Nederland in internationale waardeketens

Door te opereren in internationale productieketens is Nederland sterk verbonden met het buitenland. Dit komt tot onder andere tot uiting in het type goederen dat Nederland verhandelt. Zo vormen intermediaire goederen een belangrijk aandeel in de Nederlandse in- en uitvoer. Zulke goederen zijn niet alleen van belang voor het Nederlandse productieproces, ook worden ze via Nederland verder verhandeld of in Nederland ontwikkeld. In dit hoofdstuk komt aan bod hoe de Nederlandse in- en uitvoerstroom is samengesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar intermediaire goederen, kapitaalgoederen, minerale brandstoffen, consumptiegoederen en overige goederen.
6.1Belangrijkste bevindingen
Nederland is als handelsland door middel van productie- en transportketens sterk verbonden met het buitenland. Daar waar vroeger producten veelal op één plaats werden geproduceerd én geconsumeerd, is dit beeld in een aantal decennia sterk veranderd. Productieketens zijn wereldwijd ‘opgeknipt’ en import én export heeft steeds vaker niet direct de eindbestemming bereikt. De wereldwijde handel in goederen bestaat dan ook voor een steeds groter deel uit handel in zogenaamde intermediaire producten zoals halffabricaten en tussenproducten.
In 2018 heeft Nederland voor ongeveer 419 miljard euro goederen uit het buitenland ingevoerd. Bijna de helft, namelijk 201 miljard, vond direct zijn weg naar het buitenland in de vorm van wederuitvoer. Circa 37 procent, ofwel 157 miljard euro werd ingevoerd door bedrijven die deze invoer verder verwerkten tot nieuwe (tussen)producten en 61 miljard euro was direct bestemd voor binnenlands verbruik zoals consumptie. Ten opzichte van 2015 zijn deze patronen nauwelijks veranderd. De totale invoerwaarde is tussen 2015 en 2018 met 17 procent toegenomen. De invoer voor wederuitvoer groeide het hardst, de invoer voor binnenlandse consumptie het minst. De ontwikkeling van de invoer door bedrijfstakken liep sterk uiteen. Vooral de invoer door de aardolie-industrie en de chemische industrie was in 2018 in waarde fors hoger dan in 2015. Deze toename is mede het gevolg van de gestegen olieprijs en de afbouw van de gaswinning in Groningen (CBS, 2019; CBS, 2016). Ook de auto- en aanhangwagenindustrie, de machine-industrie, de bouwnijverheid en de voedings- en genotmiddelenindustrie hebben tussen 2015 en 2018 meer geïmporteerd.
Bijna 40 procent van de invoerwaarde in 2018 bestond uit intermediaire goederen, zoals grondstoffen, chemische producten, onderdelen voor machines of halffabricaten. Consumptiegoederen vormden met een aandeel van 23 procent de tweede grootste groep producten in de totale invoer. Voorbeelden van zulke goederen zijn kleding, voeding of consumentenelektronica. Kapitaalgoederen zoals robots, vrachtwagens of machines voor het productieproces hebben een aandeel van 19 procent in de totale invoer in 2018. Minerale brandstoffen zoals ruwe aardolie, geraffineerde aardolieproducten en aardgas maakten in 2018 circa 15 procent deel uit van de invoerwaarde. Ten opzichte van 2015 hadden intermediaire goederen en minerale brandstoffen in 2018 een groter aandeel in de Nederlandse invoer, het aandeel kapitaalgoederen is licht gedaald.
Invoer die direct in Nederland wordt geconsumeerd bestond in 2018 voor het grootste gedeelte (37 procent) uit consumptiegoederen zoals fruit, schoenen en smartphones. In de invoer voor wederuitvoer zijn intermediaire goederen met 40 procent de grootste productgroep. In de invoer door Nederlandse bedrijfstakken heeft de groep intermediaire goederen zelfs nog een groter aandeel, namelijk 47 procent. Halfgeleiderelementen, accu’s of onderdelen van machines zijn voorbeelden van zulke intermediaire goederen. Verder bestaat de invoer voor wederuitvoer een groot deel uit consumptiegoederen.
De totale Nederlandse goederenexport bedroeg in 2018 bijna 487 miljard euro. Het groeitempo van de export (16 procent) is daarmee tussen 2015 en 2018 iets achtergebleven bij dat van de import (17 procent). De goederenexport bestaat uit de export van Nederlandse makelij en de wederuitvoer. Tussen 2015 en 2018 groeide de wederuitvoer harder (19 procent) dan de export van eigen makelij (13 procent). In 2018 was de bijdrage van wederuitvoer aan de totale export ongeveer 246 miljard euro (51 procent). De export van Nederlandse makelij blijft hierbij iets achter, met 241 miljard euro (49 procent).noot1
De samenstelling van beide exportstromen lijken sterk op elkaar. Intermediaire goederen vormen zowel in de export van Nederlandse makelij als bij de wederuitvoer de grootste groep. Ook is het aandeel intermediaire goederen in beide exportstromen tussen 2015 en 2018 iets toegenomen. Hieruit blijkt dat Nederland verder geïntegreerd is in internationale productieprocessen, aangezien dit goederen zijn die in andere landen verder verwerkt worden.
