Overkoepelend beeld Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2021
De Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals (SDG’s) laat zien hoe Nederland zich ontwikkelt op het gebied van brede welvaart. De blik is primair gericht op de middellange termijn, maar in deze vierde editie wordt nu ook meer aandacht besteed aan de ontwikkelingen in het afgelopen jaar.
De Monitor beschrijft de ontwikkeling van de brede welvaart ‘hier en nu’, de potentiële brede welvaart van komende generaties (‘later’) en het effect van ons handelen op de brede welvaart in andere landen (‘elders’). Dat wordt gedaan aan de hand van een gestructureerde set indicatoren die de vele aspecten van brede welvaart beschrijven. Naast economie en arbeid gaat het daarbij om zaken als gezondheid, onderwijs en leefomgeving. Tot slot kijkt de publicatie naar de voortgang richting het behalen van de 17 SDG’s in Nederland, op basis van zowel de SDG- als de brede-welvaartindicatoren (de SDGplus-indicatoren). De SDG’s zijn in 2015 opgesteld door de Verenigde Naties (VN) en door 193 landen ondertekend (VN, 2015). De SDG’s sluiten goed aan bij het streven naar een stijgende brede welvaart. Onderliggende principes van de SDG-agenda zoals het uitgangspunt van ‘leave no one behind’, de aandacht voor onze voetafdruk en de vijf p’s (people, planet, peace, prosperity en partnership), zijn allemaal zeer relevant voor onze kwaliteit van leven en voor de toekomstbestendigheid ervan.
De coronapandemie heeft ertoe geleid dat er steeds meer door een ‘brede-welvaartbril’ naar de samenleving wordt gekeken. Want wat is belangrijker: economie en werkgelegenheid of de volksgezondheid? De Monitor geeft de informatie om dergelijke vragen te overdenken. Daarnaast wordt de vraag gesteld of de coronacrisis bestaande ongelijkheden en kwetsbaarheden heeft uitvergroot. Ten slotte kijkt de Monitor of we als samenleving nog op weg zijn om de 2030‑doelen van de SDG-agenda te halen, of dat de coronapandemie tot achteruitgang heeft geleid.
Dit overkoepelende beeld bestaat uit twee delen. Deel I is een samenvatting van de belangrijkste conclusies van de Monitor. Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan de ontwikkelingen in het laatste jaar, met name de gevolgen van de coronapandemie. Dit deel kijkt ook naar de schokbestendigheid van de brede welvaart. Deel II gaat in meer detail in op de brede welvaart ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’, en op de belangrijkste indicatoren uit de SDG-agenda.
Deel I: Samenvatting
Brede welvaart ‘hier en nu’
De huidige brede welvaart in Nederland wordt beschreven aan de hand van acht thema’s: subjectief welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu.
De brede welvaart ‘hier en nu’ heeft zich in de trendperiode 2013–2020 positief ontwikkeld. Meer dan 80 procent van de indicatoren in dit dashboard laat een stabiele of zelfs stijgende trend zien, en dit terwijl Nederland voor de meeste hiervan al bovenin de Europese ranglijst verkeert. Voor de thema’s subjectief welzijn, materiële welvaart, wonen en veiligheid laten alle indicatoren een stabiele of stijgende welvaart zien. Bij de thema’s gezondheid, arbeid en vrije tijd, samenleving en milieu is het beeld gemengder. Hier kleuren bij ieder thema een of twee indicatoren rood.
Voor zes indicatoren in het dashboard ‘hier en nu’ heeft er een trendomslag plaatsgevonden. Bij drie hiervan is er een verandering in positieve richting. In de trendperiode van de vorige Monitor (2012–2019) waren de langetermijntrends voor ‘langdurige werkloosheid’ en ‘normen en waarden’ stabiel (grijs). Deze kleuren in de trendperiode 2013–2020 groen. Voor ‘tevredenheid met vrije tijd’ is de voorheen rode trend omgeslagen naar een stabiele trend. In al deze gevallen is er dus sprake van vooruitgang vanuit een brede welvaartsoptiek. Drie indicatoren – ‘tevredenheid met het leven’, ‘individuele consumptie’ en ‘kwaliteit van zwemwater binnenwater’ – laten echter een achteruitgang zien: voorheen was de trendmatige ontwikkeling voor deze indicatoren nog groen, nu is deze veranderd in stabiel (grijs).
Uitleg brede-welvaarttrends (BWT)
De binnenste ring van de brede-welvaarttrends (BWT) geeft informatie over de middellangetermijntrend (gebaseerd op beschikbare datapunten in de jaren 2013–2020). De buitenste ring geeft de gemiddelde mutatie in het laatste verslagjaar ten opzichte van het voorgaande jaar. Wijs in de figuur een indicator aan om te zien wat daar is gemeten. Doorklikken geeft meer informatie over de ontwikkeling in Nederland en de positie ten opzichte van de andere EU-landen. Waar mogelijk zijn tijdreeksen opgenomen vanaf 1995.
Voor trends en voor de meest recente jaarlijkse mutaties is de betekenis van kleuren: | Voor posities is de betekenis van kleuren: |
---|---|
Groen | Groen |
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging van de brede welvaart. | Nederland staat in het bovenste kwartiel van de EU-ranglijst. |
Grijs | Grijs |
de indicator stijgt of daalt niet significant. | Nederland staat in het midden van de EU-ranglijst. |
Rood | Rood |
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart. | Nederland staat in het onderste kwartiel van de EU-ranglijst. |
Brede welvaart ‘later’
Hier gaat de Monitor na in hoeverre de huidige generatie in Nederland voldoende hulpbronnen nalaat aan volgende generaties. Er wordt aan de eis van duurzaamheid voldaan als de hoeveelheid economisch, natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal over de lange termijn ten minste constant blijft.
