Overkoepelend beeld Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2020
Deze publicatie schetst de ontwikkeling van de brede welvaart en de SDG’s in Nederland
in 2019. De grote invloed die COVID-19 en de daarmee verband houdende maatregelen
op onze economie en de samenleving hebben, blijven in deze Monitor dan ook onbesproken.
Dat betekent overigens niet dat het begrip brede welvaart niet van grote betekenis
is wanneer wordt gekeken naar de maatschappelijke uitdagingen waarmee Nederland zich
nu geconfronteerd ziet. Tal van aspecten die de kwaliteit van leven bepalen, worden
meer dan voorheen in besluitvormingsprocedures betrokken. Het begrip brede welvaart
en het behalen van de SDG’s blijken daardoor relevanter dan ooit.
Deze Monitor beschrijft de ontwikkeling van de brede welvaart in het ‘hier en nu’,
de potentiële brede welvaart van komende generaties (‘later’) en het effect van ons
handelen op de brede welvaart in andere landen (‘elders’). Dat wordt gedaan aan de
hand van een gestructureerde set indicatoren die de vele aspecten van brede welvaart
beschrijven. Naast economie en arbeid gaat het daarbij ook om zaken als gezondheid,
onderwijs en leefomgeving. Hierbij wordt gekeken naar ontwikkelingen in het meest
recente jaar, trends over de afgelopen acht jaren (de middellange termijn: 2012–2019)
en, waar beschikbaar, langetermijnontwikkelingen vanaf 1995.noot1 Per indicator wordt ook gekeken naar de positie van Nederland binnen de Europese
Unie (EU). Vervolgens wordt de verdeling van de huidige brede welvaart tussen verschillende
groepen in de bevolking onder de loep genomen.
Tot slot wordt in deze publicatie gekeken naar de voortgang richting het behalen van de 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) in Nederland, op basis van zowel de SDG- als brede-welvaartindicatoren (de SDGplus-indicatoren).
De SDG’s zijn in 2015 opgesteld door de Verenigde Naties (VN) en door 193 landen ondertekend
(VN, 2015). De SDG’s sluiten goed aan bij het streven naar een hogere brede welvaart.
Onderliggende principes van de SDG-agenda zoals het uitgangspunt van ‘leave no one
behind’, de aandacht voor onze voetafdruk en de vijf p’s (people, planet, peace, prosperity
& partnership) zijn alle zeer relevant voor onze kwaliteit van leven en voor de toekomstbestendigheid
van die levenskwaliteit.
Samenvattend beeld
In 2019 stond Nederland er economisch gezien sterk voor. In de woorden van Klaas Knot,
president van De Nederlandsche Bank, kreeg de Nederlandse economie een 9 (Head Topics,
2020). Met ons bbp en de werkgelegenheid zat het in 2019 dus wel goed. De materiële
welvaart was hoog en is sterk gestegen in de afgelopen jaren. Tegelijkertijd valt
op dat niet alle brede-welvaartsaspecten de laatste jaren 1-op-1 zijn meegegroeid
met het bbp. Dat geldt ook voor een aantal materiële aspecten. Zo steeg het volume
van het bbp vanaf 1995 met meer dan 60 procent, maar namen het reëel beschikbaar inkomen
en het volume van de consumptie van huishoudens met ruim 40 procent toe. En op een
aantal immateriële punten zijn we achteruitgegaan.
Nederland is kwetsbaar op het gebied van natuurlijk kapitaal. Vergeleken met andere
EU-landen bevindt Nederland zich op veel onderdelen onderaan de ranglijst. Het stikstofoverschot
behoort tot de hoogste in Europa en de capaciteit en het aandeel aan hernieuwbare
energie behoren tot de laagste. Ook nemen, op één neutrale ontwikkeling na, alle biodiversiteitsindicatoren
trendmatig af. Wel stijgt het areaal beheerde natuur en neemt de capaciteit aan hernieuwbare
energie sterk toe.