De voedings- en genotmiddelenindustrie, chemische industrie en de elektrotechnische industrie exporteerden in 2018 het meest. De export van de voedings- en genotmiddelenindustrie bestond in 2018 voor een groot deel uit consumptiegoederen zoals drank, chocolade of bereide voedingsmiddelen. De export van de chemische industrie bestond voor bijna 90 procent uit intermediaire goederen zoals medische en farmaceutische goederen, koolwaterstoffen en kunststoffen.
De internationale handel – zowel van Nederland als wereldwijd – bestaat in toenemende mate uit intermediaire goederen. Dat er steeds meer handel in deze tussenproducten plaatsvindt, geeft aan dat landen en hun industrieën steeds meer in internationale productieketens opereren. In Nederland geproduceerde intermediaire goederen – bijvoorbeeld staal, cacaoboter of chemische tussenproducten vinden het vaakst hun weg naar Duitsland. Daarmee is Duitsland is niet alleen onze belangrijkste exportpartner – zie hoofdstuk 5 – maar dus ook de belangrijkste verbruiker van in Nederland geproduceerde intermediaire goederen. Na Duitsland zijn de Verenigde Staten de belangrijkste eindgebruiker van in Nederland geproduceerde intermediaire goederen.
6.2Samenstelling en ontwikkeling totale Nederlandse goederenimport
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van Nederlandse import in kaart gebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar het type product dat is ingevoerd. De Nederlandse goederenimport kan worden ingedeeld in vijf type groepen: intermediaire, kapitaal- en consumptieve goederen, minerale brandstoffen en overige goederen.noot2 In deze paragraaf wordt uiteengezet wat er met de invoer gebeurt. Zo is invoer soms bestemd voor de consument of een bedrijf, en is een ander deel van de invoer bestemd voor wederuitvoer.
Invoerwaarde met 17 procent gegroeid tussen 2015 en 2018
Nederland voerde in 2018 voor circa 419 miljard euro aan goederen in, zoals figuur 6.2.1 laat zien.noot3 Vergeleken met 2015 is dat 60 miljard euro meer, een toename van 17 procent. Bijna 40 procent van deze invoer bestond uit zogenaamde intermediaire goederen. Dit zijn tussenproducten of halffabricaten die door bedrijven ingezet of verbruikt worden bij het produceren van ‘finale’ goederen, ofwel het eindproduct. Intermediaire goederen zijn goederen die gezien hun aard vooral door de industrie en andere bedrijfstakken worden gebruikt in hun productieproces. Denk dan aan grondstoffen zoals ijzererts of kolen, onderdelen van machines of aan producten uit de agrarische sector zoals cacao, soja of suiker. De invoer van intermediaire goederen groeide tussen 2015 en 2018 iets harder dan de totale invoer, en wel met bijna 20 procent.
Intermediaire goederen | Consumptiegoederen | Kapitaalgoederen | Minerale brandstoffen | Overige | |
---|---|---|---|---|---|
2015 | 138,1 | 81,1 | 71,9 | 51,0 | 16,7 |
2016 | 142,9 | 86,6 | 74,9 | 43,1 | 13,5 |
2017 | 158,1 | 93,0 | 77,6 | 52,9 | 13,0 |
2018 | 165,2 | 95,5 | 81,1 | 63,3 | 13,8 |
Aandeel minerale brandstoffen in invoer gegroeid
Consumptiegoederen vormden de tweede grootste groep in de totale invoer. Dit zijn goederen die door de consument worden gekocht om in een behoefte te voorzien. Voorbeelden van consumptiegoederen zijn meubels, elektronica, voeding of kleding. In 2018 bestond ongeveer 23 procent van de totale invoerwaarde uit zulke consumptiegoederen. Dit aandeel is ten opzichte van 2015 gelijk gebleven. Dit betekent dat de invoer van consumptiegoederen in gelijke tred met de totale invoer groeide.