Het dashboard brede welvaart ‘later’ laat zien dat de toekomstige welvaart meer onder druk staat dan de huidige. Bij 32 procent van de indicatoren in dit dashboard zien we een welvaartsdaling. In de ‘hier en nu’-dimensie is dit 19 procent. Als er specifiek naar natuurlijk kapitaal wordt gekeken is dit aandeel nog groter: 45 procent. Bij het menselijk kapitaal en sociaal kapitaal laten alle indicatoren een stabiele tot stijgende trend zien. Bij economisch kapitaal is het beeld gemengd.
Bij twee indicatoren in het ‘later’-dashboard is de trend omgeslagen in een richting die vanuit de optiek van brede welvaart ongunstig is. Het gaat om de kenniskapitaalgoederenvoorraad en de gemiddelde schuld per huishouden. Bij de eerstgenoemde was de trend in de vorige Monitor nog groen, maar is die nu (2013–2020) stabiel. Bij de gemiddelde schuld van huishoudens slaat de trend om van grijs naar rood.
Brede welvaart ‘elders’
De Nederlandse samenleving heeft ook invloed op de rest van de wereld, wat weerspiegeld wordt in de brede welvaart ‘elders’. Centraal hierin staan de stromen van inkomens en hulpbronnen tussen Nederland en het buitenland. Binnen de brede welvaart ´elders´ worden twee thema’s onderscheiden: ‘handel en hulp’ en ‘milieu en grondstoffen’.
In het dashboard brede welvaart ‘elders’ is de brede welvaart bij het thema ‘handel en hulp’ stabiel tot stijgend. Voor het thema ‘milieu en grondstoffen’ is het beeld gemengd: hier laten twee indicatoren een welvaartsdaling zien. In dit dashboard is voor zeven indicatoren sprake van een trendomslag, waarvan bij vijf in een positieve richting. Twee positieve veranderingen betreffen ‘handel en hulp’, de andere drie ‘milieu en grondstoffen’.
Bij het thema ‘handel en hulp’ is meer handel gunstig voor brede welvaart. Hier blijkt bij de middellangetermijntrend de waarde van de invoer van goederen uit Afrika omgeslagen van rood naar grijs: de dalende trend in de invoer over de periode 2012–2019 is over de periode 2013–2020 een stabiele geworden. Bij de waarde van de invoer van goederen uit Amerika is de trend inmiddels veranderd van stabiel naar stijgend (groen). Ook dit wijst op een toename van de brede welvaart. Bij de waarde van de totale invoer per inwoner uit de least developed countries (LDC’s) is de middellangetermijntrend daarentegen nu stabiel (grijs), waar deze voorheen stijgend (groen) was.
Bij het thema ‘milieu en grondstoffen’ gaat het om uitputting van grond- en hulpstoffen. Hier is minder handel gunstiger voor de ontwikkeling van brede welvaart. Er is bij de hoeveelheid invoer van metalen (uit de hele wereld) een verbetering doordat de trend omsloeg van rood (in dit geval stijgend) naar stabiel. Ook bij de hoeveelheid invoer van fossiele brandstoffen uit LDC’s en invoer van niet-metaalmineralen uit LDC’s is de ontwikkeling gunstig. Hier veranderde de middellangetermijntrend van stabiel in groen (want dalend) over de periode 2013–2020. Bij één indicator voor dit thema betekent de trendomslag een verslechtering vanuit het perspectief van brede welvaart: bij de hoeveelheid invoer van niet-metaalmineralen (uit de hele wereld) is de middellangetermijntrend over 2013–2020 stabiel, waar deze voorheen dalend was en daarmee groen kleurde.
Verdeling van de brede welvaart
Hoe is de brede welvaart verdeeld over de diverse bevolkingsgroepen? Onderwijsniveau en migratieachtergrond blijken de belangrijkste onderscheidende factoren te zijn (zie hoofdstuk 3). De groep laagopgeleiden komt op relatief veel indicatoren lager dan gemiddeld uit. Voor de groep hoogopgeleiden is dit juist andersom: zij scoren op veel indicatoren bovengemiddeld op brede welvaart. Persoonskenmerken als leeftijd, geslacht, onderwijsniveau en migratieachtergrond zijn onderling gerelateerd. Zo zijn mensen met een niet-westerse migratieachtergrond gemiddeld genomen vrij jong en zijn ze ook vrij vaak laagopgeleid. Ouderen zijn ook relatief vaak laagopgeleid. Het verschil in cumulatie van gunstige dan wel ongunstige uitkomsten is het grootst tussen laag- en hoogopgeleiden. Dit is ook het geval als rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhang tussen de verschillende persoonskenmerken. Na onderwijsniveau zijn leeftijd en migratieachtergrond het meest onderscheidend. Geslacht speelt de kleinste rol.
