Nederland Handelsland 2020: export, investeringen en werkgelegenheid – Een introductie
Nederland Handelsland 2020: export, investeringen en werkgelegenheid is een publicatie die het Expertisecentrum Globalisering van het CBS in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ontwikkeld. In 2020 verschijnt deze publicatie voor de tweede keer. Het is een publicatie met jaarlijks terugkerende kerngegevens en indicatoren. De publicatie bevat vele tijdreeksen, hoofdzakelijk op een hoog macro- of mesoniveau, met enkele onderwerpen specifiek gericht op prioriteiten uit de handelsagenda van het kabinet. Deze publicatie voorziet in de behoefte snel toegang te hebben tot de belangrijkste gegevens over internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven en de economie in brede zin.
Nederland Handelsland 2020: export, investeringen en werkgelegenheid bestaat uit zes beschrijvende hoofdstukken, geïllustreerd met vele figuren, infographics en tabellen. In deze hoofdstukken worden de belangrijkste trends, cijfers en ontwikkelingen gepresenteerd. De datasets waarop deze hoofdstukken tot stand zijn gekomen, zijn dermate omvangrijk dat ze niet integraal in de publicatie zijn opgenomen. Deze datasets zijn beschikbaar en te downloaden op de landingspagina van deze publicatie. De publicatie begint met een dashboard (hoofdstuk 1), waarin een overzicht van de belangrijkste resultaten uit de andere hoofdstukken wordt gegeven. Het vormt daarmee de rode draad van de publicatie. Die rode draad is wat Nederland verdient aan de export (hoofdstuk 2), wie internationaal handelt (hoofdstuk 3), wat er verhandeld wordt (hoofdstuk 4), met wie we goederen verhandelen (hoofdstuk 5), wie onze intermediaire goederen het meest gebruiken (hoofdstuk 6) en hoeveel er internationaal vanuit Nederland en in Nederland wordt geïnvesteerd (hoofdstuk 7).
Ten opzichte van de editie van 2019 is er een aantal aanpassingen doorgevoerd. Zo krijgt vrouwelijk ondernemerschap in hoofdstuk 3 meer aandacht, en wordt er in hoofdstuk 4 voor het eerst gefocust op de opbouw van de groei van de goederenhandel en op carry-along trade. Zo wordt er onder andere ingezoomd op (1) welk type bedrijven verantwoordelijk is voor de groei van de goederenexport, hoe deze bedrijven groeien – door nieuwe bestemmingen aan te boren en/of door nieuwe producten uit te voeren, en (2) de exportstrategie waarbij bedrijven hun eigen assortiment verrijken door producten mee te exporteren die zij niet zelf hebben geproduceerd, maar die zij als bundel meeleveren met hun eigen producten. In hoofdstuk 5 krijgt het onderscheid in de handel met de EUnoot1 en daarbuiten meer nadruk evenals de ontwikkeling van het marktaandeel van Nederland in buitenlandse goederenmarkten. Aan de andere kant vervalt het onderscheid naar topsectoren in hoofdstuk 3 en 4. Het CBS is namelijk officieel gestopt met de Monitor Topsectoren die voor het ministerie van EZK werd gemaakt. Met de overgang naar het missie-gedreven innovatiebeleid is de noodzaak voor deze opzet van de monitor komen te vervallen. Verder is het onderscheid naar regio’s in hoofdstuk 4 weggelaten. Om ruimte te maken voor de verschillende nieuwe delen zijn de paragrafen over goederen- en dienstenimport vereenvoudigd en werd de paragraaf over de totale handelsstroom (import plus export) in hoofdstuk 5 geschrapt.
Hoofdstuk 2 laat zien hoeveel Nederland verdient aan export en hoe dat verschilt tussen de export van Nederlandse makelij, wederuitvoer en export van diensten. Het belang van de export komt ook tot uitdrukking in het aantal banen in branches die exporteren en de banen bij hun toeleveranciers. Nederland is verweven in internationale productieketens. Voor veel wat hier geproduceerd wordt, zijn grondstoffen en halffabricaten uit andere landen nodig. En Nederland levert op haar beurt ook inputs voor producten die in het buitenland gefabriceerd worden. Hoeveel Nederland importeert, geeft een indicatie van de verwevenheid in die productieketens.
De bedrijven die internationaal handelen, verschillen in een aantal opzichten. Sommige exporteren alleen, sommige importeren alleen en sommige doen beide. De laatste groep zijn de zogenaamde two-way traders. Bedrijven met internationale handel behoren vaker tot het grootbedrijf dan tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf. Ook multinationals, zowel de Nederlandse als multinationals onder buitenlandse zeggenschap, zijn vaker actief in internationale handel dan niet-multinationals. Daarnaast verschillen de diverse groepen internationale handelaren ook qua bedrijfsleeftijd, productiviteit, lonen en de verhouding man/vrouw bij ondernemers. Hoofdstuk 3 beschrijft deze kenmerken voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Met de export en import worden diverse goederen en diensten verhandeld. Dat wordt gedaan door bedrijven die in verschillende bedrijfstakken actief zijn. Wat er verhandeld wordt en door welke bedrijfstakken wordt beschreven in hoofdstuk 4. Bij deze vraag wordt ook een onderscheid gemaakt tussen producten die industriële bedrijven niet zelf produceren maar meeleveren met hun eigen producten, de zogenaamde carry-along trade. Daarbij wordt ook onderzocht waaraan de groei in goederenexport te danken is.
Internationale handel in goederen vindt plaats met verschillende landen zowel binnen als buiten de Europese Unie. Voor circa 40 landen wordt in het kader van de Nederlandse handelsagenda de ontwikkeling van de handel door het ministerie van Buitenlandse Zaken met extra aandacht gemonitord. Het is de vraag wat de belangrijkste landen zijn waar goederen naar toe worden geëxporteerd en welke landen voor de import belangrijk zijn. Hoe belangrijk is Nederland bijvoorbeeld voor de goederenhandel van de Verenigde Staten, China of Rusland? En hoe belangrijk is de Europese Unie voor Nederland en hoe belangrijk is Nederland voor andere EU-landen? Hoofdstuk 5 gaat in op deze vragen.
Zoals opgemerkt in hoofdstuk 2, opereert Nederland steeds meer in internationale waardeketens. Het is de vraag of dat ook blijkt uit het type goederen dat ons land binnenkomt en (weer) verlaat. En welke rol spelen intermediaire producten zoals grondstoffen en halffabricaten in onze internationale goederenhandel? Veel van deze ingevoerde intermediaire producten worden door onze industrie verbruikt. Nederland produceert ook zelf dergelijke intermediaire producten; een gedeelte daarvan komt bij buitenlandse gebruikers terecht. Welke landen zijn de belangrijkste verbruikers van Nederlandse intermediaire goederen en hoe ontwikkelen deze verhoudingen zich? Deze vragen komen aan bod in hoofdstuk 6.
Behalve goederen en/of diensten exporteren (of importeren) kan een bedrijf ook internationaal zakendoen door directe investeringen te doen. Nederland doet aanzienlijke investeringen in het buitenland, maar ontvangt ook grote stromen directe investeringen vanuit het buitenland. Vaak worden zulke investeringen door multinationals gedaan. Dit kunnen Nederlandse multinationals zijn, maar ook multinationals die onder buitenlandse zeggenschap staan. Hoeveel multinationals er actief zijn in het Nederlandse bedrijfsleven en hoe omvangrijk de werkgelegenheid bij deze bedrijven is, komt aan bod in hoofdstuk 7.
Noten
De EU is inclusief het Verenigd Koninkrijk.