Bij het thema gezondheid is het beeld wisselend. Vergeleken met andere EU-landen behoort
Nederland op dit onderdeel tot de middengroep. De gezonde levensverwachting van vrouwen
is relatief laag en het overgewicht onder de Nederlandse bevolking neemt al decennialang
gestaag toe. Ook lijkt de samenleving iets drukker en meer gehaast te worden. De filedruk
neemt toe, de tevredenheid met de vrije tijd neemt af, en in lijn daarmee daalt ook
het percentage mensen dat vrijwilligerswerk doet en het aantal contacten met familie,
vrienden of buren. Verder neemt de werkgerelateerde psychische vermoeidheid toe, en
daalt het aandeel psychisch gezonden in de totale bevolking. Mogelijk is dit een keerzijde
van de hoge en de laatste jaren sterk toegenomen arbeidsparticipatie. Ter relativering
moet daarbij wel worden opgemerkt dat in Nederland vergeleken met andere EU-landen
relatief veel vrijwilligerswerk wordt verricht en dat de tevredenheid met de vrije
tijd nog altijd relatief hoog is vergeleken met andere landen.
Het is evenwel niet zo dat Nederland alleen in materieel opzicht vooruitgang heeft
geboekt. Ook ons welzijn is de laatste jaren toegenomen en bevindt zich Europees gezien
op een hoog niveau. Ditzelfde kan gezegd worden voor ons vertrouwen in de medemens
en in instituties. Nederland is een ‘high-trust society’. Ook neemt de veiligheid verder toe. Dit is een goede basis voor brede welvaart,
net als een solide economie. Bij die economie zijn anno 2019 enkele kanttekeningen
te plaatsen. Allereerst heeft het feit dat de Nederland een handeldrijvende natie
is zowel positieve als negatieve effecten. Die handelsrelatie werkt ook voor andere
landen welvaartsverhogend. Maar Nederland onttrekt er ook veel grondstoffen mee, zowel
uit andere landen als uit eigen land.
De verdeling van de brede welvaart is ook niet voor iedereen gelijk. Met name laagopgeleiden
en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond kennen gemiddeld genomen een minder
brede welvaart dan anderen. Vooral het opleidingsniveau is onderscheidend. Bij een
lager opleidingsniveau is er een grote kans op een lage brede welvaart in tal van
opzichten. Wat dat betreft is migratieachtergrond als factor minder onderscheidend.
Ook profiteert niet iedereen van de toenemende materiële welvaart, zoals blijkt uit
een groeiende armoedekloof, een hoger aandeel huishoudens in langdurige armoede en
een stijgend aantal daklozen. Wel staat Nederland er op het gebied van materiële welvaart en welzijn goed voor vergeleken met de andere landen in de EU. Bij de indicatoren behorend bij SDG 1 (Geen armoede) is een zelfde beeld zichtbaar. Ook daar bevindt ons land zich in de Europese kopgroep.
Brede welvaart in het hier en nu
De huidige brede welvaart in Nederland wordt getoond aan de hand van acht thema’s,
te weten welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving,
veiligheid en milieu.
Uitleg Brede-welvaarttrends (BWT)
De binnenste ring van de Brede-welvaarttrends (BWT) geeft informatie over de middellangetermijntrend (gebaseerd op beschikbare datapunten in de jaren 2012–2019). De buitenste ring geeft de gemiddelde mutatie in het laatste verslagjaar ten opzichte van het voorgaande jaar. Wijs in de figuur een indicator aan om te zien wat daar is gemeten. Doorklikken geeft meer informatie over de ontwikkeling in Nederland en de positie ten opzichte van de andere EU-landen. Waar mogelijk zijn tijdreeksen opgenomen vanaf 1995.
Voor trends en voor de meest recente jaarlijkse mutaties is de betekenis van kleuren:
Voor posities is de betekenis van kleuren:
Groen
Groen
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging van de brede welvaart.
Nederland staat in het bovenste kwartiel van de EU-ranglijst.
Grijs
Grijs
de indicator stijgt of daalt niet significant.
Nederland staat in het midden van de EU-ranglijst.
Rood
Rood
de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart.
Nederland staat in het onderste kwartiel van de EU-ranglijst.