Geslacht
Leeftijd
Hoogst behaald onderwijsniveau
Migratieachtergrond
Sustainable development goals (SDG’s)
De voortgang van Nederland ten aanzien van de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) wordt in deze monitor gemeten aan de hand van 255 verschillende indicatoren (zie hoofdstuk 4). Voor alle 17 doelen wordt per indicator gekeken naar de positie van Nederland vergeleken met de andere EU-landen. Daarnaast is per SDG-doel voor alle indicatoren gekeken of er sprake is van een trend in de richting van het doel, een neutrale trend of een beweging van het doel af.
Het dashboard hieronder laat per SDG zien voor hoeveel indicatoren de trend in de periode 2013–2020 zich in de richting van het doel beweegt, voor hoeveel de trend stabiel is en hoeveel de trendmatige beweging van het doel af is. Hierbij valt op dat er relatief veel indicatoren een groene trendkleur hebben (en zich dus naar het doel toe bewegen). Dit zien we bij SDG 2 (geen honger), SDG 4 (kwaliteitsonderwijs), SDG 5 (gendergelijkheid), SDG 6 (schoon water en sanitair), SDG 7 (betaalbare en duurzame energie), SDG 11.2 (duurzame steden en gemeenschappen: tweede dashboard, leefomgeving) en SDG 13 (klimaatactie).
Bij SDG 3 (goede gezondheid en welzijn), SDG 9.1 (industrie, innovatie en infrastructuur: eerste onderdeel, mobiliteit), SDG 10.2 (ongelijkheid verminderen: tweede dashboard, financiële houdbaarheid), SDG 11.1 (duurzame steden en gemeenschappen: eerste dashboard, wonen), SDG 15 (leven op het land) en SDG 16.2 (vrede, justitie en sterke publieke diensten: tweede dashboard, instituties) zien we juist een relatief groot aantal indicatoren met een rode trendkleur. Dit is een signaal dat deze SDG’s verder van het doel verwijderd raken. Er zijn geen aanwijzingen dat deze rode trends worden veroorzaakt door corona, ofwel dat door uitschieters in het laatste jaar trends zouden zijn omgeslagen.
In deze editie van de Monitor wordt de positie weergegeven binnen de EU-27. Het Verenigd Koninkrijk maakt geen deel meer uit van de vergelijking. Voor wat betreft de vergelijking met de (nu 26) andere EU-landen is het beeld grotendeels onveranderd: Nederland behoort bij de kopgroep bij SDG 1 (geen armoede), SDG 8.2 waardig werk en economische groei (tweede dashboard, arbeid en vrije tijd), SDG 9.2 (industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid) en SDG 9.3 (industrie, innovatie en infrastructuur: kennis en innovatie), SDG 10.1 (ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid), SDG 16.2 (vrede, justitie en sterke publieke diensten: instituties) en SDG 17 (partnerschap om doelstellingen te bereiken).
Nederland blijft achter bij SDG 13 (klimaatactie). Voor SDG 14 (leven in het water) zijn er maar weinig indicatoren beschikbaar en is de positie moeilijk te bepalen. Niet alle EU-landen liggen immers aan (dezelfde) zee.
Bij SDG 7 (betaalbare en duurzame energie) en SDG 15 (leven op het land) heeft Nederland een positie in de middengroep. In voorgaande edities van de Monitor bevond Nederland zich bij deze twee SDG’s in de achterhoede.
Het dashboard hieronder vat de gemiddelde positie van Nederland over alle indicatoren per beleidsthema samen. Voor iedere indicator die internationaal vergeleken kan worden, is de positie van Nederland in de EU omgerekend naar een percentage en wel zodanig dat de laatste plaats 0 procent is, de eerste plaats 100 procent en het exacte midden (bijvoorbeeld zevende van de 13 landen) 50 procent. De gemiddelde positie van Nederland per beleidsthema is een ongewogen gemiddelde van alle indicatoren.
Brede welvaart en corona in 2020
2020 was een bijzonder jaar vanwege de uitbraak van de coronapandemie. In deze paragraaf kijken we meer specifiek naar de veranderingen in de brede welvaart tussen 2019 en 2020. Allereerst valt de economische krimp in 2020 op. Het volume van het bbp per hoofd van de bevolking nam vorig jaar met 4,3 procent af. Deze krimp vertaalde zich niet door naar de huishoudens. Uit de nationale rekeningen blijkt dat het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens vorig jaar met 2,4 procent toenam, een groei die zelfs hoger lag dan in 2019. Het reëel beschikbaar inkomen steeg vooral doordat werknemers meer verdienden: hun gezamenlijk beloning nam toe met 15,4 miljard euro (4,1 procent) tot 393,4 miljard euro. De cao-lonen stegen in 2020 met 3,0 procent, de sterkste groei in 12 jaar. De reële cao-loonstijging was de grootste in 34 jaar. Het aantal banen en het aantal gewerkte uren daalden, maar door de steunmaatregelen van de overheid kregen veel werknemers toch hun volledige loon doorbetaald. Het volume van de individuele consumptie per inwoner liep in 2020 wel fors terug, met een krimp van 5,7 procent. In deze onzekere tijden waren consumenten wellicht terughoudend met aankopen, of minder in de gelegenheid om winkels, horeca en dergelijke te bezoeken.