Kapitaalgoederen zijn goederen die ingezet of gebruikt worden in het productieproces om bijvoorbeeld consumptiegoederen of diensten te produceren. Voorbeelden hiervan zijn vrachtwagens, hijskranen, robots of machines die ingezet worden in het productieproces. De invoer van kapitaalgoederen bedroeg in 2018 ongeveer 19 procent van de totale invoer. De invoer van deze goederen bleef iets achter bij de totale invoergroei, waardoor het aandeel van kapitaalgoederen in de invoer tussen 2015 en 2018 ook iets kleiner werd.
Minerale brandstoffen zoals benzine, diesel of aardgas worden in deze afbakening niet bij de intermediaire goederen opgenomen, maar als aparte categorie beschouwd. De reden daarvoor is dat minerale brandstoffen sterke prijsveranderingen kunnen doormaken. Dit zou de ontwikkeling van de intermediaire goederen kunnen vertekenen. Minerale brandstoffen zijn de vierde importcategorie; 15 procent van de import bestaat uit zulke goederen. Ook is deze invoerstroom – in lijn met de gestegen brandstofprijs – harder gegroeid dan de andere vier typen.
Goederen die niet onder deze vier categorieën te scharen zijn, worden in de categorie overige goederen opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn auto’s, bepaalde militaire goederen als wapens en munitie, postpakketten en specifieke onderdelen van luchtvaartuigen en schepen (zie OESO, 2017). Overige goederen vormden in 2018 circa 3 procent van de totale invoerwaarde.
Bijna de helft van de invoer gaat rechtstreeks door naar buitenland
Figuur 6.2.2 laat zien dat iets minder dan de helft van de invoerwaarde in 2018 bestond uit goederen die in de vorm van wederuitvoer door gingen naar het buitenland. Dit zijn bijvoorbeeld goederen die vanuit China ons land bereiken, daarna door de douane worden ingeklaard en vrijgemaakt voor de Europese markt en vervolgens doorverkocht worden aan een koper in bijvoorbeeld Duitsland.noot4 Zo lieten Franssen et al. (2020) zien dat 51 van de 55 miljard euro aan Nederlandse invoer uit Azië in de vorm van wederuitvoer door gaat naar Europa. De invoer die bestemd is voor wederuitvoer groeide sinds 2015 iets harder dan de invoer voor eigen gebruik, en wel met 19 procent. Daarmee bestond iets meer dan de helft van de totale invoergroei tussen 2015 en 2018 (32 miljard) uit goederen bestemd voor wederuitvoer.
Circa 37 procent invoer wordt verder verwerkt
Van de 419 miljard euro aan import die in 2018 ons land binnenkwam, was 157 miljard ofwel 37 procent bestemd voor bedrijven en industrieën. Deze invoer groeide tussen 2015 en 2018 met 17 procent. Dat is gelijk aan het groeitempo van de totale invoer.
Nederlandse bedrijfstakken | Binnenlandse consumptie | Wederuitvoer | |
---|---|---|---|
2015 | 134,4 | 55,7 | 168,7 |
2016 | 130,8 | 58,1 | 172,1 |
2017 | 144,5 | 59,9 | 190,2 |
2018* | 157 | 61,2 | 200,6 |
Circa 15 procent invoer direct naar Nederlandse klant
De derde en tevens kleinste invoerstroom in figuur 6.2.2 bestaat uit ingevoerde goederen die rechtstreeks naar de Nederlandse consument gaan. In 2018 bedroeg deze invoer ruim 61 miljard euro. Voorbeelden van zulke goederen zijn laptops uit China, sinaasappels uit Zuid-Afrika of wijn uit Frankrijk. De invoer die rechtstreeks naar de consument gaat, vormde in 2018 ongeveer 15 procent van de totale invoer in dat jaar. Deze invoerstroom is in vergelijking met de twee andere invoerstromen – invoer voor wederuitvoer en invoer voor bedrijven – ten opzichte van 2015 het minst hard gegroeid, namelijk met 10 procent.
Fors meer invoer door aardolie- en chemische industrie
Op de 157 miljard euro invoer van Nederlandse bedrijfstakken kan verder ingezoomd worden door te kijken naar het niveau van de individuele bedrijfstakken. Figuur 6.2.3 laat zien welke twintig bedrijfstakken in de onderzochte periode vooral meer (of minder) zijn gaan importeren. Vooral de aardolie-industrie en de chemische industrie hadden ten opzichte van 2015 een fors hogere invoerwaarde in 2018. De invoerwaarde van deze industrieën wordt echter sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de olieprijs en in mindere mate de wisselkoers. Een prijs van een vat North Sea Brent olie was in 2015 relatief laag, namelijk circa 53 dollar. In 2018 was dit al opgelopen tot bijna 72 dollar. Ook speelt het feit dat er in de afgelopen jaren steeds minder gaswinning in Nederland plaatsvindt een belangrijke rol in de groeiende invoer van minerale brandstoffen (CBS, 2019). De auto- en aanhangwagenindustrie, de machine-industrie, de bouwnijverheid en de voedings- en genotmiddelenindustrie hebben eveneens tussen 2015 en 2018 meer ingevoerd. Paragraaf 6.3 gaat dieper in op welk type goederen er door de verschillende bedrijfstakken worden ingevoerd.
