Voeding belangrijk exportproduct voor Nederland

Foto omschrijving: Chocoa Festival in de Beurs van Berlage. Tijdens het Chocoa Festival leer je onder andere over het proces van cacaoboon naar chocoladereep en proef je de enorme verscheidenheid aan smaken van goede cacao en betere chocolade. Patisserie Linnick Amsterdam.

Samenstelling van de Nederlandse handel

Auteur: Alex Lammertsma

H4 1 Machines en vervoermaterieel Chemische producten Minerale brandstoffen Voeding Belangrijkste producten in de goederenhandel (2018) Totale export Import Export van Nederlandse makelij 29% 23% 31% 14% 15% 18% 18% 20% 12% 13% 17% 10%
62% van de dienstenexport van topsectoren door de topsector hightech systemen en materialen en de topsector logistiek in 2017 Buitenvorm Binnenvorm

De Nederlandse handel met het buitenland vertoont een grote mate van diversiteit. Die diversiteit komt niet alleen tot uitdrukking in de typen goederen en diensten die verhandeld worden, maar ook in de bedrijfstakken en topsectoren die handelen en in de locatie waar ze gevestigd zijn. Het is daarbij de vraag hoe de import en export verdeeld is over de typen goederen en diensten, in welke mate het export van Nederlandse makelij betreft, welke bedrijfstakken en topsectoren veel goederen en diensten verhandelen, hoe de internationale handelaren verdeeld zijn over het land en hoe belangrijk de verschillende mainports en brainports zijn.

4.1Belangrijkste bevindingen

Gemiddeld bestond 56 procent van de export van goederen in 2018 uit export van Nederlandse makelij. In de periode 2010–2018 is dit aandeel licht gestegen. Tussen de goederengroepen verschilt het aandeel van Nederlandse makelij aanzienlijk. Het hoogste was dit voor dranken, tabak, en voeding en het laagste voor machines en vervoermaterieel, en gefabriceerde goederen. Machines en vervoermaterieel zijn daarbij zowel de grootste export- als importcategorie. Bij de export en import van diensten zijn de zakelijke diensten en het gebruik van intellectueel eigendom de twee grootste categorieën.

Meer dan 80 procent van de export van goederen wordt gedaan door de industrie en de groot- en detailhandel. Het aandeel van Nederlandse makelij was het hoogste in de bouwnijverheid, de landbouw, de delfstoffenwinning en de industrie, en het laagste in de sectoren informatie en communicatie, advies en onderzoek, en reparatie en installatie van machines en apparaten. Ook voor de import van goederen zijn de industrie en de groot- en detailhandel dominant. Aan de export van diensten leveren meerdere bedrijfstakken een aanzienlijke bijdrage. Bij de export van diensten komt meer dan 70 procent voor rekening van de sectoren advies en onderzoek, vervoer en opslag, informatie en communicatie, en groot- en detailhandel.

Circa 42 procent van de totale export van goederen in 2018 bestond uit export door topsectoren. Bijna de helft van de export van topsectoren komt voor rekening van de topsector high tech systemen en materialen en de topsector chemie. Gemiddeld bestond bij de topsectoren de export van goederen voor ruim driekwart uit export van Nederlandse makelij. Er zijn daarbij wel grote verschillen tussen de topsectoren. In de topsector Agri&food bestond in 2018 gemiddeld 87 procent van de totale export uit Nederlandse makelij, in de topsector Life sciences & health was dit maar 59 procent. Van de export van diensten wordt bijna de helft gerealiseerd door topsectoren. De twee grootste topsectoren in 2017 waren daarbij de logistiek en high tech sector.noot1 Meer dan 60 procent van de dienstenexport door topsectoren kan aan deze twee topsectoren toegerekend worden.

Qua vestigingsplaats zijn de exporteurs van goederen geconcentreerd in de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland. Samen exporteren deze provincies meer dan 60 procent van de totale export van goederen. Zuid-Holland exporteert met name minerale brandstoffen; bij Noord-Brabant en Noord-Holland ligt het accent op machines en vervoermaterieel. In deze drie provincies liggen verschillende mainports en brainports. Zo heeft Zuid-Holland de haven van Rotterdam, heeft Noord-Brabant een technologie-cluster rondom Eindhoven en Noord-Holland de luchthaven Schiphol, de Amsterdamse haven en het internetknooppunt in Amsterdam. Die mainports dragen bij aan de buitenlandse handel. Bijna 14 procent van de totale Nederlandse export van goederen werd in 2018 gerealiseerd door bedrijven rondom Rotterdam; voor Groot-Amsterdam is dit ruim 13 procent.

De export van diensten is – net zoals de export van goederen – geconcentreerd in Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant. Samen exporteerden deze drie provincies in 2017 meer dan 80 procent van alle Nederlandse export van diensten. Ook voor de export van diensten zijn de mainports en brainports van belang. Zo kan in 2017 bijna 60 procent van de totale Nederlandse exportwaarde van diensten worden toegeschreven aan de regio Groot-Amsterdam, Groot-Rijnmond en de regio rondom Eindhoven.

