De kern van brede welvaart

Foto omschrijving: Vrouw loopt langs een enorme hoeveelheid kartonnen dozen die langs de straat is gezet om opgehaald te worden.

Brede-welvaarttrends

Ook in 2021 beheerste het coronavirus ons leven, met allereerst grote gevolgen voor de volksgezondheid en de zorgsector. Bij 12 procent van de sterfgevallen in 2020 en bij 11 procent in 2021 was COVID-19 de doodsoorzaak. Al met al overleden in Nederland vanaf het begin van de pandemie in maart 2020 tot en met december 2021 bijna 40 duizend mensen aan COVID-19. In eerste instantie nam de overheid maatregelen om verspreiding van het virus tegen te gaan zodat de gezondheidszorg niet overbelast zou raken. Naarmate de pandemie voortduurde, kwam er meer oog voor de economische effecten van de maatregelen. Delen van het bedrijfsleven hadden het zwaar; denk aan de horeca, de kappers en de cultuursector. Maar waar non-food winkels het moeilijk hadden, zag de detailhandel in voedingsmiddelen de omzet juist fors toenemen. Bij fysieke winkels en webwinkels groeide vooral de omzet uit online-activiteiten.

De maatregelen om het virus te remmen beperkten het aantal contacten tussen mensen: mensen die nog konden werken werkten thuis, kinderen en studenten kregen onderwijs online, winkelen of uitgaan was er niet meer bij. Daardoor steeg het risico op toenemende kansenongelijkheid, eenzaamheid en psychische problemen. In de laatste maanden van 2021 kwam er meer aandacht voor sociaal-maatschappelijke ontwrichting als gevolg van de lockdownmaatregelen. Steeds nadrukkelijker klonk de roep om te komen tot een bewust afwegingskader, met ook meer oog voor de langere termijn. Een voorbeeld is het gezamenlijk advies van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving aan het Kabinetnoot1: stuur bij de bestrijding van de pandemie niet meer alleen op de medische gevolgen van corona maar luister beter naar burgers en weeg hun belangen meer mee.

Ook op de langere termijn staat de Nederlandse samenleving voor fundamentele keuzes waarin brede welvaart centraal staat. Deze keuzes worden met name in de SDG-agenda beschreven: fundamentele principes zoals het uitgangspunt van ‘leave no one behind’, de aandacht voor onze voetafdruk elders in de wereld en de vijf p’s (people, planet, peace, prosperity & partnerships) zijn allemaal zeer relevant voor onze kwaliteit van leven en de toekomstbestendigheid daarvan.

Koppeling van de SDG's aan enkele overkoepelende brede-welvaartthema's
Koppeling van de SDG's aan enkele overkoepelende brede-welvaartthema'sFiguur die Koppeling van de SDG's aan enkele overkoepelende brede-welvaartthema's laat zienBiosfeerBiosfeerMaatschappijMaatschappijEconomieEconomie
Koppeling van de SDG's aan enkele overkoepelende brede-welvaartthema'sFiguur die de koppeling van de SDG's aan enkele overkoepelende brede-welvaartthema's laat zienBiosfeerBiosfeerMaatschappijMaatschappijEconomieEconomie

De figuur laat kort en bondig zien voor welke opgave de samenleving staat. Allereerst is een goed functionerende economie nodig voor het dekken van de belangrijkste materiële behoeften zoals voedsel, kleding en een dak boven het hoofd. Maar de economische ontwikkeling heeft in veel gevallen de sociaal-maatschappelijke en de ecologische welvaart en duurzaamheid aangetast. De belangrijke opdracht van de SDG-agenda is dan ook om economische ontwikkeling in de maatschappij – het mag niet leiden tot scheefgroei of sociale uitsluiting – en in de biosfeer – het mag niet over vitale ecologische grenzen heen gaan – in te bedden. Alleen zo kan economische ontwikkeling voor duurzame materiële welvaart en waardig werk zorgen, en daarmee een goede kwaliteit van leven in brede zin mogelijk maken. Het gaat uitdrukkelijk om het opbouwen van brede welvaart waarvan alle maatschappelijke groepen kunnen profiteren, en waarbij planetaire grenzen worden gerespecteerd – er is immers maar één aarde. Van vitaal belang hierbij is SDG 17, gericht op internationale partnerschappen om mondiale samenwerking op ieder van de overige 16 SDG’s te stimuleren.

De SDG’s vormden destijds een belangrijke leidraad voor de verdere invulling van de monitoring van brede welvaart in Nederland door het CBS. De SDG-indicatoren zijn in de monitor volledig geïntegreerd in de beschrijving van brede welvaart. Zo worden alle gemeten indicatoren meer in hun onderlinge samenhang gepresenteerd, en wordt de SDG-agenda – voor Nederland een belangrijk beleidskader – uitdrukkelijk in de analyse van de brede welvaart betrokken. De SDG’s zijn in 2015 in VN-verband overeengekomen en de SDG-agenda wordt sindsdien door 193 landen uitgevoerd. We zijn inmiddels op de helft van de termijn waarbinnen de doelen gehaald moeten zijn (2030).

De Monitor Brede Welvaart & de SDG’s biedt met de brede-welvaarttrends ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’ een kwantitatieve basis om te bekijken waar we als samenleving staan, en voor welke keuzes we staan op het gebied van brede welvaart.

Brede welvaart ‘hier en nu’

Brede welvaart ‘hier en nu’ wordt beschreven aan de hand van acht thema’s. Voor ieder thema geeft een dashboard de ontwikkeling van de middellangetermijntrend (2014–2021) en de positie van Nederland in de EU. We bespreken vooral de indicatoren in het dashboard met een groene (vergroting van de brede welvaart) of rode (afname van de brede welvaart) pijl, en plaatsen de ontwikkelingen in de bredere context van indicatoren uit de SDG-agenda.

Kleurcodes en noten bij de dashboards in de Monitor Brede Welvaart

De monitor gebruikt kleuren om de resultaten van verschillende indicatoren vergelijkbaar te maken. Voor iedere indicator wordt gekeken naar (de richting van) de middellangetermijntrend in Nederland (2014–2021) en naar de positie van Nederland in de EU-27 in het meest recente jaar met voldoende observaties.

Voor trends en voor de meest recente jaarlijkse mutaties is de betekenis van kleuren: Voor posities is de betekenis van kleuren:
GROEN GROEN
De indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging van de brede welvaart. Nederland staat in het bovenste kwartiel van de EU-ranglijst.
GRIJS GRIJS
De indicator stijgt of daalt niet significant. Nederland staat in het midden van de EU-ranglijst.
ROOD ROOD
De indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart. Nederland staat in het onderste kwartiel van de EU-ranglijst.

Bij het bepalen van de kleurcodes is alleen gekeken naar de eerste-orde-effecten. Zo is een stijging van de individuele consumptie in de eerste orde goed voor de consument. In de tweede orde kan hogere consumptie echter gepaard gaan met bijvoorbeeld milieuvervuiling, overgewicht, waterverbruik of CO2‑uitstoot in andere landen.

De kleurcode geeft het signaal er iets aan de hand is met het fenomeen dat de indicator beschrijft. Wanneer Nederland voor een indicator bijvoorbeeld een trend heeft die zich beweegt in de richting van een daling van de brede welvaart en binnen Europa een positie in het laagste kwartiel heeft, dan wordt dit in de monitor als een ‘rode’ trend en een ‘rode’ positie aangegeven. Voor een volledig groene indicator geldt: daar gaat blijkbaar iets goed.

De kleuraanduidingen hebben slechts een signaalfunctie en zijn nadrukkelijk geen normatieve duidingen. De monitor geeft aan hoe Nederland er voorstaat op uiteenlopende aspecten van brede welvaart, en toont hierbij de afruilen waar we als samenleving voor staan. Het is aan politiek en beleid om afwegingen te maken en beleidsconclusies te trekken. Voor sommige indicatoren zijn speciaal voor de monitor voorlopige ramingen gemaakt voor 2021; deze kunnen op een later moment nog worden bijgesteld.

Betekenis van noten in de dashboards:

  1. Het CBS heeft voor de Monitor Brede Welvaart een jaarcijfer voor het meest recente jaar geraamd om het politieke debat te faciliteren. Dit is een voorlopige eerste berekening.
  2. Bij deze indicator zijn binnen de periode 2014–2021 niet genoeg data beschikbaar om een trend te kunnen berekenen.
  3. De datakwaliteit is onvoldoende voor een trendbepaling.
  4. Eerste voorlopige uitkomsten uit de Natuurlijk Kapitaalrekeningen (NKR).
Brede welvaart 'hier en nu'

Subjectief welzijn

83,6%
2e
48,0%
3e

Materiële welvaart

€ 28 600
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
5e
€ 25 754
5e

Gezondheid

65,4
11e
65,1
18e
50,8%
5e

Arbeid en vrije tijd

1,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
2e
70,4%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
1e
35,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
9e
76,1%
6e
1,36
79,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
7e

Wonen

85,5%
15e
85,6%
8e

Samenleving

70,8%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
2e
1,53
2e
66,9%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3e
66,3%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3e
43,3%
38,9%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
1e

Veiligheid

2,0%
17,1%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
14e

Milieu

20,7%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
72,7%
17e
71,4%
10,4
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
8e
15,9%
18e

Subjectief welzijn: na 2019 minder tevreden met het leven, tevredenheid wel hoog binnen EU

In 2021 gaf 83,6 procent van de bevolking het leven een rapportcijfer van 7 of hoger, het laagste sinds het CBS deze meting startte in 1997. In 2020 was dit nog 84,8 procent. De tevredenheid was daarmee in de beide ‘coronajaren’ duidelijk minder groot dan in 2019 (87,3 procent), al stijgt of daalt de trend niet significant. De tevredenheid met het leven verschilt wel tussen groepen in de bevolking. In een meer onzekere wereld, met verdere globalisering, grootschalig gebruik van technologie en voortgaande flexibilisering van de economie, kunnen mensen het gevoel krijgen geen controle meer te hebben over hun leven. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft bijna de helft van de bevolking het gevoel veel regie over hun eigen leven te hebben. Nederland heeft bij beide indicatoren voor subjectief welzijn een hoge positie binnen de EU.

Materiële welvaart: voorspoedige ontwikkeling bbp, koopkracht huishoudens blijft wat achter

Vanaf 1995 heeft de economie zich in de meeste jaren krachtig ontwikkeld, wel is de koopkracht van de huishoudens in deze periode achtergebleven bij de stijging van het bbp per hoofd van de bevolking.noot2 De index van het bbp per hoofd lag alleen tijdens de zware economische krimp van 2020 even onder de index van de koopkracht. Per saldo was het volume van het bbp per capita net voor het uitbreken van de coronacrisis 44 procent groter dan in 1995 en steeg de koopkracht van huishoudens in deze periode met 38 procent.

De economie verkeerde in 2020 dus in zwaar weer: het volume van het bbp per hoofd van de bevolking daalde met 4,3 procent en de individuele consumptie per inwoner kromp met 5,5 procent. 2021 was een jaar van economisch herstel. Uit de eerste raming van de economische groei in 2021 (de raming die voor deze monitor gebruikt is), blijkt dat een groei van 4,2 procent de krimp van het bbp per inwoner vrijwel goedmaakte: het volume lag nog maar 0,3 procent onder het niveau van 2019. Het volume van de individuele consumptie per inwoner lag in 2021 volgens een eerste raming nog 2,1 procent onder het niveau van 2019. Huishoudens besteedden vooral minder aan recreatie en cultuur, bij de horeca, en aan vervoer en communicatie dan voor de corona-uitbraak. Zowel bij individuele consumptie als bij mediaan besteedbaar inkomen van huishoudens behoort Nederland bij de kopgroep van de EU.