Brede-welvaarttrends (BWT): hier en nu
Welzijn. De mate waarin mensen tevreden zijn met hun leven bepaalt hun welzijn. In Nederland
gaat het hiermee overwegend goed. Zowel de tevredenheid met het leven als het persoonlijke
welzijn zijn de laatste acht jaar trendmatig toegenomen. De tevredenheid met het leven
was sinds de start van de meting in 1997 niet eerder zo groot als in 2019. Voor indicatoren
waarvoor bij dit thema een internationale vergelijking mogelijk is, valt op dat Nederland
zeer hoog scoort. Er bestaan wel verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo zijn mensen
in de leeftijd van 65 tot 75 jaar bovengemiddeld tevreden met het leven, terwijl personen
tussen de 25 en 35 juist benedengemiddeld tevreden zijn. Ook hoogopgeleiden en mensen
met een Nederlandse achtergrond zijn bovengemiddeld tevreden, terwijl laagopgeleiden
en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond benedengemiddeld tevreden zijn.
Materiële welvaart.Deze wordt gemeten met het inkomen dat mensen te besteden hebben en de goederen en
diensten die ze hiermee kunnen aanschaffen. De ontwikkeling en het niveau van de materiële
welvaart zijn positief. Zowel het besteedbaar inkomen als de individuele consumptie
neemt trendmatig toe. De individuele consumptie lag in 2019 op het hoogste niveau
van de voorbije vijfentwintig jaar. Ook in vergelijking met andere EU-landen is onze
materiële welvaart hoog. Wel bestaan er substantiële verschillen tussen bevolkingsgroepen.
Die verschillen hangen zowel samen met leeftijd, opleidingsniveau en migratieachtergrond.
Gezondheid. Gezondheid is bepalend voor de kwaliteit van leven. Een ziekte of beperking belemmert
iemands mogelijkheden om deel te nemen aan de samenleving. Qua gezondheid gaat Nederland
er op veel aspecten niet op vooruit. Overgewicht, dat een negatief effect heeft op
de gezondheid, komt ondertussen voor bij meer dan de helft van de personen van 20 jaar
en ouder. En dit neemt trendmatig toe. Vanaf 1995 nam het aandeel mensen met overgewicht
vrijwel onafgebroken toe en in 2014 lag het percentage voor het eerst boven de 50.
Daarentegen nemen het aantal rokers en het alcoholgebruik verder af (SDG 3.5.2). Het percentage
mannen met overgewicht is hoger dan dat van vrouwen. Ook hebben laagopgeleiden vaker
overgewicht dan hoogopgeleiden. Verder neemt overgewicht tot en met de leeftijdsgroep
van 65 tot 75 jaar toe met de leeftijd. Qua gezonde levensverwachting staan Nederlandse
mannen in de Europese middengroep, maar bevinden Nederlandse vrouwen nog steeds zich
in de Europese achterhoede.
Arbeid en vrije tijd. Brede welvaart hangt voor veel mensen sterk af van het hebben van passend en betaald
werk. Daar staat tegenover dat ook vrije tijd meespeelt bij brede welvaart. Een goede
opleiding is van groot belang voor de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Qua arbeid
en vrije tijd is het beeld gemengd. Zo neemt de nettoarbeidsparticipatie trendmatig
toe, evenals het aandeel hoogopgeleiden in de bevolking. Beide lagen in 2019 op het
hoogste niveau van de voorbije vijfentwintig jaar. Het tijdverlies door files nam
tussen 2012 en 2019 echter weer toe. Tussen 2008 en 2012 namen de files onder invloed
van de economische crisis juist af. De tevredenheid met de vrije tijd neemt trendmatig
af. De meeste ontwikkelingen van 2018 op 2019 bij dit thema waren positief. Zo was
de langdurige werkloosheid significant lager dan in 2018 en was er sprake van een
duidelijke toename van de nettoarbeidsparticipatie, het aandeel hoogopgeleiden en
de tevredenheid met het werk. In vergelijking met andere EU-landen staat Nederland
op de meeste onderdelen hoog op de ranglijst. Er zijn wel verschillen tussen bevolkingsgroepen,
bijvoorbeeld naar opleidingsniveau. Waar 82 procent van de hoogopgeleiden betaald
werk heeft, geldt dit voor 72 procent van de middelbaar opgeleiden en de helft van
de laagopgeleiden.
