Brede-welvaarttrends
In het maatschappelijke debat is het (bbp) de dominante economische indicator. Brede welvaart gaat echter om meer dan economie. Mensen hechten ook veel waarde aan zaken als gezondheid, onderwijs, sociale contacten, culturele identiteit, betrouwbare politiek en goed bestuur. Daarnaast stellen politici, beleidsmakers, bedrijven en burgers zich in toenemende mate de vraag of het huidige welvaartsniveau op de lange termijn wel houdbaar is. Met de keuzes die we in Nederland maken, hebben we bovendien invloed op de brede welvaart van mensen in andere landen. Politici, beleidsmakers en burgers hebben behoefte aan goede informatie over de brede welvaart in Nederland. In de Monitor Brede Welvaart presenteert het CBS een verzameling indicatoren die de relevante aspecten van brede welvaart op een systematische manier in kaart brengt.
2.1Presentatie brede-welvaarttrends (BWT)
In dit hoofdstuk wordt de vraag beantwoord hoe het staat met de brede welvaart in Nederland. Deze is gedefinieerd als de kwaliteit van leven van de huidige inwoners van Nederland en de mate waarin die invloed heeft op de welvaart van latere generaties hier te lande en die van mensen elders in de wereld. Brede welvaart kent dan ook drie dimensies: ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’.
Het antwoord op de vraag hoe het met onze brede welvaart is gesteld, is niet eenduidig te geven. Het wordt gevormd door de veelheid aan indicatoren af te gaan die verbonden zijn aan de drie brede-welvaartsdimensies. In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op het totaalbeeld dat hieruit oprijst én op de beelden voor de drie afzonderlijke dimensies. In de paragrafen hierna wordt meer in detail ingegaan op de vele aspecten van brede welvaart.
In sommige gevallen wordt een thema met slechts één indicator beschreven, in andere gevallen met meerdere. Het aantal indicatoren dat is meegenomen in de beschrijving zegt niets over het belang van dat thema, maar slechts iets over de veelzijdigheid ervan. Sommige thema’s raken namelijk aan meerdere maatschappelijke aspecten, waardoor een groter aantal indicatoren nodig is voor de beschrijving.
Bij de presentatie van brede welvaart in deze Monitor spelen visualisaties een grote rol. De basisvisualisaties zijn de drie ‘wielen’, gepresenteerd in paragraaf 2.2. De wielen, inclusief staven die de positie van Nederland in Europa aangeven, zijn verbonden aan de drie dimensies ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’. Van elk van deze dimensies is een aantal leidende thema’s opgenomen. Welke thema’s bij de meting van het fenomeen brede welvaart moeten worden meegenomen is door het CBS met andere statistische experts vastgelegd in de CES Recommendations (UNECE, 2014).
De opgenomen thema’s tellen een wisselend aantal indicatoren, maar hebben in de visualisaties ieder een even grote omvang. Het is immers niet aan het CBS om te bepalen welke thema’s meer of minder belangrijk zijn in het maatschappelijk debat. Deze vraag laat het CBS aan politiek en samenleving.
Hoe het ervoor staat met de diverse thema’s uit het raamwerk wordt gemeten aan de hand van een of meer indicatoren. De selectie van indicatoren en de statistische methoden waarmee de dashboards zijn samengesteld worden beschreven in de toelichting bij deze Monitor (CBS 2019a). Dit geldt ook voor de beslisregels die zijn gebruikt voor het opnemen van waarnemingen in de tekst.
Bij de selectie van indicatoren spelen praktische overwegingen ook een rol. Voor indicatoren moeten data beschikbaar zijn of kunnen worden gemaakt. Niet voor alle aspecten van brede welvaart zijn de ideale indicatoren voorhanden. Waar cijfers speciaal zijn gemaakt ten behoeve van de Monitor Brede Welvaart, is dit in de toelichting bij de betreffende dashboards aangegeven met een noot (A). Deze cijfers geven een eerste indicatie. Om overal cijfers voor 2018 te kunnen opnemen, zijn ramingen gemaakt bij de indicatoren met betrekking tot de invoer en de broeikasgasvoetafdruk in het ‘elders’-dashboard. Voor sommige indicatoren is de internationale vergelijking gedaan op basis van data die conceptueel afwijken van de Nederlandse data die zijn gebruikt om de trendmatige ontwikkeling in kaart te brengen.