4.2Export van goederen naar type goederen

De totale export bestaat uit de export van goederen en diensten, zie figuur 4.2.1. Qua omvang is de export van goederen veel groter dan de export van diensten. In 2018 werd 496 miljard aan goederen uitgevoerd en 206 miljard aan diensten. Ruim 70 procent van de totale export betreft daarmee export van goederen; de export van diensten is iets minder dan 30 procent van het totaal. De bulk van de export van goederen wordt gerealiseerd door bedrijven die jaar in, jaar uit exporteren. Zo’n 16 procent van de bedrijven zijn verantwoordelijk voor 80 procent van de export van goederen (CBS, 2019). Naast deze bedrijven die continue exporteren, zijn er bedrijven die stoppen met exporteren en die daarmee starten.

Machines en vervoermaterieel belangrijkste exportgoederen

De exportwaarde van goederen is het hoogste voor machines en vervoermaterieel. In 2018 werd daarvan 142 miljard euro geëxporteerd, 29 procent van de totale export van goederen, zie figuur 4.2.2. Bij machines en vervoermaterieel moet gedacht worden aan telecommunicatieapparatuur, dataprocessing machines, kantoormachines en motorvoertuigen. De tweede groep is die van de gefabriceerde goederen. In 2018 werd daarvan bijna 101 miljard geëxporteerd, 20 procent van de totale export van goederen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om papier en karton, kleding, metalen, en optische en medische instrumenten.

Gemiddeld bestond 56 procent van de export in 2018 uit export van Nederlandse makelij; de rest is wederuitvoer. Dit onderscheid is van belang omdat met export van Nederlandse makelij aanzienlijk meer verdiend wordt dan met wederuitvoer, zie hoofdstuk 2.noot2 In de loop van de jaren is dit aandeel licht gestegen, zie figuur 4.2.3. In twee jaren neemt het aandeel van de export van Nederlandse makelij licht toe, namelijk in 2011 en 2015. In die twee jaren weet Nederland namelijk meer te profiteren van de toename van de groei van de wereldhandel.

Tussen de goederengroepen zijn aanzienlijke verschillen in het aandeel van de export van Nederlandse makelij, zie tabel 4.2.4. Het hoogste is dit voor dranken en tabak, en voeding. Deze goederengroepen hebben een aandeel van Nederlandse makelij van gemiddeld 78 respectievelijk 74 procent over de periode 2010–2018. Aan de andere kant hebben machines en vervoermaterieel, en gefabriceerde goederen met gemiddeld 41 procent respectievelijk 45 procent het laagste aandeel van Nederlandse makelij in de periode 2010–2018. Bij de gefabriceerde goederen moet gedacht worden aan bijvoorbeeld meubels, kleding en meetinstrumenten.

4.2.4Aandeel Nederlandse makelij in de totale export van goederen, 2010‑2018

Aandeel Nederlandse makelij in %
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Gemiddelde 2010‑2018
Voeding 74,6 74,2 74,5 74,2 74,2 73,7 73,2 72,6 72,1 73,7
Dranken en tabak 88,6 84,7 82,3 81,5 76,9 72,5 71,5 70,6 75,8 78,3
Niet eetbare grondstoffen 65,6 67,7 67,2 69,3 69,5 70,4 73,0 71,5 70,9 69,5
Minerale brandstoffen 73,7 69,6 62,0 58,9 66,3 69,4 66,5 60,6 60,9 65,3
Dierlijke en plantaardige oliën en vetten 79,6 79,2 71,2 68,8 67,7 71,2 68,9 66,6 62,6 70,7
Chemische producten 57,9 63,8 59,9 57,7 58,0 63,2 59,7 62,4 62,2 60,5
Gefabriceerde goederen 43,7 44,3 43,7 44,5 44,0 47,6 46,7 47,7 46,2 45,4
Machines en vervoermaterieel 34,5 39,4 37,8 38,5 39,5 45,1 44,4 43,7 44,7 40,8
Niet afzonderlijk genoemde goederen 44,7 49,8 54,0 54,4 66,9 65,4 56,2 62,2 87,2 60,1
Totaal 53,8 56,4 54,4 53,9 54,9 57,9 56,2 55,8 55,7 55,4

In de periode 2010–2018 traden er verschuivingen op in de samenstelling van de export van Nederlandse makelij, zie figuur 4.2.5. Zo steeg het aandeel van machines en vervoermaterieel met 4,6 procentpunt terwijl het aandeel van minerale brandstoffen met 3,7 procentpunt daalde. Bij machines en vervoermaterieel is de stijging voor een groot deel toe te schrijven aan een stijging van de export van personenauto’s, vrachtwagens en motorfietsen van Nederlandse makelij; de daling van het aandeel van minerale brandstoffen komt met name door een daling van de export van aardolieproducten. Voor de wederuitvoer zien we een omgekeerd patroon: het aandeel van minerale brandstoffen steeg met 4,4 procentpunt, terwijl het aandeel van machines en vervoermaterieel met 4,9 procentpunt daalde. Bij brandstoffen betrof het met name aardolieproducten en bij de machines en vervoermaterieel ging het onder andere om personenauto’s, kantoormachines en onderdelen daarvoor, en televisieontvangers.