Als de blik wordt gericht op de brede welvaart, dan blijkt het beeld rijk geschakeerd. Allereerst valt op dat de tevredenheid met het leven in 2020 met 2,5 procentpunt is gedaald, naar 84,8 procent. De vele maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan kunnen effect hebben gehad op de tevredenheid met het leven. Verder was er in 2020 een duidelijke afname van sociale contacten met familie, vrienden en buren, en is het vrijwilligerswerk beduidend afgenomen. De ontwikkelingen bij deze laatste twee indicatoren kunnen overigens niet klakkeloos op het conto van corona worden geschreven. Ook in voorgaande edities werden deze trends al geconstateerd.
Daarnaast zijn er ook positieve ontwikkelingen. Zo is de gezonde levensverwachting van zowel mannen als vrouwen gestegen. In 2020 was de sterfte vanwege corona 10 procent hoger dan verwacht kon worden op grond van de sterfte in eerdere jaren en demografische ontwikkelingen. Dit leidde tot een daling in de levensverwachting. De waardering van de eigen gezondheid was in 2020 echter bijzonder groot. Door deze combinatie – beide elementen worden in de berekening gebruikt – kwam de gezonde levensverwachting in 2020 zowel bij de mannen als de vrouwen flink hoger uit dan in 2019. Verder zijn mensen meer tevreden over het milieu in hun directe leefomgeving en is ook de tevredenheid met de hoeveelheid vrije tijd toegenomen. Ook kan worden gewezen op het vertrouwen in instituties, dat met 6,4 procentpunt in 2020 sterk is gestegen en uitkwam op 69,5 procent. Vooral het vertrouwen in de Tweede Kamer is afgelopen jaar fors toegenomen. Ten slotte blijkt dat de verdeling van de brede welvaart over de verschillende bevolkingsgroepen niet heel sterk is veranderd. In het coronajaar 2020 scoren in grote lijnen dezelfde groepen boven- of ondergemiddeld als in 2019.
Dit laat onverlet dat de samenleving hard is getroffen door de pandemie. Er stierven in Nederland vorig jaar meer dan 20 duizend mensen aan de gevolgen van het coronavirus. Bij 17 537 overlijdens is de vastgestelde doodsoorzaak COVID-19. Volgens het CBS zijn 2 673 anderen vermoedelijk overleden aan de gevolgen van het virus. Veel mensen kampen met gezondheidsproblemen en bepaalde bedrijfstakken zoals de horeca en de cultuursector hebben het zwaar te verduren.
Schokbestendigheid
Het nieuwe dashboard over schokbestendigheid dat in deze Monitor is opgenomen laat de robuustheid van huishoudens, de economie, de samenleving en de biosfeer zien (zie hoofdstuk 2). Hierbij is aandacht voor de positie van kwetsbare groepen in de samenleving. Daarnaast komen afhankelijkheid van het buitenland en de slagkracht van de overheid ook aan de orde. Deze indicatoren moeten ons een indruk geven in welke mate Nederland in staat is eventuele toekomstige schokken op te vangen.
Uitleg brede-welvaarttrends (BWT)
De binnenste ring van de brede-welvaarttrends (BWT) geeft informatie over de middellangetermijntrend (gebaseerd op beschikbare datapunten in de jaren 2013–2020). De buitenste ring geeft de gemiddelde mutatie in het laatste verslagjaar ten opzichte van het voorgaande jaar. Wijs in de figuur een indicator aan om te zien wat daar is gemeten. Doorklikken geeft meer informatie over de ontwikkeling in Nederland en de positie ten opzichte van de andere EU-landen. Waar mogelijk zijn tijdreeksen opgenomen vanaf 1995.
Voor trends en voor de meest recente jaarlijkse mutaties is de betekenis van kleuren: | Voor posities is de betekenis van kleuren: |
---|---|
Groen | Groen |
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging van de brede welvaart. | Nederland staat in het bovenste kwartiel van de EU-ranglijst. |
Grijs | Grijs |
de indicator stijgt of daalt niet significant. | Nederland staat in het midden van de EU-ranglijst. |
Rood | Rood |
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart. | Nederland staat in het onderste kwartiel van de EU-ranglijst. |
Het beeld van het dashboard ‘schokbestendigheid’ is positief: in het dashboard komt de kleur rood nauwelijks voor. Zo is de schokbestendigheid van de huishoudens groot en bewegen de indicatoren voor de kwetsbare groepen allemaal in een positieve richting (de trends zijn groen). Ook de slagkracht van de overheid blijkt groot te zijn. Bij de afhankelijkheid van het buitenland is er één indicator die rood kleurt: afhankelijkheid van energie-invoer. Voor wat betreft de robuustheid van economie, samenleving en biosfeer is het beeld niet eenduidig, er zijn zowel groene als rode trends. Bij de robuustheid van de biosfeer neemt de omvang van de groen-blauwe ruimte (exclusief reguliere landbouw) per inwoner trendmatig af. De robuustheid van de samenleving is groter dan die bij de biosfeer, met stijgende (groene) trends en hoge posities. Bij de robuustheid van de economie tot slot, is het beeld gemengd. Het aandeel hoogopgeleiden in de bevolking van 15–74 jaar stijgt trendmatig, maar daar staat een afname van de fysieke kapitaalgoederenvoorraad per gewerkt uur tegenover.
Al deze indicatoren wijzen erop dat de Nederlandse samenleving relatief goed voorbereid is om externe schokken op te vangen. Dit wordt ook bevestigd door de indicatoren uit het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’ en de cijfers over de verdeling van de brede welvaart. De brede welvaart is ook onder invloed van de coronapandemie niet wezenlijk onder druk gekomen.