Van de diverse indicatoren wordt de meest recente ontwikkeling ten opzichte van het voorgaande jaar gegeven, alsmede een kwalificatie van de trend over de jaren 2011–2018. Ook wordt de positie van Nederland in de EU-28 gegeven; hierbij is het meest recente jaar genomen met voldoende observaties. Waar niet voor alle landen uit de EU (recente) data beschikbaar waren, is vergeleken met een kleiner aantal lidstaten.
Kleurcodes
De Monitor gebruikt kleuren om de resultaten van verschillende indicatoren vergelijkbaar te maken.
Voor trends is de betekenis van kleuren: | Voor posities is de betekenis van kleuren: |
Groen | Groen |
De trend beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging van de brede welvaart. | Nederland staat in het bovenste kwart van de EU-ranglijst. |
Grijs | Grijs |
De trend stijgt of daalt niet significant. (In de dashboards is deze kleur weggelaten.) | Nederland staat in het midden van de EU-ranglijst. |
Rood | Rood |
De trend beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart. | Nederland staat in het onderste kwart van de EU-ranglijst. |
Wanneer Nederland voor een indicator een trend heeft die zich beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een daling van de brede welvaart, dan wordt dit aangegeven met rood. Dit geldt ook als Nederland binnen Europa een lage positie inneemt ten aanzien van de brede welvaart op het betreffende onderdeel, te weten in het laagste kwart. Een groene trend of een groene positie wijst op een trendmatige stijging van de brede welvaart, dan wel een hoge positie binnen de EU (bij het hoogste kwart). Grijs geeft aan dat de trend niet stijgend of dalend is, of dat Nederland een middenpositie inneemt (boven het laagste kwart, beneden het hoogste kwart).
De associatie van groen met positief en rood met negatief geldt niet voor de zogenaamde inputindicatoren, te weten de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking en de inkomensoverdrachten van migranten aan familie in het land van herkomst. Hier geven de kleuren groen en rood slechts aan of trends in statistisch opzicht stijgen of dalen. Hier worden geen uitspraken gedaan of die ontwikkelingen vanuit een welvaartsoptiek als een toenemende of dalende welvaart kunnen worden opgevat.
NB: bij het bepalen van de kleurcodes is alleen gekeken naar de eerste-orde-effecten. Zo is een stijging van de individuele consumptie in de eerste orde goed voor de consument. In de tweede orde kan hogere consumptie gepaard gaan met milieuvervuiling, obesitas, waterverbruik en CO2‑uitstoot in andere landen, enzovoorts. Om hier op een of andere manier rekening te houden in de Monitor, is te complex.
2.2Samenvattend beeld
Langetermijntrends en positie binnen Europa
Actuele beeld
Het beeld dat voortvloeit uit de brede-welvaarttrends is overwegend positief. Er zijn meer groene trends en posities dan rode. Vooral de Europese vergelijking van de brede welvaart in het ‘hier en nu’ valt voor Nederland erg gunstig uit. Bij meer dan de helft van de indicatoren waarvoor de positie bekend is, zit Nederland in de Europese kopgroep, slechts bij één indicator staat Nederland laag. Ook de trendmatige ontwikkeling van de brede welvaart ‘hier en nu’ is eerder positief dan negatief, al is er een noemenswaardig aantal negatieve trends. Deze vallen met name onder het thema ‘Arbeid en vrije tijd’. Hoewel Nederland er op dit punt Europees gezien goed voorstaat, is er groeiende ontevredenheid met het werk en de vrije tijd, en staan er meer files. Overigens kan dit te maken hebben met het feit dat de economie goed draait en er veel werk is.