Groei | |
---|---|
Aardolie industrie |
5228 |
Chemische industrie | 4612 |
Auto- en aanhangwagenindustrie | 2642 |
Machine-industrie | 2332 |
Bouwnijverheid | 2023 |
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 1568 |
Basismetaalindustrie | 1149 |
Overige bedrijfstakken | 875 |
Groot- en detail handel |
687 |
Rubber- en kunststofproductie | 591 |
Papierindustrie | 586 |
Horeca | 563 |
Metaalproductenindustrie | 552 |
Specialistische zakelijke diensten | 387 |
Vervoer en opslag | 351 |
Landbouw, bosbouw, visserij | 348 |
Houtindustrie | 259 |
Meubelindustrie | 253 |
Overige transportmiddelenindustrie | 249 |
Bouwmaterialenindustrie | 244 |
6.3Samenstelling goedereninvoer naar type product
Goederen die rechtstreeks naar de Nederlandse consument gaan, verschillen qua karakter en inhoud van goederen die door Nederlandse bedrijven worden ingevoerd en van goederen die worden wederuitgevoerd. Deze paragraaf gaat in op deze verschillen en laat zien in hoeverre de drie invoerstromen qua samenstelling van elkaar verschillen of overeenkomen.

Consumptiegoederen grootste aandeel in verbruik door naar Nederlandse consument
Ongeveer 37 procent van de goederen die Nederland invoerde en rechtstreeks naar de consument gingen, bestond uit consumptiegoederen. In 2018 ging het om bijna 23 miljard euro. Goederen die uit het buitenland worden ingevoerd en aan Nederlandse consumenten worden verkocht zijn bijvoorbeeld kleding, consumentenelektronica zoals telefoons of computerspellen, maar ook voedingsmiddelen zoals fruit. Na consumptiegoederen vormen kapitaalgoederen (25 procent) en intermediaire goederen (19 procent) de tweede en derde productcategorie. Kapitaalgoederen en intermediaire goederen die door consumenten kunnen worden aangeschaft zijn bijvoorbeeld computers, bouwmaterialen, gereedschappen of landbouwproducten (fruit kan ofwel direct in een winkel worden gekocht of door de voedingsmiddelenindustrie verder worden verwerkt). Minerale brandstoffen maken ongeveer 5 procent deel uit van de invoer die bestemd is voor directe consumptie.
Invoer voor wederuitvoer bestaat voor 40 procent uit intermediaire goederen
In 2018 bestond ruim 79 miljard euro van de 201 miljard invoer voor wederuitvoer uit intermediaire goederen. Dit kunnen onderdelen voor machines of grondstoffen zijn die via Nederland naar andere Europese landen worden uitgevoerd. Vergeleken met 2015 zijn ingevoerde intermediaire goederen iets belangrijker geworden in de wederuitvoer; het aandeel groeide met 1 procent. Consumptiegoederen waren in 2018 – met 53 miljard euro – de tweede grootste goederencategorie in de invoer voor wederuitvoer. Voorbeelden van zulke goederen zijn kleding of consumentenelektronica, die door Nederland worden ingevoerd en direct wederuitgevoerd. Ook consumptiegoederen zijn ten opzichte van 2015 iets belangrijker geworden in de invoer voor wederuitvoer. Kapitaalgoederen zoals fabrieksinstallaties, heftrucks of vervoermiddelen maakten met 44 miljard euro voor circa 22 procent deel uit van de invoer voor wederuitvoer. Dit aandeel is sinds 2015 iets kleiner geworden. Minerale brandstoffen waren met 12 procent een beperkt en constant aandeel in de invoer bestemd voor wederuitvoer.
Intermediaire goederen vormen 47 procent van de invoer door Nederlandse bedrijfstakken
Logischerwijs bestaat de invoer door bedrijven voor een groot deel uit intermediaire producten, ofwel grondstoffen en/of halffabricaten die verder verwerkt worden tot eindproducten of tijdens het productieproces verbruikt worden. Ruim 74 van de 157 miljard invoer door bedrijfstakken in 2018 bestond uit intermediaire goederen. Ook is het belang van intermediaire goederen in deze invoer iets groter geworden ten opzichte van 2015. Wat het Nederlandse bedrijfsleven van deze intermediaire goederen maakt, kan ofwel bestemd zijn voor Nederlandse consumptie of geëxporteerd worden zodat een volgende stap in de mondiale waardeketen ontstaat. Minerale brandstoffen zijn met een aandeel van 23 procent de tweede grootste groep importproducten van Nederlandse bedrijfstakken. Vergeleken met 2015 is dit aandeel in 2018 iets groter. Deze toename is vooral het gevolg van een hogere prijs van brandstoffen. Kapitaalgoederen en consumptiegoederen hebben met respectievelijk 14 en 12 procent een beperkt aandeel in de invoer van bedrijfstakken in Nederland.