Wonen. Een goed dak boven het hoofd behoort tot de eerste levensbehoeften. Mensen geven
dan ook een substantieel deel van hun inkomen uit aan hun huisvesting. Qua wonen gaat
Nederland er niet veel op voor- of achteruit en bezet Nederland een middenpositie
in de EU. In 2019 is de kwaliteit van de woningen significant verbeterd. Er zijn ook
qua wonen significante verschillen tussen groepen in de bevolking. Zo rapporteren
jongeren relatief vaak gebreken aan de woning en ouderen juist relatief weinig. Ook ervaren
mensen met een niet-westerse achtergrond vaker gebreken aan de woning dan mensen met
een Nederlandse achtergrond.
Samenleving. Eenessentieel onderdeel van brede welvaart vormt een samenleving waaraan iedereen kan
deelnemen en waarin mensen kunnen vertrouwen op elkaar en op instituties als de overheid
en het rechtssysteem. Wat dit betreft is het beeld gemengd. Trendmatig is het percentage
mensen dat georganiseerd vrijwilligerswerk verricht afgenomen. Ook qua contact met
familie, vrienden of buren is sprake van een afnemende trend. Het vertrouwen in instituties
en in andere mensen neemt daarentegen trendmatig toe. Op alle aspecten van de samenleving
neemt Nederland in vergelijking met andere Europese landen een hoge positie in. Met name
rond het hebben van vertrouwen in andere mensen zijn er echter wel verschillen naar
geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond. Waar minder dan de helft
van de laagopgeleiden vertrouwen heeft in anderen, is dat voor middelbaar opgeleiden
60 procent en voor hoogopgeleiden 80 procent.
Veiligheid. Misdaad kan ingrijpende gevolgen hebben voor de slachtoffers. Qua impact van het
verschijnsel misdaad zijn zowel het feitelijke risico op slachtofferschap als het
gevoel van (on)veiligheid van belang. Het beeld hieromtrent is positief. Het percentage
mensen dat zich vaak onveilig voelt in de eigen buurt neemt trendmatig af. Tussen
2008 en 2013 nam het percentage nog wel toe, maar na 2014 is een dalende lijn ingezet.
Ook het slachtofferschap van misdrijven daalt trendmatig. Beiden waren in 2019 significant
lager dan in 2018. Qua aantal slachtoffers doet Nederland het Europees gezien gemiddeld.
Hoogopgeleiden geven bovengemiddeld vaak aan slachtoffer te zijn geweest van (traditionele)
criminaliteit, maar een benedengemiddeld aandeel van hen voelt zich vaak onveilig
in de eigen buurt. Bij laagopgeleiden is dit andersom.
Milieu. Schone lucht, schoon water, gezonde natuur en een gezonde bodem zijn belangrijke
levensbehoeften. Het beeld bij dit thema is gemengd. Hoewel meerdere trends positief
zijn, zijn er in 2019 zowel veranderingen ten gunste als ten ongunste opgetreden.
Het areaal beheerde natuur binnen Natuur Netwerk Nederland stijgt trendmatig. Dit is
het netwerk van bestaande en nog aan te leggen natuur, en omvat zowel nationale parken
als agrarisch natuurbeheer en terrein aangekocht voor natuurontwikkeling. Ook stijgt
de kwaliteit van het zwemwater in binnenwateren en daalt de blootstelling aan fijnstof
in de steden. Daarentegen dalen de soortenrijkdom en de populatie van dieren die typerend
zijn voor zoetwater en moeras. De fauna van zoetwater en moeras nam tussen 1995 en
2008 toe, bleef vervolgens enkele jaren stabiel, en toont vanaf 2014 een achteruitgang.
Daarnaast is sprake van een afname van stadsvogels en vogels van het boerenland en
nam het aantal bedreigde soorten op de rode lijst toe (SDG 15.5.1). In 2019 was het
percentage mensen dat milieuproblemen ervaart wel significant lager dan in 2018. Qua milieu
staat Nederland er in vergelijking met andere EU-landen veelal slecht tot gemiddeld
voor. Overigens kan niet voor alle indicatoren een vergelijking gemaakt worden.