De trendmatige ontwikkeling van onze brede welvaart ‘later’ is ook zonder meer positief: slechts twee negatieve trends tegen tien positieve. Wel valt op dat de Europese vergelijking op dit punt een stuk slechter uitvalt dan bij de brede welvaart ‘hier en nu’. Met name qua natuurlijk kapitaal neemt Nederland een tamelijk zwakke positie in binnen Europa. Voor een deel weerspiegelt dit een relatief laag percentage hernieuwbare energie en een relatief hoge CO2‑uitstoot.
Qua brede welvaart ‘elders’ zijn de conclusies minder gunstig: meer negatieve dan positieve trends en posities binnen Europa. Deze hangen eigenlijk allemaal samen met de grote hoeveelheid handel die wij voeren met andere landen, in het bijzonder de allerarmste landen. Deze boeten hierdoor in aan niet-hernieuwbare grondstoffen. De andere kant van de medaille is dat deze landen, net als Nederland zelf, ook welvaart genereren uit deze handel. Qua handel en ook qua hulp (per inwoner) staat Nederland Europees gezien dan ook in de bovenste regionen.
Kenteringen
Bij twee onderdelen van de brede welvaart in het ‘hier en nu’ sloeg de trend om, ten ongunste. Het tijdverlies door files en vertragingen stijgt nu trendmatig, waar het eerder stabiel was. De tevredenheid met de eigen woning neemt nu trendmatig af, en was tot nu toe stabiel. Deze verslechteringen zijn waarschijnlijk niet los te zien van de economische verbeteringen van de laatste jaren: deze hebben tot drukte geleid op het wegennet en schaarste op de woningmarkt.
Qua brede welvaart ‘elders’ waren er drie trendomslagen, waarvan twee ten faveure. De invoer van fossiele brandstoffen uit de armste landen vertoont nu een trendmatige daling. Eerder was de trend stabiel. In 2018 daalde de invoer met iets minder dan 20 procent. De invoer van fossiele brandstoffen wordt in het licht van brede welvaart gezien als een intering op hulpbronnen elders in de wereld. Bij ontwikkelingshulp is de voorheen dalende trend nu neutraal.
De broeikasgasvoetafdruk laat een omslag zien van een voorheen trendmatige daling, naar een neutrale trend nu. Dit wordt veroorzaakt door de recente groei van de voetafdruk, die een maat is voor de totale broeikasgasemissies in binnen- en buitenland gerelateerd aan de Nederlandse consumptie. In 2018 nam deze met bijna 5 procent toe.
Brede welvaart ‘hier en nu’ in hoofdlijnen
Het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’ toont de huidige de brede welvaart in Nederland, inclusief trends en recente ontwikkelingen.
Wat valt op?
- Bij drie thema’s laten alle indicatoren qua trend een stabiele of stijgende welvaart zien, namelijk ‘welzijn’, ‘veiligheid’ en ‘milieu’.
- Voor het thema ‘materiële welvaart’ is de ontwikkeling vrij gelijkmatig en kan geen duidelijke trend worden aangegeven.
- In het geval van ‘gezondheid’, ‘arbeid en vrije tijd’ en ‘samenleving’ is het beeld gemengd. Hierin staan zowel indicatoren die een stijgende als een dalende welvaart tonen. Daarvan is met name het beeld van ‘arbeid en vrije tijd’ vrij negatief. De tevredenheid met zowel het werk als de vrije tijd loopt terug. Ook neemt het tijdverlies door files toe.
- Voor het thema ‘wonen’ laten de indicatoren een stabiele of dalende welvaart zien.
- Voor vier welvaartsthema’s staat Nederland qua indicatoren middenin of hoog op de Europese ranglijst. Het betreft de thema’s ‘samenleving’, ‘materiële welvaart’, ‘arbeid en vrije tijd’ alsmede ‘welzijn’.
- Voor de thema’s ‘milieu’, ‘veiligheid’ en ‘wonen’ geldt dat de Nederlandse welvaart naar Europese maatstaven gemiddeld is. Hierbij kan worden aangetekend dat er bij het thema ‘wonen’ één indicator van kleur is veranderd. Bij de indicator ‘tevredenheid met de woning’ waarvoor Nederland in de laatste meting (2012) nog in de bovenste regionen van de ranglijst stond, neemt ons land in 2017 een middenpositie in.
