Nederlandse verdiensten aan internationale handel
De Nederlandse economie draait voor een belangrijk deel op de internationale handel in goederen en diensten: de export is goed voor meer dan een derde van ons bbp. De uitvoer van goederen van Nederlandse makelij, diensten en wederuitvoer leveren daarnaast ook direct en indirect werkgelegenheid op. Hoeveel exporteren we naar het buitenland en hoeveel goederen en diensten hebben we daarvoor ingevoerd? Wat levert de export ons op in toegevoegde waarde en werkgelegenheid en hoe ontwikkelde dit zich over de jaren? En hoe varieert de toegevoegde waarde en werkgelegenheid tussen de verschillende sectoren?
2.1Belangrijkste bevindingen
De export van goederen en diensten is een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse economie. Uit de vorige editie van Nederland Handelsland bleek dat Nederland in 2017 voor 616 miljard euro aan goederen en diensten exporteerde. In 2018 is de totale export met 6 procent toegenomen tot bijna 653 miljard euro. Als land verdienden we daar uiteindelijk circa 262 miljard euro aan. Productieprocessen van de exportgoederen- en diensten zijn internationaal verspreid, waardoor Nederland een aanzienlijk deel van de intermediaire goederen en diensten die benodigd zijn in het productieproces, moet importeren. Deze kosten drukken de uiteindelijke opbrengsten oftewel de toegevoegde waarde.noot1 Nederland importeerde in 2018 voor 391 miljard euro aan (intermediaire) goederen en diensten, circa 7 procent meer dan in 2017. Het merendeel hiervan is bestemd voor de wederuitvoer.
2018 was een jaar waarin verschillende factoren de wereldhandel belemmerden, waaronder het handelsbeleid van verschillende landen zoals de Verenigde Staten en China met oplopende handelstarieven, en de onzekerheid rondom de Brexit. Uit CBS (2019a) bleek dat het wereldhandelsvolume aan het einde van 2018 afnam. Ook de Nederlandse export groeide in 2018 minder hard dan in 2017. Door het feit dat de export in 2018 meer import behoefde dan de export van 2017, was ook de groei van de verdiensten aan de export (met 5 procent) in 2018 lager dan de groei in het jaar ervoor, toen deze bijna 7 procent was.
De toegevoegde waarde van 262 miljard euro komt neer op bijna 34 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat betekent dat we meer dan een derde van de Nederlandse welvaart te danken hebben aan de export, een aandeel dat stabiel is gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar. Er is veel variatie in de mate waarin bedrijfstakken afhankelijk zijn van de export. Zo zijn met name de landbouw, bosbouw en visserij, de delfstoffenwinning en de industrie erg afhankelijk van de export; circa driekwart van hun toegevoegde waarde wordt gegenereerd door de export. Daarentegen is dit voor de bouw, horeca en financiële dienstverlening veel minder het geval. Minder dan een kwart van hun toegevoegde waarde hangt samen met de export.
Naast een belangrijke bijdrage aan het bbp levert de export ook een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid in Nederland. In 2018 hingen circa 2,4 miljoen banen ofwel 32 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland direct of indirect samen met de export van goederen en diensten. Van die 2,4 miljoen banen zijn er 1,4 miljoen in de bedrijfstakken die goederen en diensten exporteren, en 1 miljoen bij toeleveranciers. De meeste banen levert de export op voor de zakelijke dienstverlening, maar ook in de industrie, handel en vervoer en informatiediensten is er veel werkgelegenheid dankzij de export.
2.2Bijdrage export aan bbp
In 2018 bedroeg de totale bruto exportwaarde van Nederland 653 miljard euro. Dit is de som van de export van goederen die in Nederland geproduceerd zijn (Nederlandse makelij, waarbij eventueel gebruik wordt gemaakt van ingevoerde onderdelen, grondstoffen of halffabricaten), de export van goederen die hier eerder ingevoerd zijn en (vrijwel) onbewerkt weer uitgevoerd worden (wederuitvoer), en de export van diensten. Ten opzichte van 2017 kende de totale exportwaarde een toename van 6 procent. De groei in 2018 is daarmee kleiner dan in 2017, toen de exportwaarde met meer dan 9 procent toenam ten opzichte van 2016.
Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten | |
---|---|---|---|
2015 | 212,1 | 206,3 | 152 |
2016 | 209,5 | 211,4 | 142,5 |
2017 | 227,5 | 233,3 | 154,8 |
2018 | 240,6 | 246,1 | 166,1 |
De goederen zijn goed voor het grootste deel van de uitvoerwaarde, met 241 miljard euro aan bruto export van Nederlandse makelij en 246 miljard euro aan wederuitvoer. De dienstenexport heeft een kleiner aandeel in de totale exportwaarde met zo’n 166 miljard euro, maar is wel de categorie die in 2018 het meest in omvang toenam: de export van diensten kende een groei van 7 procent ten opzichte van 2017. De export van Nederlandse makelij en de wederuitvoer groeiden – met respectievelijk 5,8 en 5,5 procent in 2018 – minder hard.
Invoer ten behoeve van de uitvoer
Nederland importeerde in 2018 voor circa 568 miljard euro aan goederen en diensten. Net zoals de export van goederen en diensten stijgt de invoer ook al jaren: de invoer van 2018 was 6 procent hoger dan die van 2017. Daarnaast groeit de invoerwaarde in de onderzochte periode steeds iets harder dan de export. Slechts een derde van de totale import van 2018 was voor binnenlands verbruik: voor consumptie (20 procent) en voor investeringen (11 procent). Het merendeel van de import, de overige 69 procent, werd gebruikt voor de uitvoer van goederen en diensten, ofwel in de vorm van wederuitvoer ofwel in de productie van goederen en diensten die uitgevoerd worden. In 2018 was er 185 miljard euro aan ingevoerde goederen en diensten nodig bij de productie van de Nederlandse export van goederen en diensten. Ruim 205 miljard aan ingevoerde goederen en diensten verlieten ons land in de vorm van wederuitvoer in 2018. In hoofdstuk 6 van deze publicatie wordt verder ingezoomd op deze in- en uitvoerstromen en onderzocht uit welk type producten deze bestaan.
Het aandeel van de totale import dat gebruikt wordt om de export te realiseren, is gestegen van 64 procent in 2015 tot 69 procent in 2018. In figuur 2.2.2 is zichtbaar dat de invoer die nodig is om de uitvoer te realiseren, al een aantal jaren toeneemt. Na een kleine afname bij de invoer voor dienstenexport in 2016, nam de invoer ten behoeve van de uitvoer in 2017 en 2018 toe bij alle drie de exportcategorieën.
Jaar | Uitvoer van Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Uitvoer van diensten | Binnenlands verbruik |
---|---|---|---|---|
2015 | 100,7 | 178 | 54,5 | 185,8 |
2016 | 97,9 | 181,6 | 49,4 | 162,0 |
2017 | 109 | 200,8 | 55,5 | 171,1 |
2018 | 117,8 | 211,7 | 61,1 | 177,2 |
We zien ook in figuur 2.2.2 dat het grootste deel van de invoer gebruikt wordt voor de Nederlandse goederenexport, namelijk 58 procent van de totale invoer in 2018. Hiervan neemt de wederuitvoer 37 procent van de totale invoer van goederen en diensten voor haar rekening en de productie van goederen van Nederlandse makelij circa 21 procent. Slechts 11 procent van de totale invoer van goederen en diensten was bestemd voor de uitvoer van diensten.
De export was goed voor 34 procent van het bbp in 2018
Nederland verdiende in 2018 262 miljard euro aan de export van goederen en diensten, een toename van bijna 5 procent ten opzichte van 2017. Met 123 miljard euro verdiende Nederland het meest aan de export van producten van Nederlandse makelij, goed voor bijna 16 procent van het bbp. De export van diensten bracht bijna 105 miljard euro op, circa 14 procent van het bbp. De toegevoegde waarde van de wederuitvoer was circa 34 miljard euro, goed voor 4 procent van het bbp. Het aandeel van de export van goederen en diensten in het Nederlandse bbp was daarmee 34 procent in 2018, net als in 2017. Bovendien is de bijdrage van de verschillende exportstromen aan dit aandeel gelijk gebleven.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|
Nederlandse makelij | 52,5 | 53,3 | 52,1 | 51 |
Wederuitvoer | 13,7 | 14 | 13,9 | 14 |
Diensten | 64,1 | 65,3 | 64,1 | 63,2 |
Uitvoer van diensten levert het meeste op
Nederland verdient niet evenveel aan elke euro export. In 2018 verdiende Nederland gemiddeld 40 eurocent aan elke euro uitvoer. In figuur 2.2.3 zien we de ontwikkeling van de exportverdiensten per categorie. De uitvoer van diensten levert ons het meeste op, met zo’n 63 cent per euro. De uitvoer van goederen van Nederlandse makelij levert 51 cent op per euro, en de wederuitvoer 14 cent. De toegevoegde waarde per euro export is daarmee voor alle exportcategorieën gelijk gebleven of licht gedaald ten opzichte van 2017. De toegevoegde waarde per euro export van Nederlandse makelij is sinds 2016 met meer dan 2 procentpunt afgenomen.