Deel II: Brede Welvaart in het licht van de SDG’s
Brede Welvaart ‘hier en nu’
Voor ieder van de acht thema’s uit het ‘hier en nu dashboard’ wordt nu meer in detail gekeken hoe de brede welvaart zich heeft ontwikkeld. Per thema worden eerst de indicatoren besproken die in het dashboard groen of rood kleuren. Daarna worden deze ontwikkelingen geplaatst in de bredere context van indicatoren uit de SDG-agenda die leidend is in hoofdstuk 4.
Subjectief welzijn: In de vorige Monitor vertoonde de tevredenheid met het leven een stijgende (groene) trend. Deze is in de huidige meting stabiel (grijs). De persoonlijke welzijnsindex, die is samengesteld uit twaalf indicatoren die acht dimensies van welzijn beschrijven, neemt in de jaren 2013–2020 toe.
Materiële welvaart: De ontwikkeling van de consumptie blijft achter bij die van het bbp. Het volume van het bbp per hoofd van de bevolking was in 2019, voor het uitbreken van de coronapandemie, bijna 9,7 procent groter dan aan het begin van de trendperiode in 2013, dat van de werkelijke individuele consumptie 5,4 procent groter. De mediaan van het besteedbaar inkomen van huishoudens is in deze periode trendmatig gestegen. Bij de individuele consumptie is er nu evenwel sprake van een trendomslag: was er voorheen sprake van een groene trend, nu is deze stabiel (grijs). Het volume van de individuele consumptie per inwoner kromp in 2020 met 5,7 procent. Het bbp per hoofd van de bevolking daalde iets minder hard, met 4,3 procent.
SDG 10 laat zien dat de inkomensongelijkheid en de relatieve armoede in Nederland over de afgelopen trendperiode (2013–2020) stabiel zijn. Het mediaan vermogen van huishoudens (SDG 1) heeft een stijgende trend, vooral door de alsmaar oplopende waarden van de eigen woning. Daarnaast is het percentage huishoudens dat moet rondkomen met een langdurig laag inkomen in de jaren van 2013 tot 2019 trendmatig gestegen. Het armoederisico van minderjarigen (het percentage dat deel uitmaakt van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens) is overigens gedaald. Verder is er sprake van een trendmatige daling van het percentage mensen dat zich veel zorgen maakt over de financiële toekomst. Opvallend genoeg is ook in 2020 deze financiële zorg over de toekomst verder gedaald.
Gezondheid: Los van de gezonde levensverwachting, die bij mannen en vrouwen de laatste jaren trendmatig stabiel is, zijn er minder gunstige ontwikkelingen op gezondheidsgebied: een stijgende middellangetermijntrend bij het percentage mensen met overgewicht, oplopende wachttijden voor specialistische zorg (die werden gemeten nog voor het uitbreken van corona), en een trendmatige daling bij de vaccinatiegraad voor mazelen. Verder voelt een steeds groter deel van de bevolking zich psychisch niet gezond. Hier staat wel een aantal positieve middellangetermijntrends tegenover. Het percentage van de bevolking ouder dan 12 jaar dat rookt, is gedaald. Daarnaast is het percentage mensen dat bij het dagelijks functioneren ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen ervaart afgenomen. De trend is omgeslagen van grijs naar groen, waarbij Nederland voor deze indicator bovendien een hoge positie op de EU-ranglijst inneemt. De ervaren gezondheid in Nederland vertoonde in eerdere metingen een dalende trend. Nu is sprake van een stabiele trend. In 2020 nam het percentage van de bevolking dat de gezondheid als goed of zeer goed omschreef met 2,8 procentpunt toe, naar 81,5 procent.
Arbeid en vrije tijd: SDG 8 laat zien dat het thema arbeid zich in Nederland over een breed front trendmatig positief ontwikkelt. Daarbij wordt aangetekend dat hier wordt gekeken naar jaarcijfers, en naar de middellange termijn. In (en binnen) het jaar 2020 lieten de cijfers over arbeid op een aantal aspecten een andere ontwikkeling zien dan voorheen.
Het percentage van de beroepsbevolking dat langer dan één jaar werkloos is, bedroeg in 2013, aan het begin van de trendperiode, 2,5 procent. Deze langdurige werkloosheid is na 2015 gedaald tot 0,9 procent in 2020. De trend is veranderd van stabiel naar groen. De trend van de nettoarbeidsparticipatie over de periode 2013–2020 is stijgend, al was er in het laatste jaar een afname. Dat was voor het eerst sinds de vorige economische crisis. Verder is er sprake van een trendmatige stijging van de vacaturegraad (het aantal vacatures per duizend banen). Voor de zorgen over het baanbehoud bij werknemers is de middellangetermijntrend dalend, al namen deze zorgen in 2019 en vooral in 2020 weer toe. De enige ongunstige middellangetermijntrend binnen deze SDG treedt op bij de psychische vermoeidheid door werk (bij werknemers). Het percentage van de werknemers dat vermoeid is door werk steeg van 14,4 procent in 2014 (het eerste jaar van de meting) tot 15,7 procent in 2020. Hier werd in 2018 een piek bereikt (17,3 procent).