Met de motor achter de economie gaat het goed, zo blijkt uit indicatoren op het gebied van kapitaal en productiviteit in de dashboards van SDG 8 (Waardig werk en economische groei: economie en productiefactoren) en SDG 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid). De trends in deze twee dashboards wijzen op toenemende of stabiele welvaart.

Een belangrijke opgave waar de samenleving voor staat is de maatschappelijke inbedding van de economische groei. Vanuit het perspectief van brede welvaart en de SDG-agenda mag economische ontwikkeling namelijk niet leiden tot scheefgroei, kansenongelijkheid of sociale uitsluiting. Nauw verwant met het thema materiële welvaart ‘hier en nu’ en het ‘leave no one behind’-principe uit de SDG-agenda zijn dan ook de doelen van SDG 1 (Geen armoede) en SDG 10 (Ongelijkheid verminderen). Het dashboard van SDG 1 laat zien dat, behalve het mediaan besteedbaar inkomen, ook het gemiddeld besteedbaar inkomen en het mediaan vermogen van huishoudens een stijgende trend hebben. Het percentage van de bevolking dat zich zorgen maakt over de financiële toekomst neemt trendmatig af, al betreft dit nog altijd 22,5 procent. Deze ontwikkelingen duiden op een toename van de brede welvaart. De almaar stijgende waarde van koopwoningen is een belangrijke motor achter de vermogensgroei. Daarbij past wel de kanttekening dat niet iedere vorm van vermogen direct door de huishoudens is aan te spreken in moeilijke tijden.

Een andere positieve ontwikkeling bij SDG 1 is de afnemende trend bij het armoederisico van minderjarigen (het percentage minderjarigen dat deel uitmaakt van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens). Het dashboard van SDG 10 (Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid) laat zien dat de langjarige trend bij inkomensongelijkheid en bij relatieve armoede in Nederland over de afgelopen trendperiode (2014–2021) stabiel is. Bij de inkomensratio tussen de hoogste en laagste 20 procent en de Gini-coëfficiënt inkomensongelijkheid zakte Nederland wel naar de 11e plaats op de EU-ranglijst. De inkomensongelijkheid werd recentelijk groter doordat directeuren-grootaandeelhouders profiteerden van gunstige fiscale maatregelen.noot3 Gunstig vanuit het perspectief van brede welvaart zijn bij SDG 10 de dalende trends bij de kwetsbare groep huishoudens met zowel een laag inkomen als weinig vermogen (5,4 procent van de huishoudens in 2020), en bij het armoederisico van zzp-ers (5,9 procent van de zzp-ers in 2020). De trendmatige ontwikkeling kan vanuit een welvaartsperspectief positief zijn, maar dit laat onverlet dat het absolute niveau problematisch kan zijn.

Maatschappelijke ongelijkheid wordt natuurlijk door meer bepaald dan alleen de verdeling van inkomen en vermogen. Aspecten van maatschappelijke ongelijkheid en verdeling zijn daarom, behalve bij het thema materiële welvaart, ook relevant bij het thema Samenleving onder brede welvaart ‘hier en nu’.

Gezondheid: grote meerderheid voelt zich goed; psychisch welbevinden neemt af

De gezonde levensverwachting van zowel mannen als vrouwen vertoont een stabiele trend. Bij overgewicht is dit inmiddels ook het geval. Daar is de voorheen stijgende trend nu neutraal. Het overgewicht valt in Nederland mee vergeleken met andere EU-landen, getuige de relatief hoge positie op de Europese ranglijst.

De cijfers voor SDG 3 (Goede gezondheid en welzijn) laten zien dat Nederland een gezondere leefstijl heeft dan veel andere EU-landen. Nederland heeft een vijfde plek met het relatief lage percentage rokers en een vierde positie vanwege het relatief bescheiden alcoholgebruik in 2019. Het percentage rokers is niet alleen laag vergeleken met andere EU-landen, het daalt ook trendmatig.

Nederlanders vinden doorgaans dat ze gezond zijn. Van 2019 op 2020 nam het percentage van de bevolking dat de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ omschreef met 2,8 procentpunt toe, naar 81,5 procent. In 2021 nam dit weer wat af, maar het percentage bleef hoog (80,5 procent). Een deel van de bevolking (4,3 procent) kampt als gevolg van gezondheidsproblemen met ernstige beperkingen bij het dagelijks functioneren, maar dat aandeel is vergeleken met andere EU-landen relatief laag. Niet alleen de fysieke, ook de psychische gesteldheid is belangrijk voor brede welvaart. De psychisch gezonde bevolking loopt al langere tijd terug (rode trend). In het tweede coronajaar, 2021, zette de daling versterkt door. Het deel van de bevolking dat gezien wordt als psychisch gezond daalde naar 84,9 procent, dat is 3,2 procentpunt minder dan in 2020.

De kwaliteit van het zorgstelsel wordt onder meer afgemeten aan het aantal gewerkte uren in de zorg per inwoner. Dit waren er in 2021 gemiddeld 104,9 en de trend is stijgend (groen). Bij de vaccinatiegraad voor mazelen is de trend omgeslagen van dalend naar neutraal. Dit is op zich gunstig vanuit het oogpunt van brede welvaart, maar Nederland zit in de EU wel in de staartgroep met zijn lage BMR-vaccinatiegraad van 93,6 procent bij kinderen van twee jaar. De gemiddelde verpleegduur van klinische opnamen bleef in 2020, het eerste coronajaar, beperkt tot 5,3 dagen; dit is de kortste van de EU. In 2020 was in ongeveer een derde van de gevallen de wachttijd voor specialistische zorg langer dan de Treeknorm (de maatschappelijk aanvaardbare wachttijd voor het leveren van spoedeisende hulp).

Arbeid en vrije tijd: meer mensen werken; psychische vermoeidheid door werk neemt toe

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking (de nettoarbeidsparticipatie) steeg in 2021 naar 70,4 procent. De toename volgt op een lichte afname in 2020, maar de trend blijft stijgend. De werkloosheid is historisch laag: 4,2 procent in 2021. Na een aanvankelijke stijging aan het begin van de coronacrisis, is de werkloosheid vanaf oktober 2020 vrijwel onafgebroken gedaald. De langdurige werkloosheid – het percentage van de beroepsbevolking langer dan één jaar werkloos – was in 2021 1,0 procent. Ook hier is de trend dalend. Binnen de EU steekt Nederland met deze cijfers gunstig af.

Naast de beschikbaarheid van werk zijn ook de ervaren balans tussen arbeid en vrije tijd en de tevredenheid met verschillende aspecten van werk belangrijke pijlers onder brede welvaart ‘hier en nu’. De tevredenheid met het werk is in Nederland groot: vier van de vijf werknemers waren in 2021 zeer tevreden. Ook vergeleken met werknemers in andere EU-landen zijn Nederlandse werknemers content. Het dashboard van SDG 8 (Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd) bevat meer indicatoren over de perceptie van werknemers. Hier valt op dat 9,1 procent van de werknemers vindt dat werk en privé niet in balans zijn. Volgens een meting uit 2016 is dit percentage nergens in de EU zo laag. De zorgen bij werknemers over het behoud van hun baan nemen gestaag af, mede onder invloed van de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de lage werkloosheid. De enige ongunstige middellangetermijntrend bij SDG 8 betreft psychische vermoeidheid door werk. Het percentage van de werknemers dat psychisch vermoeid is door werk steeg van 14,4 in 2014 (het eerste jaar van de meting) naar 17,3 in 2021.

Informatie over tijdsbesteding is ook belangrijk voor brede welvaart ‘hier en nu’: er is immers een afruil tussen economische activiteit (werk) en vrije tijd. De tevredenheid met de vrije tijd is in het eerste coronajaar aanzienlijk toegenomen: van 74,2 procent in 2019 naar 76,4 procent in 2020. In 2021 zakte het weer iets, naar 76,1 procent. De contactbeperkende maatregelen tijdens de pandemie remden de mobiliteit sterk af en het tijdverlies door files – wat mensen vervelend vinden – daalde volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in 2020 met 67 procent. De tevredenheid met de woon-werkreistijd nam tijdens de coronapandemie aanzienlijk toe. Grote groepen mensen werkten thuis, en voor anderen was het veel minder druk op de weg en in het openbaar vervoer. In vergelijking met andere EU-landen gebruiken weinig mensen in Nederland openbaar vervoer in verhouding tot de auto. Meer indicatoren over bereikbaarheid zijn opgenomen in het dashboard bij SDG 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur: mobiliteit).

Goed onderwijs is cruciaal voor de brede welvaart, zowel in economische (als component van menselijk kapitaal) als in maatschappelijke zin (goed onderwijs maakt dat mensen in hun leven en in de samenleving beter hun weg kunnen vinden). Nederlanders zijn relatief hooggeschoold. Het aandeel van de hoogopgeleide bevolking is toegenomen van 29,3 procent van de bevolking van 15–74 jaar in 2014, het begin van de trendperiode, tot 35,5 procent in 2021. We meten de bijdrage van onderwijs aan de brede welvaart hier weliswaar als de relatieve omvang van de hoogopgeleide bevolking, maar dat betekent niet dat andere vormen van opleiding, zoals beroepsopleidingen en vakmanschap, niet van belang zijn. Wel is duidelijk dat hoogopgeleide mensen over het algemeen een hogere welvaart bereiken op veel maatschappelijke terreinen, zie ook het hoofdstuk over de verdeling van de brede welvaart. Het dashboard van SDG 4 (Kwaliteitsonderwijs) laat in aanvulling hierop zien dat de deelname aan voorschoolse educatie in Nederland hoog is (97,2 procent), dat het percentage voortijdige schoolverlaters daalt, en dat een op de vijf Nederlanders van 25–64 jaar onderwijs volgde in de vier weken voorafgaand aan de enquête. In de EU zit Nederland hiermee in de kopgroep. Opvallend is verder de verbetering van de tevredenheid met de opleidingskansen: 84,8 procent van de bevolking was tevreden met de opleidingskansen, 2,1 procentpunt meer dan in 2020. Mogelijk speelt de krapte op de arbeidsmarkt hierbij ook een rol en bieden werkgevers hun personeel ruimere mogelijkheden tot scholing.

Wonen: meeste mensen tevreden met woning; huren en huizenprijzen blijven stijgen

Ruim 85 procent van de inwoners heeft een woning zonder grote gebreken, en 85,6 procent is (zeer) tevreden over hun woning. De trends zijn neutraal en Nederland heeft een middenpositie in de EU. De tevredenheid met de woning was in 2021 wel minder dan in 2020 (–1,9 procentpunt).

De woningvoorraad nam in 2021 met 0,9 procent toe tot ruim acht miljoen woningen. Het aantal beschikbare woningen per duizend inwoners kwam uit op 457, en heeft een stijgende trend. Dit wijst op een toename van de brede welvaart. Toch is de woningmarkt gespannen, want de beschikbare woningvoorraad voorziet niet in de totale behoefte. De cijfers voor SDG 11 (Duurzame steden en gemeenschappen: wonen) laten zien dat een toenemend deel van de bevolking te klein behuisd is, ook al is dit probleem vergeleken met andere EU-landen niet heel groot, getuige de derde positie van Nederland op de EU-ranglijst. De ratio tussen de mediane verkoopprijs en de mediane vraagprijs van koopwoningen stijgt trendmatig en kwam in 2021 voor het eerst boven de 1 uit (1,06). Dit is een duidelijke indicatie van de huidige krapte op de woningmarkt: huizen worden verkocht voor meer dan de vraagprijs. Het aantal verkochte koopwoningen daalde in 2021 naar ruim 226 duizend, 4 procent minder dan een jaar eerder.

