor de Nederlandse export van goederen en diensten. Vervoersdiensten waren de tweede belangrijkste categorie en Nederland importeerde in 2021 1,7 miljard euro meer van dit type diensten dan in 2020. Deze waren vrijwel volledig (97,6 procent) bestemd voor intermediair verbruik. Op de derde plaats van belangrijkste ingevoerde dienstencategorieën staan ICT-diensten. ICT-diensten werden ingevoerd voor een bedrag van 15,1 miljard euro. Van de intermediaire invoer van ICT-diensten werd 54,0 procent verwerkt in de uitvoer van goederen en diensten.

7.4.1 Bestemmingsverdeling van de dienstenimport naar dienstencategorie, top 10, 2021* (mld euro)
Dienstencategorie Invoer voor intermediair verbruik verwerkt voor binnenlandse bestedingen Invoer voor intermediair verbruik verwerkt voor de export Invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
Andere zakelijke diensten 17,1 27,2 4,3
Vervoersdiensten 4,9 13,8 0,5
ICT-diensten 4,7 5,6 4,7
Financiële diensten 6,7 4,5 0,2
Royalty's 2,4 8,8 0,0
Reisverkeer 0,7 0,6 7,2
Industriële diensten 1,0 3,5 0,1
Bouwdiensten 1,9 0,3 0,5
Onderhoud en reparatie 0,8 1,3 0,0
Pers., cult. en recreatieve diensten 0,6 0,7 0,0

In tabel 7.4.2 wordt getoond uit welke landen(groepen) diensten geïmporteerd worden en hoe deze binnen de Nederlandse economie worden ingezet. De VS was in 2021 de belangrijkste invoerpartner voor diensten (23,5 miljard euro), gevolgd door het VK en Duitsland. De interne EU-markt in zijn geheel was goed voor 64,1 miljard euro aan ingevoerde diensten. De invoer van diensten uit de VS nam af met 4,5 miljard euro in 2021, voornamelijk door een sterke afname in de invoer van royalty’s.

7.4.2Bestemmingsverdeling van de dienstenimport naar landen(groep) van herkomst, 2021*
Invoer voor binnenlands verbruik Totaal
invoer voor intermediair verbruik invoer direct bestemd voor binnenlandse bestedingen
binnenlandse bestedingen export
Landen en landengroepen mld euro
Duitsland 4,3 7,2 2,9 14,3
België 3,2 4,7 1,5 9,3
EU-27 overig 12,4 21,8 6,4 40,5
Verenigd Koninkrijk 5,8 9,1 1,6 16,5
Oekraïne 0,0 0,1 0,0 0,1
Rusland 0,2 0,3 0,0 0,5
Europa overig 1,3 2,1 0,7 4,0
Verenigde Staten 8,5 12,7 2,3 23,5
Amerika overig 1,6 2,6 0,3 4,4
China 0,5 0,9 0,3 1,8
Azië overig 3,2 4,5 1,7 9,4
Rest van de wereld 0,5 0,8 0,4 1,7

Aandeel van EU-landen in totale intermediaire diensteninvoer groeit stevig sinds 2015

Figuur 7.4.3 toont de aandelen van verschillende landen en landengroepen in de totale intermediaire diensteninvoer vanaf 2015 tot en met 2021. Het aandeel van EU-landen in de totale intermediaire diensteninvoer bedroeg 49,5 procent en groeit stevig sinds 2015: de EU-27 wordt vertegenwoordigd vanaf de verticale as links tot en met de eerste lichtgroene balk. De groei van 4,2 procentpunt tussen 2020 en 2021 ging voornamelijk ten koste van het aandeel van overige Europese landen (–‍1,8 procentpunt), de VS (–‍1,6 procentpunt) en overige landen in Noord- en Zuid-Amerika (–‍1,0 procentpunt). De aandelen van Rusland en China namen in 2021 beiden juist met 0,2 procentpunt toe.

Bij de diensteninvoer uit EU-landen domineren zakelijke diensten en vervoersdiensten met respectievelijk een invoerwaarde van 21 miljard euro en 13,4 miljard euro. Bijna de helft (48 procent) van de totale invoer van zakelijke diensten en ruim 71 procent van de totale invoer van vervoersdiensten was afkomstig uit EU-landen. Bij de diensteninvoer vanuit niet-EU-landen zijn zakelijke diensten ook het belangrijkst met een invoerwaarde van 23,2 miljard euro. Belangrijkste leveranciers van overige zakelijke diensten uit niet-EU-landen zijn het VK de VS. Na zakelijke diensten zijn financiële diensten het belangrijkst bij de diensteninvoer uit niet-EU-landen met 7,7 miljard euro, gevolgd door vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom met 7,6 miljard euro. Bij beide categorieën domineert de VS met ongeveer de helft van de invoer. Ook de meerderheid van de invoer van ICT-diensten (55 procent) was afkomstig uit niet-EU-landen met een voorname rol voor de VS en het VK. 17 procent van de invoer van ICT-diensten was afkomstig uit Aziatische landen.

7.4.3 Aandelen van landen(groepen) in de diensteninvoer voor intermediair verbruik (%)
Jaar Duitsland België EU overig Verenigd Koninkrijk Oekraïne Rusland Europa overig Verenigde Staten Amerika overig China Azië overig Rest van de wereld
2021* 10,6 7,3 31,6 13,8 0,1 0,5 3,1 19,6 3,9 1,3 7,1 1,2
2020 9,8 6,5 29,0 13,9 0,1 0,3 4,9 21,2 4,9 1,1 7,1 1,2
2019 10,0 5,6 29,6 13,2 0,1 0,5 5,6 20,3 5,3 1,3 7,1 1,4
2018 9,6 5,2 30,2 11,3 0,1 0,8 10,1 17,0 5,6 1,7 7,0 1,4
2017 10,1 5,4 31,5 11,7 0,1 0,5 10,1 15,8 5,2 1,8 6,1 1,5
2016 9,8 5,0 27,8 12,1 0,1 0,4 11,0 19,4 4,2 2,2 6,2 1,7
2015 8,7 5,1 26,2 13,4 0,1 0,4 10,4 21,3 4,6 1,7 6,1 2,1

7.5Het belang van de invoer voor de Nederlandse uitvoer

De bovenstaande paragrafen hebben al laten zien dat Nederland, dat doorgaans actief deelneemt in internationale waardeketens, goederen en diensten exporteert die op hun beurt grote hoeveelheden aan goedereninvoer en diensteninvoer nodig hebben in hun productieproces. Terwijl de coronapandemie in 2020 de invoer van goederen en diensten hard raakte, waren in 2021 de eerste tekenen van herstel zichtbaar (zie ook CBS, 2021a; 2021b; 2021c). Vooral de goedereninvoer heeft zich snel hersteld maar ook de diensteninvoer uit de EU-27 is in 2021 gegroeid. Invoer die deels door Nederlandse bedrijven verwerkt wordt in hun productie voor de buitenlandse markt.

Invoer verwerkt in de uitvoer: onderzoeksvragen

In deze paragraaf wordt onder andere onderzocht in hoeverre er sprake is van een (geleidelijk) herstel na de coronapandemie vanuit een waardeketenperspectief en wat de kenmerken zijn van dit herstel. Werden er zowel meer ingevoerde goederen als ook ingevoerde diensten verwerkt in de Nederlandse export in 2021?

In paragraaf 7.6 wordt verder ingegaan op de herkomst en samenstelling van de invoerstromen die verwerkt worden in de Nederlandse export. Zo wordt gekeken welke invoer uit welk land verwerkt wordt in de export naar bepaalde (grote) handelspartners. Kwam de invoer bijvoorbeeld vooral uit de EU-27 of toch uit niet-EU-landen in 2021? Is de geografische compositie van deze invoer veranderd ten opzichte van een jaar eerder?

Verder focussen we in paragraaf 7.6 ook op de rol van de Brexit voor de import uit het VK die verwerkt is in de Nederlandse export. Hierbij vergelijken we de benodigde invoer uit het VK in 2020 (net vóór de Brexit) met die in 2021 (na het formele begin van de Brexit). Bovendien wordt voor het eerst gekeken naar de invoer uit Afrika die verwerkt is in de Nederlandse uitvoer, een continent waaraan veel aandacht wordt besteed in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Ten slotte, zullen we naast de geografische uitsplitsing in paragraaf 7.6, in paragraaf 7.7 ook een productdimensie toevoegen bij de analyse van ingevoerde producten en diensten verwerkt in onze uitvoer.

Import verwerkt in export bestond in 2021 voor een relatief groter deel uit goederen

In 2021 was voor iedere euro aan export van goederen van Nederlandse makelij ongeveer 45 cent aan geïmporteerde goederen en diensten nodig. Voor de Nederlandse export van diensten was dit zogenaamde ‘importgehalte’ in de export 35 procent.