De tevredenheid met de vrije tijd is de laatste jaren sterk toegenomen. Was er bij eerdere meting nog sprake van een rode trend, nu is deze grijs (stabiel). Ook recent vertoont de tevredenheid met de vrije tijd een duidelijke toename: deze verbeterde van 74,2 procent in 2019 naar 76,4 procent in 2020. Het tijdverlies door files en vertraging is van 2013 tot 2019 trendmatig gestegen (rood). Ten slotte is het aandeel van de hoogopgeleide bevolking toegenomen. Dit aandeel steeg van 28,3 procent van de bevolking van 15–74 jaar in 2013 tot 34,2 procent in 2020. Het feit dat de bijdrage van onderwijs aan de brede welvaart hier wordt gemeten als de relatieve omvang van de hoogopgeleide bevolking wil overigens niet zeggen dat andere vormen van opleiding, zoals beroepsopleidingen en vakmanschap, voor de brede welvaart niet van belang zijn. Wel is het duidelijk dat hoogopgeleide mensen over het algemeen een hogere welvaart bereiken op veel maatschappelijke terreinen (zie hoofdstuk 3 van de Monitor).
Wonen: SDG 11 laat zien dat het aantal beschikbare woningen trendmatig is toegenomen. Wel is een toenemend aantal mensen te klein behuisd, hoewel dit probleem naar Europese maatstaven niet heel groot is. Het beeld van de woonkosten is minder positief, deze hebben een stijgende trend. Vanuit de brede welvaart bezien is het echter gunstig dat de totale woonquote van huur- en koopwoningen (de uitgaven hieraan als percentage van het besteedbaar inkomen) de laatste jaren trendmatig is gedaald. De trend is veranderd van grijs in groen. Wel blijkt dat deze woonquote naar Europese maatstaven hoog is (Nederland staat op de 23e plaats in de EU-27 in 2019). Ook de ontwikkeling van de ervaren woonlasten is positief. Deze woonlasten worden in de loop van de periode 2013–2020 als steeds minder problematisch ervaren. Nederland bevindt zich hier in de Europese kopgroep (derde van de EU-27 in 2019). Vergeleken met andere landen ervaren Nederlanders veel onaangenaamheden in de buurt (25e plaats van de EU-27 in 2019).
Samenleving: Zowel voor wat betreft het contact met familie, vrienden en buren als de omvang van het vrijwilligerswerk is er in de periode 2013–2020 sprake van een dalende, rode, trend. Het vertrouwen dat mensen in elkaar stellen en het vertrouwen dat ze in instituties hebben, zijn beide trendmatig toegenomen (groen). Naar Europese maatstaven is het vertrouwen in Nederland hoog. Ten slotte is het percentage mensen dat positief oordeelt over de normen en waarden in Nederland gestegen van 37,3 procent in 2013 tot 43,3 procent in 2019.
Veiligheid: Het percentage mensen dat zich vaak onveilig voelt in de buurt is gedaald van 1,8 in 2013 naar 1,4 in 2019. Het slachtofferschap van misdaad daalde van 19,8 procent in 2013 tot 13,7 procent in 2019. Voor beide indicatoren is nog geen cijfer voor 2020 beschikbaar. Verder laten de cijfers uit SDG 16 zien dat het aantal politiebeambten per 100 duizend inwoners trendmatig daalt en daarmee rood kleurt.
Milieu: De hoeveelheid natuur beheerd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) neemt trendmatig toe. De stedelijke blootstelling aan fijnstof vertoont eveneens een groene trend. Bij de fauna van zowel het land als zoetwater en moeras vinden trendmatige dalingen plaats. Deze indicatoren kleuren dan ook rood. De zwemwaterkwaliteit van binnenwateren sloeg om van stijgend (groen) naar stabiel; bijna driekwart heeft de kwalificatie ‘uitstekend’.
Brede welvaart ‘later’
Brede welvaart ‘later’ gaat over de hulpbronnen die volgende generaties nodig hebben om minimaal eenzelfde niveau van welvaart te kunnen bereiken als de huidige generatie. De keuzes die alle Nederlanders gezamenlijk ‘hier en nu’ maken, hebben consequenties voor de volgende Nederlandse generaties. Om de kwaliteit van leven op peil te houden, zijn allerlei hulpbronnen nodig, hier aangeduid als ‘kapitaal’. We onderscheiden daarbij economisch, natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal. Belangrijk is het dat de hoeveelheid kapitaal per inwoner op de langere termijn minimaal constant is.
Economisch kapitaal: Het economisch kapitaal bestaat uit de componenten fysiek kapitaal (SDG 8) en kenniskapitaal (vooral SDG 9). De financiële houdbaarheid komt aan de orde in SDG 10.
De fysieke kapitaalgoederenvoorraad per gewerkt uur laat een rode trend zien. Het aantal gewerkte uren is tot en met 2019 sterk toegenomen, meer dan het volume van de kapitaalgoederenvoorraad zelf, wat bij deze indicator tot een trenddaling leidt. Voorts laten cijfers uit SDG 8 zien dat de bruto-investeringen in materiële activa naar Europese maatstaven laag zijn. Bij het aantal gewerkte uren per inwoner neemt Nederland een middenpositie in. De kracht van de Nederlandse economie lijkt duidelijk te liggen op het vlak van de arbeidsproductiviteit. Deze vorm van productiviteit, gemeten als bruto toegevoegde waarde per gewerkt uur, is in vergelijking met andere Europese landen hoog en hangt nauw samen de hoogontwikkelde kenniseconomie. SDG 9 laat zien dat Nederland voor een groot aantal innovatie-indicatoren een hoge positie op de EU-ranglijst inneemt. Daarnaast zijn de bruto-investeringen in materiële vaste activa en het gewerkte aantal uren in speur- en ontwikkelingswerk (R&D) trendmatig toegenomen. Ook blijkt de toegang tot financiering voor het mkb trendmatig verbeterd.