Ook andere indicatoren over de betaalbaarheid van woningen duiden op afnemende brede welvaart: de werkelijke woninghuur en de prijsindex uitgaven voor aanschaf en bezit van koopwoningen stijgen trendmatig. Koophuizen worden steeds duurder. De prijsindex van bestaande koopwoningen bereikte in 2021 het hoogste niveau sinds de start van de meting in 1995: een koophuis was gemiddeld 15,2 procent duurder dan een jaar eerder en daarmee was de prijsstijging bijna twee keer zo groot als in 2020. Ter vergelijking: in 2021 was het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens 2,6 procent hoger dan een jaar eerder. Hieraan droegen vooral gestegen cao-lonen voor werknemers en de groei van het aantal banen en werkenden bij. 

Tegenover bovenstaande verslechteringen van de betaalbaarheid, staan gunstige ontwikkelingen bij de totale woonquote (de uitgaven aan huur- en koopwoningen als percentage van het besteedbaar inkomen) en de ervaren woonlasten. De woonquote daalt trendmatig, maar is naar Europese maatstaven wel hoog. De ontwikkeling van de ervaren woonlasten heeft eveneens een dalende trend. Deze kosten worden kennelijk in mindere mate beschouwd als problematisch. Nederland is hier zelfs koploper in de EU.

Voor wat betreft de kwaliteit van de woonomgeving laten de cijfers voor SDG 11 (Duurzame steden en gemeenschappen: leefomgeving) zien dat Nederlanders vergeleken met inwoners van andere EU-landen veel geluidsoverlast van buren en verkeer ervaren. De leefruimte wordt kleiner. Ook de 83 voor de stad kenmerkende inheemse broedvogelsoorten hebben het moeilijk. Toch ontwikkelen ook veel indicatoren in dit dashboard zich in de richting van meer brede welvaart: veel trends kleuren groen.

Samenleving: hoog en stijgend vertrouwen; minder sociale contacten

Bij dit thema valt op dat Nederland bij veel indicatoren in de kopgroep van de EU staat. De trends geven daarentegen een gemengder beeld. Het dashboard geeft allereerst informatie over hoe we meedoen in de samenleving. Zowel bij het contact met familie, vrienden en buren als de omvang van het vrijwilligerswerk, is voor de periode 2014–2021 sprake van een dalende, rode, trend. Er is een spanningsveld tussen werk en zaken waaraan de ‘vrije’ tijd besteed wordt. In 2020 gaf 7,6 procent van de werknemers aan familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen door werk, en/of werkzaamheden te missen of verwaarlozen door familie- en gezinsverantwoordelijkheden (SDG 8 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd). Dit was opvallend minder dan in de jaren voorafgaand aan de coronapandemie. In 2021 steeg het percentage weer, naar 9,1, maar het bleef lager dan voor de uitbraak van corona (9,7 procent in 2019).

Het idee heerst dat grotere sociale participatie leidt tot meer vertrouwen van mensen in elkaar en in belangrijke instituties, waaronder de overheid. Zowel bij het vertrouwen van mensen in elkaar als bij het vertrouwen dat ze in instituties hebben, stijgt de langjarige trend. Het vertrouwen in instituties kende in het eerste coronajaar, 2020, een aanzienlijke toename (6,4 procentpunt). In 2021 nam het weer met 2,6 procent punt af, maar al met al was het met 66,9 procent nog duidelijk hoger dan in 2019. Het vertrouwen van mensen in elkaar nam in beide coronajaren flink toe en lag in 2021 4,5 procentpunt hoger dan in 2019.

Brede welvaart en de SDG-agenda hebben veel oog voor het voorkomen van scheefgroei, sociale uitsluiting en kansenongelijkheid. Een aanzienlijk deel van de bevolking voelt zich financieel kwetsbaar: bijna een kwart maakt zich veel zorgen over de financiële toekomst (22,5 procent in 2021); hoewel de trend dalend is. Een derde van de werknemers heeft een tijdelijk arbeidscontract óf een contract voor een flexibel aantal uren per week; zij zijn flexwerker. Nederland staat met dit hoge aandeel in de Europese achterhoede. De werkloosheid is momenteel overigens historisch laag, een steeds kleiner deel van de werknemers maakt zich dan ook zorgen over het behoud van zijn of haar baan.

Het totaalbeeld gaat niet op voor alle groepen. Verdeling van brede welvaart naar bevolkingsgroepen laat zien welke groepen boven of onder het landelijk gemiddelde uitkomen. Wat verschillen naar geslacht betreft, laat SDG 5 (Gendergelijkheid) verder zien dat veel indicatoren een gunstige trend vertonen: de brede welvaart neemt over een breed front toe. De beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden kleiner, het aandeel hoogopgeleide vrouwen stijgt, net als de arbeidsparticipatie van vrouwen en het percentage vrouwen dat economisch zelfstandig is. In het hoger onderwijs is meer dan de helft van de studenten vrouw (52,4 in 2020). Maar er zijn nog altijd grote verschillen in de positie van mannen en vrouwen. Het verschil wordt kleiner – onder meer omdat vrouwelijke werknemers steeds hoger opgeleid zijn – maar het uurloon van vrouwen was ook in 2021 nog 13,2 procent lager dan dat van mannen. Dit is voor een deel toe te schrijven aan verschillen in leeftijd, deeltijdwerken, beroepsniveau en leidinggeven. Kijken we naar economisch zelfstandigheid – een nettojaarinkomen uit arbeid en/of eigen onderneming van ten minste 70 procent van het wettelijke nettominimumloon – dan was 64,3 procent van de vrouwen economisch zelfstandig in 2020, vergeleken met 80,2 procent van de mannen. De nettoarbeidsparticipatie neemt zowel bij de mannen als bij vrouwen toe, maar deze lag in 2021 bij mannen nog bijna 8 procentpunt hoger dan bij vrouwen. Ook zijn vrouwen nog ver weg van evenredige vertegenwoordiging: zo bezetten zij in 2020 een kwart van de managementfuncties en een derde van de parlementaire zetels.

Milieu: meer natuur; meer milieuoverlast

Om te meten hoe mensen de milieukwaliteit ‘hier en nu’ beleven, kijken we naar de beschikbare hoeveelheid en kwaliteit van natuur en groen-blauwe ruimte, en naar de kwaliteit van lucht, water en bodem in het algemeen.

Het beeld dat naar voren komt uit de vijf indicatoren is tamelijk positief. De hoeveelheid landnatuur beheerd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) neemt trendmatig toe, in lijn met de afspraak van de provincies om eind 2027 80 duizend hectare nieuwe natuur ingericht te hebben. In totaal is 44 duizend hectare nieuwe landnatuur ingericht. Voor minder dan de helft van de resterende 36 duizend hectare zijn echter de processen voor verwerving en inrichting gestart.

Uitstoot van fijnstof en stikstofdepositie leggen een druk op de natuur en zijn van invloed op ons welbevinden. De hoeveelheden fijnste fijnstof in steden dalen verder, ook bij deze indicator kleurt de trend groen. De zwemwaterkwaliteit van binnenwateren is goed: bijna driekwart heeft de kwalificatie ‘uitstekend’. Een op de zes Nederlanders ervaart problemen met vuil en verontreiniging of andere milieuproblemen in de naaste omgeving. De trend is neutraal, maar met 15,9 was het percentage dat overlast ondervond in 2021 wel duidelijk hoger dan de 14,3 procent in 2020. Ruim 71 procent van de landnatuur kampte in 2018 met overschrijding van de stikstofgrens. Ook hier is de trend neutraal, maar dit hoge percentage is wel een punt van zorg. RIVM en WUR brengen naar verwachting medio 2022 nieuwe cijfers uit over stikstofdepositie in natuurgebieden.

Bij dit toch vrij positieve beeld over de trends bij thema milieu in het ‘hier en nu’ past de kanttekening dat het beeld vanuit het ‘later’ perspectief van brede welvaart minder florissant is. Met name de diverse biodiversiteitsindicatoren in het dashboard van SDG 15 (Leven op het land) en het thema Natuurlijk kapitaal bij brede welvaart ‘later’ wijzen nadrukkelijk op een afname van de brede welvaart.

Meest opvallende recente jaarlijkse mutaties en trendomslagen bij de brede welvaart ‘hier en nu’
Thema en indicator Mutatie t.o.v. jaar eerder Richting Trendomslag Richting
BREDE WELVAART HIER EN NU
MATERIËLE WELVAART
Mediaan besteedbaar inkomen Groen: 2,3% stijging brede welvaart
Werkelijke individuele consumptie Groen: 3,6% stijging brede welvaart
GEZONDHEID
Overgewicht rood naar grijs verbetering
ARBEID EN VRIJE TIJD
Tevredenheid met werk (werknemers) grijs naar groen verbetering
WONEN
Tevredenheid met de woning Rood: –1,9%pt daling brede welvaart
SAMENLEVING
Inspraak en verantwoordingsplicht rood naar grijs verbetering
Vertrouwen in instituties Rood: –2,6%pt daling brede welvaart
Vertrouwen in mensen Groen: +3,3%pt stijging brede welvaart
Ontwikkeling normen en waarden groen naar grijs verslechtering
Vrijwilligerswerk Rood: –4,9%pt daling brede welvaart
VEILIGHEID
Vaak onveilig voelen in de buurt groen naar grijs verslechtering
Slachtofferschap van misdaad Groen: –1,9%pt stijging brede welvaart
MILIEU
Milieuproblemen Rood: +1,6%pt daling brede welvaart

Bron:CBS

Verdeling van de brede welvaart ‘hier en nu’ over bevolkingsgroepen

De brede welvaart ‘hier en nu’ ontwikkelt zich vrij positief in Nederland. De trends zijn over het algemeen stabiel of laten zelfs een stijgende welvaart zien, en Nederland neemt voor veel van de indicatoren een hoge positie op de EU-ranglijst in. Achter deze algemene, nationale cijfers kunnen echter belangrijke verschillen schuilgaan.

Om daar inzicht in te krijgen is gekeken naar de verdeling van de welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. Uit die analyse blijkt dat de brede welvaart in Nederland niet gelijk verdeeld is: vooral naar migratieachtergrond en onderwijsniveau zijn er veel verschillen. Laagopgeleiden en mensen met een migratieachtergrond, zowel westers als niet-westers, hebben een lagere brede welvaart; hoogopgeleiden en mensen zonder migratieachtergrond juist een hogere.

Op individueel niveau is te zien dat gunstige en ongunstige uitkomsten in dit opzicht zich soms stapelen bij dezelfde personen. Ongunstige uitkomsten stapelen zich daarbij vaak op bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, bij laagopgeleiden en bij 65–74‑jarigen. Positieve uitkomsten stapelen zich het vaakst op bij mensen met een hoog onderwijsniveau en bij mensen in de leeftijd van 45–64 jaar.

Ten opzichte van 2019 is de verdeling van de brede welvaart in grote lijnen niet veranderd. Wel zijn jongere leeftijdsgroepen, maar ook de 75‑plussers en hoogopgeleiden er relatief iets op achteruitgegaan.

Indicatoren: situatie in 2021

Op basis van 13 geselecteerde indicatoren zien we dat brede welvaart sterk samenhangt met migratieachtergrond en onderwijsniveau, en in mindere mate met verschillen naar leeftijd en geslacht.