- Bij het thema ‘gezondheid’ nemen de indicatoren een midden- tot lage positie op de EU-ranglijst in.
Brede welvaart ‘later’ in hoofdlijnen
Brede welvaart ‘later’ betreft de hulpbronnen die volgende generaties nodig hebben om een zelfde niveau van welvaart te kunnen bereiken. De hulpbronnen worden hier aangeduid met ‘kapitaal’. De hoeveelheid kapitaal per inwoner moet op zijn minst gelijk blijven, willen volgende generaties een zelfde niveau van welvaart kunnen genieten. Vier soorten kapitaal worden daarbij onderscheiden, namelijk economisch, natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal.
Wat valt op?
- Bij economisch, menselijk en sociaal kapitaal laten alle indicatoren een stabiele tot stijgende trend zien.
- Bij natuurlijk kapitaal is het beeld iets meer gemengd.
- Voor wat betreft het sociaal kapitaal neemt Nederland een gemiddelde tot hoge positie in op de EU-ranglijst. Bij menselijk en natuurlijk kapitaal is daarentegen sprake van gemiddelde tot lage scores, vergeleken met de andere EU-landen.
1) Deze indicator betreft bestedingen. Een groene of rode kleur betekent hier dat er meer of minder geld is besteed, niet dat de brede welvaart is toe- of afgenomen.
Brede welvaart ‘elders’ in hoofdlijnen
Brede welvaart ‘elders’ betreft de gevolgen van het acteren van de Nederlandse samenleving voor de banen, de inkomens, de niet-hernieuwbare hulpbronnen en het milieu in andere landen. Door de open economie van Nederland heeft de manier waarop Nederland zijn welvaart opbouwt namelijk ook consequenties voor mensen in andere landen. Eén deel van het dashboard kijkt naar de mogelijk positieve effecten die Nederland heeft op de welvaart ‘elders’. Het gaat hierbij om de omvang van de handel met het buitenland, alsmede ontwikkelingssamenwerking en de omvang van de financiële overdrachten van met name migranten naar familie in het land van herkomst. Een potentieel negatief effect op de brede welvaart ‘elders’ wordt gevormd door de Nederlandse invoer van niet-hernieuwbare hulpbronnen. Hierdoor wordt immers een beslag gelegd op het natuurlijk kapitaal van andere landen.
Wat valt op?
- Het thema ‘handel en hulp’ laat een stabiele ontwikkeling zien. De invoer van Nederland uit de 48 armste landen van de wereld, de least developed countries (LDC’s), is de laatste jaren nagenoeg gelijk gebleven. Hetzelfde geldt voor de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking als percentage van het bruto nationaal inkomen (bni) en de overdrachten. Bij het thema ‘milieu en grondstoffen’ is het beeld gemengd.
- Voor wat betreft de waarde van de totale invoer van Nederland uit LDC’s staat Nederland boven aan in de EU-ranglijst. Ook bij ontwikkelingshulp en overdrachten is dit het geval. Bij de hoeveelheid ingevoerde grondstoffen onder het thema ‘milieu en grondstoffen’ staat Nederland juist in de onderste regionen van deze lijst. In feite gaat het hier om hetzelfde fenomeen: Nederland voert veel grondstoffen in uit andere landen. Deze verdienen hiermee geld, maar teren wel in op hun niet-hernieuwbare grondstoffen.
Meest recente ontwikkelingen
Los van de trends over de middellange termijn, is het ook belangrijk na te gaan in hoeverre er opvallende mutaties in het meest recente jaar zijn. Onderstaand overzicht geeft aan welke indicatoren een ontwikkeling laten zien in het meest recente jaar die groter is dan 1 procent of 1 procentpunt. Ook opgenomen zijn indicatoren waarvoor in het meest recente jaar een omslag van de positie of een omslag van de trend zijn waargenomen.
