Nederlandse verdiensten aan internationale handel
De internationale handel is een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse economie. Zo exporteren we goederen van eigen makelij, doen we aan wederuitvoer van goederen en exporteren we ook diensten. De productie van de Nederlandse export vindt voor een aanzienlijk deel plaats in internationale waardeketens. Dat betekent dat in de productie daarvan ook veel geïmporteerde goederen en diensten worden verbruikt. Het is de vraag hoeveel Nederland met het buitenland handelt en hoeveel we daaraan verdienen per euro. Hoeveel draagt de handel in totaal bij aan het bbp? Hoeveel werkgelegenheid levert dit ons direct en indirect op? En hoeveel import is er nodig voor de verschillende typen export?
2.1Belangrijkste bevindingen
Dit hoofdstuk laat zien dat Nederland in 2017 het meeste verdiende aan de export van goederen van eigen makelij, namelijk 119 miljard euro. Met diensten verdienden we 99 miljard euro en met de wederuitvoer van goederen 33 miljard euro. De marges voor de export van Nederlandse makelij, de wederuitvoer en de export van diensten verschillen onderling wel sterk. Per euro verdiende Nederland in dat jaar het meeste aan export van diensten (64 cent per euro) gevolgd door de export van Nederlandse makelij (52 cent per euro); aan de wederuitvoer verdiende Nederland het minste (14 cent per euro). Van de totale bruto exportwaarde van 616 miljard euro resulteerde 250 miljard euro als bijdrage aan het bbp in 2017. Dat is 34 procent van het bbp.
De productie in Nederland is onderdeel van internationale waardeketens. Dat blijkt uit de mate waarin er invoer nodig is om de export te realiseren. Tussen de verschillende typen export verschilt dat wel. Voor de wederuitvoer was in 2017 86 procent invoer nodig. Voor de export van Nederlandse makelij en de export van diensten was dit 48 respectievelijk 36 procent.
In 2017 leverde de export 2,3 miljoen aan directe en indirecte voltijdbanen op, meer dan 30 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland. Naar verhouding gaan de meeste indirecte banen gepaard met de export van goederen van Nederlandse makelij; voor de export van diensten is dit het minste.
2.2Bijdrage van de export aan het bbp
De totale bruto exportwaarde bedroeg in 2017 616 miljard euro; ten opzichte van 2015 is dit een toename van 8 procent. De waarde van de export van Nederlandse makelij groeide daarbij van 212 naar 228 miljard euro (een toename van 7 procent), de wederuitvoer van 206 naar 233 miljard euro (een toename van 13 procent) en de export van diensten van 152 naar 155 miljard euro (een toename van 2 procent), zie figuur 2.2.1. Bij wederuitvoer wordt een Nederlands bedrijf (tijdelijk) eigenaar van de goederen; die goederen worden ingevoerd en verlaten het land in (vrijwel) onbewerkte staat. Binnen de export van diensten zijn vervoersdiensten, het gebruik van intellectueel eigendom en technische, aan handel verbonden en overige zakelijke diensten de grootste exportcategorieën (CBS, 2019a).
Meeste verdiensten per euro aan export van diensten
Om van de bruto exportstromen tot de bijdrage aan het bbp te komen, de toegevoegde waarde van de export, moet van de bruto exportwaarde het verbruik van de benodigde ingevoerde goederen en diensten afgetrokken worden. Dat geeft aan wat Nederland verdient aan de export. Tussen de exportcategorieën verschilt de toegevoegde waarde per euro export echter aanzienlijk. Aan de export van diensten verdiende Nederland in 2017 per euro het meeste, zo’n 64 cent. Voor de export van Nederlandse makelij is dit 52 cent per euro en voor wederuitvoer maar 14 cent. Gemiddeld verdienden we in 2017 41 cent per euro export; in 2015 en 2016 was dit 42 cent.noot1 In totaal droeg de export in 2017 ruim 250 miljard euro bij aan het bbp. Dat is 34 procent van het bbp. Het meeste daarvan komt tot stand door de export van Nederlandse makelij, namelijk 119 miljard euro; met de export van diensten werd daarnaast 99 miljard euro verdiend en met de wederuitvoer 33 miljard euro.
2.3Werkgelegenheid door internationale handel
De export van goederen en diensten was in 2017 goed voor circa 2,3 miljoen directe en indirecte voltijdbanen.noot2 Bijna 32 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland kan daarmee toegeschreven worden aan de export, zie figuur 2.3.1. Van dit werkgelegenheidseffect is 14 procent toe te schrijven aan de export van goederen van Nederlandse makelij, 4 procent aan de wederuitvoer van goederen en 14 procent aan de export van diensten.
Hoeveel werkgelegenheid de export oplevert in de branches die exporteren, verschilt echter per exportcategorie. In 2017 leverde de export van Nederlandse makelij in die branches 400 duizend voltijdbanen op; voor de wederuitvoer waren dit 70 duizend voltijdbanen en bij de export van diensten 542 duizend voltijdbanen, zie figuur 2.3.2. In totaal dus ruim 1 miljoen directe voltijdbanen. Ten opzichte van 2015 zijn dat in totaal 50 duizend voltijdbanen meer.