In 2021 was de goederenuitvoer sterk afhankelijk van de goedereninvoernoot2, zoals ook in voorgaande jaren het geval was. Ruim 80 procent van de totale invoer ten behoeve van de goederenuitvoer bestond uit goederen, zie tabel 7.5.1.noot3 Bij de invoer gebruikt voor de dienstenuitvoer is een gelijkaardig patroon zichtbaar; het merendeel (74 procent) van de totale invoer ten behoeve van de dienstenuitvoer bestond in 2021 uit diensten. De goedereninvoer als input voor de goederenexport én de dienstenexport is in de periode 2020–2021 sterk toegenomen (van 84 tot 108 miljard euro; +29 procent), terwijl die van diensteninvoer gekrompen is (van 71 tot 63 miljard euro; –‍11 procent). Dit houdt in dat de import, die in hoge mate verwerkt is in de Nederlandse export, relatief voor een groter gedeelte uit buitenlandse goederen bestaat. Dit kan deels verklaard worden door de sterk gestegen vraag naar olie en olieprijzen. Olie is een belangrijke input voor veel verschillende exportproducten.

Het omgekeerde was zichtbaar in 2020: het belang van de diensteninvoer was in 2020 vergeleken met de goederenimport juist iets toegenomen ten opzichte van 2019 (zie Bohn et al., 2022b). Door de coronacrisis werd in eerste instantie de goederenhandel hard geraakt, waar ook de intermediaire goedereninvoer in de klappen deelde. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het stilleggen van vrachtvervoer in het begin van de coronapandemie en het wereldwijde containertekort. De invoer van diensten was tijdens de pandemie mogelijk veerkrachtiger.

Tegelijkertijd blijkt dat de diensteninvoer die verwerkt was in de export (van goederen én diensten) in 2021 onder het pre-coronaniveau lag. Dit lijkt misschien op het eerste gezicht verrassend gezien de totale exportwaarde in 2021 wel al weer rond het 2019 cijfer lag. Het feit dat de verwerkte invoer van diensten in de export 10 miljard euro lager was in 2021 dan in 2019 heeft mogelijk te maken met de veranderde compositie van de Nederlandse uitvoer. De uitgaven van intellectueel eigendom namen bijvoorbeeld fors af en dat is te wijten aan herstructureringen van geld- en dienstenstromen door multinationals vanwege nieuwe fiscale wetgeving (Dahlmans et al., 2022; Poulissen et al., 2022). De goederenexport van Nederlandse makelij was meer dan 20 miljard euro hoger in 2021 dan in 2019 terwijl de dienstenexport juist bijna 20 miljard euro was gekrompen. Wetende dat de goederenexport vooral ingevoerde goederen nodig heeft en de dienstenexport vooral ingevoerde diensten gebruikt leidt dit vanzelf tot minder verwerkte dienstenimport in deze export. Bovendien was ook het aandeel van diensteninvoer in de diensten- en goederenuitvoer zo’n 3 tot 4 procentpunt lager in 2021.

7.5.1Samenstelling van de Nederlandse export, 2019–2021*
Totale export Toegevoegde waarde Benodigde invoer
totaal goederen diensten
Goederenexport mln euro % mln euro %
2019 232 015 124 716 107 300 83 001 77 24 299 23
2020 216 008 120 787 95 221 71 804 75 23 417 25
2021* 252 211 137 548 114 664 92 985 81 21 678 19
Dienstenexport
2019 180 790 117 641 63 149 14 680 23 48 469 77
2020 164 212 104 453 59 758 12 109 20 47 650 80
2021* 162 200 105 701 56 500 14 923 26 41 576 74

7.6Internationale verwevenheid via Nederlandse in- en uitvoer

Tabel 7.6.1 illustreert de onderlinge verwevenheid van de wereldeconomie via de Nederlandse ketennoot4 in 2021. In hoeverre wordt de invoer van goederen en diensten uit het ene land (of regio) verder verwerkt in de uitvoer naar het andere land in het jaar 2021? Nederlandse bedrijven importeerden bijvoorbeeld in totaal 23,0 miljard euro aan goederen en diensten uit Duitsland (kolom “Totaal”, rij “Duitsland”), en daarvan is zo’n 10 procent verwerkt in de export van Nederlandse bedrijven naar Amerika (kolom “Amerika”, rij “Duitsland”). Tegelijkertijd gebruikten Nederlandse bedrijven voor 22,5 miljard euro aan invoer om goederen en diensten naar het continent Azië te kunnen exporteren (kolom “Azië”, rij “Totaal”). Van deze invoer was 11,1 miljard euro afkomstig uit de EU-27 (som van België, Duitsland en overig EU-27 in kolom “Azië”), 2,7 miljard euro uit het continent Azië en 3,8 miljard euro uit Amerika.

Invoer die gebruikt wordt in de productie van export naar herkomst van de invoer en bestemming van de export in 2021. H e r k o m s t v an i n v oer B e s t e mm i n g v an u i t v oer EU-27 A m eri k a Az i ë E ld e r s 2) T o t a al EU-27 A m eri k a Az i ë E ld e r s 2) T o t a al België Duitsland O v erig EU-27 Oek r aïne Rusland V e r enigde S taten O v erig Ameri k a China O v erig Azië 8,5 (11%) (56%) 1,5 (9%) (10%) 2,4 (14%) (10%) 3,9 (22%) (12%) 0,1 (0%) (6%) 0,9 (5%) (13%) 2,5 (14%) (14%) 0,7 (4%) (11%) 0,5 (3%) (12%) 1,4 (8%) (11%) 0,9 (5%) (3%) 2,1 (9%) (14%) 4,1 (18%) (18%) 4,9 (22%) (15%) 0,1 (1%) (13%) 1,1 (5%) (14%) 3,0 (13%) (17%) 0,8 (4%) (13%) 0,7 (3%) (17%) 2,0 (9%) (16%) 1,1 (5%) (3%) 3,0 (6%) (20%) 4,4 (8%) (19%) 6,8 (13%) (20%) 0,2 (0%) (18%) 1,6 (3%) (22%) 3,8 (7%) (21%) 1,2 (2%) (20%) 0,9 (2%) (20%) 2,6 (5%) (20%) 2 4,4 (46%) (79%) 15,1 (100%) 23,0 (100%) 33,4 (100%) 0,9 (100%) 7,5 (100%) 18,2 (100%) 6,3 (100%) 4,5 (100%) 12,9 (100%) 30,7 (100%) 171,2 (100%) 12,2 (16%) (53%) 17,8 (23%) (53%) 0,6 (1%) (63%) 3,9 (5%) (51%) 8,9 (11%) (49%) 3,5 (5%) (56%) 2,3 (3%) (51%) 6,9 (9%) (53%) 4,3 (6%) (14%) (10%) (13%) (24%) (53%) 78,6 (100%) 17,2 (100%) 22,5 (100%) 52,9 (100%) (8%) (14%) (27%) (0%) (3%) V e r enigd K oninkrijk 1,8 (10%) (13%) 2,0 (9%) (14%) 3,0 (6%) (21%) 14,1 (100%) 7,3 (9%) (52%) (3%) (12%) A fri k a A fri k a 0,6 (3%) (12%) 0,6 (3%) (14%) 1,0 (2%) (22%) 4,5 (100%) 2,4 (3%) (52%) (12%) (3%) (3%) (7%) (22%) (100%) 7 .6.1 I n v oer d i e w o rd t g e b ruikt i n d e u i t v oer 1) , mi l ja r d e u r o, 2021 Internationale Handel in Diensten kan een deel van de in- en/of uitvoerwaarde niet gekoppeld worden aan een land. tussen de gegevens van de Nationale Rekeningen en de statistieken Internationale Handel in Goederen en 2) De ‘elders’ landengroep bestaat uit alle overige landen ter wereld inclusief een groep ‘onbekend’. Bij de koppeling 1) Zowel goederen als diensten die verwerkt worden in de uitvoer worden in de tabel weerspiegeld.

Europese productieketens nog steeds belangrijk maar belang EU-handel gedaald na Brexit

De cijfers in tabellen 7.6.1 en 7.6.2 laten eens te meer zien dat Nederland een belangrijke rol speelt in de intraregionale handel binnen de Europese interne markt (zie ook Baldwin & Lopez-Gonzalez (2013) en Bohn et al. (2022b)). Een aanzienlijk aandeel van de invoer die verwerkt is in de uitvoer kwam uit de EU-27 en gaat naar een ander (of hetzelfde) EU-27 land (38,5 miljard euro, 22,5 procent van de totale invoer die wordt gebruikt in de uitvoer). Op het eerste gezicht lijkt dat een forse daling ten opzichte van 2020 toen het aandeel uit de EU en naar de EU 28,9 procent bedroeg. Echter, sinds 2021 heeft het VK de EU verlaten. Als het VK niet meegeteld zou worden in de intra-EU cijfers van 2020 (dus alleen de EU-27 zoals in 2021) dan zien we juist een lichte stijging in het aandeel ingevoerde diensten en goederen uit de EU verwerkt in de Nederlandse export naar dezelfde groep EU-landen (van 20,6 procent in 2020 tot 22,5 procent in 2021). Veel handel vindt dus nog steeds binnen de EU plaats, maar merkbaar minder dan vóór het uittreden van het VK. Dat benadrukt het belang van het VK voor de Nederlandse import.