Brede welvaart later
Brede welvaart ´later´ betreft de hulpbronnen die volgende generaties nodig hebben
om eenzelfde niveau van welvaart te kunnen bereiken als hun ouders. Deze hulpbronnen
worden hierbij aangeduid als ´kapitaal´. Uitgangspunt is dat de hoeveelheid kapitaal
per inwoner voor de vier verschillende kapitaalvormen op zijn minst gelijk moet blijven, willen volgende generaties een zelfde
niveau van welvaart kunnen genieten.
Brede-welvaarttrends (BWT): later
Economisch kapitaal. Nederlands fysieke kapitaalgoederenvoorraad daalt trendmatig, maar de kenniskapitaalgoederenvoorraad
neemt wel toe. Qua kenniskapitaal staat Nederland bovenaan in de EU. De schulden van
huishoudens, die in de context van brede welvaart als een negatief economisch kapitaal
gezien worden, zijn echter relatief hoog.
Natuurlijk kapitaal.Qua natuurlijk kapitaal staat Nederland er – Europees gezien – zwak voor. Trendmatig
zijn er zowel neerwaartse als opwaartse ontwikkelingen. De fossiele energiereserves
nemen trendmatig af, en de fauna van zoetwater en moeras gaat achteruit. Ook nemen
de cumulatieve CO2-emissies trendmatig toe. Dit draagt bij aan een afname van de brede welvaart. Aan de
andere kant neemt het opgestelde vermogen aan hernieuwbare energie trendmatig toe,
evenals de omvang van het Natuur Netwerk Nederland. De hoeveelheid stedelijk fijnstof
en de oppervlakte- en grondwaterwinning nemen trendmatig af. Deze factoren bewerkstelligen
een toename van de brede welvaart. In de internationale vergelijking staat Nederland
veelal in de achterhoede of in de middenmoot. Zo kent Nederland een groot stikstofoverschot
per hectare cultuurgrond, en een relatief laag opgesteld vermogen aan hernieuwbare
energie. Dat vermogen laat over de lange termijn bekeken overigens wel een zeer sterke
toename zien.
Menselijk kapitaal.Qua menselijk kapitaal kent Nederland belangrijke opwaartse trends. Zo neemt het aantal
gewerkte uren per inwoner trendmatig toe. Dit was de laatste vijfentwintig jaar nog
niet zo hoog als in 2019. Het aandeel hoogopgeleiden op de totale bevolking stijgt
trendmatig en was in 2019 significant hoger dan het jaar ervoor. In de voorbije vijfentwintig
jaar nam dit aandeel vrijwel continu toe. Vergeleken met andere Europese landen neemt
Nederland op veel terreinen een middenpositie in. Wel is de gezonde levensverwachting
van vrouwen in Nederland vergeleken met die in de andere EU-landen laag.
Sociaal kapitaal. Het sociaal kapitaal van Nederland is redelijk groot en stijgend. Zowel het vertrouwen
in instituties als het vertrouwen in andere mensen is groot vergeleken met andere
landen in de EU. Bovendien nemen beide vormen van vertrouwen trendmatig toe. In vergelijking
met andere EU-landen voelt echter een aanzienlijk deel van de bevolking zich behoren
tot een gediscrimineerde groep. Dit aandeel heeft geen duidelijke op- of neerwaartse
trend.
Brede welvaart elders
De Nederlandse samenleving heeft ook invloed op de rest van de wereld, wat weerspiegeld
wordt in de brede welvaart ‘elders’. Centraal staan hierin de stromen van inkomens
en hulpbronnen tussen Nederland en het buitenland. Binnen de brede welvaart ´elders´
worden de thema’s handel en hulp, en milieu en grondstoffen onderscheiden.
Brede-welvaarttrends (BWT): elders
Handel en hulp. Qua handel en hulp zijn de trends overwegend neutraal of positief. Zo nam de waarde
van de invoer van goederen uit Azië en Oceanië toe en was ook de trend bij de overdrachten
opwaarts. Voor zowel de betreffende invoerstromen als de overdrachten geldt dat deze
in 2019 het hoogst waren in vijfentwintig jaar. De trend van de goedereninvoer uit
Afrika is neerwaarts, maar deze invoer was in 2019 wel significant hoger dan in 2018.