  • Geslacht: de brede welvaart verschilt maar bij enkele indicatoren naar geslacht. Bij de meeste indicatoren is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Bij drie indicatoren is de situatie bij mannen gunstiger dan bij vrouwen, bij één indicator is dat andersom.
  • Leeftijd: ten opzichte van het gemiddelde doen leeftijdsgroepen van 45–74 jaar het relatief vaak goed. Bij de jongere leeftijdsgroepen tot 35 jaar zijn er juist relatief veel ongunstige uitkomsten.
  • Onderwijsniveau: er zijn grote verschillen naar onderwijsniveau. Bij laag en middelbaar opgeleiden zien we maar weinig positieve uitkomsten. Laagopgeleiden hebben juist vaak (negen keer) een ongunstige uitkomst. Hoogopgeleiden komen bij tien van de dertien indicatoren bovengemiddeld uit.
  • Migratieachtergrond: de grootste verschillen in brede welvaart zijn zichtbaar als we kijken naar verschillende herkomstgroepen. De groep met een niet-westerse migratieachtergrond ligt op alle dertien indicatoren onder het gemiddelde. Ook bij de groep met een westerse migratieachtergrond is het beeld minder goed, met acht indicatoren beneden het gemiddelde en geen enkele bovengemiddeld. De groep zonder migratieachtergrond heeft daarentegen twaalf keer een positieve score op een indicator.

Indicatoren: veranderingen tussen 2019 en 2021

Voor de gehele bevolking zijn er ontwikkelingen voor de 13 indicatoren ten opzichte van 2019. Voor elke indicator is voor elke bevolkingsgroep gekeken of de ontwikkeling van die groep gunstiger of ongunstiger was dan de gemiddelde ontwikkeling voor de gehele bevolking. Meestal was dit niet het geval, maar enkele keren was er wel spraken van afwijkende ontwikkelingen:

  • Geslacht: voor mannen en vrouwen waren er geen afwijkende ontwikkelingen
  • Leeftijd: bij de leeftijdsgroepen tot 35 jaar was de ontwikkeling een aantal keren relatief ongunstig. Bij de leeftijdsgroepen van 35–74 jaar waren zowel enkele relatief gunstige als enkele relatief ongunstige ontwikkelingen. Bij de groep vanaf 75 jaar hadden relatief ongunstige ontwikkelingen (drie) de overhand, er was één gunstige ontwikkeling.
  • Onderwijsniveau: voor elk van de onderwijsniveaus was het aantal relatief gunstige en relatief ongunstige ontwikkelingen, naast alle keren dat er geen sprake was van afwijkende ontwikkelingen, ongeveer in evenwicht.
  • Migratieachtergrond: bij de groep met een niet-westerse migratieachtergrond waren er twee relatief ongunstige ontwikkelingen tegen geen enkele relatief positieve ontwikkeling. De positie van deze groep, die qua brede welvaart toch al slecht was, is dus nog verder achteruitgegaan sinds 2019.

Indicatoren: overzicht

Onderstaand figuur geeft in één beeld een overzicht van de verdeling van de brede welvaart in 2021 (2020 voor inkomen en vermogen) en de relatieve ontwikkelingen sinds 2019. De bolletjes geven per indicator aan waar een bevolkingsgroep een significant een hogere (groen) of lagere (rood) welvaart heeft dan het landelijk gemiddelde. Een grijs bolletje betekent dat er geen afwijking is ten opzichte van het gemiddelde. De ruitjes geven aan of het cijfer van een bevolkingsgroep zich sinds 2019 bij een indicator gunstiger (groen) of ongunstiger (rood) heeft ontwikkeld dan het nationale gemiddelde.

Verdeling van brede welvaart in meest recente jaar en relatieve ontwikkeling sinds 2019
De bolletjes geven per indicatoren aan waar bevolkingsgroepen een significant hogere (groen) of lagere (rood) welvaart hebben dan het landelijke gemiddelde (grijs). De ruitjes geven aan of het cijfer van een bevolkingsgroep zich sinds 2019 bij een indicator gunstiger (groen) of ongunstiger (rood) heeft ontwikkeld dan het nationale gemiddelde.
Gesorteerd op kleur
Gesorteerd op indicator
LegendaMeest recente jaarRelatieve ontwikkeling sinds 2019

Geslacht

Mannen, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Tevredenheid met werk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Tevredenheid met vrije tijd: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Vrijwilligerswerk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Vertrouwen in instituties: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Ervaren gezondheid: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Vertrouwen in mensen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Mannen, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: onvoldoende data(kwaliteit) in 2020, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Mannen, Vermogen: onvoldoende data(kwaliteit) in 2020, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Vrouwen, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Nettoarbeidsparticipatie: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Vertrouwen in mensen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Tevredenheid met werk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Tevredenheid met vrije tijd: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Vrijwilligerswerk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Vertrouwen in instituties: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Vrouwen, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: onvoldoende data(kwaliteit) in 2020, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Vrouwen, Vermogen: onvoldoende data(kwaliteit) in 2020, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.

Leeftijd

Jonger dan 25, Tevredenheid met het leven: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Tevredenheid met de woning: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Tevredenheid met werk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Vrijwilligerswerk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Vertrouwen in mensen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Ervaren gezondheid: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Vertrouwen in instituties: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Jonger dan 25, Last van milieuproblemen in woonomgeving: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Tevredenheid met werk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
25 tot 35, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Tevredenheid met de woning: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Vrijwilligerswerk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Vertrouwen in instituties: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
25 tot 35, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
25 tot 35, Ervaren gezondheid: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
25 tot 35, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
25 tot 35, Vertrouwen in mensen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
35 tot 45, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Tevredenheid met de woning: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Ervaren gezondheid: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Tevredenheid met werk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Vertrouwen in instituties: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
35 tot 45, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
35 tot 45, Vrijwilligerswerk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
35 tot 45, Vertrouwen in mensen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
45 tot 55, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Vertrouwen in mensen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
45 tot 55, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
45 tot 55, Tevredenheid met werk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Vrijwilligerswerk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
45 tot 55, Vertrouwen in instituties: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
55 tot 65, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Last van milieuproblemen in woonomgeving: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Tevredenheid met vrije tijd: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Vrijwilligerswerk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Vertrouwen in mensen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Tevredenheid met het leven: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
55 tot 65, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
55 tot 65, Tevredenheid met werk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
55 tot 65, Tevredenheid met de woning: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
55 tot 65, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Nettoarbeidsparticipatie: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
65 tot 75, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Last van milieuproblemen in woonomgeving: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Vertrouwen in mensen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Tevredenheid met het leven: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
65 tot 75, Tevredenheid met werk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
65 tot 75, Tevredenheid met vrije tijd: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Tevredenheid met de woning: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Vrijwilligerswerk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
65 tot 75, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
75 en ouder, Vrijwilligerswerk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Vertrouwen in mensen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
75 en ouder, Tevredenheid met vrije tijd: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
75 en ouder, Tevredenheid met de woning: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
75 en ouder, Last van milieuproblemen in woonomgeving: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
75 en ouder, Nettoarbeidsparticipatie: onvoldoende data(kwaliteit) in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
75 en ouder, Tevredenheid met werk: onvoldoende data(kwaliteit) in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.

Onderwijsniveau

Laag, Tevredenheid met het leven: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Laag, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Laag, Nettoarbeidsparticipatie: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Laag, Tevredenheid met werk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Vrijwilligerswerk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Vertrouwen in mensen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Laag, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Last van milieuproblemen in woonomgeving: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Tevredenheid met vrije tijd: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Laag, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Middelbaar, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Tevredenheid met werk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Vertrouwen in mensen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Last van milieuproblemen in woonomgeving: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Ervaren gezondheid: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Tevredenheid met vrije tijd: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Vrijwilligerswerk: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Middelbaar, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Middelbaar, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Tevredenheid met de woning: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Tevredenheid met het leven: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Ervaren gezondheid: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Tevredenheid met werk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Vrijwilligerswerk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Vertrouwen in mensen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Hoog, Vertrouwen in instituties: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Hoog, Last van milieuproblemen in woonomgeving: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.

Migratieachtergrond

Nederlands, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Tevredenheid met het leven: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Vermogen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Nederlands, Ervaren gezondheid: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Nettoarbeidsparticipatie: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Nederlands, Tevredenheid met werk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Nederlands, Tevredenheid met vrije tijd: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Tevredenheid met de woning: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Vrijwilligerswerk: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Vertrouwen in mensen: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Vertrouwen in instituties: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Slachtofferschap van criminaliteit: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Nederlands, Last van milieuproblemen in woonomgeving: hogere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Westers, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Westers, Nettoarbeidsparticipatie: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Westers, Tevredenheid met werk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, gunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Westers, Tevredenheid met de woning: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Vrijwilligerswerk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Last van milieuproblemen in woonomgeving: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Tevredenheid met het leven: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Ervaren gezondheid: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Tevredenheid met vrije tijd: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Vertrouwen in mensen: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Westers, Vertrouwen in instituties: welvaart wijkt niet af van het nationaal gemiddelde in2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Tevredenheid met het leven: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Vermogen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2020, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Ervaren gezondheid: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Nettoarbeidsparticipatie: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, relatieve ontwikkeling niet te bepalen als gevolg van herontwerp brononderzoek.
Niet-westers, Tevredenheid met werk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Tevredenheid met vrije tijd: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Tevredenheid met de woning: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Vrijwilligerswerk: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Vertrouwen in mensen: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Vertrouwen in instituties: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, niet gunstiger of ongunstiger dan de ontwikkeling van nationale gemiddelde.
Niet-westers, Slachtofferschap van criminaliteit: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.
Niet-westers, Last van milieuproblemen in woonomgeving: lagere welvaart dan het nationaal gemiddelde in 2021, ongunstiger dan ontwikkeling van het nationale gemiddelde.

Stapeling: situatie in 2021

In de analyse over stapeling is op individueel niveau gekeken hoe gunstige en ongunstige uitkomsten, vanuit het oogpunt van brede welvaart, zich opstapelen bij dezelfde personen en wat de kenmerken van die personen zijn. Daarbij is gekeken naar negen indicatoren.

Percentage van iedere bevolkingsgroep dat aan de bovenkant, in het midden of aan de onderkant van de verdeling van de brede welvaart zit, 2021

Geslacht

18,0%
54,6%
27,4%
18,5%
57,6%
23,9%

Leeftijd

19,3%
53,8%
26,9%
18,2%
57,4%
24,4%
15,6%
58,0%
26,4%
17,5%
48,2%
34,4%
18,0%
48,4%
33,7%
26,1%
56,7%
17,2%
11,7%
79,9%
8,4%

Hoogstbehaalde opleidingsniveau

31,9%
58,1%
10,1%
17,5%
60,0%
22,5%
10,2%
50,9%
38,9%

Migratieachtergrond

15,7%
56,3%
28,0%
19,7%
58,3%
22,0%
33,4%
53,1%
13,6%

De bovenkant van de verdeling – de mensen die bij zeven of meer indicatoren een gunstige brede welvaart hebben – bestaat uit 25,7 procent van de volwassen bevolking. De onderkant – drie of meer ongunstige uitkomsten – omvat 18,2 procent van de bevolking. Bij de deelpopulaties zien we de volgende verschillen:

  • Geslacht: tussen mannen en vrouwen is er een beperkt verschil in stapeling van gunstige uitkomsten. Mannen zitten daarbij iets vaker aan de bovenkant van de verdeling.
  • Leeftijd: mensen in de leeftijd van 45–64 jaar zitten relatief vaak aan de bovenkant van de verdeling. Bij 65‑plussers is dat juist veel minder vaak het geval. Een stapeling van ongunstige uitkomsten komt relatief vaak voor bij 65–74‑jarigen
  • Onderwijsniveau: hier zijn grote verschillen zichtbaar. Stapeling van ongunstige uitkomsten komt veel voor bij laagopgeleiden: 31,9 procent. Stapeling van gunstige uitkomsten komt juist veel voor bij hoogopgeleiden: 38,9 procent.
  • Ook naar migratieachtergrond zijn er verschillen, waarbij stapeling van ongunstige uitkomsten relatief veel (33,4 procent) voorkomt bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en stapeling van gunstige uitkomsten het meest te zien is bij mensen zonder migratieachtergrond.