Het belang van invoer uit de EU-27 die bestemd is voor de totale Nederlandse uitvoer is met 41,8 procent (71,5 miljard euro) ongeveer het dubbele van de intermediaire import die alleen de EU-27 als bestemming heeft. Ook dat is een daling ten opzichte van 2020 voor de hele EU-28 (met 47,2 procent), maar juist weer een lichte stijging als we de correctie voor het VK toepassen (38,9 procent). Nederland had met name veel invoer uit Duitsland nodig (bijna een derde van de totaal benodigde invoer uit de EU-27), gevolgd door België met 21,1 procent. Door het uittreden van het VK zijn ook de overige EU-landen relatief belangrijker geworden. De gebruikte invoer uit alle EU-landen behalve Duitsland en België was samen goed voor de overige 33,4 miljard euro (46,7 procent).

7.6.2Invoer die wordt gebruikt in de uitvoer
Invoer uit Uitvoer naar
EU-27 (zonder VK) niet-EU
mld euro % mld euro %
2020 EU-27 (zonder VK) 31,9 28,4
Niet-EU 33,9 60,8
2021* EU-27 (zonder VK) 38,5 33,0
Niet-EU 40,0 59,6
Verandering 2021* t.o.v. 2020 EU-27 (zonder VK) 6,7 20,9 4,6 16,2
Niet-EU 6,2 18,2 –1,2 –2,0

Import uit het VK onder de loep

Toen het VK in 2020 nog deel was van de EU importeerde ons land 12,9 miljard euro aan goederen en diensten die verwerkt werden in de uitvoer. In 2021 liep deze invoerwaarde uit het VK op tot 14,1 miljard euro, goed voor 8,2 procent van de totale verwerkte invoer. Daardoor bleef het VK ook na de Brexit een belangrijke handelspartner van Nederland. Het VK was bijna even belangrijk als buurland België. Ruim 55 procent van de import uit het VK nodig voor onze export betrof in 2021 invoer van diensten.

De lichte groei in de verwerkte invoer vanuit het VK (na de Brexit) heeft context nodig. Ten eerste was de diensteninvoer met meer dan 1 miljard euro gedaald (–‍12 procent), vooral gedreven door een forse 43 procent krimp in de invoer van royalty’s verwerkt in de uitvoer. Dat was ongeveer gelijk aan de 42 procent krimp van royalty’s uit alle landen. Het betreft dus een patroon dat niet specifiek is voor het VK. Ten tweede, ondanks dat de waarde van ingevoerde goederen benodigd voor de uitvoer met 56 procent sterk steeg, werd dit voornamelijk verklaard door de gestegen prijzen en groeiende import van ruwe aardolie. Aardolie was daarmee dus verantwoordelijk voor meer dan de helft van de totale groei van de goederenimport verwerkt in de Nederlandse export. De groei van aardolie geïmporteerd uit alle landen en verwerkt in onze uitvoer was nog sterker, met 88 procent. Ook de import van aardgas uit het VK, verwerkt in de uitvoer groeide flink (+131 procent); dit was wel veel groter dan de groei uit alle landen (+28 procent).

Het relatieve belang van het VK in de totale invoer verwerkt in de uitvoer is met 8,2 procent constant gebleven tussen 2020 en 2021. Als minerale brandstoffen niet meegeteld worden, dan zien we in 2021 zelfs een daling in de totale waarde van ingevoerde goederen en diensten uit het VK die verwerkt zijn in de Nederlandse uitvoer en ook een daling in het relatieve belang van het VK in het totaal (van 7,9 procent tot 7,5 procent). Met andere woorden, zonder minerale brandstoffen was de intermediaire importgroei uit het VK in 2021 minder sterk dan de gemiddelde groei uit alle andere partnerlanden.

Naast aardolie en aardgas waren organische chemische producten (340 miljoen euro), ijzer en staal (209 miljoen euro) en anorganische chemische producten (175 miljoen euro) de belangrijkste ingevoerde goederen uit het VK om onze uitvoer te kunnen verwezenlijken. Bij de diensten waren zakelijke diensten (3,6 miljard euro), royalty’s (943 miljoen euro), vervoersdiensten (834 miljoen euro) en industriële diensten (826 miljoen euro) belangrijk. De belangrijkste afzetmarkten voor de export die gebruik maakte van ingevoerde diensten uit het VK waren Duitsland (14,5 procent aandeel), de VS (9,7 procent), het VK zelf (7,7 procent) en België (7,5 procent).

Herstel diensteninvoer verwerkt in uitvoer alleen zichtbaar in EU-landen

In paragraaf 7.5 kwam naar voren dat de waarde van geïmporteerde goederen verwerkt in de export sterk steeg in 2021 terwijl de waarde van geïmporteerde diensten voor export iets kromp. De groei van de verwerkte goedereninvoer kan verklaard worden door een hogere importwaarde uit alle regio’s en landen die afzonderlijk worden weergegeven in tabel 7.6.1. De goederenimport uit Rusland steeg met 127 procent het hardst en de groei was ook voor overig Amerika, het VK en overig Azië meer dan 50 procent.

Aan de andere kant, de algemene daling in de diensteninvoer verwerkt in de export kan vooral worden verklaard door een sterke krimp in de diensteninvoer buiten Europa. Dit hangt mogelijk ook samen met de algemene krimp in de dienstenuitvoer (vooral door royalty’s) die veel geïmporteerde diensten als inputs nodig heeft. De dienstenimport afkomstig uit de EU-27 was zelfs licht gestegen. Dit gaat in tegen de trend dat de diensteninvoer uit de EU in 2020 daalde ten opzichte van 2019 en niet-EU-landen (Bohn et al., 2022b). Dit kan mogelijk gezien worden als een licht herstel van de diensteninvoer uit de EU-27. Zoals in paragraaf 7.7 uitgelegd wordt, blijkt dit herstel niet te gelden voor de diensteninvoer uit niet-EU-landen. Paragraaf 7.7 gaat hier verder op in en beschrijft ook de patronen op productniveau.

4,5 miljard euro was de invoerwaarde uit Afrika die door bedrijven werd verwerkt in de Nederlandse uitvoer

Invoer uit Afrika verwerkt in de uitvoer bescheiden en betreft vooral goederen

Afrika is een interessante regio gezien de (cruciale) grondstoffen die hier vandaan komen (denk aan bijvoorbeeld olie, koffie, ijzererts en koper). Afrika is ook een focusregio in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking die als een belangrijke doelstelling heeft de handel aan te moedigen en de economische integratie met partnerlanden te stimuleren (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2022; Schreinemacher, 2022). De invoer uit Afrika die verwerkt is in de Nederlandse uitvoer was in 2021 relatief beperkt en goed voor ruim 4,5 miljard euro, zie tabel 7.6.1. Dat is een stijging van 26 procent tegenover pandemiejaar 2020. Ter vergelijking, dit is ongeveer hetzelfde bedrag als de invoer uit China die is verwerkt in de uitvoer. Ongeveer de helft van de import uit Afrika die verwerkt is in de Nederlandse export gaat naar EU-27 landen. Ruim 90 procent van die voor de export benodigde import uit Afrika betrof ingevoerde goederen. Hierbij kan vooral gedacht worden aan aardolie maar ook aan koffie, thee, cacao, organische chemische producten, en groenten en fruit. Het is belangrijk op te merken dat deze cijfers alleen betrekking hebben op de directe import; export vanuit Afrika die eerst naar China gaat en is verwerkt in de Chinese export naar Nederland is dus niet meegenomen.

7.7De aan de export verbonden import verder ontrafeld

Goedereninvoer verwerkt in de uitvoer

Figuur 7.7.1 laat zien hoe de goedereninvoernoot5 die in 2021 gebruikt werd in de productie van de Nederlandse export, is samengesteld. In vergelijking met tabel 7.6.1. is de diensteninvoer dus niet deel van de importcategorieën. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar chemische producten, grondstoffen en minerale brandstoffen, industriële producten, machines en vervoermaterieel, en voeding en dranken.noot6 In 2021 was er in totaal 33,1 miljard euro aan import van grondstoffen en minerale brandstoffen nodig om de export te kunnen verwezenlijken. Nederlandse bedrijven gebruikten (d.w.z. importeerden) 16,9 miljard euro aan industriële producten, 13,6 miljard euro aan machines en vervoermaterieel, 13,5 miljard euro aan chemische producten, en 12,4 miljard euro aan voeding en dranken (waarvan 2,3 miljard euro aan granen en graanproducten; een product dat naast minerale brandstoffen momenteel ook veel aandacht krijgt vanwege de oorlog in Oekraïne).