Goedereninvoer industrie bestond gemiddeld voor 53 procent uit intermediaire goederen
In figuur 6.3.1 wordt verder ingezoomd op de invoer door het Nederlandse bedrijfsleven, waarbij wordt gefocust op de twintig bedrijfstakken die in 2018 de meeste goederen importeerden.noot5 De meeste bedrijfstakken in de industrie voeren vooral intermediaire goederen in, maar er zijn tussen de verschillende bedrijfstakken soms opvallende verschillen.
Met iets meer dan 24 miljard euro aan invoer was de aardolie-industrie in 2018 opnieuw de bedrijfstak met de hoogste invoerwaarde. Niet geheel verrassend bestaat de invoer van deze industrie vrijwel volledig uit minerale brandstoffen. Dit past bij het karakter en productieproces dat in deze industrie plaatsvindt. De voedings- en genotsmiddelenindustrie is de tweede grootste importerende bedrijfstak met een goederenimport van 20 miljard euro. Bijna twee derde van deze invoer bestaat uit intermediaire goederen, zoals grondstoffen, voedingsmiddelen of landbouwproducten die in Nederland verder verwerkt worden. Ook gaan er relatief veel consumptiegoederen naar deze industrie, waar mogelijk nog een kleine bewerking op wordt gedaan. Ten opzichte van 2015 is de invoer van consumptiegoederen door deze bedrijfstak het sterkst gegroeid.
Figuur 6.2.3 liet zien dat de invoer van de chemische industrie ten opzichte van 2015 – na de aardolie-industrie – het sterkst is gegroeid. Dit komt vooral doordat deze industrie sinds 2015 flink meer overige goederen, intermediaire goederen en minerale brandstoffen heeft ingevoerd. Het aandeel intermediaire goederen in de import van de chemische industrie is ook nog steeds groot, namelijk 65 procent, maar was in 2015 groter. Het aandeel intermediaire goederen in de invoer is het grootst in de houtindustrie (94 procent), rubber- en kunststofproductie (89 procent), papierindustrie (88 procent), metaalproductenindustrie (88 procent), auto- en aanhangwagenindustrie (87 procent) en grafische industrie (87 procent). De elektrotechnische industrie en de machine-industrie voeren relatief veel kapitaalgoederen in, zoals bijvoorbeeld robots. Buiten de industrie, in de bedrijfstak groot- en detailhandel en in de informatie en communicatiesector is de invoer van intermediaire goederen ook groot. Consumptiegoederen vinden vaak hun weg naar de horeca.
Intermediaire goederen | Kapitaalgoederen | Consumptiegoederen | Minerale brandstoffen | Overige | |
---|---|---|---|---|---|
Aardolie-industrie | 0,4 | 0 | 0 | 24,1 | 0 |
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 13 | 0,2 | 6,4 | 0,3 | 0,2 |
Chemische industrie | 10,8 | 0,1 | 0,4 | 4,1 | 1,3 |
Elektrotechnische industrie | 1,6 | 10,6 | 0,2 | 0 | 0,1 |
Bouwnijverheid | 7,9 | 1,6 | 1,1 | 0,3 | 0 |
Machine-industrie | 5,6 | 2,9 | 0,3 | 0 | 0 |
Andere bedrijfstakken | 3 | 0,8 | 4 | 0,7 | 0,1 |
Auto- en aanhangwagenindustrie | 5,8 | 0,7 | 0,2 | 0 | 0 |
Groot- en detailhandel | 2,9 | 0,9 | 0,5 | 0,5 | 0 |
Vervoer en opslag | 0,3 | 0,1 | 0,1 | 1,2 | 2,9 |
Metaalproductenindustrie | 3,2 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0 |
Energievoorziening | 0,2 | 0 | 0 | 3,1 | 0 |
Basismetaalindustrie | 2,7 | 0 | 0 | 0,7 | 0 |
Horeca | 0,4 | 0,1 | 2,5 | 0,2 | 0 |
Informatie en communicatie | 1 | 1,5 | 0,2 | 0 | 0 |
Rubber- en kunststofproductie | 2,3 | 0 | 0,2 | 0 | 0 |
Papierindustrie | 2,1 | 0 | 0,2 | 0,1 | 0 |
Overige transportmiddelenindustrie | 1,2 | 0,5 | 0,3 | 0 | 0 |
Elektrische apparatenindustrie | 1,1 | 0,2 | 0,3 | 0,2 | 0 |
Specialistische zakelijke diensten | 0,9 | 0,4 | 0,3 | 0,1 | 0 |
6.4Herkomst Nederlandse goederenexport
De totale Nederlandse goederenexport kwam in 2018 bijna uit op 487 miljard euro. Daarmee was de exportwaarde in dat jaar ruim 68 miljard euro (16 procent) hoger dan in 2015. Daarmee groeide de export in de onderzochte periode wat minder hard dan de import (17 procent).