4.3Export van goederen per bedrijfstak

Meer dan 80 procent van goederenexport door industrie en groot- en detailhandel

Meer dan 80 procent van de export van goederen wordt gedaan door de industrie en de groot- en detailhandel, zie figuur 4.3.1.noot3 Binnen de industrie exporteren de voedingsmiddelenindustrie, de chemische industrie en de machine-industrie het meeste.

De export door de groot- en detailhandel verdient wel een toelichting. Als zodanig produceert de groot- en detailhandel normaliter namelijk geen goederen, maar koopt deze in bij de fabrikant, slaat deze op en verhandelt ze. De groothandel functioneert daarbij als een intermediair voor bedrijven die zelf niet direct exporteren. In die rol helpen ze met name kleine en middelgrote bedrijven die gebrek hebben aan kennis over de internationale markten, die het lastig vinden om internationale klanten te vinden en die de risico’s die gepaard gaan met het zelf handelen op internationale markten te groot vinden (Terjesen et al., 2008). Daarmee verschaffen ze deze bedrijven de mogelijkheid om toch te kunnen profiteren van internationale handel zonder dat ze de kosten die gepaard gaan met zelf exporteren, hoeven te maken (Bai et al., 2017). Aan de andere kant heeft het inzetten van intermediairs ook nadelen. Zo zijn er kosten aan verbonden, heeft een bedrijf minder controle over de ontwikkeling van het exportvolume en kan het minder leren van de buitenlandse klanten omdat er geen direct contact met hen is (Hessels & Terjesen, 2007; Bai et al., 2017). De vaste kosten van het verkopen via een intermediair in het eigen land zijn overigens wel lager dan in het geval dat een bedrijf zelf exporteert (McCann, 2013). De directe en intermediaire rol van de groothandel in de internationale handel van Nederland komt uitgebreid aan bod in de Internationaliseringsmonitor 2019, derde kwartaal (te verschijnen in september 2019).

Tussen de verschillende bedrijfstakken is er een groot verschil in de mate waarin de export in Nederland wordt gemaakt of niet, zie figuur 4.3.2. Dit aandeel was in 2018 het hoogste in de bouwnijverheid, de landbouw, de delfstoffenwinning en de industrie. Binnen de industrie is het aandeel van Nederlandse makelij in de totale export van goederen groter dan 85 procent in onder andere de basismetaalindustrie, de papier- en kartonindustrie, de chemische industrie, de machine-industrie, de hout- en meubelindustrie, de voedings- en drankenindustrie en in de rubber- en plasticindustrie. Aan de andere kant was dit minder dan 50 procent in bedrijfstakken als informatie en communicatie, en advies en onderzoek.

4.4Export van goederen per topsector

Voor topsectoren is ruim driekwart van de export van goederen van Nederlandse makelij

Topsectoren nemen sinds 2011 een centrale plaats in het bedrijvenbeleid van het kabinet. Vier factoren bepaalden de keuze voor deze sectoren: het zijn sectoren die (1) kennisintensief zijn, (2) export-georiënteerd, met (3) veelal specifieke wet- en regelgeving die (4) een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken (Verhagen et al., 2011). Zo was in 2015 van alle uitgaven aan R&D-activiteiten 74 procent toe te schrijven aan de topsectoren, 39 procent van de export van goederen afkomstig van topsectoren, en waren de topsectoren goed voor een kwart van het bbp, zie CBS (2017b).

De meeste recente cijfers laten zien dat circa 39 procent van de totale export van goederen in 2018 bestond uit export door topsectoren.noot4 De topsector high tech systemen en materialen en de topsector chemie spanden de kroon met een export van 59 miljard respectievelijk 40 miljard euro in 2018, zie figuur 4.4.1. Bijna de helft van de export van topsectoren komt daarmee voor rekening van deze twee topsectoren.

76 procent van de export door topsectoren was in 2018 van Nederlandse makelij Buitenvorm Binnenvorm

De export van topsectoren bestond uit aanzienlijk meer export van Nederlandse makelij dan voor de niet-topsectoren: 76 procent van de export van topsectoren was in 2018 van Nederlandse makelij, terwijl dit in de niet-topsectoren maar 43 procent was. Aan de andere kant was de groei van de export van de topsectoren iets lager dan die van de totale export. Zo was de gemiddelde groei van de totale export in de periode 2010–2018 3,8 procent per jaar, waar de export van topsectoren in die periode gemiddeld 3,6 procent per jaar was.

De topsectoren verschillen onderling wel in de mate waarin ze Nederlandse makelij exporteren. Dit is het hoogste in de topsector Agri&food. In de topsector Agri&food bestond in 2018 gemiddeld 87 procent van de totale export uit Nederlandse makelij, in de topsector Life sciences & health was dit maar 59 procent.

4.5Export van goederen per binnenlandse regio

Goederenexport voor meer dan 60 procent door Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland

Als we kijken naar de vestigingsplaats van exporteurs, dan zien we dat de export van goederen geconcentreerd is in drie provincies: Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland. Samen exporteren deze provincies meer dan 60 procent van de totale export van goederen. Er is wel een verschil in samenstelling van de export qua type goederen, zie figuur 4.5.1. In Zuid-Holland wordt de export gedomineerd door minerale brandstoffen; in Noord-Brabant en Noord-Holland ligt het accent op machines en vervoermaterieel. Ook is er een verschil in de gemiddelde exportwaarde per bedrijf tussen de provincies. Per vestiging is de export van goederen met 10 miljoen euro het hoogste in Zuid-Holland en het laagste in Overijssel met 1 miljoen euro.