7.7.1 Samenstelling goedereninvoer gebruikt voor de uitvoer, naar herkomst en goederencategorie, 2021*
goederencategorie Duitsland België Overig EU-27 Oekraïne Rusland Verenigd Koninkrijk Afrika Verenigde Staten Overig Amerika China Overig Azië Rest
Chemische producten 3224 3087 2537 2 65 876 172 857 299 745 1363 279
Grondstoffen en minerale brandstoffen 1487 2278 2148 107 6953 3756 3267 4106 2225 115 3087 3621
Industriële producten 4813 2303 4482 40 115 769 121 534 197 1336 1215 962
Machines en vervoermaterieel 4363 1385 2662 3 3 521 17 1186 79 1278 1823 259
Voeding en dranken 2895 1823 2778 656 33 238 624 124 1158 163 1418 490
Totaal 16782 10876 14607 809 7169 6159 4200 6807 3957 3638 8906 5611

Bijna de helft van de goedereninvoer bestemd voor export komt uit EU-27

De EU-27 blijkt verantwoordelijk voor iets minder dan de helft (47 procent) van de goederenimport die benodigd was voor de Nederlandse export. De 27 landen die de EU vormen, worden in figuur 7.7.1 weergegeven door Duitsland, België en overig EU-27. Een jaar eerder was dat nog 51 procent (exclusief het VK). Echter, het EU-aandeel was voor elke goederencategorie hoger dan 50 procent behalve voor grondstoffen en minerale brandstoffen. Van deze grootste importcategorie was 82 procent afkomstig uit landen van buiten de EU (inclusief het VK). Nederland is het meest afhankelijk van EU-landen als het gaat om de import voor export van industriële producten (69 procent afkomstig uit de EU-27) gevolgd door chemische producten (66 procent) en machines en vervoermaterieel (62 procent). Bij de belangrijkste dienstensoorten (zie figuur 7.7.2) is de Nederlandse afhankelijkheid van EU-landen juist vaak minder dan 50 procent.

Over het algemeen worden minerale brandstoffen vooral verwerkt in de uitvoer van dezelfde categorie (minerale brandstoffen), maar ook in de uitvoer van organische chemische producten, kunststof in primaire vormen, industriële diensten en vervoersdiensten. Hier gaat het bijvoorbeeld om ruwe aardolie die in Nederland wordt ingevoerd, door olieraffinaderijen wordt bewerkt tot eindproducten (bijvoorbeeld benzine, kerosine, diesel en lpg) of halffabricaten (bijvoorbeeld als grondstof van kunststoffen bestemd voor de verwerking tot speelgoed of verpakkingsmaterialen) om dan te worden gedistribueerd naar het buitenland.

Importafhankelijkheid van Afrika geconcentreerd in twee goederencategorieën

Behalve de EU-27 spelen in het algemeen China en de VS een belangrijke rol in de Nederlandse invoer bestemd voor exportproductie. Hun gezamenlijke aandeel ligt tussen de 11 en 18 procent in elk van de goederencategorieën, behalve voor granen en graanproducten (slechts 0,2 procent) en overige voeding en dranken (3 procent). Afhankelijkheid van het VK en het continent Afrika was minder verdeeld over de verschillende goederencategorieën. Bij het VK was onze importafhankelijkheid voor uitvoer het hoogst voor chemische producten en industriële producten. Bij Afrika zijn we vooral afhankelijk voor de import van grondstoffen en minerale brandstoffen en voeding en dranken (exclusief granen). Bij voeding en dranken ging het vooral om koffie, thee en cacao, groenten en fruit, en vis.

2021 herstel na pandemiejaar breed zichtbaar bij de goedereninvoer

Het herstel van de import en export na het coronajaar 2020 is goed terug te zien in de cijfers. De invoer van vrijwel elke goederencategorie verwerkt in de uitvoer groeide in 2021 ten opzichte van 2020. Dit bevestigt dat 2021 een jaar van herstel was met een stijgende vraag naar veel verschillende intermediaire goedereninputs om de exportgroei te kunnen verwezenlijken. De minst sterke groei was te zien bij de invoer van de machines en vervoermaterieel. Als het gaat om de afzetmarkt is de EU belangrijker geworden: in 2020 was de EU de bestemming van 42 procent van de ingevoerde goederen die verwerkt waren in de export en in 2021 groeide dat aandeel naar 46 procent.

20% daling bij invoer van ICT-diensten verwerkt in de uitvoer in 2021

Flinke daling in 2021 van de invoer van royalty’s verwerkt in de uitvoer

Figuur 7.7.2 toont de vijf belangrijkste ingevoerde diensten die in 2021 benodigd waren voor de Nederlandse export.noot7 De dienstencategorie ‘andere zakelijke diensten’ stond op de eerste plek met een invoerwaarde van 22,6 miljard euro, gevolgd door de import van vervoersdiensten met 11,4 miljard euro. De invoer van royalty’s (vergoedingen voor intellectueel eigendom) bedroeg 8,1 miljard euro en die van ICT-diensten 4,9 miljard euro. Deze vier categorieën waren samen goed voor 82 procent van de totale diensteninvoer die in 2021 gebruikt werd in de Nederlandse uitvoer. Ten opzichte van 2020 daalde het belang van geïmporteerde royalty’s en ICT-diensten verwerkt in de uitvoer.

7.7.2 Samenstelling diensteninvoer gebruikt voor de uitvoer, naar herkomst en dienstencategorie, 2021*
Dienstencategorie Duitsland België Overig EU-27 Oekraïne Rusland Verenigd Koninkrijk Afrika Verenigde Staten Overig Amerika China Overig Azië Rest
Andere zakelijke diensten 2520 1229 6957 13 116 3618 132 3256 1252 338 2394 748
Financiële diensten 112 686 568 1 2 671 3 1849 75 10 76 98
ICT-diensten 472 226 1510 18 12 684 11 983 210 13 521 209
Royalty's 270 87 2259 1 3 943 9 4065 215 27 127 119
Vervoersdiensten 1594 1216 5141 20 62 834 137 539 341 344 472 659
Overige diensten 1107 572 2148 2 25 1068 19 591 107 58 256 295
Totaal 6075 4016 18582 55 221 7820 311 11284 2199 790 3845 2128

Na Brexit is de diensteninvoer verwerkt in de uitvoer voor de helft afkomstig uit niet-EU-landen

De helft van de geïmporteerde diensten was in 2021 afkomstig uit de EU-27, een stijging t.o.v. de 43 procent die in 2020 uit de EU-27 afkomstig was. De stijging van het EU-belang heeft vooral te maken met de sterke krimp van geïmporteerde royalty’s uit de VS in 2021. Het EU-28 aandeel in 2020 (met het VK) was met 58 procent wel hoger. Echter, het aandeel van het VK in de totale diensteninvoer verwerkt in de export daalde van 21 procent in 2020 tot 14 procent in 2021. Naast een groeiend aandeel steeg ook de waarde van de diensteninvoer voor uitvoer uit de EU-27 in 2021, in tegenstelling tot de algemene krimp van diensteninvoer (zie tabel 7.5.1). Voor vier van de zes dienstencategorieën groeide de invoerwaarde; alleen bij ICT-diensten (–‍18 procent) en industriële diensten (–‍14 procent) was er een waardedaling. Bij niet-EU-landen kromp de importwaarde verwerkt in de export juist met 20 procent en de daling raakte elke dienstencategorie behalve vervoersdiensten en industriële diensten.

De EU-27 had een groot aandeel in de vervoersdiensten en het EU-27 aandeel was het laagst voor royalty’s (32 procent). Ondanks de krimp in de invoer van royalty’s uit de VS en het VK bleven die twee landen nog steeds belangrijke spelers als het om deze diensten gaat. Dat heeft te maken met de grote rol van de VS en het VK in de invoer van intellectueel eigendom (Aerts et al., 2020). Denk hierbij aan een softwareproduct dat in de VS wordt ontwikkeld en waarvoor een Nederlands bedrijf een licentie afneemt om deze software te mogen gebruiken. Andere voorbeelden zijn betalingen van royalty’s voor films en muziek en franchisevergoedingen in de handel en de horeca. De VS en het VK zijn ook na de EU-27 als geheel belangrijke toeleveranciers van diensten.

Bijna de helft van de diensteninvoer verwerkt in de uitvoer heeft EU-27 als bestemming

Als naar de afzetmarkten wordt gekeken, blijkt dat in 2021 46 procent van diensten die worden gebruikt in de totale Nederlandse uitvoer een van de andere EU-27 landen als bestemming had; dat was iets meer dan het aandeel van 43 procent in 2020. De belangrijkste exportmarkten voor de verwerkte import van diensten waren Duitsland (15 procent), de VS (10 procent), het VK (8 procent), België (7 procent) en Frankrijk (6 procent). Bij de belangrijkste ingevoerde diensten (andere zakelijke diensten, vervoersdiensten, royalty’s en ICT-diensten) was de top 5 afzetmarkten vergelijkbaar. Duitsland was als afzetmarkt nog iets belangrijker bij vervoersdiensten met een aandeel van 20 procent. Ierland was bovengemiddeld belangrijk bij de invoer van ICT-diensten en royalty’s verwerkt in de uitvoer en stond bij allebei op de vijfde plek als bestemming. Duitsland stond bij elke dienstencategorie steevast bovenaan als belangrijkste afzetmarkt, in drie gevallen gevolgd door de VS en in het geval van vervoersdiensten gevolgd door het VK.