Zoals figuur 6.4.1 laat zien, is de waarde van de goederenexport in twee categorieën op te delen, namelijk de export van Nederlandse makelij en de wederuitvoer. In 2015 droeg de wederuitvoer 49 procent bij aan de totale uitvoer van goederen en de export van Nederlandse makelij 51 procent. In de jaren daarna groeide de wederuitvoer harder (19 procent) dan de export van eigen makelij (13 procent) en in 2018 was het beeld dan ook omgekeerd. Toen droeg de wederuitvoer inmiddels 51 procent bij – 246 miljard euro – en de export van Nederlandse makelij 49 procent – ofwel krap 241 miljard euro.
Export goederen van eigen makelij | Wederuitvoer | |
---|---|---|
2015 | 212,2 | 206,3 |
2016 | 209,5 | 211,4 |
2017 | 227,5 | 233,3 |
2018 | 240,6 | 246,1 |
Intermediaire goederen sterkst gegroeid in export
Figuur 6.4.1 laat een aantal dingen zien. Zo bleek dat wederuitvoer en de export van Nederlandse makelij ongeveer even groot in omvang zijn. Ook werd duidelijk dat beide exportstromen tussen 2015 en 2018 gegroeid zijn. Figuur 6.4.2 laat zien dat de samenstelling van beide exportstromen sterk op elkaar lijken. In beide jaren en in beide exportstromen vormden intermediaire goederen de grootste productgroep. In de uitvoer van Nederlandse makelij was het aandeel intermediaire goederen het grootst, namelijk 39 procent in 2018. In de wederuitvoer was dit aandeel 35 procent. Ten opzichte van 2015 is het belang van intermediaire goederen voor zowel de wederuitvoer (1 procentpunt) als de export van eigen makelij (3 procentpunt) gegroeid. Anders gezegd, de Nederlandse export is tussen 2015 en 2018 vaker uit intermediaire goederen gaan bestaan, vooral als deze van eigen makelij was. Dat laat zien dat Nederland verder geïntegreerd is in internationale productieprocessen aangezien dit goederen zijn die in andere landen verder verwerkt worden.
Circa een kwart van zowel de export van Nederlandse makelij als in de wederuitvoer bestaat uit consumptiegoederen. Waar de beide exportstromen van elkaar verschillen is het belang van minerale brandstoffen en kapitaalgoederen. In de wederuitvoer vormen kapitaalgoederen een groter aandeel, in de export van Nederlandse makelij vormen minerale brandstoffen een groter aandeel.
Intermediaire goederen | Kapitaalgoederen | Consumptiegoederen | Minerale brandstoffen | Overige | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Nederlandse makelij |
2015, Nederlandse makelij |
76,4 | 25,7 | 49,6 | 27,6 | 32,8 |
Nederlandse makelij |
2018, Nederlandse makelij |
93,2 | 30,3 | 59,6 | 27,7 | 29,9 |
Wederuitvoer | 2015, Wederuitvoer | 71,8 | 46,7 | 49,2 | 19,6 | 19,1 |
Wederuitvoer | 2018, Wederuitvoer | 87 | 52,8 | 61,1 | 23,3 | 21,9 |
6.5Samenstelling Nederlandse goederenexport
Figuur 6.5.1 laat – analoog aan figuur 6.3.1 – zien hoe de uitvoer van eigen makelij van de twintig grootste exporterende bedrijfstakken is opgebouwd.noot6
Chemische industrie exporteert ruim een derde van de intermediaire goederen
Figuur 6.5.1 laat zien hoe de export van de twintig meest exporterende Nederlandse bedrijfstakken is samengesteld. In 2018 werd het meest geëxporteerd door de voedings- en genotmiddelenindustrie, gevolgd door de chemische industrie en de elektrotechnische industrie. De export van de voedings- en genotmiddelenindustrie bestond in 2018 voor een aanzienlijk deel uit consumptiegoederen. Denk dan aan producten als bier, chocolade of babymelkpoeder. Deze bedrijfstak was alleen al goed voor de helft van de totale export van consumptiegoederen door Nederlandse bedrijfstakken in 2018. Ten opzichte van 2015 is de export van de voedings- en genotmiddelenindustrie met bijna 5 miljard (13 procent) gegroeid. Consumptiegoederen worden ook relatief vaak door de landbouw, bosbouw en visserij, de overige transportmiddelenindustrie en de farmaceutische industrie geëxporteerd.