H4 2 4.5.1 Grootste exportcategorie van goederen per provincie, 2017 Voeding Minerale brandstoffen Chemische producten Machines en vervoermaterieel

In de periode 2010–2018 zijn er regionale verschillen in de groei van de export van goederen, zie figuur 4.5.2.noot5 Waar de gemiddelde groei van de export van goederen 3,8 procent per jaar was, hebben de provincies Gelderland en Noord-Brabant een bovengemiddelde exportgroei, terwijl Noord- en Zuid-Holland juist onder het landelijk gemiddelde zitten. Bij de overige provincies is die gemiddelde exportgroei het laagste in Zeeland (1,5 procent) en het hoogste in Friesland (6,6 procent).

Mainports en brainports van belang voor de export van goederen

Bij de export van goederen vervullen de mainports en brainports verschillende rollen. Mainports zijn knooppunten waar belangrijke verbindingen en stromen van activiteiten samenkomen en weer uiteengaan. Van daaruit worden veel goederen vervoerd en diensten verleend. Naast deze functie als vervoersknooppunt kunnen mainports ook andere functies hebben zoals een reizigersknooppunt, kunnen ze bedrijven uit dezelfde sector of waardeketen aantrekken die zich dicht bij elkaar vestigen om concurrentievoordelen te halen en genereren ze omzet voor toeleverende bedrijven, zie Boekholt et al. (1998).

Als zodanig leveren mainports direct of indirect een bijdrage aan de Nederlandse economie (RLI, 2016).noot6 Sinds de jaren tachtig is er beleid gevoerd om de mainports te versterken en de achterlandverbindingen te versterken. Naast de mainports zijn er ook brainports waar hoogwaardige kennis wordt ontwikkeld en gedeeld.

In de drie provincies met de meeste export (Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland) liggen verschillende mainports en brainports. Zo heeft Zuid-Holland de haven van Rotterdam, Noord-Brabant een brainport rondom Eindhoven met een technologie-cluster van high tech-bedrijven en hoogwaardige maakindustrie en Noord-Holland de luchthaven Schiphol, de Amsterdamse haven en een groot internationaal internetknooppunt in Amsterdam (Cybersecurityraad, 2016; NOS, 2015). Vanuit deze mainports en brainports wordt zo’n 35 procent van de export van goederen gerealiseerd. Bijna 14 procent van de totale Nederlandse export van goederen werd daarbij in 2018 gerealiseerd door bedrijven rondom Rotterdam; voor Groot-Amsterdam was dit ruim 13 procent.

Met uitzondering van Groningen hebben de provincies met mainports en brainports de hoogste export per vestiging, zie tabel 4.5.3. Voor de provincie Groningen is dat toe te schrijven aan de export van aardgas. In Zuid-Holland is de export van goederen per vestiging met 10 miljoen euro het hoogste; in Noord-Holland en Noord-Brabant is dat met 3 miljoen euro per vestiging aanzienlijk lager. Van de mainports en brainports heeft de Rotterdamse regio de hoogste export van goederen, namelijk 5 miljoen euro per vestiging; in Noord-Holland en Noord-Brabant is dat ruim 4 miljoen euro.

4.5.3Export van goederen per vestiging per provincie en mainport, 2018

Export van goederen per vestiging (mln euro)
Zuid-Holland 10,0
Groot-Rijnmond, incl. Rotterdam 5,1
 
Noord-Holland 3,3
Groot-Amsterdam 4,2
 
Noord-Brabant 3,0
Zuidoost Noord-Brabant, incl. Eindhoven 4,1
 
Groningen 4,9
Limburg 3,0
Flevoland 2,4
Friesland 2,3
Utrecht 2,2
Gelderland 2,1
Zeeland 1,9
Drenthe 1,8
Overijssel 1,1

4.6Export van diensten per soort dienst

Zakelijke diensten grootste exportcategorie

Bij de export van diensten zijn de andere zakelijke diensten veruit de grootste categorie, zie figuur 4.6.1. Tot de andere zakelijke diensten horen onderzoek en ontwikkeling (R&D), professionele en management adviesdiensten, en technische, aan handel verbonden en overige zakelijke diensten. De andere zakelijke diensten maken samen met het gebruik van intellectueel eigendom meer dan de helft uit van alle export van diensten.

De samenstelling van de export van diensten veranderde in de afgelopen jaren wel. Zo nam in de periode 2014–2018 het aandeel andere zakelijke diensten met 3,3 procentpunt toe en nam het aandeel van vervoersdiensten met 3,0 procentpunt af. Bij de andere zakelijke diensten komt dit vrijwel geheel door een stijging van de professionele en management adviesdiensten; bij de vervoersdiensten komt dit voor rekening van zowel de zeevaart, de luchtvaart als het overig vervoer.