7.8Voetafdruk van de Nederlandse invoer

Nederland wil in 2050 klimaatneutraal zijn en in 2030 moet Nederland 55 procent minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990, zo staat er vastgelegd in het Klimaatplan, gebaseerd op het Klimaatakkoord (Rijksoverheid, 2022). Het Planbureau voor de Leefomgeving beschrijft sinds 2019 jaarlijks hoeveel broeikasgassen Nederland uitstoot en wat de verwachte uitstoot de komende jaren is om te monitoren of het klimaatakkoord gehaald wordt. Nederland is een handelsland en staat voor zowel de import als de export van goederen en diensten wereldwijd in de top 10 (zie hoofdstuk 3 voor de goederenhandel en hoofdstuk 4 voor de dienstenhandel). Derhalve is het belangrijk om naast de uitstoot van broeikasgassen binnen Nederland, ook te kijken naar de uitstoot die in andere landen wordt veroorzaakt door producten die door Nederland worden ingevoerd.

Vergeleken met 2008 zijn zowel de emissies door de Nederlandse economie als de emissiehandelsbalans van Nederland gedaald (CBS, 2022b). De emissiehandelsbalans is het saldo van de voetafdruk van de invoer minus de voetafdruk van de uitvoer. Hoewel de uitstoot van broeikasgassen door de Nederlandse economie afnam in 2021 ten opzichte van 2019 (CBS, 2022c), nam de voetafdruk van de invoer in 2021 juist toe. De emissiehandelsbalans – invoer min uitvoer – van Nederland was in 2021 positief. Dit betekent dat de Nederlandse invoer een grotere broeikasgasvoetafdruk heeft dan de Nederlandse uitvoer. Nederland voldoet hiermee aan het globale beeld waarbij ontwikkelde economieën doorgaans netto-importeurs van broeikasgasemissies zijn en ontwikkelingslanden doorgaans netto-exporteurs (WTO, 2021).

Deze paragraaf onderzoekt de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer in 2021, waarbij er gekeken wordt naar de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). De voetafdruk van de Nederlandse invoer bevat de totale uitstoot veroorzaakt in de hele keten van een product totdat het Nederland bereikt. De bewerkingen en verplaatsingen die vervolgens nog in Nederland of in andere landen plaatsvinden zijn buiten beschouwing gelaten. De analyse maakt gebruik van de GLORIA MRIO-tabel en internationale handelsdata van het CBS (zie paragraaf 7.9 Data en methoden). Dit betreft voorlopige data en daarmee zijn alle resultaten in deze paragraaf ook voorlopig.

Onderzoeksvragen

In deze paragraaf komen de volgende vragen aan bod: Hoe groot is de voetafdruk van de invoer? Verschilt de voetafdruk van de invoer tussen de verschillende bestemmingen van invoer: is de voetafdruk van de goedereninvoer voor wederuitvoer bijvoorbeeld hoger of lager dan gemiddeld? Vervolgens wordt bekeken waar deze voetafdruk ligt: welk continent draagt het meeste van de voetafdruk van de Nederlandse invoer en welke buitenlandse bedrijfstakken dragen het meeste bij aan deze voetafdruk? In het vervolg van deze paragraaf wordt met voetafdruk altijd de broeikasgasvoetafdruk van de invoer bedoeld, tenzij dit specifiek anders wordt aangegeven.

Broeikasgasvoetafdruk van de invoer naar bestemmingsverdeling van de goederen- en diensteninvoer. Goede r eni n v oer Intermediai r e goede r eni n v oer Goede r eni n v oer di r ect bestemd v oor het buitenland Intermediai r e diensteni n v oer Diensteni n v oer di r ect bestemd v oor het buitenland Diensteni n v oer I n v oer v an goede r en en diensten B K G: 413 (94%) B K G: 175 (40%) B K G: 44 (10%) B K G: 194 (44%) B K G: 2 (0%) B K G: 0,1 (0%)

Verdeling voetafdruk invoer naar gebruik

Figuur 7.8.1 geeft de voetafdruk van de Nederlandse invoer in 2021 weer, onderverdeeld naar bestemming van de invoer (zoals in het begin van dit hoofdstuk voor de invoerwaarde is weergegeven). In tegenstelling tot bij de emissiehandelsbalans wordt in deze paragraaf de voetafdruk van de invoer voor wederuitvoer wél meegenomen. Binnen het kader van de emissiehandelsbalans (CBS, 2022b) wordt de voetafdruk van de invoer voor wederuitvoer niet meegeteld bij de invoervoetafdruk. Aangezien deze invoer Nederland weer verlaat komt deze voetafdruk zowel aan de positieve als aan de negatieve kant van de emissiehandelsbalans voor en zodoende kan deze weggestreept worden. De emissies in Nederland van de handelingen aan deze invoer voor wederuitvoer worden in de emissiehandelsbalans bij de voetafdruk van de uitvoer wel meegenomen.

Om duidelijk te maken wat onderdeel is van de voetafdruk van de invoer staat in figuur 7.8.2 een voorbeeld van een productieketen. Dit betreft de keten van bloem of meel gebruikt in een Nederlandse bakkerij. Alle onderdelen van deze keten die tot aan de Nederlandse grens plaatsvinden dragen bij aan de voetafdruk van de invoer van meel. Zodoende zijn er dus bedrijfstakken die hoofdzakelijk diensten produceren (bijvoorbeeld de transportsector) die bijdragen aan de voetafdruk van de invoer van goederen. De voetafdruk van de invoer van goederen bevat dus de emissies van de keten van ieder product binnen de goedereninvoer en de voetafdruk van de invoer van diensten bevat de emissies in de keten van de diensten die Nederland invoert.

Illustratie van de voetafdruk van de invoer. Hoe komen de emissies via verschillende stappen in de keten aan de Nederlandse grens? 7 .8.2 V o e t af druk v an d e i n v oe r : il l u s t r a t i e v an e m i s s i e s i n d e k e t e n t o t a an d e N e d e r l a n d s e g r e n s G r aantee l t G r aanoogst T r anspo r t Malen T r anspo r t N e d e r l a n d B u i t e n l a n d Bakkerij

De totale broeikasgasvoetafdruk van de invoer in 2021 was 441 megaton CO2‑eq., dat is iets hoger dan in 2019, toen was het 424 megaton CO2‑eq. (voor meer informatie over CO2‑equivalenten zie CBS, 2022d). Ter vergelijking: de voetafdruk van de Nederlandse consumptienoot8 was in 2021 gelijk aan 279 megaton CO2‑equivalent (CBS, 2023). Ruim de helft van totale invoervoetafdruk bestond uit CO2‑uitstoot en bij de diensteninvoer was het aandeel CO2 zelfs 79 procent. De diensteninvoer draagt in totaliteit echter nauwelijks bij: de voetafdruk van de goedereninvoer is bijna vijftien maal groter dan die van de diensteninvoer. Merk hierbij op dat een deel van de voetafdruk van de goedereninvoer wel door bijvoorbeeld transportdiensten gedragen wordt: alles in de keten van een goed dat uiteindelijk in Nederland geïmporteerd wordt, valt onder de voetafdruk van dat goed. Deze emissies van transportdiensten ten behoeve van geïmporteerde goederen zijn dus niet bevat in de voetafdruk van de diensteninvoer. Per euro invoer draagt de goedereninvoer meer bij aan de invoervoetafdruk dan de diensteninvoer, dit volgt de intuïtie dat de productie van goederen over het algemeen meer belastend is dan de productie van diensten.