Het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’ laat voor zeven indicatoren een beduidende positieve ontwikkeling zien in het meest recente jaar. De welvaart vertoont in het meest recente jaar een groei bij de ‘persoonlijke welzijnsindex’, ‘individuele consumptie’, ‘nettoarbeidsparticipatie’, ‘inspraak en verantwoordingsplicht’, ‘ontwikkeling normen en waarden’, ‘slachtofferschap van misdaad’ en ‘beheerde natuur in Natuur Netwerk Nederland (NNN)’.
In zes gevallen vindt er een duidelijke daling van de welvaart plaats in het meest recente jaar, te weten ‘ervaren regie over het eigen leven’, ‘overgewicht’, ‘tijdverlies door files en vertraging’, ‘kwaliteit van woningen’, ‘stedelijke blootstelling aan fijnstof’ en ‘milieuproblemen’.
Voor twee indicatoren heeft er een trendomslag plaatsgevonden. De trendmatige ontwikkeling voor de indicatoren ‘tijdverlies door files en vertraging’ en ‘tevredenheid met de woning’ die tot dusverre stabiel was, is recentelijk omgeslagen tot een verslechtering vanuit een welvaartsperspectief.
Evenals in het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’, blijkt dat de brede welvaart ‘later’ volgens een groot aantal indicatoren is toegenomen. Voor zeven indicatoren kan een duidelijke toename worden geconstateerd: ‘mediaan vermogen van huishoudens’, ‘opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit’, ‘beheerde natuur in Natuur Netwerk Nederland (NNN)’, ‘fosforoverschot’, ‘stikstofoverschot’ , ‘oppervlakte- en grondwaterwinning’ en het ‘aantal gewerkte uren’. (Bij grondwaterwinning, fosfor en stikstof bestaat de verbetering uit een afname.) Alleen voor de ‘fossiele energiereserves’ kan recent een beduidende afname van de welvaart worden genoteerd.
Voor het dashboard brede welvaart ‘elders’ is het beeld gemengd. Vijf indicatoren laten in het meest recente jaar een beduidende stijging van de welvaart zien. Voor vier indicatoren treedt een duidelijke daling op.
De stijging van de brede welvaart ‘elders’ hangt vooral samen met de afname van de invoer van verschillende soorten grondstoffen uit de LDC’s zoals metalen, fossiele energiedragers en biomassa. Tegelijkertijd is de waarde van de totale invoer vanuit LDC’s toegenomen, hetgeen een naar verwachting positief effect heeft op de welvaartsontwikkeling in deze landen: meer handel levert naar verwachting meer werkgelegenheid en inkomsten op.
De daling van de brede welvaart ‘elders’ treedt vooral op bij de ‘invoer van niet-metallische mineralen’ (zowel totaal als specifiek uit de LDC’s): de invoer van deze grondstoffen steeg wel. In deze editie van de Monitor Brede Welvaart is de trend voor de indicator ‘ontwikkelingshulp’ omgeslagen. Lieten deze uitgaven voorheen nog een dalende trend zien, nu is er sprake van een stabiele trend. Ook de indicator ‘invoer van fossiele energiedragers uit LDC’s’ laat een omslag zien. In het afgelopen jaar is de stabiele trend omgeslagen naar een die stijgt. De invoer van fossiele energiedragers uit LDC's nam in 2018 af. De broeikasgasvoetafdruk was bijna 5 procent groter dan in 2017.
2.3Brede welvaart ‘hier en nu’
Brede welvaart ‘hier en nu’ is gedefinieerd in paragraaf 1.3.
Trends
Bij drie thema’s laten de indicatoren een stabiele of stijgende welvaart zien, namelijk ‘welzijn’, ‘veiligheid’ en ‘milieu’. Voor het thema ‘wonen’ laten de indicatoren een stabiele of dalende welvaart zien. Voor het thema ‘materiële welvaart’ is de ontwikkeling vrij gelijkmatig en kan geen duidelijke trend worden aangegeven. In het geval van ‘gezondheid’, ‘arbeid en vrije tijd’ en ‘samenleving’ is het beeld gemengd. Hierin zijn zowel indicatoren die een stijgende als die een dalende welvaart vertonen.