Naast deze banen die direct het resultaat zijn van de internationale vraag naar Nederlandse goederen en diensten, zijn er ook banen die tot stand komen doordat bij de productie van exportgoederen en -diensten andere inputs en diensten nodig zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de materialen die in het productieproces nodig zijn, maar ook aan diensten zoals schoonmaak, catering, bancaire diensten en internetdiensten. Voor zover deze goederen en diensten in Nederland tot stand komen, levert dat ook banen op, de zogenaamde indirecte banen.
1,3 miljoen aan indirecte banen door export in 2017
In totaal leverde de export in 2017 1,3 miljoen indirecte banen op; dat waren er 74 duizend meer dan in 2015. Niet elk type export levert echter evenveel indirecte werkgelegenheid. Zo komen er bij de productie van export van Nederlandse makelij aanzienlijk meer indirecte banen tot stand dan directe banen. Tegenover 400 duizend directe banen stonden in 2017 zo’n 621 duizend indirecte banen. Dus voor 1 directe baan zijn er circa 1,6 indirecte banen. Bij de wederuitvoer zijn er relatief nog meer indirecte banen. De 70 duizend directe banen daar gingen gepaard met 227 duizend indirecte banen. Met 1 directe baan in de wederuitvoer gaan dus meer dan 3 indirecte banen gepaard. Aan de andere kant levert de export van diensten naar verhouding minder indirecte banen op. De verhouding is hier andersom. De export van diensten leverde 449 duizend indirecte banen terwijl het 542 duizend directe banen genereerde, dus 0,8 indirecte banen per directe baan.
Veel indirecte banen bij uitzend- en detacheringsbureaus en bij de groothandel
De export levert in een groot aantal sectoren indirecte banen op, maar niet in alle sectoren is dit effect even groot. Met name bij arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus en de groothandel komen veel indirecte banen tot stand, zie figuur 2.3.3. Van de 1,3 miljoen indirecte banen in 2017 werden er 238 duizend bij de arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus gecreëerd dankzij de export en 203 duizend bij de groothandel.
De indirecte banen kunnen uitgesplitst worden voor de export van Nederlandse makelij, wederuitvoer en export van diensten. Van de 621 duizend indirecte banen in 2017 door de export van Nederlandse makelij kwamen er 122 duizend bij de arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus en 105 duizend bij de groothandel tot stand. Er resulteerden ook veel banen in andere sectoren, alhoewel dat er aanzienlijk minder zijn, zie figuur 2.3.3. Voorbeelden daarvan zijn holdings en concerndiensten, vervoer over land, en landbouw en jacht. Daar werden tussen de 24 en 50 duizend indirecte banen gerealiseerd door de export van Nederlandse makelij.
Bij de wederuitvoer waren de indirecte banen ook verspreid over een groot aantal sectoren. De meeste indirecte banen kwamen hier ook tot stand bij de arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus, en de groothandel. Van de 227 duizend indirecte banen die in 2017 gepaard gingen met wederuitvoer, kwamen er 78 duizend tot stand bij de groothandel en 27 duizend bij arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus; in andere branches was dat aanzienlijk minder. Bij holdings en concerndiensten, vervoer over land, en handel en reparatie van auto’s bijvoorbeeld kwamen tussen de 10 en 18 duizend indirecte banen tot stand.
Bij de export van diensten kwamen in 2017 – van het totaal van 449 duizend indirecte banen – veruit de meeste indirecte banen tot stand bij arbeidsbemiddeling en uitzendbureaus; de groothandel stond op de vijfde plek met 19 duizend banen. Op plaats twee tot en met vier stonden holdings en concerndiensten, detailhandel en facility management.
2.4Import ten behoeve van export
Hoe belangrijk de import voor de export is, is een indicatie van de verwevenheid van internationale productieprocessen. Hoeveel import er nodig is om de export te realiseren, is in de loop van de tijd wel veranderd. Door globalisering, outsourcing en specialisatie worden namelijk niet alle goederen en diensten die gebruikt worden bij de productie van goederen en diensten in Nederland, hier geproduceerd. Een gedeelte daarvan wordt geïmporteerd. Een belangrijk aspect van globalisering is de toegenomen internationale fragmentatie van productieprocessen. Zo vinden de verschillende fasen in het productieproces zoals het ontwerp, de productie van onderdelen, de assemblage daarvan en de verkoop aan de gebruikers steeds meer in verschillende landen plaats. Hierdoor is de import van intermediaire producten veel harder gestegen dan die van finale goederen zoals consumptiegoederen en investeringsgoederen, zie Hanson et al. (2005), Johnson & Noguera (2012), Timmer et al. (2012) en Timmer et al. (2014).