De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond hangen deels met elkaar samen. Als we rekening houden met deze onderlinge samenhang blijkt onderwijsniveau het meest van belang voor het aantal indicatoren waarop mensen een gunstige of ongunstige uitkomst hebben. Daarna volgen migratieachtergrond en leeftijd. Migratieachtergrond hangt daarbij iets sterker samen met het aantal ongunstige indicatoren en leeftijd met het aantal gunstige indicatoren. Geslacht is het minst van belang.

Stapeling: ontwikkelingen ten opzichte van 2019

In vergelijking met 2019 is de omvang van de groep aan de bovenkant van de verdeling iets toegenomen en de omvang van de groep aan de onderkant juist iets afgenomen. Kijken we naar de diverse bevolkingsgroepen, dan valt op dat het aandeel jongeren (tot 45 jaar) in de bovenkant van de verdeling is afgenomen. Bij de 45–74‑jarigen is dit aandeel juist relatief sterk toegenomen. Naar onderwijsniveau is een relatief ongunstige ontwikkeling te zien bij de hoogopgeleiden, waarbij opgemerkt kan worden dat er in deze groep een goede uitgangpositie was en er ondanks de ongunstige ontwikkeling een stapeling van gunstige uitkomsten ook in 2021 nog relatief veel voorkomt. Naar migratieachtergrond valt op dat er in 2021 een groter deel van de groep met een niet-westerse migratieachtergrond is verschoven naar het midden van de verdeling. Uit deze groep behoren in 2021 beduidend minder mensen tot de bovenkant of de onderkant van de verdeling.

Schokbestendigheid en brede welvaart ‘hier en nu’

De laatste jaren is de samenleving geconfronteerd met een aantal hevige schokken, zoals de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne. Daarom is bijzondere aandacht besteed aan de vraag in hoeverre er kwetsbare groepen in Nederland zijn die extra gevoelig zouden kunnen zijn voor dergelijke schokken. Hoe staat het met de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, gebruiken we indicatoren voor het levensonderhoud van huishoudens en de omvang van kwetsbare groepen. Het thema ‘levensonderhoud van huishoudens’ meet in hoeverre huishoudens gemiddeld genomen de middelen hebben om een eventuele schok op te vangen. Hiervoor nemen we het mediaan vermogen, het spaargeld bij banken in Nederland, de mate waarin mensen regie ervaren over het eigen leven, de ervaring van de eigen gezondheid en de brutoarbeidsparticipatie. In het thema ‘omvang van kwetsbare groepen’ kijken we specifiek naar bepaalde kwetsbare groepen die in het geval van een schok als eerste de gevolgen ondervinden. Deze groepen zijn laagopgeleiden, werklozen, zzp-ers met armoederisico, mensen met een laag inkomen en gering vermogen, en mensen met langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen.

Het beeld is positief: de trends over de periode 2014–2021 van acht van de tien gemeten indicatoren laten een stijging van de brede welvaart zien. De andere twee indicatoren (ervaren regie over het eigen leven en de ervaren gezondheid) wijzen op een stabiele brede welvaart. Dit wijst op een verbetering van de mogelijkheid dat huishoudens bij een eventuele schok in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Bovendien staat Nederland bij vijf van de zes indicatoren waarvoor internationaal kan worden vergeleken hoog op de EU-ranglijst. Alleen bij de omvang van de laagopgeleide bevolking is dit niet het geval.

Ook in het meest recente jaar is de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’ verbeterd. Tussen 2020 en 2021 steeg het spaargeld van huishoudens bij Nederlandse banken met 3,4 procent en de laagopgeleide bevolking daalde met 0,9 procentpunt. Tussen 2019 en 2020 daalde het armoederisico van zzp-ers met 0,6 procentpunten (naar 5,9 procent) en het aandeel van mensen met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen met 0,4 procentpunten (naar 4,3 procent). In de laatste cijfers zijn mogelijke gevolgen van de coronacrisis nog niet zichtbaar. De omvang van kwetsbare groepen neemt weliswaar af, zowel trendmatig als in het meest recente jaar, maar is niet onbeduidend.

Voor meer informatie zie hoofdstuk 5 over Schokbestendigheid.

Regionale verdeling van brede welvaart ‘hier en nu’

Ten slotte kunnen we kijken hoe de brede welvaart ‘hier en nu’ zich regionaal heeft ontwikkeld. De regionale Monitor Brede Welvaart van het CBS geeft aan de hand van 42 indicatoren een breed en divers beeld van de brede welvaart in gemeenten en regio’s.

De grootste verschillen in brede welvaart zijn te zien tussen de grote steden en het platteland. De grote steden staan bij veel indicatoren onderaan de ranglijst van de regionale brede welvaart. Stedelingen hebben gemiddeld genomen een minder goede gezondheid, een lager besteedbaar inkomen, een minder veilige en schone leefomgeving en ze ervaren minder sociale cohesie. Daar staan voordelen tegenover zoals een hoger opleidingsniveau, kortere afstand tot voorzieningen en minder overgewicht.

Brede welvaart ‘later’

Houdbaarheid van brede welvaart op langere termijn

Eén van de vragen die in deze monitor centraal staat, is hoe houdbaar de huidige brede welvaart is op de langere termijn. De voortdurende claim op uitputbare grond- en hulpstoffen legt druk op de beschikbaarheid van kapitalen voor toekomstige generaties. Voor ieder van de vier kapitalen uit het ‘later’ dashboard (economisch, natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal), wordt nu in detail gekeken naar de trendmatige ontwikkeling van de brede welvaart (2014–2021) en de positie van Nederland binnen de EU-27. We bespreken vooral de indicatoren in het dashboard met een groene (vergroting van de brede welvaart) of rode (afname van de brede welvaart) pijl, en plaatsen de ontwikkelingen in de bredere context van indicatoren uit de SDG-agenda.

Brede welvaart 'later'

Economisch kapitaal

€ 152
7e
€ 11,10
6e
€ 102 452
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
22e
€ 64 600
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart

Natuurlijk kapitaal

1 255,5
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
11e
20,7%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
907,3
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
5
13e
172
14e
82
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
155
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
5,1%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
67
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
10e
10,4
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
8e
7,7
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
13e

Menselijk kapitaal

785,1
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
16e
35,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
9e
65,1
18e
65,4
11e

Sociaal kapitaal

66,3%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3e
8,7%
17e
66,9%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3e

Economisch kapitaal: fysiek en kenniskapitaal stabiel; hoge schuldenlast bij huishoudens

Economisch kapitaal omvat de machines en werktuigen, de ICT, het kenniskapitaal en de infrastructuur die nodig zijn voor het opbouwen van materiële welvaart en het genereren van economische groei. De indicatoren voor de fysieke en de kennis-kapitaalgoederenvoorraad hebben allebei een neutrale trend, en Nederland neemt binnen de EU een middenpositie in.

De cijfers voor SDG 8 (Waardig werk en economische groei: economie en productiefactoren) en SDG 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid) laten zien dat Nederlandse producenten steeds efficiënter omgaan met grondstoffen. Binnen de EU is Nederland zelfs een koploper als het gaat om grondstoffenproductiviteit. Ook de arbeidsproductiviteit (bruto toegevoegde waarde per gewerkt uur) is in Nederland met zijn hoogontwikkelde kenniseconomie groot vergeleken met andere EU-landen. De bruto-investeringen in vaste activa als percentage van het bbp en het aantal gewerkte uren per inwoner per jaar hebben een stijgende trend. Wel is het aandeel van de bruto-investeringen in materiële activa naar Europese maatstaven laag. SDG 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur: kennis en innovatie) laat zien dat Nederland voor een groot aantal innovatie-indicatoren een hoge en gunstige positie op de EU-ranglijst inneemt.

SDG 10 (Ongelijkheid verminderen: financiële houdbaarheid) bevat meer indicatoren met betrekking tot economisch kapitaal. Schuld wordt daarbij gezien als negatief economisch kapitaal. Hiertegenover staat vermogen. De overheidsfinanciën stonden er relatief goed voor toen COVID-19 uitbrak. De schuld was na een piek in 2014 (67,9 procent) gereduceerd tot 48,5 procent aan het einde van 2019. In de ‘coronajaren’ 2020 en 2021 bedroeg de schuld achtereenvolgens 54,3 en 52,1 procent van het bbp, nog altijd ruim onder de formele Europese grens van maximaal 60 procent van het bbp. De Europese Commissie heeft de begrotingsregels overigens tijdelijk opgeschort vanwege de pandemie.

Het kabinet staat voor grote maatschappelijke vraagstukken die de brede welvaart ‘later’ raken. Aan de ambities in het coalitieakkoord rond klimaatactie, stikstofcrisis, woningmarkt, gezondheidszorg en veiligheid, kansenongelijkheid en discriminatie, onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt, armoede en schulden, en het investeren in toekomstige welvaart via onderwijs, innovatie en vestigingsklimaat voor bedrijven, hangt een prijskaartje. Deze uitgaven vormen niet alleen een kostenpost, het zijn ook wezenlijke investeringen in de brede welvaart van de huidige en latere generaties.

Voor wat betreft de huishoudens kan worden opgemerkt dat Nederlandse huishoudens in 2020 gemiddeld ruim 102 duizend euro aan schuld hadden. De trend is stijgend en Nederland staat hiermee onderin de EU-ranglijst (22e van 24 gemeten landen in 2020). Ook de gemiddelde hypotheekschuld van huishoudens heeft een stijgende trend. Tegenover de schulden staan financiële bezittingen van huishoudens als chartaal geld en deposito’s, en hun niet-financiële bezittingen, zoals een woning. Het mediaan vermogen van huishoudens stijgt trendmatig, vooral doordat koopwoningen in waarde bleven stijgen. Niet iedere vorm van vermogen is overigens direct door de huishoudens aan te spreken in moeilijke tijden.

Twee demografische indicatoren hebben vanuit het oogpunt van financiële houdbaarheid een rode trend: de ratio van het aantal 65‑plussers ten opzichte van de bevolking van 20–64 jaar stijgt, terwijl de ratio van het aantal 0–19‑jarigen ten opzichte van de bevolking van 20–64 jaar daalt. Het aantal pensioengerechtigden is gestegen naar 60 per 100 actieve deelnemers in pensioenfondsen. De actuele dekkingsgraad van deze fondsen verbeterde in 2021 sterk en kwam uit op 114,3, tegen 100,3 procent eind 2020. Het te verwachten pensioen uit werk (geschat met het mediane bruto pensioeninkomen van personen van 65–74 jaar) was in 2020 51 procent van het inkomen uit werk (benaderd door het mediane bruto-inkomen uit werk van 50–59‑jarigen). Het gaat daarbij alleen om pensioen opgebouwd tijdens het werkzame leven, dus exclusief overheidspensioenvoorzieningen (de eerste pijler). De trend is stabiel.