4.7Export van diensten per bedrijfstak

Export van diensten grootste in sector vervoer en opslag

De sector die het meeste diensten exporteert is vervoer en opslag. Aan de export van diensten leveren echter meerdere bedrijfstakken een aanzienlijke bijdrage. Meer dan 70 procent van de export van diensten komt voor rekening van vier sectoren, namelijk a) advies en onderzoek, b) vervoer en opslag, c) informatie en communicatie en d) groot- en detailhandel, zie figuur 4.7.1. Van deze vier sectoren groeide de sector informatie en communicatie het hardst. Gemiddeld was de groei tussen 2012–2017 daar 22 procent per jaar. Aan de andere kant is de export van diensten door de groothandel tussen 2012 en 2017 met 2,6 miljard euro gedaald, een afname van een kleine 17 procent. Onderliggende cijfers laten zien dat dit veroorzaakt werd door een daling van export van diensten door de groothandel in ICT-apparatuur. Bij diensten door de groothandel in ICT-apparatuur moet gedacht worden aan software-licenties voor computers. De industrie draagt daarentegen slechts een klein deel bij aan de export van diensten. Binnen de industrie exporteert de farmaceutische industrie de meeste diensten. Het betreft daar met name betalingen voor het gebruik van intellectueel eigendom in de vorm van licenties en royalty’s.

4.8Export van diensten per topsector

Export van diensten voor ruim een derde door topsectoren

Van de export van diensten wordt ruim een derde gerealiseerd door topsectoren. De twee grootste topsectoren in 2017 waren de logistiek en high tech systemen en materialen, zie figuur 4.8.1. Samen bepaalden deze twee sectoren in 2017 64 procent van de dienstenexport van topsectoren. Ruim 40 procent van toename van de export van diensten door topsectoren in de periode 2012–2017 kan toegeschreven worden aan de topsector high systemen en materialen.

4.9Export van diensten per binnenlandse regio

Dienstenexport voor meer dan 80 procent door Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland

De drie provincies die het meeste goederen exporteren (Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant), zijn ook de provincies die het meeste diensten exporteren. Samen exporteerden ze in 2017 meer dan 80 procent van alle Nederlandse export van diensten.

Tussen de provincies waren er in de periode 2012–2017 behoorlijke verschillen in de groei van de export van diensten, zie figuur 4.9.1. Zo was de groei van de export van diensten gemiddeld 13 procent in Noord-Holland en Limburg en maar 4 procent in Noord-Brabant.

Regio Amsterdam belangrijkste regio voor de export van diensten

De mainports en brainports dragen ook bij aan de export van diensten. In 2017 werd bijna 60 procent van de totale Nederlandse export van diensten gerealiseerd in een van drie mainport- en brainport-regio’s. De regio Groot-Amsterdam is daarbij wel belangrijker dan de regio Rotterdam. Zo kan in 2017 bijna 40 procent van de totale Nederlandse export van diensten toegeschreven worden aan bedrijven die gevestigd zijn in de Amsterdamse regio en 14 procent aan de Rotterdamse regio. De drie grootste diensten exporterende branches zijn in de Amsterdamse regio reisbemiddeling, informatietechnologie en luchtvaart. In de Rotterdamse regio ligt de nadruk van dienstenexport echter bij heel andere branches dan in de Amsterdamse regio. Hier zijn de holdings, opslag en dienstverlening voor vervoer, en vervoer over water de drie grootste diensten exporterende branches. In de regio rondom Eindhoven zijn de drie grootste diensten exporterende branches de holdings, informatietechnologie en de groothandel.

De meeste vestigingen die diensten exporteren liggen in Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Daarvan herbergde de regio Groot-Amsterdam in 2017 meer dan 70 procent van alle diensten exporterende bedrijven in Noord-Holland, de Rotterdamse regio bijna de helft procent van alle diensten exporterende bedrijven in Zuid-Holland en de Haagse regio 23 procent daarvan. In de regio rondom Eindhoven is circa 35 procent van alle diensten exporterende bedrijven uit Noord-Brabant gevestigd.

4.10Import van goederen naar type goederen

De totale import bestaat uit de import van goederen en diensten, zie figuur 4.10.1. Qua omvang is de import van goederen veel groter dan de import van diensten. In 2018 werd 442 miljard aan goederen geïmporteerd en 195 miljard aan diensten. Bijna 70 procent van de totale import is daarmee import van goederen terwijl de import van diensten zo’n 30 procent van het totaal is. Een deel van die import is nodig om de export te realiseren, zie hoofdstuk 6.

Machines en vervoermaterieel ook de belangrijkste importgoederen

Net zoals bij de goederenexport vormen machines en vervoermaterieel ook bij de goederenimport de grootste categorie. In 2018 was het aandeel daarvan in de totale import van goederen 31 procent, zie figuur 4.10.2. De op één na grootste groep was die van de gefabriceerde goederen.