Figuur 2.2.4 illustreert per exportcategorie hoe een euro export in 2018 is samengesteld. Het laat zien welk gedeelte van de export uiteindelijk verdiensten is voor de Nederlandse economie, en welk gedeelte van de export opgebouwd is uit de geïmporteerde goederen en diensten (de zogenaamde importintensiteit). Voor de totale export van goederen en diensten samen was de importintensiteit 60 procent; een kleine toename van 1,5 procent ten opzichte van 2015. Dat betekent dat de Nederlandse export van goederen en diensten de afgelopen jaren een groeiend aandeel invoer kende. In figuur 2.2.4 is de importintensiteit per exportcategorie te zien. De uitvoer van diensten bestaat het minst uit import, zo’n 37 procent van de exportwaarde, een toename van 1 procentpunt ten opzichte van 2017. Bij de uitvoer van Nederlandse makelij wordt al bijna de helft van de exportwaarde – 49 procent – ingevoerd. Hier is in de afgelopen jaren ook de grootste groei in de importintensiteit te zien. Bij de wederuitvoer, een groot aandeel van de totale uitvoerwaarde, is de importintensiteit 86 procent.
De hoge en toenemende importintensiteit van de Nederlandse export van goederen en diensten laat enerzijds zien dat Nederland in hoge mate geïntegreerd is in internationale waardeketens. Anderzijds betekent het ook dat de toegevoegde waarde die in eigen land wordt gecreëerd met de productie van goederen en diensten bestemd voor de export, afneemt. Dit is te zien in dalende verdiensten per euro, voornamelijk bij de uitvoer van Nederlandse makelij en de uitvoer van diensten. In figuur 2.2.4 zien we dat hoe hoger de importintensiteit is, hoe lager de toegevoegde waarde van de export is.
Exportcategorie | Importintensiteit | Toegevoegde waarde |
---|---|---|
Uitvoer van Nederlandse makelij | 49 | 51 |
Wederuitvoer | 86 | 14 |
Uitvoer van diensten | 37 | 63 |
Industrie verdiende het meest aan export in 2018
Bedrijven kunnen hun goederen en diensten in Nederland afzetten, of naar het buitenland exporteren. Sommige bedrijfstakken weten goed gebruik te maken van de mogelijkheden die de geglobaliseerde wereld hen biedt, en creëren veel toegevoegde waarde bij het fabriceren van producten die ze vervolgens uitvoeren. In figuur 2.2.5 is de samenstelling van de toegevoegde waarde per sector te zien. De industrie verdiende in 2018 het meest aan de export van hun goederen en diensten, bijna 64 miljard euro. Ook de bedrijven binnen de zakelijke dienstverlening, de handel en de vervoers- en informatiediensten genereren veel toegevoegde waarde door export van goederen en diensten.
Uitvoer van Nederlandse makelij belangrijkst voor exportverdiensten bedrijfstakken
De bedrijfstak groot- en detailhandel is de enige bedrijfstak waar de wederuitvoer een grote rol speelt bij de totale verdiensten van de bedrijfstak; uitvoer van Nederlandse makelij speelt bij de meerderheid van de sectoren de grootste rol in aan export gerelateerde toegevoegde waarde. De uitvoer van diensten creëert een groot deel van de toegevoegde waarde bij de zakelijke dienstverlening en de sector vervoer, informatie en communicatie.