Voor die indicatoren waarvoor een internationale vergelijking mogelijk is, staat Nederland
hoog op de Europese ranglijst. Hierbij speelt de Rotterdamse haven een grote rol.
Milieu en grondstoffen Qua milieu en grondstoffen is het beeld minder positief. Zo stijgen de ingevoerde
hoeveelheden biomassa en metalen trendmatig, net als de invoer van metalen uit de
armste landen. Uit het oogpunt van het behoud van grondstoffen voor volgende generaties
elders worden deze trends als negatief voor brede welvaart gezien. De totale invoer
van metalen was het hoogste in vijfentwintig jaar. Ook de invoer van biomassa was
nog niet eerder zo hoog. De invoer van de metalen uit de armste landen steeg in 2019
significant. Ook de broeikasgasvoetadruk laat een grote stijging zien van 2018 op 2019, maar de trend is nog steeds neutraal. De invoer van fossiele energiedragers uit de armste
landen daalt wel trendmatig. Dit is de enige indicator bij dit thema die zich ontwikkelt
in de richting van een toename van brede welvaart. Internationaal gezien staat Nederland
bij dit thema in de achterhoede.
Verdeling van brede welvaart
De brede welvaart in het hier en nu is niet gelijk verdeeld. Er zijn bevolkingsgroepen
die op veel indicatoren bovengemiddeld scoren, wat duidt op een hogere brede welvaart.
Dat geldt vooral voor mensen zonder migratieachtergrond en voor mensen met een hoog
onderwijsniveau. Aan de andere kant zijn er groepen die juist vaak een score onder
het gemiddelde hebben. Dat geldt het meest voor de groepen met een westerse of niet-westerse
migratieachtergrond en voor mensen met een laag opleidingsniveau. Naar leeftijd is
de brede welvaart redelijk gelijkmatig verdeeld. Mannen en vrouwen hebben zelfs evenveel
gunstige en ongunstige uitkomsten.
Verdeling van brede welvaart
Indicatoren waar bevolkingsgroepen een significant hogere (groen) of lagere (rood) welvaart hebben dan het nationaal gemiddelde (grijs).
Gesorteerd op kleur
Gesorteerd op indicator
Geslacht
Leeftijd
Hoogst behaald onderwijsniveau
Migratieachtergrond
Bij de verdeling van de brede welvaart over groepen zoals hierboven wordt uitgegaan
van groepsgemiddelden of groepstotalen. Er kan echter ook op ander niveau worden gekeken:
kent een groep veel individuen die op veel aspecten van brede welvaart negatief of
juist positief scoren? Uit deze analyse blijkt dat migratieachtergrond minder bepalend
is voor het stapelen van positieve of negatieve uitkomsten dan op basis van groepsgemiddelden
verwacht mag worden. Stapeling van ongunstige uitkomsten komt wel wat vaker voor bij
mensen met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond dan bij mensen met een
Nederlandse achtergrond. Dit ligt anders bij onderwijsniveau. Laagopgeleiden hebben
maar zelden een stapeling van gunstige uitkomsten, hoogopgeleiden maar zelden een
stapeling van ongunstige uitkomsten. Daarnaast hebben relatief veel personen jonger
dan 55 jaar veel gunstige uitkomsten, terwijl personen van 65 tot 75 jaar het vaakst
aan de onderkant van de verdeling zitten. De verschillen tussen individuele mannen
en vrouwen zijn niet groot, al zitten mannen net iets vaker aan de bovenkant van de
verdeling dan vrouwen.