Voor de export was in 2017 bijna 60 procent aan import nodig
Ten behoeve van de totale export van 616 miljard euro was er in 2017 zo’n 365 miljard euro aan import nodig. Daarvan werd 109 miljard verbruikt bij het produceren van goederen van Nederlandse makelij en diensten. Bij de wederuitvoer was dit 201 miljard euro en 56 miljard euro voor de export van diensten. Hoe belangrijk import is voor elk type export, kan berekend worden door de import te delen door de export; dit levert de importintensiteit op. Voor de totale export van goederen en diensten is de importintensiteit tussen 2015 en 2017 licht gestegen van 58 procent naar 59 procent. Een toename van de importintensiteit geeft een indicatie van een toename van de integratie van Nederland in internationale waardeketens, ook wel bekend als verticale specialisatie (Hummels et al., 2001). Aan de andere kant betekent dit dat we per euro minder aan export verdienen.
Het belang van de import voor de export verschilt echter wel tussen de verschillende typen export, zie figuur 2.4.1. Zo was deze in 2017 met 86 procent voor de wederuitvoer het hoogste. De import die bestemd is voor wederuitvoer bestaat enerzijds uit de wederuitvoer-goederen zelf en anderzijds uit de invoer die wordt gebruikt in de productieprocessen van bedrijven die goederen wederuitvoeren alsook hun toeleveranciers. Denk daarbij aan de import van energie, verpakkingsmaterialen en computerlicenties. Voor de export van Nederlandse makelij was in 2017 48 procent import nodig, aanzienlijk minder dan voor de wederuitvoer. Wel nam dit aandeel toe sinds 2015. Het laagste was dit in 2017 voor export van diensten, namelijk 36 procent.
Wat opvalt is dat het aandeel van de invoer dat nodig is om de uitvoer te realiseren, in de periode 2015–2017 steeg. In 2015 was 64 procent van de totale invoer bestemd voor de productie van exportgoederen en -diensten. De overige 36 procent van de invoer was bestemd voor verbruik door bijvoorbeeld consumenten (geïmporteerde goederen die consumenten in de winkel kopen) of door bedrijven (denk aan machines die ingevoerd worden en ingezet worden in het productieproces). In 2017 was 68 procent van de totale invoer bestemd voor de productie van exportgoederen en -diensten, een stijging van 4 procentpunt ten opzichte van 2015. De verklaring hiervoor ligt in een sterke daling van de import ten behoeve van bedrijfsinvesteringen. Het aandeel daarvan in de totale import van goederen en diensten daalde. Er was dus minder invoer nodig voor de opbouw van de kapitaalgoederenvoorraad; deze daling zat met name bij de directe invoer voor de kapitaalvorming.
2.5Literatuur
Literatuur
CBS (2017). CBS Internationaliseringsmonitor 2017, tweede kwartaal: Internationale handel in diensten. Centraal Bureau voor de Statistiek: Heerlen/Den Haag/Bonaire.
CBS (2019a). Internationale handel; invoer en uitvoer van diensten naar land. Geraadpleegd op 15 mei 2019.
CBS (2019b). De arbeidsmarkt in cijfers: 2018. Centraal Bureau voor de Statistiek: Heerlen/Den Haag/Bonaire.
Hanson, G.H., Mataloni, R.J. & Slaughter, M.J. (2005). Vertical Production Networks in Multinational Firms. Review of Economics and Statistics, 87(4), 664–678.
Hummels, D., Ishii, J. & Yi, K. (2001). The Nature and Growth of Vertical Specialization in World Trade. Journal of International Economics, 54, 75–96.
Johnson.R.C. & Noguera, G. (2012). Proximity and Production Fragmentation. American Economic Review: Papers & Proceedings, 102(3), 407–411.
Timmer, M., Los, B., Stehrer, R., & Vries, G. J. D. (2012). Fragmentation, Incomes and Jobs. An analysis of European competitiveness. (GGDC Working Papers; Vol. GD–130). Groningen: GGDC.
Timmer, M.P., Erumban, A.A., Los, B., Stehrer, R. & Vries, G.J. de (2014). Slicing Up Global Value Chains. Journal of Economic Perspectives, 28(2), 99–118.
Noten
Deze reeks op basis van de Nationale Rekeningen na revisie 2015 is te kort om uitspraken te kunnen doen hoe stabiel dit cijfer over de tijd is. De cijfers voor 2018 zijn nog niet beschikbaar. De eerder gepubliceerde cijfers (CBS, 2017) zijn voor revisie van de Nationale Rekeningen.
Bij de bepaling van het arbeidsvolume in voltijdequivalenten (VTE’s) over een periode wordt zowel rekening gehouden met de begin- en einddatum van een baan als met de wekelijkse arbeidsduur. Omdat veel mensen in deeltijd werken, sommigen maar een deel van het jaar en sommigen meerdere banen hebben, is het aantal individuele banen hoger dan het aantal in VTE’s. Zo was in 2017 het aantal banen ruim 10 miljoen terwijl dit aantal in VTE’s iets meer dan 7 miljoen was, zie CBS (2019b).