Natuurlijk kapitaal: hernieuwbare energie stijgt; zorgelijke staat natuur en ecosystemen

Energieverbruik en klimaatverandering

Het in Nederland opgestelde vermogen voor hernieuwbare elektriciteit is in de periode 2014–2021 toegenomen van 231 naar 1 256 megawatt per miljoen inwoners. Vooral de laatste jaren was de stijging fors. Uit SDG 7 blijkt dat het totale energieverbruik, omgerekend in kg olie-equivalenten per inwoner, naar Europese maatstaven hoog is (23e van de EU-27 in 2020). De energie wordt wel efficiënter gebruikt, getuige de dalende trend bij de energie-intensiteit van de economie. De investeringen in hernieuwbare energie en besparingen nemen toe. Het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik stijgt door, al neemt Nederland binnen de EU nog steeds een positie in de achterhoede in.

Minerale reserves behoren eveneens tot het natuurlijk kapitaal. Omdat de huidige energievoorziening nog altijd grotendeels afhankelijk is van de verbranding van fossiele brandstoffen, moeten we voldoende reserves hebben. SDG 7 laat zien dat de Nederlandse voorraden aardolie en aardgas teruglopen en dat de afhankelijkheid van energie-import groter wordt. Dit levert twee rode trends op: dit wordt gezien als een verslechtering van de uitgangspositie voor latere generaties.

Ook wat klimaatactie betreft kleurt het natuurlijk kapitaal in het ‘later’ dashboard rood. De cumulatieve CO2‑emissies, een indicatie van het Nederlandse aandeel in de wereldwijde historische CO2‑uitstoot, stijgen door. De hoeveelheid opgebouwde CO2‑emissies stijgt gestaag, omdat per inwoner nu meer wordt uitgestoten dan in het verleden. In aanvulling hierop laat SDG 13 wel zien dat de broeikasgasuitstoot per inwoner recent is afgenomen, tot 9,6 ton in 2021. Deze trenddaling is positief vanuit oogpunt van brede welvaart, maar vergeleken met andere EU-landen is de uitstoot nog altijd hoog (23e positie van 27 landen in 2019).

In Nederland geldt sinds 2015 de Urgenda-doelstelling: in 2020 minimaal 25 procent minder uitstoot van broeikasgassen dan in 1990. De Urgenda-doelstelling is in 2020 nipt gehaald, mede dankzij een lager steenkoolverbruik in de elektriciteitssector en minder mobiliteit vanwege de coronacrisis. In 2021 was de afname echter weer kleiner: hogere emissies zorgden voor een afname van 23,9 procent ten opzichte van 1990, zo blijkt uit de eerste berekeningen van het CBS en de RIVM/Emissieregistratie.

De Urgenda-doelstelling is gebaseerd op IPCC-cijfers. Het CBS berekent de uitstoot echter ook volgens andere richtlijnen: als emissies door de Nederlandse economie (conform de Milieurekeningen) en als broeikasgasvoetafdruk. De broeikasgasuitstoot door alle Nederlandse economische activiteiten volgens de Milieurekeningen kwam in 2021 volgens een eerste berekening circa 22 procent hoger uit dan de IPCC-uitstoot. Dit komt onder andere doordat in deze emissieberekening, in tegenstelling tot het IPCC-cijfer, het verbranden van biomassa en de uitstoot door de Nederlandse lucht- en zeevaart volledig worden meegeteld.

Kwaliteit van bodem, water en lucht

Wat de kwaliteit van bodem, water en lucht betreft, laat het ‘later’ dashboard een weinig rooskleurig beeld zien. Hoewel de stedelijke blootstelling aan het fijnste fijnstof (PM2,5) afneemt, zijn andere ontwikkelingen ronduit ongunstig. De beschikbaarheid en kwaliteit van water staan onder druk. Het percentage oppervlaktewater van goede chemische kwaliteit heeft een dalende trend en er wordt steeds meer grondwater onttrokken. Bij zowel het fosfor- als het stikstofoverschot behoort Nederland tot de Europese achterhoede.

SDG 6 (Schoon water en sanitair) laat in aanvulling op deze natuurlijk-kapitaalindicatoren zien dat de waterproductiviteit, een maatstaf voor efficiëntie van het watergebruik door het bedrijfsleven, nog steeds toeneemt. Uit het dashboard bij SDG 12 (Verantwoorde consumptie en productie) blijkt dat ook de grondstoffenproductiviteit (euro’s bbp per kilo materiaalverbruik) nog stijgt. Met deze indicator staat Nederland in de Europese voorhoede. Met het percentage recycling van gemeentelijk afval behoort Nederland eveneens tot de koplopers in de EU. Bij recycling van bedrijfsafval is de trend omgeslagen van stabiel naar dalend (rood).

SDG 11 (Duurzame steden en gemeenschappen leefomgeving) richt zich op het verduurzamen van de lokale leefomgeving. De emissies van verzurende stoffen (zwaveloxiden, stikstofoxiden en ammonia) dalen. Net als de blootstelling aan het fijnste fijnstof, staat de trend bij deze indicator voor luchtkwaliteit op groen.

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het behalen van de internationale SDG’s, maar streeft op nationaal niveau ook naar het volledig circulair maken van de economie in 2050. Door kringlopen te dichten kunnen we immers zowel de hoeveelheden afval als de emissies van vervuilende stoffen beperken. De vraag is hoe het ambitieuze doel van een geheel circulaire economie in 2050 bereikt kan worden. Uit een eerder CBS-rapport kwam al naar voren dat circulaire economie vele doelen uit de SDG-agenda raakt en dat er veel ministeries bij betrokken zijn.noot4 Dit maakt het op voorhand lastig op circulaire economie te sturen.

In het recente rapport over circulaire economie en de SDG’s heeft het CBS in het kader van het werk aan de Monitor Brede Welvaart & de SDG’s onderzocht wat de relatie is tussen circulaire economie en de SDG’s, en hoe deze agenda’s elkaar beïnvloeden.noot5 Dit heeft geleid tot een beter beeld van de onderdelen van circulaire economie die een directe dan wel indirecte bijdrage leveren aan beleidsdoelen uit de SDG-agenda (zie ook de figuur hieronder).noot6 Daarnaast is onderzocht hoe circulaire economie aan de hand van de SDG’s gemonitord kan worden.

Relatie tussen CE en de SDG doelen (overgenomen uit artikel van Schroeder et al. 2018)
overzichtsfiguur van hoe circulaire economie en de 17 SDG’s aan elkaar doelstellingen bijdragen

Het rapport toont welke SDG-indicatoren direct gerelateerd zijn aan circulaire economie, en hoe Nederland zich daarop ontwikkelt. Verder biedt het zicht op afruilen en synergieën: de onderdelen van de SDG-agenda en circulaire economie staan immers niet los van elkaar. Een voorbeeld van een afruil is de watervoorziening. Vanuit circulaire economie wordt ingezet op waterbesparend gedrag, waarbij het verhogen van de prijs een prikkel geeft om dit te stimuleren. Bij de SDG-agenda staat juist de toegankelijkheid van de watervoorziening voorop, en moet de prijs dusdanig laag zijn dat die toegang voor iedereen is gewaarborgd.

Het komt ook voor dat circulaire economie en de SDG’s naar hetzelfde doel streven, maar dat er afruilen ontstaan door hoe ze dat willen bereiken. Bij het streven naar meer gebruik van hernieuwbare grondstoffen wordt bijvoorbeeld vanuit circulaire economie sterk ingezet op gebruik van biomassa. Dit leidt vanuit de SDG-agenda tot zorg, want grootschalige inzet van biomassa door productiebossen kan gepaard gaan met aantasting van ecosystemen en bijbehorende ecosysteemdiensten, en met biodiversiteitsverlies. Vanuit de SDG-agenda is het belangrijk dat duurzame energieopwekking gestimuleerd wordt. Ook hier is een keerzijde: zonder op grote schaal biomassa te gebruiken stijgt de vraag naar kritieke materialen. Ook dat levert milieudruk op en heeft impact op de leveringszekerheid van energie.

De productiefactor land speelt een cruciale rol, zowel bij circulaire economie als bij SDG’s. Hierbij kan worden gedacht aan: productiebossen voor biomassa, grond voor kringlooplandbouw en ruimte voor woningen. In Nederland is ruimte schaars. Als land gebruikt wordt voor één doel dan is het niet altijd meer beschikbaar is voor andere. Dit pleit er eens temeer voor de doelen van de SDG’s en van circulaire economie niet afzonderlijk te benaderen. Het benutten van synergieën kan eraan bijdragen dat de beschikbare ruimte in Nederland optimaal benut wordt.

Staat van natuur en ecosystemen

De staat van natuur en ecosystemen baart zorgen. Bij Natuurlijk kapitaal ‘later’ wordt deze stand afgemeten aan de stand van fauna van het land en van fauna van zoet water en moeras. Beide biodiversiteitsindicatoren hebben een dalende trend. Ook andere biodiversiteitsindicatoren, te weten vogels in de stad in SDG 11 (Duurzame steden en leefgemeenschappen: leefomgeving) en rode-lijst en boerenlandvogels uit SDG 15 (Leven op het land), dalen trendmatig. De trends kleuren rood.

Een lichtpuntje is wellicht de trendomslag van ‘niet significant dalend of stijgend’ naar stijgend bij de score op de Clean Water Index in SDG 14 (Leven in het water). Daarbij zij aangetekend dat Nederland hier in 2021 met een 19e positie van 22 landen wel in de achterhoede van de EU verkeerde. Naar Europese maatstaven is ook het percentage natuur en bosgebieden in Nederland bescheiden. Het areaal beheerde natuur in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) groeit gestaag. Het areaal ‘groen-blauwe’ ruimte, exclusief reguliere landbouw, is op zich ook licht toegenomen. In het kader van de monitor wordt deze indicator echter berekend per inwoner, en zo bezien is er een afname. Deze indicator heeft dan ook een dalende (rode) trend.

Ruimte staat in Nederland steeds meer onder druk. Naast de al in gebruik zijnde ruimte voor wonen en bedrijvigheid, waaronder de voedselvoorziening, wordt ruimte geclaimd om te voldoen aan diverse taakstellingen. Er ligt een bouwopgave, maar ook voor klimaatadaptatie en opwekking van hernieuwbare energie is ruimte nodig. Ook groeit de behoefte aan ruimte voor groen en recreatie. Nederland moet bovendien voldoen aan nationale en internationale afspraken over de bescherming van natuur en biodiversiteit in bijvoorbeeld Natura2000 gebieden en over uitbreiding van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Deze belangen dreigen steeds meer met elkaar in botsing te komen.

Het Adviescollege Stikstofproblematiek gaf in de titel van het eindadvies over een structurele aanpak van stikstof op lange termijn al mee: “Niet alles kan overal”. Het eindadvies stelde dat ingrijpende maatregelen nodig zijn om de natuur genoeg te laten herstellen en aan de Europese regels voor natuurbescherming te voldoen.noot7

In het rapport Natuurlijk kapitaal en brede welvaart in Nederland - leefomgeving in verandering legt het CBS op basis van de Natuurlijk kapitaalrekeningen relaties tussen brede welvaart en het gebruik van de ruimte in Nederland.noot8 Het huidige fysieke ruimtegebruik en de veranderingen van de laatste jaren zijn in kaart gebracht, net als aanbod en gebruik van enkele ecosysteemdiensten die bijdragen aan brede welvaart. Ten slotte kijkt het rapport welke claims vanuit de gestelde doelen en beleidsvoornemens op het gebied van natuur en bouw op de schaarse ruimte gelegd worden. Die analyse moet gezien worden als een vingeroefening om een idee te krijgen van de orde van grootte van de ruimtelijke claims. Naast woningen en natuur zijn er uiteraard andere zaken waar meer ruimte voor nodig is: klimaat mitigerende maatregelen, infrastructuur en de energietransitie. Het ruimtebeslag van al deze toekomstclaims is nog moeilijk te kwantificeren.