De chemische industrie stond in 2018 op de tweede plaats qua omvang van de exportwaarde. Bijna 90 procent van de exportwaarde van deze industrie wordt gevormd door intermediaire goederen zoals medische en farmaceutische goederen, koolwaterstoffen en kunststoffen. Daarmee is de chemische industrie alleen al goed voor bijna 36 procent van de totale export van intermediaire goederen door Nederlandse bedrijfstakken. Ten opzichte van 2015 is de uitvoer van de chemische industrie van alle bedrijfstakken – met bijna 9 miljard – het sterkst gegroeid. Deze groei bestond voor het grootste deel uit intermediaire goederen.
De elektrotechnische industrie exporteerde in 2018 voor 26 miljard aan goederen. Bijna driekwart van deze goederen behoort tot de categorie ‘overige’. Niet geheel verrassend bestaat de export van de aardolie-industrie en delfstoffenwinning vrijwel volledig uit minerale brandstoffen als motorbrandstoffen en aardgas. De export van de landbouw, bosbouw en visserij bestaat vrijwel evenredig uit intermediaire goederen en consumptiegoederen. De machine-industrie exporteerde vrijwel alleen intermediaire goederen en kapitaalgoederen.
Intermediaire goederen | Kapitaalgoederen | Consumptiegoederen | Minerale brandstoffen en smeermiddelen | Overige | |
---|---|---|---|---|---|
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 8,3 | 0 | 29 | 0 | 3,1 |
Chemische industrie | 30,3 | 0 | 2,8 | 0,7 | 0 |
Elektrotechnische industrie | 2,3 | 4,4 | 0,3 | 0 | 19,2 |
Machine-industrie | 8,4 | 12,3 | 0,1 | 0 | 0 |
Aardolie-industrie | 0,4 | 0 | 0 | 20,2 | 0 |
Auto- en aanhangwagenindustrie | 1,5 | 4,5 | 0 | 0 | 6 |
Landbouw, bosbouw, visserij | 5,7 | 0,1 | 6,1 | 0 | 0 |
Basismetaalindustrie | 5,8 | 0,2 | 0 | 0 | 0 |
Groot- en detailhandel | 2,7 | 1,5 | 0,5 | 0 | 0,9 |
Overige transportmiddelenindustrie | 1,1 | 1,4 | 3 | 0 | 0 |
Delfstoffenwinning | 0,3 | 0 | 0 | 5,1 | 0 |
Rubber- en kunststofproductie | 3,8 | 0 | 1,3 | 0 | 0 |
Metaalproductenindustrie | 3,3 | 1 | 0,1 | 0 | 0 |
Papierindustrie | 3,2 | 0 | 1,1 | 0 | 0 |
Farmaceutische industrie | 1,1 | 0 | 2,7 | 0 | 0 |
Elektrische apparatenindustrie | 1,7 | 0,9 | 0,5 | 0 | 0 |
Overige industrie | 0,3 | 0,7 | 1,2 | 0 | 0 |
Textiel, kleding leer- en schoenen industrie |
0,9 | 0 | 1,2 | 0 | 0 |
Bouwmaterialenindustrie | 1,2 | 0 | 0,1 | 0 | 0 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Intermediaire goederen zijn al enkele decennia in opmars in de wereldhandel. Ook voor Nederland zien we dat het aandeel intermediaire goederen in de export stijgt, vooral bij de export van eigen makelij. Dat er steeds meer handel in dit soort tussenproducten plaatsvindt, geeft aan dat landen en hun industrieën steeds meer in internationale productieketens opereren. Grafiek 6.5.2 volgt de Nederlandse exportstroom van intermediaire goederen uit Nederland in de internationale waardeketen en geeft weer in welke landen deze goederen uiteindelijk worden geconsumeerd. Bijvoorbeeld cacaoboter, in Nederland gemaakt van ingevoerde cacao, die vervolgens naar andere landen wordt uitgevoerd. Maar het kunnen ook onderdelen voor personenauto’s zijn, die in Nederland worden gemaakt (bijvoorbeeld staal of autodaken) en vervolgens naar Duitsland worden geëxporteerd. De Duitse personenauto-industrie assembleert de onderdelen waarna de personenauto uiteindelijk naar bijvoorbeeld China worden uitgevoerd. Figuur 6.5.2 laat zien welke landen de meeste goederen consumeren waar in Nederland geproduceerde intermediaire goederen in zijn verwerkt.