Uitvoer van Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Uitvoer van diensten | Binnenlands verbruik | |
---|---|---|---|---|
Landbouw en visserij |
9,42 | 0,18 | 0,38 | 2,64 |
Delfstoffenwinning en water |
7,70 | 0,31 | 2,11 | 9,31 |
Industrie | 55,22 | 1,59 | 6,86 | 22,30 |
Bouwnijverheid | 0,79 | 0,21 | 2,67 | 29,75 |
Handel | 19,67 | 19,86 | 8,43 | 46,69 |
Vervoer en informatie | 6,79 | 3,56 | 30,28 | 26,89 |
Horeca | 0,34 | 0,13 | 2,97 | 11,41 |
Financiële diensten en vastgoed |
4,34 | 1,25 | 9,84 | 81,54 |
Zakelijke dienstverlening |
14,63 | 4,91 | 33,47 | 53,72 |
Openbaar bestuur |
0,75 | 0,14 | 0,97 | 46,40 |
Onderwijs | 0,32 | 0,09 | 0,98 | 32,46 |
Gezondheids- en welzijnszorg |
0,09 | 0,03 | 0,30 | 61,75 |
Cultuur en overige |
0,45 | 0,11 | 1,95 | 13,05 |
Landbouw, delfstoffenwinning en industrie meest afhankelijk van export
De verhouding tussen de verdiensten door binnenlands verbruik en door export varieert tussen de bedrijfstakken. In figuur 2.2.5 zien we dat sommige sectoren voornamelijk opbrengsten uit binnenlands verbruik halen, maar andere bedrijfstakken zijn erg verbonden met de buitenlandse markt, waaraan ze geld verdienen door uitvoer van Nederlandse makelij, uitvoer van diensten of wederuitvoer.
De landbouw, bosbouw en visserij, de delfstoffenwinning en de industrie zijn in grote mate afhankelijk van export naar het buitenland. Ze creëren dus voornamelijk waarde door hun uitvoer naar het buitenland. De grote verbondenheid met het buitenland van deze sectoren is niet verrassend: Nederland is de op één na grootste exporteur van landbouwgoederen van de wereld (CBS, 2019b). Bovendien zien we in hoofdstuk 3 van deze publicatie dat een groot aandeel van de bedrijven in de winning van delfstoffen goederen en/of diensten exporteert.
Sectoren als de horeca, de bouw en de cultuursector zijn vooral gericht op de binnenlandse consumptie: het aandeel export in hun toegevoegde waarde is erg laag. Het onderwijs, de gezondheids- en welzijnszorg en cultuurdiensten zijn voornamelijk nationale aangelegenheden waarbij de bedrijven vrijwel niet afhankelijk zijn van buitenlandse vraag naar hun goederen en diensten.
Wanneer we verder inzoomen op de industrie, blijkt er ook binnen deze bedrijfstak enige variatie in de mate van afhankelijkheid van de export. Zo genereren de voedingsmiddelenindustrie, de chemische industrie en de machine-industrie veel toegevoegde waarde door uitvoer van hun producten, terwijl bijvoorbeeld de meubel- en overige industrie vooral verbonden is met de binnenlandse markt.
2.3Werkgelegenheid door internationale handel
De export van goederen en diensten in Nederland leverde in 2018 circa 2,4 miljoen directe en indirecte voltijdbanen (vte) op.noot2 Zo’n 32 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland kan daarmee toegeschreven worden aan de export (CBS, 2020). De uitvoer van Nederlandse makelij en uitvoer van diensten waren in 2018 beide verantwoordelijk voor 14 procent van de totale werkgelegenheid dankzij export in Nederland, terwijl de wederuitvoer iets meer dan 4 procent voor haar rekening nam. De banen dankzij de export kunnen vervolgens onderverdeeld worden naar directe banen, bijvoorbeeld bij de exporterende branche zelf, en indirecte banen bij toeleveranciers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de cateraar die voor een exporterend bedrijf werkt (indirecte werkgelegenheid) en de technisch werktuigbouwkundige die bij het exporterende bedrijf zelf werkt (directe werkgelegenheid). In figuur 2.3.1 is voor de periode 2015–2018 te zien hoeveel werkgelegenheid er samenhangt met de verschillende soorten exportcategorieën en in hoeverre het om directe of indirecte banen gaat. Zo is te zien dat de werkgelegenheid door dienstenexport hard stijgt met meer dan 5 procent in 2017 en met circa 4 procent in 2018, en dit geldt zowel voor de directe als indirecte banen. Ook de andere exportcategorieën zagen de directe en indirecte banen door de export toenemen in 2018.