Tussen 2010 en 2018 veranderde de samenstelling van de import van goederen. De grootste verschuivingen traden op bij chemische producten, gefabriceerde goederen, voeding, en machines en vervoermaterieel. Waar het aandeel van gefabriceerde goederen met 1,7 procentpunt steeg en dat van zowel voeding als dat van machines en vervoermaterieel met 1,1 procentpunt steeg, daalde het aandeel van chemische producten met 3,1 procentpunt, zie tabel 4.10.3. Bij de gefabriceerde producten zit die stijging met name in medische instrumenten, kleding, schoenen en meubelen. Voor voeding zit de stijging vooral bij vlees, kaas en kwark, mais, noten en fruit, en cacao en cacaoproducten. Bij machines en vervoermaterieel zit de stijging met name in telecommunicatieapparatuur, halfgeleiders, elektrische machines en apparaten en onderdelen voor tractoren, personenauto’s en motorfietsen. Aan de andere kant is de daling bij de import van chemische producten met name toe te schrijven aan medicijnen en farmaceutische producten. In de periode 2013–2015 is namelijk het patent van een groot deel van de bestverkopende medicijnen verlopen (Jansen, 2010; Evaluate Pharma Vantage, 2011), waardoor de prijzen sterk zijn gedaald.

4.10.3Aandeel van diverse importcategorieën in de totale import van goederen, 2010‑2018

Aandeel in totale import in %
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Verandering tussen 2010 en 2018
Voeding 8,5 8,8 8,6 9,1 9,4 10,2 10,4 10,0 9,6 1,1
Dranken en tabak 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,1 1,1 1,0 0,9 −0,1
Niet eetbare grondstoffen 4,0 4,4 3,8 3,6 3,5 3,7 3,5 3,6 3,6 −0,4
Minerale brandstoffen 18,1 21,9 25,6 24,7 21,8 17,3 14,8 16,3 18,1 0,0
Dierlijke en plantaardige oliën en vetten 0,8 1,1 1,3 1,3 1,1 1,1 1,1 1,3 1,0 0,2
Chemische producten 15,4 12,9 12,9 13,5 13,5 13,1 13,1 12,8 12,3 −3,1
Gefabriceerde goederen 21,5 21,3 19,3 19,6 20,9 23,0 23,9 23,3 23,2 1,7
Machines en vervoermaterieel 30,2 28,2 27,0 26,9 28,6 30,4 31,8 31,4 31,3 1,1
Niet afzonderlijk genoemde goederen 0,5 0,5 0,5 0,4 0,2 0,3 0,3 0,3 0,1 −0,4

4.11Import van goederen per bedrijfstak

Import van goederen voor meer dan 80 procent door de industrie en de handel

De import van goederen kwam in 2018 voor meer dan 80 procent voor rekening van twee sectoren: de groot- en detailhandel en de industrie. Van de totale import van goederen van 442 miljard euro werd 168 miljard door de groot- en detailhandel geïmporteerd en zo’n 100 miljard door de industrie, zie figuur 4.11.1. Ook hier functioneert de groothandel als een intermediair tussen buitenlandse leveranciers en binnenlandse gebruikers. Opvallend is dat het aandeel van de sector vervoer en opslag in de import van goederen tussen 2010 en 2018 met 8,4 procentpunt daalde.

4.12Import van goederen per topsector

Bijna de helft van de import van goederen door topsectoren high tech en chemie

Vanaf 2010 is het aandeel van de import van goederen door topsectoren gedaald van 41 procent in 2010 tot 34 procent in 2018. Van de import door topsectoren was in 2018 iets meer dan de helft toe te schrijven aan de topsectoren high tech systemen en materialen aan de ene kant en chemie aan de andere kant. Tussen de topsectoren verschilde de ontwikkeling van de import van goederen aanzienlijk. Zo nam voor de topsector high tech systemen en materialen en de topsector Agri&food de import geleidelijk toe, zie figuur 4.12.1.noot7 Aan de andere kant nam voor de topsector chemie de import van 2010 tot 2013 met 57 procent toe, maar daalde het daarna tot 2016 met 42 procent. De onderliggende cijfers laten zien dat deze ontwikkeling voor rekening komt van de import van olie en olieproducten. Opvallend is dat de import van de topsector logistiek tussen 2011 en 2012 juist sterk afnam. Meer dan 60 procent van die daling zit bij dataprocessing machines, telecommunicatieapparatuur, aardolieproducten, kantoormachines, en alcohol en aanverwante stoffen.

4.13Import van goederen per binnenlandse regio

Import van goederen voor ruim 60 procent door Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland

De drie provincies die het meeste goederen exporteren (Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland), zijn ook de provincies die het meeste goederen importeren. Samen importeerden zij in 2018 ruim 60 procent van de totale Nederlandse import van goederen.

Gemiddelde groeide de import van goederen met 3,8 procent per jaar in de periode 2010–2018. Tussen de provincies waren er daarbij wel grote verschillen, zie figuur 4.13.1. Zo groeide de import van de Utrecht en Gelderland het hardste terwijl de drie provincies die het meeste importeren, de import langzamer dan het landelijk gemiddelde zagen groeien.

Bijna 14 procent van de totale Nederlandse import van goederen kan toegeschreven worden aan bedrijven in Groot-Amsterdam en 17 procent aan bedrijven in de Rotterdamse regio. Circa 75 procent van de import door de provincie Noord-Holland wordt gedaan door bedrijven gevestigd in Groot-Amsterdam. In Zuid-Holland is de Rotterdamse regio verantwoordelijk voor twee derde van de import in Zuid-Holland en de regio Eindhoven voor een derde van de import van Noord-Brabant.