Invoer voor wederuitvoer heeft minder hoge voetafdruk dan gemiddeld

De voetafdruk van de invoer naar bestemmingsverdeling van de invoer laat zien dat bijna de helft van de invoervoetafdruk gerelateerd is aan invoer voor wederuitvoer. Nederland fungeert wereldwijd als een hub, waarbij de haven van Rotterdam een belangrijke positie inneemt. Wereldwijd staat de haven van Rotterdam in de top 10 van containerdoorvoerhavens (UNCTAD, 2022) en wereldwijd vindt de meeste havenoverslag in Rotterdam plaats (Botlek Europoort, 2023). De goedereninvoer bestemd voor de wederuitvoer is verantwoordelijk voor het grootste deel van de invoervoetafdruk: 44 procent van het totaal en ruim 47 procent van de voetafdruk van alleen de goedereninvoer. Hoewel er beargumenteerd kan worden dat deze producten Nederland na invoer ook weer verlaten, kan er ook beargumenteerd worden dat Nederland indirect bijdraagt aan deze uitstoot. Immers, aan elke euro wederuitvoer verdiende Nederland 12 cent in 2021 (zie hoofdstuk 6 in deze publicatie). Ondanks de relatief lage bijdrage per euro van wederuitvoer aan de Nederlandse economie, gaat het hier om omvangrijke stromen waardoor deze verdiensten toch een aanzienlijk belang vertegenwoordigen. Een kanttekening hierbij is dat handel echter ook kan bijdragen aan een reductie van de broeikasgasvoetafdruk als de uitstoot in het herkomstland bij de productie lager is dan de uitstoot van de productie uit een ander land, mits deze reductie voldoende is om ook de uitstoot van het transport te compenseren (WTO, 2021). Van de totale Nederlandse goedereninvoer is ongeveer 50,1 procent bestemd voor wederuitvoer (zie paragraaf 7.2). In de invoer voor wederuitvoer zitten dus relatief minder producten met een hoge voetafdruk dan gemiddeld in de totale goedereninvoer, zoals aardolie en producten van de aardolie-industrie welke met name voor binnenlandse productie bestemd zijn. Daardoor is de voetafdruk per euro goedereninvoer voor wederuitvoer (0,80 kg CO2‑eq. per euro) lager dan de gemiddelde voetafdruk per euro goedereninvoer (0,85 kg CO2‑eq. per euro).

Binnen de goedereninvoer is de voetafdruk van de invoer bestemd voor binnenlandse besteding, oftewel voor direct verbruik binnen Nederland, het laagst. Ongeveer 10 procent van de invoervoetafdruk is gerelateerd aan de goedereninvoer voor binnenlandse bestedingen en dat ligt dichtbij het percentage in waarde: 11 procent. De goedereninvoer bestemd voor binnenlandse besteding heeft relatief minder producten met een hoge voetafdruk dan de totale goedereninvoer (bijvoorbeeld een kleiner aandeel landbouwproducten, delfstoffen en producten van de chemische industrie). De voetafdruk per euro van goedereninvoer bestemd voor binnenlandse besteding is 0,63 kg CO2‑eq. per euro en dat is inderdaad lager dan het gemiddelde.

De voetafdruk per euro van de diensteninvoer is met 0,20 kg CO2‑eq. veel kleiner dan de voetafdruk per euro van de goedereninvoer. Ruim 92 procent van de voetafdruk van de diensteninvoer behoort tot de diensteninvoer voor intermediair verbruik. Aangezien bijna 85 procent van de diensteninvoer naar waarde bestemd is voor intermediair verbruik is het niet heel verrassend dat ook het grootste deel van de voetafdruk van de diensteninvoer aan deze categorie gerelateerd is. De voetafdruk van de diensteninvoer voor intermediair verbruik is met 0,22 kg CO2‑eq. per euro relatief iets hoger dan gemiddeld voor de diensteninvoer. Dit komt met name doordat bij deze invoer relatief meer transportdiensten zitten die meer uitstoot veroorzaken dan veel andere diensten. Nogmaals, niet alle emissies van bijvoorbeeld de transportsector ten behoeve van de Nederlandse invoer zijn bevat in de voetafdruk van de diensteninvoer, het grootste gedeelte bevindt zich juist in de voetafdruk van de goedereninvoer. Wereldwijd zorgt de internationale transportsector voor 12 procent van de globale uitstoot van broeikasgassen (WTO, 2021). Vanuit het oogpunt van de consumptievoetafdruk wordt dit bijna volledig toegerekend aan de consumptie van goederen.

Waar ligt de voetafdruk van de invoer?

We hebben reeds gezien dat de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer omvangrijk is. Dit werpt de vraag op waar deze voetafdruk ligt. Welk continent draagt het grootste deel van de Nederlandse invoervoetafdruk? In figuur 7.8.3 is het aandeel per continent weergegeven. Met 189 megaton CO2‑eq. (43 procent van het totaal) ligt het grootste deel van de invoervoetafdruk in Europa. Azië en Amerika volgen op afstand op de tweede en derde plek met respectievelijk 30 en 15 procent. De verdeling van de broeikasgasvoetafdruk van de invoer naar continent is vergelijkbaar met de verdeling van de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse consumptienoot9 naar continent (zie bijvoorbeeld figuur 4.3 in Wilting, 2021).

In deze figuur wordt getoond in welke continenten de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer neerslaat in 2021. 43 procent slaat elders in Europa neer en 30 procent van de broeikasgasvoetafdruk slaat neer in Azië. 7 .8.3 W a ar s l a a t d e b r o e i k a s g as v o e t af druk v an d e N e d e r l a n d s e i n v oer n eer i n 2021? Europa Azië Amerika Afrika Oce anië 2 2 2 2 2

De verdeling van de invoerwaarde naar continent verschilt aanzienlijk van de verdeling van de invoervoetafdruk naar continent. Van de totale invoerwaarde komt bijna 60 procent uit Europa, aanzienlijk meer dan het aandeel van de broeikasgasvoetafdruk dat in Europa ligt (43 procent). Omgekeerd is het aandeel invoerwaarde uit Azië en Afrika kleiner dan het aandeel van de voetafdruk. Van de directe invoerwaarde komt zo’n 20 procent uit Azië terwijl daar 30 procent van de Nederlandse invoervoetafdruk ligt. Voor Afrika is dit respectievelijk 2 procent van de invoerwaarde en 11 procent van de voetafdruk. Dit laat zien dat het meest vervuilende deel van de keten van invoerproducten die vanuit Europa naar Nederland komen niet in Europa zelf ligt maar bijvoorbeeld in Afrika of Azië. Qua broeikasgasuitstoot ligt er dus een groter deel van de productieketen van de Nederlandse invoer in Afrika en Azië dan dat de directe invoerwaarde doet vermoeden.

Invoervoetafdruk in Afrika bestaat voor grootste deel uit methaan

De Nederlandse invoervoetafdruk die in Azië ligt bestaat voor 70 procent uit CO2, deze uitstoot komt met name door de energievoorziening in Azië (zie figuur 7.8.4). Dit is geen verrassing aangezien de energievoorziening wereldwijd veel bijdraagt aan de broeikasgasvoetafdruk binnen de internationale handel (WTO, 2021). Een klein aantal sectoren, waaronder de energievoorziening en transport beslaan wereldwijd 75 procent van de broeikasgasvoetafdruk binnen de internationale handel. Ook van het deel van de voetafdruk dat in Europa en Amerika ligt is CO2 de hoofdcomponent, 68 en 53 procent respectievelijk.

In Afrika is een ander beeld te zien: daar is methaan de hoofdcomponent binnen de invoervoetafdruk. Verantwoordelijke bedrijfstakken voor de methaanuitstoot in Afrika zijn bijvoorbeeld de delfstoffenwinning, landbouw en afvalbeheer. Methaan is een krachtig broeikasgas met een opwarmingsvermogen van de aarde dat tachtig maal groter is dan dat van CO2 gedurende de eerste twintig jaar nadat het is vrijgekomen (UNEP, 2023). De olie- en gasindustrie is een grote uitstoter van methaan. Methaan kan bijvoorbeeld vrijkomen gedurende de exploratie en winning van aardgas, maar bijvoorbeeld ook door het lekken van pompen of pijpleidingen tijdens het vervoer of het lekken tijdens opslag van aardgas. Het verminderen van de methaanuitstoot is een van de meest effectieve maatregelen die de energiesector kan nemen om de klimaatcrisis aan te pakken (UNEP, 2023).

7.8.4 Aandeel1) van de verschillende broeikasgassen in de Nederlandse invoervoetafdruk per continent, 2021 (%)
Continent Koolstofdioxide (CO2) Lachgas (N2O) Methaan (CH4)
Afrika 33 27 40
Amerika 53 24 23
Australië en Oceanië 41 22 37
Azië 70 7 23
Europa 68 14 18
1) Dit is het aandeel van het totaal aan CO2-equivalenten per continent. Eerst worden de lachgas en methaan emissies omgezet naar CO2-eq. en dan worden de aandelen berekend.

Wereldwijd draagt de energievoorziening 20 procent van de Nederlandse invoervoetafdruk

In figuur 7.8.5 staan de zes bedrijfstakken die wereldwijd (verdeeld over alle landen buiten Nederland) het meeste van de Nederlandse invoervoetafdruk dragen. Wereldwijd heeft de sector energievoorziening de grootste CO2-uitstoot (IEA 2022), vanzelfsprekend draagt deze sector een groot deel van de Nederlandse invoervoetafdruk. Zoals bekend levert de landbouwsector wereldwijd ook een belangrijke bijdrage aan de broeikasgasvoetafdruk. Dat blijkt ook weer uit deze figuur. Hoewel Nederland bekend staat als een belangrijk exportland voor de landbouw (Jukema et al., 2023) worden er ook veel landbouwproducten van elders ingevoerd. Dit strookt met de waarneming dat de totale hoeveelheid land voor de Nederlandse consumptie in 2017 driemaal het oppervlak van Nederland besloeg (Van Oorschot et al., 2021a), dus zowel voor eigen consumptie als voor de export zal ook invoer van elders nodig zijn. Uit Brazilië importeert Nederland bijvoorbeeld veel sojabonen en sojaschroot (CBS, 2022e) welke gedeeltelijk nodig zijn om het vee op Nederlandse bodem te voeden.