Werkgelegenheid | Directe werkgelegenheid: Nederlandse makelij | Indirecte werkgelegenheid: Nederlandse makelij |
Directe werkgelegenheid: door wederuitvoer |
Indirecte werkgelegenheid: wederuitvoer |
Directe werkgelegenheid: diensten |
Indirecte werkgelegenheid: diensten |
---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 518,5 | 446,5 | 174,8 | 87,3 | 601,7 | 357,0 |
2016 | 531,0 | 458,6 | 181,9 | 92,7 | 602,4 | 336,5 |
2017 | 541,7 | 480,1 | 194,6 | 102,4 | 637,0 | 354,1 |
2018 | 560,8 | 493,8 | 201,9 | 107,9 | 664,4 | 369,7 |
Meeste directe werkgelegenheid door export van diensten
In 2018 leverde de productie van de export van goederen en diensten 1,4 miljoen vte directe werkgelegenheid in Nederland op.noot3 Deze banen zijn direct het resultaat van de internationale vraag naar Nederlandse goederen en diensten. De uitvoer van diensten levert de meeste banen op, circa 664 duizend, en de uitvoer van producten van Nederlandse makelij zo’n 561 duizend. De minste banen levert de wederuitvoer op, circa 202 duizend banen in 2018. De uitvoer van diensten leverde in 2018 niet alleen de meeste directe banen op, deze werkgelegenheid groeide met meer dan 4 procent ook het hardst ten opzichte van 2017. De directe werkgelegenheid door uitvoer van Nederlandse makelij en wederuitvoer nam toe met meer dan 3 procent over 2018.

Meeste indirecte werkgelegenheid door uitvoer van producten van Nederlandse makelij
Naast de directe banen zijn er ook nog 971 duizend banen indirect betrokken bij het productieproces van de goederen en diensten ten behoeve van de export. Denk dan aan werkgelegenheid bij toeleverende bedrijven zoals de landbouw, bedrijven die verpakkingsmaterialen produceren of diensten leveren zoals schoonmaak, arbeidsbemiddeling of internetdiensten. De uitvoer van producten van Nederlandse makelij levert de meeste indirecte banen op, namelijk zo’n 494 duizend banen. De uitvoer van diensten levert 370 duizend indirecte banen op en de wederuitvoer circa 108 duizend banen in 2018.
Meeste werkgelegenheid door de export bij de zakelijke dienstverlening
De werkgelegenheid als gevolg van de internationale handel zit verspreid over de verschillende bedrijfstakken, en er zijn een aantal sectoren waar een groot deel van de werkgelegenheid te danken is aan de export. In figuur 2.3.2 zien we dat de export de meeste werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening opleverde in 2018. Ook in de industrie, handel, en vervoer en informatie zit veel werkgelegenheid dankzij de export van goederen en diensten.
Directe werkgelegenheid door export | Indirecte werkgelegenheid door export | Werkgelegenheid door binnenlands verbruik | |
---|---|---|---|
Landbouw en visserij |
0,102 | 0,035 | 0,037 |
Delfstoffenwinning en water |
0,012 | 0,015 | 0,039 |
Industrie | 0,375 | 0,091 | 0,259 |
Bouwnijverheid | 0,026 | 0,023 | 0,423 |
Handel | 0,319 | 0,106 | 0,676 |
Vervoer en informatie | 0,283 | 0,096 | 0,262 |
Horeca | 0,046 | 0,019 | 0,229 |
Financ. diensten en vastgoed |
0,022 | 0,029 | 0,202 |
Zakelijke dienstverlening | 0,203 | 0,508 | 0,843 |
Openbaar bestuur | 0,006 | 0,012 | 0,434 |
Onderwijs | 0,005 | 0,011 | 0,419 |
Gezondheids- en welzijnszorg |
0,003 | 0,003 | 1,046 |
Cultuur en overige |
0,024 | 0,024 | 0,278 |
De export zorgt niet voor een vergelijkbaar aandeel directe en indirecte banen in de totale gecreëerde werkgelegenheid bij de verschillende bedrijfstakken. Zo zijn er in de handel, industrie en landbouw relatief veel directe banen door de export. De industrie en landbouw zijn sectoren waar veel van de exportproducten geproduceerd wordt. De groot- en detailhandel heeft handel van goederen en diensten als haar kernactiviteit en is zo direct betrokken bij de export. De zakelijke dienstverlening heeft juist veel werkgelegenheid die indirect te danken is aan de export. Bedrijven in die sector, zoals uitzendbureaus en bedrijven gespecialiseerd in juridisch- en managementadvies, leveren diensten of bemiddelen arbeid voor de bedrijven die direct betrokken zijn bij de export.