Het aantal vestigingen dat goederen importeert is het hoogste in achtereenvolgens Overijssel, Noord-Brabant en Noord-Holland. De gemiddelde import per vestiging is het hoogste in Zuid-Holland (5,7 miljoen euro) en het laagste in Overijssel (0,4 miljoen euro).

4.14Import van diensten per dienstensoort

Zakelijke diensten grootste importcategorie

Net zoals voor de export van diensten, is ook voor de import van diensten de categorie ‘andere zakelijke diensten’ de grootste importcategorie, zie figuur 4.14.1. Samen met het gebruik van intellectueel eigendom maken de andere zakelijke diensten ruim de helft uit van alle import van diensten. Ook voor de import van diensten veranderde de samenstelling. In de periode 2014–2018 steeg het aandeel andere zakelijke diensten met 5,9 procentpunt en nam het aandeel van het gebruik van intellectueel eigendom met 4,0 procentpunt af en daalde het reisverkeer met 2,1 procentpunt. Bij de andere zakelijke diensten is de stijging vrijwel geheel toe te schrijven aan de professionele en management adviesdiensten, bij het reisverkeer komt de daling voor het grootste deel door het privé reisverkeer.

4.15Import van diensten per bedrijfstak, topsector en binnenlandse regio

Grootste toename import van diensten in de industrie

De import van diensten is geconcentreerd in drie sectoren, namelijk a) de industrie, b) de groot- en detailhandel en c) advies en onderzoek. Zo’n 70 procent van de import kwam in 2017 voor rekening van deze drie sectoren. In de periode 2012–2017 nam de import van diensten het meeste toe in de industrie; in 2017 was de import van diensten daar bijna 20 miljard hoger dan in 2012. Net als voor de export van diensten daalde de import van diensten door de groothandel; in 2017 was deze 2 miljard euro lager dan in 2012, een daling van 8 procent.

Import van diensten voor ruim een derde door topsectoren

Van de import van diensten is ruim een derde toe te schrijven aan de topsectoren. De topsector high tech systemen en materialen draagt in toenemende mate bij aan de totale import van diensten door topsectoren. Was het aandeel van de high tech sector in 2012 nog minder dan 20 procent was, in 2017 was dit ruim 40 procent. Ook voor de toename van de import van diensten is de high tech sector belangrijk: ruim 60 procent van de toename van de import van diensten door topsectoren tussen 2012 en 2017 kwam voor rekening van de topsector high tech systemen en materialen.

Meer dan 80 procent dienstenimport door Zuid-Holland Noord-Holland en Noord-Brabant

De drie provincies die het meeste diensten exporteren (Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant), zijn ook de provincies die het meeste diensten importeren. Samen importeren zij in 2017 meer dan 80 procent van alle Nederlandse import van diensten. In deze drie provincies zijn ook de meeste vestigingen gevestigd die diensten importeren.

Net zoals voor de import van goederen zijn ook voor de import van diensten de Rotterdamse en de Amsterdamse regio belangrijk. Zo kan 47 procent van de Nederlandse import van diensten in 2017 toegeschreven worden aan bedrijven in de regio Amsterdam; voor de Rotterdamse regio is dat 12 procent. In de Amsterdamse regio groeide de import van diensten in de periode 2012–2017 sterk; gemiddeld was de groei daarvan in die periode 14 procent per jaar.

Het aantal vestigingen dat diensten importeert is het hoogste in achtereenvolgens Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. De gemiddelde import per vestiging is het hoogste in Noord-Holland (4,1 miljoen euro) gevolgd door Zuid-Holland (1,9 miljoen euro). In Friesland is dat met 0,4 miljoen euro het laagste.

4.16Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Bai, X., Krishna, K. & Ma, H. (2017). How you export matters: Export mode, learning and productivity in China. Journal of International Economics, 104, 122–137.

Boekholt, P., Plasmeijer, R., Bilderbeek, R., Hertog, P. den & Broek, M. van den (1998). Mainports: schakel tussen Nederlandse clusters en internationale netwerken, Technopolis en Dialogic.

CBS (2015). De in- en uitvoercijfers van het CBS. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2017a). Monitor topsectoren 2017: Methodenbeschrijving en tabellenset, Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2017b). Topsectoren goed voor een kwart van het bbp, Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.  

CBS (2018). Monitor topsector 2018: Methodenbeschrijving en tabellenset, Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2019). Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal: Patronen in handelsgedrag. Centraal Bureau voor de Statistiek: Heerlen/Den Haag/Bonaire.

Cieślik, A. & Michalek, J.J. (2018). Firm-level determinants of direct and indirect exports: empirical evidence for C.E.E. and M.E.N.A. countries. Economic Research-Ekonomska Istraživanja, 31(1), 982–996.

Cybersecurityraad (2016). De economische en maatschappelijke noodzaak van meer cybersecurity: Nederland digital droge voeten. Geraadpleegd op 17 juni 2019.

Evaluate Pharma Vantage (2011). Patent storm gathering strength. Evaluate group. Geraadpleegd op 3 juni 2019.

Hessels, J. & Terjesen, S. (2007). SME Choice of Direct and Indirect Export Modes: Resource Dependency and Institutional Theory Perspectives. SCALES, Zoetermeer.

Jansen, R. (2010). Weblog MSD: ‘Besparen, besparen, besparen’. Geraadpleegd op 29 mei 2019.