Het rapport laat zien waar en hoeveel landbouwgrond is omgezet naar andere ecosysteemtypen, en vice versa. In Nederland is tussen 2013 en 2020 iets meer dan 1,3 procent van de agrarische ecosysteemtypen overgegaan naar een ander ecosysteemtype: hoofdzakelijk gebied voor wonen en werken, en in mindere mate natuur. Deze omzettingen zijn relevant in de context van de ambitieuze beleidsagenda’s op het vlak van woningbouw, de ontwikkeling van natuur, hernieuwbare energie en klimaatmitigatie. In het rapport Grote opgaven in een beperkte ruimte schetst het Planbureau voor de Leefomgeving de complexiteit van de verschillende opgaven op alle beleidsniveaus.noot9 Ook de onzekerheden rondom de daadwerkelijk benodigde ruimte voor de diverse opgaven worden hierin toegelicht.

Ook het CBS-rapport kijkt naar de potentiële omvang van de benodigde ruimte voor bestaande beleidsvoornemens rond de bouwopgave en de voorgenomen uitbreiding van het NNN. Een vraag is of het huidige tempo van veranderingen voldoende is om de ambitieuze beleidsdoelen voor woningbouw (2030) en de ontwikkeling van natuurgebieden (2027) te realiseren. Het doel voor het NNN is 80 duizend hectare extra natuurgebied aan te leggen tussen 2011 en 2027. In de periode 2011–2021 is er gemiddeld 44 duizend hectare natuurgebied bijgekomen, dus tot 2027 resteert nog 36 duizend hectare. Pas voor 40 procent van deze nieuwe natuurgebieden is echter duidelijk waar ze zullen worden aangelegd. De Bossenstrategie streeft naar de uitbreiding van het areaal bos, deels binnen het NNN, maar ook los daarvan nog naar inrichting van 19 000 hectare. Nederland wil bovendien nog bijna een miljoen woningen bouwen. Dit kan deels in bestaande kernen, maar uitbreiding in groene gebieden lijkt onvermijdelijk. De ordegrootte van de ruimteclaim voor woningbouw is geschat door per provincie te kijken naar de bouwopgave en de gemiddelde omvang van het bebouwde areaal in 2015 (laatst beschikbare jaar). Deze eerste inschatting resulteert samen met de geplande uitbreiding van het NNN en de benodigde extra ruimte voor de Bossenstrategie in een potentiële ruimteclaim van bijna 760 vierkante kilometer, met daarin een grote ruimtelijke spreiding. Deze ruimteclaim is ruim tweeënhalf maal zo groot als de in de Natuurlijk Kapitaalrekeningen waargenomen omzetting van agrarische ecosystemen tussen 2013 en 2020. Andere ruimteclaims, zoals voor hernieuwbare energie en klimaatmitigatie, komen daar nog bij.

Menselijk kapitaal: meer gewerkte uren, stabiele gezondheid en hoger opleidingsniveau

Menselijk kapitaal heeft niet alleen een economische, maar ook een sociaal-maatschappelijke betekenis: de verdeling van de brede welvaart onder verschillende groepen wordt bijvoorbeeld sterk bepaald door het onderwijsniveau. Het thema menselijk kapitaal in het ‘later’ dashboard kijkt naar hoe de mens vanuit een economisch oogpunt kan bijdragen aan de welvaart. Het menselijk kapitaal heeft daarbij drie componenten, waaronder de omvang van de geleverde arbeid. Het aantal uren dat een inwoner gemiddeld in een jaar werkt stijgt; dit wijst op een toenemende brede welvaart. Naast hoeveel uren mensen werken, kijken we ook naar hun opleidingsniveau, vaardigheden en gezondheid. We zien dan dat ruim een derde van de bevolking van 15–74 jaar hoger onderwijs heeft afgerond en dat dit aandeel toeneemt. Een jongen geboren in 2021 zal gemiddeld 65,4 jaren in goede gezondheid leven, een meisje net wat minder lang (65,1 jaar). Componenten van kwantiteit en de kwaliteit van arbeid zijn niet alleen relevant voor brede welvaart ‘later’, maar ook voor de huidige brede welvaart. Menselijk kapitaal omvat dan ook een aantal aspecten die al aan bod kwamen bij brede welvaart ‘hier en nu’. Verder zijn er raakvlakken met SDG’s 3 (Goede gezondheid en welzijn), 4 (Kwaliteitsonderwijs) en 8 (Waardig werk en economische groei).

Sociaal kapitaal: groot vertrouwen in medeburgers en instituties

Het sociaal kapitaal weerspiegelt de kwaliteit van sociale verbanden in de samenleving: meedoen in de maatschappij en contacten met andere mensen. We meten dit door te vragen hoeveel vertrouwen mensen hebben in andere mensen en in belangrijke instituties zoals de overheid. Sociaal kapitaal is ook een belangrijke component van het thema samenleving van brede welvaart ‘hier en nu’. Daar zagen we een zekere spanning tussen werk en vrije tijd.

Voor zowel contact met familie, vrienden en buren als de omvang van het vrijwilligerswerk daalt de trend in de periode 2014–2021. Minder contact met anderen en minder vrijwilligerswerk zijn op langere termijn ongunstig voor de hechtheid van de samenleving en de betrokkenheid van mensen. Nederland neemt hier overigens wel een hoge positie in op de EU-ranglijsten.

Ondanks de daling in sociale contacten neemt het vertrouwen van mensen in elkaar toe. Ook het vertrouwen van burgers in instituties (Tweede Kamer, politie en rechters) laat een stijgende trend zien. Na een sterke stijging in 2020 volgde wel een afname in 2021, maar per saldo was het vertrouwen in instituties in 2021 nog altijd 3,8 procentpunt groter dan in 2019. Het sociaal kapitaal is dan ook toegenomen en Nederland scoort hoog op de EU-ranglijst voor deze indicatoren.

De literatuur over sociaal kapitaal benadrukt verder dat naast het vertrouwen van mensen onderling ook het vertrouwen tussen verschillende groepen in de samenleving belangrijk is. De monitor meet dit aan de hand van de indicator over discriminatiegevoelens. Deze beschrijft in hoeverre mensen vinden dat ze bij een groep horen die zegt niet volledig in de maatschappij mee te kunnen doen of niet helemaal te worden geaccepteerd. In 2018 rekende 8,7 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder zich tot een gediscrimineerde groep. De trend is stabiel.

Meest opvallende recente jaarlijkse mutaties en trendomslagen bij de brede welvaart ‘later’
Thema en indicator Mutatie t.o.v. jaar eerder Richting
BREDE WELVAART LATER
NATUURLIJK KAPITAAL
Opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit Groen: 24,6% stijging brede welvaart
Groen-blauwe ruimte, exclusief reguliere landbouw Rood: –0,2% daling brede welvaart
SOCIAAL KAPITAAL
Vertrouwen in mensen Groen: +3,3%pt stijging brede welvaart
Vertrouwen in instituties Rood: –2,6%pt daling brede welvaart

Bron:CBS

Schokbestendigheid en brede welvaart ‘later’

Onze brede welvaart ‘later’ hangt niet alleen af van de hulpbronnen die wij aan volgende generaties nalaten. De samenleving moet ook bestand zijn tegen eventuele externe schokken die de maatschappij kunnen ontwrichten. Het uitbreken van de coronacrisis in 2020 heeft ons eens temeer bewust gemaakt van de kwetsbaarheid van onze manier van leven en de houdbaarheid van brede welvaart op langere termijn.

Zijn de grote systemen die onze brede welvaart mogelijk maken – biosfeer, samenleving, economie – robuust genoeg om grote (externe) schokken op te vangen? In dit verband kijken we ook naar de slagkracht van de overheid, een bijzonder belangrijk aspect bij een schok die grote delen van de bevolking treft en de grote systemen bedreigt.

Bij zes van de 13 indicatoren in het dashboard schokbestendigheid gerelateerd aan brede welvaart ‘later’ stijgt de welvaart trendmatig; vijf indicatoren hebben een stabiele trend. De dalende trend van de beschikbare groen-blauwe ruimte per inwoner, maar ook het hoge percentage van de landnatuur die kampt met overschrijding van de stikstofgrens, laten zien dat de robuustheid van de biosfeer onder druk staat. De robuustheid van de samenleving is relatief groot en stijgt trendmatig. Hoewel het vertrouwen in mensen in 2021 steeg met 3,3 procentpunt, nam het vertrouwen in instituties in hetzelfde jaar af met 2,6 procentpunt. Deze sterke daling is niet heel vreemd, gezien de grote stijging er in het jaar daarvoor (6,4 procentpunt). De slagkracht van de overheid is relatief groot. De schuld van de overheid daalde in 2020–2021 met 2,2 procentpunten naar 52,1 procent van het bbp, wat gunstig is vanuit het perspectief van schokbestendigheid. De dalende trend bij het vertrouwen in de rechtstaat in de periode 2014–2021 laat een verslechtering van de schokbestendigheid zien.

Deze editie van de monitor meet voor het eerst de schokbestendigheid van specifieke systemen die voor de brede welvaart als geheel of voor bepaalde SDG’s van kritiek belang zijn. Kritieke systemen zijn systemen waarvan de uitval kan leiden tot de uitval van andere systemen (systeemfalen), die essentieel zijn voor het functioneren van de drie grote systemen (biosfeer, samenleving, economie), of die een essentiële maatschappelijke functie vervullen die die niet mag falen. Systemen waarvan de uitval kan leiden tot de uitval van andere systemen zijn energievoorziening, telecom, en informatie-infrastructuren. Daarvan is de energievoorziening het meest kwetsbaar: de afhankelijkheid van energie-invoer stijgt trendmatig en is vergeleken met andere EU-landen hoog. Het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik neemt trendmatig toe, maar Nederland staat onderin de EU-ranglijst (23e van de 27 EU-landen in 2020). Moedwillige acties veroorzaakten in 2020 bij 12 procent van de bedrijven ICT-veiligheidsincidenten. Bij bedrijven die werkzaam zijn in de informatie- en communicatiesector was dit nog meer, daar werd 16 procent getroffen door veiligheidsincidenten bij het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites, of het onderhouden van computers en programmatuur.

Essentieel voor de schokbestendigheid van biosfeer, samenleving en economie zijn ecosystemen, sociale relaties, en bedrijfsleven. Deze drie grote systemen zijn over het geheel genomen robuust. Sociale cohesie in de woonbuurt (een indicator voor sociale relaties in iemands nabije omgeving) en vertrouwen in mensen (een meer algemene indicator) stijgen trendmatig. Het vertrouwen in mensen is ook in 2021 toegenomen. Ook de robuustheid van het bedrijfsleven neemt toe: de mediane solvabiliteit van bedrijven – het percentage van het vermogen dat uit eigen vermogen bestaat – was in 2020 51 procent, en steeg trendmatig in de periode 2014–2021.