In figuur 2.3.1 was al zichtbaar dat de dienstenexport in toenemende mate werkgelegenheid creëert. Die toename is vooral toe te schrijven aan dienstverlenende sectoren zoals IT, juridisch- en managementadvies, overige zakelijke dienstverlening en het bankwezen. Deze sectoren leveren steeds meer directe werkgelegenheid op. Indirect spelen deze sectoren een belangrijke rol in de ondersteuning van de productie van exportgoederen, maar ze exporteren zelf ook veel diensten naar het buitenland, wat directe werkgelegenheid oplevert in Nederland.
Toegevoegde waarde en werkgelegenheid door de export
Uit dit hoofdstuk blijkt dat de export verantwoordelijk is voor circa een derde van zowel de Nederlandse welvaart als de werkgelegenheid. Wanneer we kijken hoe de export van goederen en diensten door de verschillende sectoren bijdraagt aan de Nederlandse economie, dan zien we daar grote verschillen tussen. Hier spelen de verschillen in arbeidsproductiviteit tussen de sectoren mogelijk ook een rol (zie CBS, 2019c). Zo zien we in figuur 2.3.2 dat de export voor de landbouw relatief veel werkgelegenheid oplevert, maar uit figuur 2.2.5 uit de voorgaande paragraaf blijkt dat de export in deze sector een relatief lage toegevoegde waarde oplevert. De export van goederen en diensten levert ook bij de zakelijke dienstverlening veel banen op, vooral in de uitzendbranche. De toegevoegde waarde door export is ook bij deze sector relatief laag.noot4
Bij de sector delfstoffenwinning, energie, water en afvalbeheer aan de andere kant levert de export relatief weinig werkgelegenheid op, maar zorgt de uitvoer van goederen en diensten wel voor een groot deel van de toegevoegde waarde van de sector. Uit CBS (2019c) blijkt ook dat deze sector, en dan met name de delfstoffenwinning, een erg hoge arbeidsproductiviteit heeft vergeleken met de andere sectoren. Hetzelfde geldt voor de financiële dienstverlening, waar niet veel banen dankzij de export zijn, maar waar tegelijkertijd vooral door de uitvoer van diensten veel toegevoegde waarde gecreëerd wordt.
2.4Literatuur
Literatuur
CBS (2019a). De Nederlandse economie in 2018: Jaaroverzicht. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2019b). Landbouwexport ruim 90 miljard euro in 2018. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2019c). De invloed van de toename van het aantal gewerkte uren op de productiviteit. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2020). De arbeidsmarkt in cijfers: 2019. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Noten
Als we in dit hoofdstuk spreken over de toegevoegde waarde gerelateerd aan de export, bedoelen we de som van toegevoegde waarde en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies verbonden aan de export. Dat is iets ruimer dan de gebruikelijke toegevoegde waarde die gerealiseerd is door Nederlandse bedrijfstakken, en heeft het voordeel dat vergelijking met het bbp mogelijk is.
Bij de bepaling van het arbeidsvolume in voltijdequivalenten (vte’s) over een periode wordt zowel rekening gehouden met de begin- en einddatum van een baan als met de wekelijkse arbeidsduur. Omdat veel mensen in deeltijd werken, sommigen maar een deel van het jaar en sommigen meerdere banen hebben, is het aantal individuele banen hoger dan het aantal in vte’s.
Door een bijstelling en verdere verfijning van de methode wijken de cijfers voor directe en indirecte werkgelegenheid sterk af van die in de publicatie Nederland Handelsland van 2019. Dit speelt hoofdzakelijk bij de bedrijfstakken groot- en detailhandel en de vervoer- en opslagsector.
Dat komt o.a. doordat de werkgelegenheid geheel bij de zakelijke dienstverlening geteld wordt, maar slechts een deel van de door deze arbeidskrachten gecreëerde toegevoegde waarde (CBS, 2019c).