Stapeling van gunstige en ongunstige resultaten voor tien brede welvaartsindicatoren
Geslacht
11,4%
66,2%
22,3%
14,7%
65,2%
20,0%
Leeftijd
9,9%
66,8%
23,2%
9,6%
60,4%
30,0%
7,9%
64,1%
27,9%
11,5%
63,6%
24,9%
16,5%
62,7%
20,8%
23,9%
66,5%
9,6%
12,2%
84,1%
3,8%
Hoogst behaald onderwijsniveau
35,1%
61,7%
3,2%
7,7%
81,5%
10,8%
2,5%
49,6%
47,8%
Migratieachtergrond
11,5%
66,2%
22,3%
14,8%
66,0%
19,3%
22,6%
62,0%
15,4%
Sustainable Development Goals
De voortgang van Nederland ten aanzien van de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen wordt
in deze monitor gemeten aan de hand van bijna 250 verschillende indicatoren. Voor
alle 17 doelen wordt gekeken naar de internationale positie van Nederland per indicator,
in vergelijking met de andere EU-landen. Daarnaast is per SDG-doel voor alle indicatoren
gekeken of er sprake is van een trend in de richting van het doel, een neutrale trend
of een beweging verder van het doel af. De twee figuren hieronder vullen elkaar dus
aan: de eerste figuur geeft informatie over de ontwikkelingen (Beweegt Nederland sinds 2012
de goede kant op?) en de tweede over de huidige stand in Nederland in vergelijking
met die in andere landen (Hoe doet Nederland het in vergelijking met andere landen?).
Het komt voor dat een indicator zich vanaf 2012 in de richting van het doel beweegt,
maar dat Nederland desondanks een plek in de Europese achterhoede bezet. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij het aandeel hernieuwbare energie. Maar het komt ook voor dat Nederland
zich in de goede richting beweegt terwijl het internationaal al koploper is, zoals
bij de nettoarbeidsparticipatie.
Voor wat betreft de trendmatige ontwikkeling tussen 2012 en 2019 laat Nederland bij
meerdere SDG’s een overwegend positief beeld zien. Hier beweegt Nederland naar het
doel toe. Dit is het geval voor SDG 5 (gendergelijkheid), SDG 6 (schoon water en sanitair),
SDG 7 (betaalbare en duurzame energie), SDG 8 (waardig werk en economische groei:
economie en productiefactoren) en SDG 11 (duurzame steden en gemeenschappen: leefomgeving).
Bij sommige SDG’s beweegt Nederland zich juist van het doel af: SDG 3 (goede gezondheid
en welzijn), SDG 9 (industrie, innovatie en infrastructuur: mobiliteit), SDG 11 (duurzame
steden en gemeenschappen: wonen), SDG 15 (leven op het land) en SDG 16.2 (vrede, justitie
en sterke publieke diensten: instituties). Qua leefomgeving (SDG 11) is het beeld
gemengd. Deze SDG heeft zowel veel trends in de richting van het doel als veel trends
die duiden op verwijdering van het doel.
Vergeleken met andere EU-landen blijft Nederland koploper bij SDG 1 (geen armoede),
SDG 9.3 (industrie, innovatie en infrastructuur: kennis en innovatie), SDG 10.1 (ongelijkheid
verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid), SDG 16.2 (vrede, justitie en sterke
publieke diensten: instituties) en SDG 17 (partnerschap om doelstellingen te bereiken).
Nederland blijft juist in de achterhoede bij SDG 7 (betaalbare en duurzame energie),
SDG 13 (klimaatactie) en SDG 15 (leven op het land).
Trends in Nederland van de SDGplus-doelstellingen
Deze figuur toont per doelstelling het aandeel in het totale aantal gemeten indicatoren.
40,0%
30,0%
30,0%
53,8%
38,5%
7,7%
13,3%
46,7%
40,0%
42,9%
35,7%
21,4%
61,5%
30,8%
7,7%
66,7%
22,2%
11,1%
70,0%
10,0%
20,0%
78,6%
7,1%
14,3%
46,7%
40,0%
13,3%
14,3%
50,0%
35,7%
41,7%
50,0%
8,3%
42,9%
50,0%
7,1%
7,7%
69,2%
23,1%
28,6%
42,9%
28,6%
21,4%
42,9%
35,7%
55,6%
11,1%
33,3%
38,5%
53,8%
7,7%
37,5%
50,0%
12,5%
75,0%
25,0%
8,3%
50,0%
41,7%
28,6%
64,3%
7,1%
44,4%
22,2%
33,3%
50,0%
50,0%
Positie van Nederland binnen de EU per SDGplus-doelstelling
Deze figuur toont per doelstelling het gemiddelde over de gemeten indicatoren.