Voor wat betreft de huishoudens kan worden opgemerkt dat Nederlandse huishoudens in 2019 gemiddeld iets meer dan een ton aan schuld hadden. De trend is stijgend (omgeslagen van neutraal naar rood) en Nederland staat hiermee onderin de EU-ranglijst (22e van 24 gemeten landen). Tegenover de schulden staan het spaargeld van huishoudens (chartaal geld en deposito’s) en hun niet-financiële bezittingen, zoals een woning. Het mediaan vermogen van huishoudens vertoont een stijgende (groene) trend. De toename komt vooral doordat koopwoningen in waarde bleven stijgen.
SDG 10 (dashboard 2) beschrijft de financiële houdbaarheid van onze welvaart en de financiële situatie van huishoudens. Zowel collectief als individueel worden schulden en vermogen opgebouwd. De financiële verplichtingen van overheid en huishoudens hebben effect op de brede welvaart van volgende generaties. De dekkingsgraad van de pensioenfondsen – de verhouding van bezittingen (pensioenvermogen) tot verplichtingen (pensioenaanspraken van alle deelnemers) – geeft een indruk of de fondsen in staat zijn huidige en toekomstige pensioenen uit te keren. De actuele dekkingsgraad kwam in het vierde kwartaal van 2020 uit op 100,3 procent, tegen 104,0 procent eind 2019. Bij de indicator pensioenaanspraken is de trend omgeslagen van groen naar neutraal. Het te verwachten pensioen uit werk (geschat met het mediane brutopensioeninkomen van personen van 65–74 jaar) was in 2020 51 procent van het inkomen uit werk (benaderd door het mediane bruto-inkomen uit werk van 50–59‑jarigen). Het gaat alleen om pensioen opgebouwd tijdens het werkzame leven, dus exclusief overheidspensioenvoorzieningen (de eerste pijler).
De overheidsschuld als percentage van het bbp lag eind 2019, voor de coronapandemie, op nog geen 49 procent. Daarmee was deze belangrijke indicator voor de toestand van de overheidsfinanciën ruim 19 procentpunt lager dan op de top in 2014. Het zorgde voor een relatief gunstige uitgangspositie toen de coronasteun maatregelen (vooral de NOW en de TOZO) de uitgaven in 2020 sterk lieten oplopen. Eind 2020 bedroeg de schuldquote 54,5 procent van het bbp, ruim 13 procentpunt minder dan op de top in 2014. De middellangetermijntrend blijft dalend. De formele Europese norm voor de overheidsschuld is maximaal 60 procent van het bbp.
Natuurlijk kapitaal: Dit is een breed thema dat in veel SDG’s terugkeert. Hierbij kunnen de volgende componenten onderscheiden worden: energieverbruik en klimaatverandering (SDG’s 7 en 13), kwaliteit van bodem, water en lucht; emissies en afval (SDG’s 6, 11 en 12) en natuur en ecosystemen (SDG’s 14, 15).
- Energie en klimaatverandering: Het in Nederland opgestelde vermogen voor hernieuwbare elektriciteit is in de trendperiode 2013–2020 toegenomen van 202 naar 964 megawatt per miljoen inwoners (groene trend). Verder ligt het energieverbruik, omgerekend in kg olie-equivalenten per inwoner, in Nederland naar Europese maatstaven hoog (23e van de EU-27 in 2019), maar de energie wordt wel steeds efficiënter gebruikt (de energie-intensiteit vertoont een dalende en daarmee groene trend). Daarnaast neemt de werkgelegenheid in de duurzame energiesector trendmatig toe. Het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik is gestegen, hoewel dit percentage naar Europese maatstaven nog altijd laag is (25e van de EU-27 in 2019). Daarnaast laat SDG 13 zien dat de broeikasgasemissies per inwoner de afgelopen jaren trendmatig gedaald zijn, hoewel de broeikasgasuitstoot naar Europese maatstaven nog steeds hoog is. Nederland nam in 2018 een 23e plaats in op de EU-27 ranglijst.
- Kwaliteit van bodem, water en lucht (emissies en afval): Bij SDG 6, dat zich op water richt, zien we dat de waterstress (het percentage zoetwater dat onttrokken wordt aan de beschikbare waterbronnen) een groene trend vertoont. De waterkwaliteit staat overigens wel onder druk. Het percentage oppervlaktewater van goede chemische kwaliteit is de laatste jaren trendmatig gedaald. De cijfers in SDG 12 laten zien dat zowel de trend van de totale hoeveelheid gemeentelijk afval als van het aandeel gerecyclede gemeentelijk afval groen is en dat het aandeel van de milieusector in het bbp trendmatig is toegenomen. Ook gunstig is de toename van de grondstoffenproductiviteit (uitgedrukt als euro’s bbp per kg materiaalverbruik). Voor deze indicator staat Nederland in de Europese voorhoede. SDG 11 (dashboard 2) is er onder andere op gericht om de lokale leefomgeving duurzaam te maken. Hier staat een groot aantal indicatoren op groen. De emissies van verzurende stoffen (zwaveloxiden, stikstofoxiden en ammonia) dalen, en ook de stedelijke blootstelling aan de fijnere fractie van fijnstof is afgenomen.