2016 | |
---|---|
Duitsland | 10,57405307 |
Verenigde Staten | 6,777825493 |
Verenigd Koninkrijk | 5,345776793 |
Frankrijk | 4,709315581 |
China | 3,944590095 |
België | 3,762083877 |
Italië | 2,705335563 |
Overige landen | 30,70437913 |
Nederlandse intermediaire goederen vooral naar Duitsland en de VS
In Nederland geproduceerde intermediaire goederen komen het vaakst terecht in goederen die in Duitsland worden geconsumeerd. Daarmee is Duitsland niet alleen onze belangrijkste afzetmarkt maar ook de belangrijkste verbruiker van onze eigen geproduceerde intermediaire goederen. Van de bijna 78 miljard euro aan intermediaire goederen die Nederland produceerde in 2016 was uiteindelijk 15,4 procent (10,6 miljard euro) bestemd voor consumptie in Duitsland. Na Duitsland zijn de Verenigde Staten de belangrijkste eindgebruiker van in Nederland geproduceerde intermediaire goederen. Dat is opmerkelijk aangezien de VS wat betreft de totale export de vijfde exportbestemming voor Nederland is. België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk consumeren dus minder goederen waar Nederlandse intermediaire producten in zijn verwerkt dan de VS.
Zweden, het VK, Rusland en Spanje consumeren meer Nederlandse intermediaire goederen
Van de grotere handelspartners consumeerden vooral Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Rusland en Spanje in 2016, ten opzichte van het jaar ervoor, meer goederen waar in Nederland geproduceerde intermediaire goederen waren verwerkt. Bij de kleinere exportpartners zijn er vooral in Israël, Cyprus, Singapore en Ierland meer goederen geconsumeerd met Nederlandse intermediaire goederen als onderdeel. Frankrijk, Italië en kleinere handelspartners Malta, Indonesië en Hongkong hebben in 2016 minder goederen geconsumeerd waarin Nederlandse intermediaire producten waren verwerkt.
6.6Literatuur
Literatuur
CBS (2016). Import compenseert vermindering aardgaswinning. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2019). 2018: eerste handelstekort in aardgas. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Franssen, L., Lemmers, O., Prenen, L., & Wong, K.F. (2020). Het Verenigd Koninkrijk afhankelijker van Europese Unie dan eerder gedacht. Economische Statistische Berichten (ESB), 105(4786), 268–271.
Noten
Elders in deze publicatie, bijvoorbeeld in hoofdstuk 4 en 5, wordt aangegeven dat de wederuitvoer iets minder dan de helft van de goederenexport vormt. De cijfers zoals ze in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op cijfers van de nationale rekeningen. In hoofdstuk 4 en 5 worden cijfers uit de bronstatistiek Internationale Handel in Goederen gebruikt. De bronstatistiek hanteert andere concepten dan de nationale rekeningen; zo gaat de bronstatistiek uit van grensoverschrijdend goederenverkeer en is economisch eigendom leidend voor de nationale rekeningen. Ook de integratie in de Nationale Rekeningen levert additionele verschillen op. Hierdoor zijn de cijfers in dit hoofdstuk niet rechtstreeks te vergelijken met die in hoofdstuk 4 en 5. Zie voor meer informatie over deze verschillen ‘De in- en uitvoercijfers van het CBS’ (CBS, 2015a).
Deze indeling is gebaseerd op de zogenaamde BEC-classificatie (Broad Economic Categories). Deze classificatie deelt goederen in naar de aard van de finale vraag of het gebruik daarvan zoals vastgelegd in het systeem van Nationale Rekeningen.
Deze cijfers zijn gebaseerd op de meest recente revisie van de nationale rekeningen. Daardoor is de hier beschreven reeks voor de jaren 2015–2018 niet rechtstreeks vergelijkbaar met de cijfers in hoofdstuk 6 van Nederland Handelsland, 2019. Daarbij zijn deze cijfers schattingen en geen exacte metingen. Omdat de nationale rekeningen andere afbakeningen, methoden, concepten en definities hanteert dan de statistiek internationale handel in goederen, komen deze cijfers niet overeen met die in hoofdstuk 5.
De goederen zijn daarbij op Nederlands grondgebied geweest én in het bezit gekomen van een Nederlands ingezetene.
Voor een volledig overzicht, zie de tabellenset die beschikbaar is op de landingspagina van deze publicatie.
Voor een volledig overzicht, zie de tabellenset die beschikbaar is op de landingspagina van deze publicatie.