De delfstoffenwinning, chemische industrie, basismetaalindustrie en aardolie-industrie hebben allen veel processen waarbij veel broeikasgassen vrijkomen. Daarnaast worden er in Nederland vrijwel geen grondstoffen gewonnen en worden dus veel grondstoffen en halffabricaten van deze grondstoffen geïmporteerd.

7.8.5 Buitenlandse bedrijfstakken die het meeste van de Nederlandse invoervoetafdruk dragen, 2021 (megaton CO2-eq.)
Bedrijfstak Rusland China VS Brazilie Europa (m.u.v. Rusland) Overig
Energievoorziening 24,592 14,889 8,984 0,252 16,033 25,548
Landbouw 0,473 2,475 2,561 8,323 32,38 36,957
Delfstoffenwinning 13,735 7,232 1,749 0,758 6,666 19,646
Chemische industrie 2,922 6,123 2,755 0,504 14,722 18,383
Basismetaalindustrie 4,216 4,719 0,669 0,117 11,552 14,467
Aardolie-industrie 2,548 7,766 1,282 0,434 13,416 7,163

7.9Data en methoden

De voetafdruk van de invoer voor binnenlandse bestedingen en productie wordt door het CBS als onderdeel van de emissiehandelsbalans berekend (CBS, 2022b). Hier wordt echter alleen de totaalwaarde gerapporteerd. Om detail te kunnen aanbrengen in de invoervoetafdruk en om ook een voetafdruk voor de invoer voor wederuitvoer te berekenen, zijn verschillende bronnen samengebracht.

Allereerst wordt er een voetafdruk per land, per sector en per eenheid productie berekend met behulp van een MRIO (Multi-Regional Input Output tabel). We gebruiken de MRIO uit release 057 van de GLORIA global environment-extended multi-region input-output database (Lenzen et al., 2021a), gebouwd in het Global MRIO-lab (Lenzen et al., 2017). Er is voor GLORIA gekozen vanwege twee belangrijke redenen. Ten eerste vertegenwoordigt deze database een groot aantal sectoren en landen, waardoor de voetafdruk van de invoer op een meer gedetailleerd landniveau beschikbaar zal zijn. Ten tweede bevat deze database emissie data, waardoor geen extra stappen nodig zijn om de juiste emissie data aan de MRIO te koppelen. Daarnaast is het een voordeel dat GLORIA erg snel beschikbaar en actueel is; op het moment van schrijven ligt er al een MRIO voor 2021. Het CBS kijkt regelmatig naar het aanbod van MRIOs om te kijken welke het meest geschikt is voor specifieke doelen. In de toekomst zal mogelijk een andere MRIO gekozen worden en dit zal leiden tot andere resultaten.

Het berekenen van de emissie per eenheid productie gaat met behulp van input-output analyse. Eerst wordt de emissie-coëfficiënt berekend door de totale emissie van een sector in een land te delen door de totale productie van die sector. Vervolgens worden deze coëfficiënten in een diagonaalmatrix geplaatst en vermenigvuldigd met de Leontief inverse om zo de benodigde input te berekenen. De Leontief inverse beschrijft de inputcoëfficiënt benodigd voor één eenheid eindvraag in een sector. Om de voetafdruk van de producten tot aan de Nederlandse grens te bepalen, wordt de Leontief inverse gemaakt van de MRIO nadat Nederland hieruit is verwijderd.

De data voor Nederland wordt uit de MRIO verwijderd om dubbeltellingen te voorkomen. Stel je voor dat een product van België naar Nederland, vervolgens naar Duitsland en dan weer naar Nederland gaat waar het geconsumeerd wordt. Dan zouden de emissies in België twee keer worden meegeteld: namelijk de eerste keer dat het product Nederland binnenkomt en de tweede keer dat het product binnenkomt. Wanneer Nederland uit de MRIO wordt gehaald, worden de emissies die in de tussenstappen in Nederland worden uitgestoten niet meegeteld. Dit type keten wordt ook wel feedback-loop genoemd en het is bekend dat het aandeel van emissies dat in het consumerende land neerslaat klein is. Bijvoorbeeld in Moran (2018) wordt het aandeel CO2‑emissies dat in Nederland ligt, van invoer voor consumptie in Nederland, op 0,3 procent geschat.

Voor de omzetting van de verschillende emissie-coëfficiënten naar CO2‑equivalenten hebben we gebruik gemaakt van de GWP (Global Warming Potential) factoren voor methaan en lachgas. Door nieuwe IPCC-voorschriften wordt vanaf midden september 2022 gerekend met nieuwe GWP’s. Methaan (CH4) telt nu zwaarder mee (factor 28 in plaats van 25), terwijl lachgas (N2O) minder zwaar telt (factor 265 in plaats van 298). Voor dit hoofdstuk zijn nog de oude factoren gebruikt vanwege consistentie met eerder gepubliceerde waarden voor de invoervoetafdruk.

De GLORIA MRIO kan niet direct worden ingezet vanwege de aanwezigheid van grote negatieve waarden in de kolom “voorraadvorming” door het balanceren van de MRIO. Hoewel dit geen ongebruikelijke methode is om een MRIO te balanceren, moet de MRIO wel bewerkt worden alvorens de Leontief inverse berekend kan worden. In dit onderzoek is ervoor gekozen om de negatieve waarden in “veranderingen in voorraden” om te zetten naar positieve primaire input, ook wel bekend als “Mirroring” in de literatuur (zie bijv. paragraaf 3.3 in Lenzen, 2021b). Het nadeel van deze methode is dat dit een impact kan hebben op het bbp van een land dat wordt bepaald met deze MRIO. Het effect van deze omzetting op de voetafdruk is echter zeer klein en bovendien zijn er al verschillen tussen het bbp berekend met deze dataset en het bbp zoals gerapporteerd door het IMF.

Om vervolgens de voetafdruk van de Nederlandse invoer te berekenen moeten de emissies per eenheid productie vermenigvuldigd worden met het aantal eenheden benodigd voor de Nederlandse invoer. De benodigde eenheden worden bepaald door de Nederlandse invoercijfers te schalen naar het totaal aan invoer naar Nederland zoals gegeven in de MRIO. Deze laatste stap is nodig vanwege het gebruik van verschillende eenheden in de verschillende datasets (bijvoorbeeld US dollars en euro’s).

De Nederlandse invoercijfers zijn verkregen door de gegevens van de Nationale Rekeningen met die van de statistieken Internationale Handel in Goederen en Internationale Handel in Diensten te combineren. Hierbij worden de cijfers van de Nationale Rekeningen als leidend beschouwd. Door verschillen in definities en methoden wijken deze cijfers af van de overige randtotalen zoals gepresenteerd op StatLine. Door deze statistieken te combineren kan de invoer worden uitgesplitst naar gebruik en naar herkomstland (Lemmers & Wong, 2017; Aerts et al., 2022). Deze invoercijfers worden dan gecombineerd met de emissie per eenheid productie van een bedrijfstak in een land om de voetafdruk van een ingevoerd product te bepalen.

Tot slot wordt deze invoervoetafdruk van de invoer voor productie in Nederland en voor finale besteding in Nederland geschaald naar de invoervoetafdruk van de emissiehandelsbalans. De hieruit ontstane verhouding wordt ook gebruikt om de voetafdruk van invoer voor wederuitvoer te bepalen.

7.10Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Aerts, N., Bohn, T., Notten, T. & Wong, K. F. (2020). De Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde Staten: Analyse van de bilaterale investerings- en handelsrelaties in goederen en diensten. Den Haag/Heerelen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Aerts, N., Bohn, T., Lemmers, O. & Wong, K. F. (2022). Linking micro-data to national input-output tables: By whom and from whom are which products imported and to what end? Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Baldwin, R. & Lopez-Gonzalez, J. (2015). Supply-chain Trade: A Portrait of Global Patterns and Several Testable Hypotheses. The World Economy, 38(11), 1682–1721.

BBC (2023, 19 mei). What is the Ukraine grain deal?

Berkhout, P., Bergevoet, R. & Berkum, van, S. (2022). Een beknopte analyse van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de voedselzekerheid. Wageningen: Wageningen Economic Research, Nota 2022-033.

Bohn, T., Notten, T., Prenen, L. & Wong, K. F. (2022a). Diensten in dozen: de rol van indirecte dienstenexport. In D. Herbers & J. Rooyakkers (Red), Internationaliseringsmonitor 2022, tweede kwartaal: Dienstenhandel: Ontwikkelingen en belemmeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Bohn, T., Notten, T. & Wong, K. F. (2022b). Nederland in internationale waardeketens. In D. Herbers & M. Jaarsma (Red), Nederland Handelsland 2022: Export, import & investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau van de Statistiek.