- Natuur en ecosystemen: Voor wat betreft de staat van de natuur en ecosystemen, laat SDG 14 (leven in het water) zien dat de trends stabiel zijn en dat Nederland in 2020 een gemiddelde score op de Clean Water Index laat zien (16e van de EU-27 in 2020). SDG 15 (leven op het land) omvat indicatoren over de staat van de natuur en biodiversiteit op het land. Zoals gezegd neemt het percentage van het totale land dat valt onder beheerde natuur in NNN trendmatig toe. Een aantal andere indicatoren uit het dashboard van SDG 15 geeft echter een somberder beeld. Zo neemt de groen-blauwe ruimte per inwoner trendmatig af. Dit areaal per inwoner omvat groene en/of natuurlijke gebieden in zowel stad als platteland, exclusief de reguliere landbouw en met uitzondering van de Noordzee. Ook drie biodiversiteitsindicatoren, te weten de rode-lijstindicator, de fauna van het land en de index voor boerenlandvogels, dalen trendmatig. Naar Europese maatstaven is de staat van de landnatuur en biodiversiteit ook niet goed te noemen. Het percentage natuur en bosgebieden behoort tot de laagste in Europa en het overschot aan stikstof per hectare cultuurgrond is het hoogste van alle 19 EU-landen waarvoor cijfers beschikbaar zijn.
Menselijk kapitaal: Dit thema kijkt naar hoe de mens, vanuit een economisch oogpunt, kan bijdragen aan de welvaart. Deze kapitaalvorm heeft drie componenten. Allereerst het arbeidsvolume: het totaal aantal gewerkte uren in de samenleving. Naast deze kwantitatieve maat wordt ook naar twee kwaliteitsaspecten van de arbeid gekeken: de gezondheid, en het opleidingsniveau en de vaardigheden van de beroepsbevolking. Deze componenten zijn eerder al besproken, onder brede welvaart ‘hier en nu’.
Sociaal kapitaal: Het sociaal kapitaal van de samenleving wordt gevormd door het sociaal contact dat mensen met elkaar hebben, en het vertrouwen tussen mensen dat hierdoor hopelijk wordt opgebouwd. Ook het vertrouwen van mensen in instituties vormt een belangrijk bestanddeel van sociaal kapitaal.
Op het gebied van maatschappelijke participatie toont SDG 10 dat deze trendmatig daalt voor indicatoren zoals contact met familie. Wel neemt Nederland op dit vlak een hoge positie op de EU-ranglijsten in. Deze hoge maatschappelijke participatie vertaalt zich ook in een hoge mate van vertrouwen van burgers in elkaar en in de belangrijkste instituties, alsmede in het onderschrijven van belangrijke normen en waarden. Het vertrouwen in mensen en in instituties vertoont in beide gevallen een groene trend.
Brede Welvaart ‘elders’
In het dashboard voor de brede welvaart ‘elders’ worden twee thema’s onderscheiden: ‘handel en hulp’ en ‘milieu en grondstoffen’.
Handel en hulp: Hier wordt gekeken naar hoe Nederland een positieve bijdrage kan leveren aan de brede welvaart van andere landen. Hierbij wordt in navolging van het Brundtland-rapportnoot1 speciaal gedacht aan de inkomensstromen tussen Nederland en de LDC’s. Deze (47) landen zijn door de VN betiteld als armste landen ter wereld.
De invoer van goederen vanuit Amerika, Azië en Oceanië is de laatste jaren (2013–2020) trendmatig gestegen. In de dashboards worden deze groen gekleurd omdat deze handel naar verwachting een gunstig effect heeft gehad op de regio’s in kwestie. Ook de overdrachten door migranten in Nederland naar mensen in hun land van herkomst zijn toegenomen. Dit bedrag is uitgedrukt als percentage van het bruto nationaal inkomen en is gestegen van 1,1 procent in 2013 naar 1,6 procent in 2019.
Milieu en grondstoffen: Dit thema gaat na in hoeverre Nederland druk legt op het milieu of de grondstofvoorraden van andere landen. Twee indicatoren geven een rode trend te zien, te weten de invoer van metalen uit de LDC’s en de totale invoer van biomassa. Daarnaast treedt er juist een verbetering op bij de invoer van fossiele brandstoffen uit de LDC’s en bij de invoer van niet-metaalmineralen uit de LDC’s.
In vergelijking met de trendperiode van de vorige Monitor (2012–2019) is er sprake van een aantal trendomslagen. Voor de invoer van metalen (uit de hele wereld) is er een verbetering doordat de trend omsloeg van rood (in dit geval stijgend) naar stabiel. Ook bij de hoeveelheid invoer van fossiele brandstoffen uit LDC’s en invoer van niet-metaalmineralen uit LDC’s was de ontwikkeling gunstig. Hier sloeg de middellangetermijntrend om van stabiel over de periode 2012–2019, naar groen (want dalend) over de periode 2013–2020. Ten slotte is de trend van de broeikasgasvoetafdruk dalend en groen. Bij één indicator voor dit thema betekende de trendomslag een verslechtering vanuit het perspectief van brede welvaart: bij de hoeveelheid invoer van niet-metaalmineralen (uit de hele wereld) is de middellangetermijntrend over 2013–2020 stabiel, waar deze voorheen dalend (groen) was.