Systemen die een essentiële maatschappelijke functie vervullen zijn de financiële sector, de overheid, de zorg, het onderwijs, transport en de drinkwatervoorziening. In de financiële sector en de overheid neemt de schokbestendigheid toe. De Common Equity Tier 1 ratio (CET1) – een kernindicator voor de robuustheid van de financiële sector – laat een trendmatige verbetering zien; hier staat Nederland in de middengroep van de EU-ranglijst. Het vertrouwen in instituties is relatief hoog en neemt trendmatig toe, hoewel het in 2021 met 2,6 procentpunten afnam naar 66,9 procent. Deze afname volgde echter op een aanzienlijke toename van het vertrouwen in 2020 (6,4 procent). Ook de effectiviteit van overheidsbestuur is hoog in vergelijking met andere EU-landen. De schokbestendigheid van de zorg staat daarentegen onder druk. De vacaturegraad (het aantal vacatures per duizend banen) neemt trendmatig toe en Nederland stond in 2020 21e van de 25 landen op de EU-ranglijst. Bij een eventuele schok kan het moeilijk zijn om extra zorgpersoneel te vinden.

Voor meer informatie over schokbestendigheid zie hoofdstuk 5.

Brede welvaart ‘elders’

Bij brede welvaart ‘elders’ beschrijven we welk effect het Nederlandse welvaartsstreven heeft op de rest van de wereld, en in het bijzondere op de allerarmste ontwikkelingslanden (de 46 door de VN aangewezen least developed countries of LDC’s). Voor een relatief kleine en open economie als Nederland is handel met het buitenland heel belangrijk. Binnen de brede welvaart ´elders´ worden twee thema’s onderscheiden: ‘handel en hulp’ en ‘milieu en grondstoffen’. Het eerste thema beschrijft de (doorgaans positieve) effecten van de internationale handel van Nederland op de welvaart van handelspartners; het tweede thema gaat in op de (overwegend negatieve) effecten vanuit het oogpunt van het milieu.

Brede welvaart 'elders'

Handel en hulp

€ 30 066
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
€ 18 654
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
€ 766
€ 3 563
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
€ 6 760
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
€ 153
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
€ 189
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
2e
0,6%
5e
1,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
4e

Milieu en grondstoffen

10,8
27e
47,6
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
2,5
23e
8,8
2,6
22e
1,4
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
5,5
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
27e
16,4
0,6
7,4
15,3

Nederland is als handelsland sterk verbonden met het buitenland. De waarde van de goederenuitvoer komt overeen met bijna zestig procent van het bbp, de invoerwaarde met de helft van het bbp. Nederland stond daarmee in 2020 binnen de EU op een zesde respectievelijk negende plek. Uitgevoerde goederen gaan vooral naar andere EU-landen, met name Duitsland, België en Frankrijk. De invoer is minder gericht op de EU: naast Duitsland en België zijn ook China en de VS belangrijke handelspartners.

Handel en hulp: meer handel en hoge uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking

Dit dashboard kijkt naar hoe Nederland een positieve bijdrage kan leveren aan de brede welvaart van andere landen. Hierbij is er in navolging van Our Common Future, het Brundtland-rapportnoot10, speciaal aandacht voor inkomensstromen tussen Nederland en de LDC’s.

Bij de totale waarde van de invoer van goederen per hoofd van de bevolking is de middellangetermijntrend omgeslagen van stabiel naar stijgend: de trend kleurt groen, want hier wordt meer handel gezien als gunstig voor brede welvaart van de handelspartners. De invoer van goederen uit Europa, Amerika, Azië en Oceanië groeit, bij de invoer uit Afrikaanse landen is de trend stabiel. De waarde van de invoer per inwoner uit de LDC’s heeft ook een stijgende trend. Binnen de EU is Nederland na België de grootste importeur van goederen uit de allerarmste landen, veel van deze goederen komen de EU binnen via de grote zeehavens in deze landen.

Migranten in Nederland sturen meer geld naar hun land van herkomst, de trend stijgt: 0,9 procent van het bbp in 2014 vergeleken met 1,5 procent in 2020. Dit zijn lonen en salarissen van niet-ingezetenen van Nederland, die deels besteed worden in of ten goede komen aan het land van herkomst. Dit draagt bij aan de bestaansmogelijkheden in andere landen en wordt als positief gezien voor de brede welvaart ‘elders’. Het percentage van het bruto nationaal inkomen (bni) dat naar ontwikkelingshulp gaat is stabiel: in 2020 bedroeg het 0,6. In 1970 kwamen VN-leden overeen jaarlijks 0,7 procent van het bni aan ontwikkelingssamenwerking te besteden (de OESO-norm). Dit percentage wordt slechts door vier EU-landen gehaald (Zweden, Luxemburg, Duitsland en Denemarken), Nederland heeft met een vijfde plaats wel een hoge positie binnen de EU.

Milieu en grondstoffen: relatief veel natuurlijke hulpbronnen uit buitenland

Elk jaar berekent de organisatie Global Footprint Network Earth de impact van de mensheid op de aarde. ‘Overshoot Day’ is de datum waarop de aarde nog kan herstellen van de hoeveelheid gebruikte hernieuwbare grondstoffen. Ruim vijftig jaar geleden lukte het voor het laatst te leven binnen deze planetaire grenzen: Overshoot Day viel in 1970 op 29 december. Sindsdien valt de datum steeds eerder in het jaar, in 2021 was het op 29 juli. Deze berekeningen laten zien dat we decennialang op te grote voet leven. Als iedere wereldburger dezelfde leefstijl zou hebben als Nederlanders zou de datum bovendien nog veel eerder vallen. Deze voortdurende overuitputting van grond- en hulpstoffen is niet houdbaar; zo schuiven we grote – en mogelijk onherstelbare – problemen door naar latere generaties.

De voetafdrukindicatoren maken deel uit van het thema ‘milieu en grondstoffen’ in het ‘elders’ dashboard, dat nagaat hoeveel druk Nederland legt op het milieu of de grondstofvoorraden van andere landen. In tegenstelling tot het thema ‘handel en hulp’ is hier minder handel gunstiger voor de ontwikkeling van brede welvaart.

Het dashboard bevat verder indicatoren over de ingevoerde hoeveelheden grond- en hulpstoffen. Met hun zeehavens zijn Nederland en België grote importeurs. Deze goederen zijn overigens niet uitsluitend voor de binnenlandse markt bestemd, ze worden ook doorgevoerd of weer geëxporteerd. Om deze reden wordt de invoer soms vanuit milieuperspectief als minder belastend ervaren, terwijl Nederland ook aan deze economische activiteiten verdient, en ook deze activiteiten gepaard gaan met milieudruk in Nederland.

Eén indicator geeft een rode trend te zien, te weten de ingevoerde hoeveelheid biomassa. Bij één indicator is er een verslechtering van de trend vanuit het perspectief van brede welvaart: bij de invoer van niet-metaalmineralen (uit de hele wereld) is de middellangetermijntrend over 2014–2021 in plaats van dalend – en dus groen – stabiel geworden. Voor de invoer uit de LDC’s is deze trend nog wel dalend. Dit wordt in dit deel van het ‘elders’ dashboard als welvaartverhogend beschouwd in de landen van herkomst, omdat het de voorraden natuurlijke grondstoffen minder uitput. Er treedt ook een verbetering op bij de invoer van metalen uit de LDC’s (trendomslag van stijgend naar neutraal).

Het ‘elders’-dashboard wordt afgesloten met enkele voetafdrukindicatoren. Voor deze monitor heeft het CBS de grondstoffenvoetafdruk geactualiseerd: deze kwam in 2020 uit op 7,4 ton per inwoner, en toont een stabiele trend. Ook de broeikasgasvoetafdruk is geactualiseerd. Deze was in 2021 15,3 ton CO2‑equivalenten per inwoner, vergeleken met 16,2 ton in 2019 en 13,0 ton in 2020. De meest recente landvoetafdruk van het Planbureau voor de Leefomgeving (2017) geeft al het land weer dat nodig is om in de Nederlandse consumptiebehoefte te voorzien; hier zijn onvoldoende data om een trend te berekenen.

Meest opvallende recente jaarlijkse mutaties en trendomslagen bij de brede welvaart ‘elders’
Thema en indicator Mutatie t.o.v. jaar eerder Richting Trendomslag Richting
BREDE WELVAART ELDERS
HANDEL EN HULP
Invoer van goederen totaal grijs naar groen verbetering
Invoer van goederen uit Europa grijs naar groen verbetering
Invoer van goederen uit Afrika Groen: 28,2% stijging brede welvaart
Invoer van goederen uit Oceanië Groen: 16,8% stijging brede welvaart
MILIEU EN GRONDSTOFFEN
Invoer fossiele energiedragers uit LDC's Groen: –16,0% stijging brede welvaart
Invoer metalen uit LDC's Groen: –33,0% stijging brede welvaart rood naar grijs verbetering
Invoer niet-metaal mineralen groen naar grijs verslechtering
Invoer biomassa uit LDC's Groen: –9,6% stijging brede welvaart
Grondstoffenvoetafdruk Groen: –7,8% stijging brede welvaart

Bron:CBS

Schokbestendigheid en brede welvaart ‘elders’

Afhankelijkheden van de rest van de wereld zijn een kwetsbaarheid voor de brede welvaart van Nederland. Voor de energievoorziening is Nederland inmiddels grotendeels afhankelijk van het buitenland. Daarnaast bevatten onmisbare producten als computers en telefoons zeldzame en kostbare metalen, net als zonnepanelen en elektrische auto’s. De vraag naar deze schaarse grondstoffen is groot. De brede welvaart van Nederland wordt kwetsbaar wanneer Nederland niet zelf over de benodigde grondstoffen beschikt en leveringszekerheid bijvoorbeeld door geopolitieke spanningen niet gegarandeerd is.

Het thema ‘grensoverschrijdende afhankelijkheden’ in het dashboard schokbestendigheid omvat de indicatoren afhankelijkheid van energie-invoer, economische afhankelijkheid van de export en de broeikasgasvoetafdruk. Nederland wordt steeds afhankelijker van de invoer van energie uit andere landen (de middellangetermijntrend is rood). Bijna 70 procent van onze energie wordt inmiddels geïmporteerd, het hoogste aandeel sinds de start van de meting in 1995. Dit maakt Nederland kwetsbaar bij geopolitieke spanningen.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

De Samenvatting biedt een beknopt overzicht van de ontwikkelingen bij de welvaartsthema’s ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’ en laat zien hoe Nederland presteert op het gebied van de 17 Sustainable Development Goals (SDG’s).

In hoofdstuk 2, Brede-welvaarttrends, worden de indicatoren bij de welvaartsthema’s ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’ meer in detail beschreven. Dit hoofdstuk gaat ook kort in op de relatie met uitkomsten uit de Natuurlijk Kapitaalrekeningen over het gebruik van de – in Nederland schaarse – ruimte<> en de samenhang tussen circulaire economie en de SDG’s

De brede welvaart in het ‘hier en nu’ is niet gelijk verdeeld over de bevolkingsgroepen en de regio’s binnen Nederland. Zie hiervoor Hoofdstuk 3 Verdeling van brede welvaart en de Regionale monitor brede welvaart.

Hoofdstuk 4, Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) in de Nederlandse context, beschrijft afzonderlijke thema’s binnen de brede welvaart, gegroepeerd naar de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN.

Hoofdstuk 5, ten slotte, gaat in op de vraag hoe schokbestendig de onderliggende systemen van onze brede welvaart zijn, nu en in de toekomst.

De uitkomsten van de Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2022 kunnen niet zonder meer vergeleken worden met de cijfers uit voorgaande edities. Bijvoorbeeld omdat voorlopige cijfers vervangen zijn door definitieve, ander bronnen zijn gebruikt, of tijdreeksen zijn gereviseerd.

De afsluitdatum van de gegevensverwerking was 24 maart 2022.

Op de website van het CBS is alle onderliggende informatie toegankelijk gemaakt, inclusief een technische toelichting bij de Monitor Brede Welvaart & de SDG’s, en tabellen met de gebruikte data.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.