Botlek Europoort (2023). Rotterdam is grootste transhipment haven ter wereld – Burengesprek Botlek Europoort. Burengesprek Botlek Europoort.

CBS (2016). Export van diensten goed voor 10 procent bbp. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021a). Dienstenexport in 2020 sterker gedaald dan goederenexport. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021b). Internationale handel in diensten onder pre-coronaniveau. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021c). Internationaliseringsmonitor 2021, vierde kwartaal: Exogene schokken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022a). Meer sojabonen uit Brazilië in 2021 ondanks forse prijsstijging. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022b). Broeikasgassen in de Nederlandse economie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022c). Uitstoot broeikasgassen 2,1 procent hoger in 2021. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022d). CO2-equivalenten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022e). Nederland in EU grootste importeur Braziliaanse landbouw. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023). Hoe groot is onze broeikasgasuitstoot? Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dahlmans, D., Jaarsma, M., Rooyakkers, J. & Rud, I. (2022). Internationale handel in diensten. In D. Herbers & M. Jaarsma (Red.). Nederland Handelsland 2022: Export, import & investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Franssen, L., Lemmers, O., Prenen, L. & Wong, K. F. (2020). Het Verenigd Koninkrijk afhankelijker van Europese Unie dan eerder gedacht. Economische Statistische Berichten, 105(4786), 268–271.

Fritsch, M. & Matthes, J. (2017). Factory Europe and its ties in Global Value Chains. Gütersloh: Bertelsmann Stiftung.

IEA (2022). Global Energy Review: CO2 Emissions in 2021. Global emissions rebound sharply to highest ever level.

Jukema, G. D., Ramaekers, P. & Berkhout, P. (2023). De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband – editie 2023. Wageningen/Heerlen/Den Haag, Wageningen Economic Research en Centraal Bureau voor de Statistiek.

Lemmers, O. & Wong, K. F. (2019). Distinguishing Between Imports for Domestic Use and for Re-Exports: A Novel Method Illustrated for the Netherlands. National Institute Economic Review, 249(1), R59–R67.

Lenzen, M., Geschke, A., Abd Rahman, M. D., Xiao, Y., Fry, J., Reyes, R., Dietzenbacher, E., Inomata, S., Kanemoto, K., Los, B., Moran, D., Schulte in den Baumen, H., Tukker, A., Walmsley, T., Wiedmann, T., Wood, R. & Yamano, N. (2017). The Global MRIO Lab – charting the world economy. Economic Systems Research, 29, 158–186.

Lenzen, M., Geschke, A., West, J., Fry, J., Malik, A., Giljum, S., Canals, L. M., Pinero, P., Lutter, S., Wiedmann, T., Li, M., Sevenster, M., Potočnik, J., Teixeira, I., Voore, M. V., Nansai, K. & Schandl, H. (2021a). Implementing the Material Footprint to measure progress towards SDGs 8 and 12. Nature Sustainability, 5, 157–166.

Lenzen, M., Geschke, A., West, J., Fry, J., Malik, A., Giljum, S., Canals, L. M., Pinero, P., Lutter, S., Wiedmann, T., Li, M., Sevenster, M., Potočnik, J., Teixeira, I., Voore, M. V., Nansai, K. & Schandl, H. (2021b). Implementing the Material Footprint to measure progress towards SDGs 8 and 12: Supplementary Information.

Mellens, M. C., Noordman, H. G. & Verbruggen, J. P. (2007). Wederuitvoer: internationale vergelijking en gevolgen voor prestatie-indicatoren. Den Haag: Centraal Planbureau.

Ministerie van Buitenlandse Zaken (2022). “Do what we do best: A strategy for Foreign Trade and Development Cooperation.”

Moran, D., Wood, R. & Rodrigues, J. F. (2018). A note on the magnitude of the feedback effect in environmentally extended multi‐region input‐output tables. Journal of Industrial Ecology, 22(3), 532–539.

OESO (2022). The impacts and policy implications of Russia’s aggression against Ukraine on agricultural markets. OECD, Policy Responses: Ukraine tackling the policy challenges.

Oorschot, van, M., Wilting, H., Nijdam, D. & Bredenoord, H. (2021). Halveren van de Nederlandse voetafdruk. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

Patterson, W. (2022). Russia-Ukraine conflict: What it means for grain and oilseed markets. ING.

Poulissen, D., Rooyakkers, J. & Smit, R. (2022). De internationale dienstenhandel in woelige tijden. In D. Herbers & J. Rooyakkers (Red), Internationaliseringsmonitor 2022, tweede kwartaal: Dienstenhandel: Ontwikkelingen en belemmeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Rijksoverheid (2022). Voortgang klimaatdoelen.

Schreinemacher, E. (2022). Beleidsnota Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Kamerstuk 36 180 nr. 1.

UNCTAD (2022). Review of Maritime Transport 2022. Genève: United Nations Conference on Trade and Development.

UNEP (2023). Landmark study charts Africa’s methane emissions. Kenia: UN Environment Programme.

Wilting, H. (2021). Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

WTO (2021). Trade and climate change: The carbon content of international trade. Information brief n°4. Genève: World Trade Organization.

Noten

Chemische producten bestaan uit de som van de SITC-2 categorieën 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59.

Het gaat in deze paragraaf alleen om invoer die door bedrijven gebruikt wordt voor de uitvoer van goederen en diensten van Nederlandse makelij; wederuitvoer is dus buiten beschouwing gelaten.

De cijfers in dit hoofdstuk zijn verkregen door de gegevens van de Nationale Rekeningen met die van de statistieken Internationale Handel in Goederen en Internationale Handel in Diensten te combineren, en hierbij worden de cijfers van de Nationale Rekeningen als leidend beschouwd. Door verschillen in definities en methoden wijken deze cijfers af van de overige randtotalen zoals gepresenteerd op StatLine of in de overige hoofdstukken van deze publicatie, die beiden gebaseerd zijn op de handelsstatistieken.

Er dient opgemerkt te worden dat er in dit hoofdstuk enkel de Nederlandse/binnenlandse keten bekeken wordt. Dat houdt in dat de Nederlandse verbondenheid met diverse landen alleen betrekking heeft op de directe import en export tussen Nederland en het buitenland. Uiteraard kan het voorkomen dat Nederland via mondiale waardeketens verbonden is met andere landen, bijvoorbeeld met China of de VS via een importproduct uit Duitsland. Zulke indirecte afhankelijkheden tussen Nederland en andere landen via andere schakels in de keten kunnen met de gebruikte CBS brongegevens niet onderzocht worden. Voor een analyse over indirecte afhankelijkheden en mondiale ketenanalyses is een analyse met multiregionale input-output tabellen i.p.v. CBS brongegevens nodig.

Het gaat in deze paragraaf alleen om invoer die door bedrijven gebruikt wordt voor de uitvoer van goederen en diensten van Nederlandse makelij; wederuitvoer is buiten beschouwing gelaten. De grafiek weerspiegelt alleen een deel van de cijfers die in tabel 7.6.1. getoond worden, ten eerste omdat het hier alleen om goedereninvoer gaat en ten tweede omdat een klein deel van de goedereninvoer die in tabel 7.6.1 is weergegeven niet aan producten kan worden gekoppeld.

De verschillende goederencategorieën zijn gebaseerd op de SITC-1 indeling.

Deze ingevoerde diensten worden niet alleen gebruikt om de export van verwerkte diensten mogelijk te maken (zoals software of adviesdiensten) maar ook in de productie van diverse exportgoederen zoals auto’s, chemische producten en machines. Dit is ook bekend als de ‘verdienstelijking’ van de industriële export en is gerelateerd aan de outsourcing van dienstenactiviteiten door industriële bedrijven (Bohn et al., 2022a).

De Nederlandse consumptievoetafdruk bevat de totale Nederlandse emissies plus de voetafdruk van de invoer minus de voetafdruk van de uitvoer.

De Nederlandse consumptievoetafdruk bevat de totale Nederlandse emissies plus de voetafdruk van de invoer minus de voetafdruk van de uitvoer.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Nieke Aerts

Arjen Berkenbos (DNB)

Timon Bohn

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Bas Kerckhoffs

Dio Limpens

Tom Notten

Davey Poulissen

Leen Prenen

Pascal Ramaekers

Janneke Rooyakkers

Anne Maaike Stienstra (DNB)

Manon Weusten

Redactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Janneke Rooyakkers

Manon Weusten

Eindredactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie

van Nederland Handelsland:

Fintan van Berkel

Dennis Cremers

Anniek Erkens

Bert Eykelenkamp

Loe Franssen

Marjolijn Jaarsma

Kasper Leufkens

Bart Loog

Angie Mounir

Tim Peeters

Hans Ponsteen

Roos Smit

Adam Walker

Khee Fung Wong

CBS CCN Logistiek

CBS CCN Redactie en Visualisatie

CBS Vertaalbureau

We danken ook de volgende medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor hun feedback op een eerdere versie van Nederland Handelsland:

Jan Pieter Barendse

Vasant Bhoendie

Jeroen Jacobs

Harry Oldersma