NOS (2015). Enorme groei dataverkeer via Nederland. Geraadpleegd op 17 juni 2019.

McCann, F. (2013). Indirect exporters. Journal of Industry, Competition and Trade, 13(4), 519–535.

RLI (2016). Mainports voorbij. Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur. Geraadpleegd op 11 juni 2019.

Terjesen, S., O’Gorman, C. & Acs, Z.J. (2008). Intermediated mode of internationalization: new software ventures in Ireland and India. Entrepreneurship & Regional Development, 20(1), 89–109.

Verhagen, M.J.M, Weekers, F.H.H. & Zijlstra, H. (2011, 13 september). Bedrijvenbeleid [Kamerbrief]. Geraadpleegd van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32637-15.html, op 11 juni 2019.

Noten

Voor de internationale handel in diensten is 2017 het laatst beschikbare jaar met cijfers op bedrijfsniveau. Hierdoor is in paragraaf 4.7-4.9 en 4.15 2017 het laatste jaar.

De cijfers zoals ze in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op de statistiek Internationale Handel in Goederen. Deze cijfers verschillen met die van hoofdstuk 2. In hoofdstuk 2 worden namelijk de cijfers uit de Nationale Rekeningen gebruikt. In de Nationale Rekeningen worden de cijfers uit de Internationale Handel gecorrigeerd voor volledigheid en conceptuele verschillen om te voldoen aan de internationale vereisten voor Nationale Rekeningen; daarnaast levert ook de integratie in de Nationale Rekeningen additionele verschillen op. Hierdoor zijn de cijfers in dit hoofdstuk niet te vergelijken met die in hoofdstuk 2. Zie voor meer informatie over deze verschillen ‘De in- en uitvoercijfers van het CBS’ (CBS, 2015).

Zowel de export als de import van goederen wordt waargenomen op basis van BTW-eenheden. Om die informatie aan het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK) te kunnen koppelen, moet de waarneming eerst aan het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) gekoppeld worden. Op basis van de koppeling met het ABR wordt bepaald in welke bedrijfstak een bedrijfseenheid actief is. Bij de koppeling aan het ABR kan tussen de 70 en 75 procent van de waarde gekoppeld worden. Dit komt doordat buitenlandse bedrijven niet in het ABR voorkomen en de douane soms anonieme uitvoeraangiftes krijgt. De gekoppelde bedrijfseenheden zijn niet per se representatief.

Voor 2017 en 2018 is de topsectorindeling uit 2016 gehanteerd omdat die voor deze twee jaren niet beschikbaar is. Dit kan betekenen dat de niveaucijfers enigszins onderschat worden.

In figuur 4.5.2 staat de groei voor de provincies die qua omvang de grootste export van goederen hebben. De cijfers voor de andere provincies zijn beschikbaar in de tabellenset van deze publicatie.

Om het belang van de haven van Rotterdam, Schiphol en de brainport Eindhoven voor Nederland in termen van het bbp uit te drukken zouden we regionale rekeningen op COROP-niveau moeten hebben. Het COROP-niveau verdeelt Nederland in circa 40 regio’s. Dergelijke regionale rekeningen zijn er echter niet. En om ook de samenhang tussen deze mainports en brainports en de andere regio’s en andere sectoren in kaart te brengen, zouden er op het dit niveau input-outputtabellen gemaakt moeten worden. Daarmee zouden de mainports en brainports ook vanuit een waardeketenperspectief benaderd kunnen worden. Dat zou een alternatieve afbakening van mainports en brainports zijn. Dat valt buiten het bestek van deze publicatie.

Door een verandering in de indeling van de categorieën van de ledenlijst logistiek.nl wijkt de groep bedrijven die voor verslagjaren 2010 en 2011 voor de topsector logistiek zijn geselecteerd iets af van de bedrijven die vanaf verslagjaar 2012 zijn geselecteerd (CBS, 2018). Dit levert voor sommige indicatoren een kleine trendbreuk op. De ledenlijst van logistiek.nl is vanaf 2014 niet meer beschikbaar. Voor het samenstellen van de lijsten over 2015 en 2016 is daarom gebruik gemaakt van de ledenlijst van 2014 (CBS, 2018).

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2018–2019 2018 tot en met 2019
2018/2019 Het gemiddelde over de jaren 2018 tot en met 2019
2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2018 en eindigend in 2019
2016/’17–2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2016/’17 tot en met 2018/’19

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Linda Bruls

Loe Franssen

Marjolijn Jaarsma

Alex Lammertsma

Tom Notten

Pascal Ramaekers

Khee Fung Wong

Redactie

Marjolijn Jaarsma

Alex Lammertsma

Pascal Ramaekers

Eindredactie

Marjolijn Jaarsma

Alex Lammertsma

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie

van Nederland Handelsland:

Elijah Cats

Dennis Cremers

Frans Duijsings

Richard Jollie

Carla Sebo-Ros

Roos Smit

Sandra Vasconcellos

Roger Voncken

Hendrik Zuidhoek

Vertaalbureau CBS

We danken ook de volgende medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor hun feedback op een eerdere versie van Nederland Handelsland:

Klaas Bouman

Tom Beerling

Laurens den Hartog

Marga Veeneman