Opwaartse trends
- Persoonlijke welzijnsindex: deze index wordt gemeten met behulp van twaalf indicatoren die acht dimensies van welzijn beschrijven. Deze maatstaf geeft aan welk percentage van de bevolking hun persoonlijk welzijn een cijfer van 7 of hoger geeft (op een schaal van 1 tot en met 10). De gemiddelde scores op de acht dimensies worden met een gelijk gewicht gewogen. In 2013, het startjaar van de meting, gaf 55,6 procent van de bevolking hun persoonlijk welzijn een cijfer van 7 of hoger. Dit aandeel is gestegen tot een niveau van 63,5 procent in 2018.
- Gezonde levensverwachting mannen: dit betreft het aantal jaren dat een man naar verwachting gezond zal leven vanaf zijn geboorte. Gezondheid wordt hierbij opgevat als de afwezigheid van chronische ziekten (of lichamelijke beperkingen) of als het goed ervaren van de eigen gezondheid (inclusief de geestelijke gezondheid). De gezonde levensverwachting van mannen is toegenomen van 63,7 jaar in 2011 tot 65,0 jaar in 2017. Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen, maar ervaren hun gezondheid wat vaker als minder dan goed. Hun gezonde levensverwachting ligt op 63,8 jaar bij geboorte in 2017.
- Hoogopgeleide bevolking: het onderwijsniveau van de bevolking wordt afgemeten aan het percentage hoger opgeleiden. Dit wil niet zeggen dat andere vormen van opleiding, zoals beroepsopleidingen en vakmanschap, voor de brede welvaart niet van belang zijn. Wel is het duidelijk dat hoger opgeleide mensen over het algemeen een hogere welvaart bereiken op tal van maatschappelijke terreinen (zie hoofdstuk 3). De hoogopgeleide bevolking wordt gemeten als het percentage van de bevolking van 25 tot 65 jaar dat succesvol een tertiaire opleiding (ISCED onderwijsclassificatie 2011 niveau 5–8) heeft afgerond. Dit aandeel steeg van 32,1 procent in 2011 tot 38,1 procent in 2018.
- Vertrouwen in instituties: dit wordt gemeten als het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat voldoende vertrouwen heeft in instituties. Hierbij worden drie instituties meegenomen: Tweede Kamer, politie en rechters. Het percentage van de bevolking dat voldoende vertrouwen in deze instituties heeft, steeg van 57,5 procent in het startjaar van de meting 2012 tot 62,7 procent in 2018.
- Vertrouwen in mensen: hier gaat het om het percentage van mensen van 15 jaar en ouder dat stelt dat mensen in het algemeen te vertrouwen zijn. Dit aandeel steeg van 58,3 procent in 2012 tot 61,7 procent in 2018.
- Slachtofferschap van misdaad: dit is het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat als privépersoon slachtoffer van misdaad is geweest. Cybercrime is in deze cijfers overigens niet inbegrepen. Het slachtofferschap van misdaad daalde van 19,8 procent in 2012 tot 15,2 procent in 2017.
- Kwaliteit van zwemwater binnenwateren: het percentage zwemwater (binnenwateren) dat van uitstekende kwaliteit is, steeg van 44,4 procent in 2011 tot 72,6 procent in 2018. Ondanks de warme zomer in 2018 is de waterkwaliteit constant gebleven.
- Stedelijke blootstelling aan fijnstof (PM2,5): deze wordt uitgedrukt in het aantal microgram per m3. Fijnstof is schadelijk voor de gezondheid en leidt vooral tot een verslechtering van de conditie van mensen met hart- en longaandoeningen. De blootstelling aan fijnstof in stedelijke gebieden daalde van 16,6 microgram per m3 in 2011 naar 12,0 in 2018.
- Beheerde natuur in NNN: dit is het percentage beheerde natuur op het totale landoppervlak. Natuur wordt in Nederland sinds 2011 beschermd binnen het NNN. Dit is het netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuur, waaronder zowel de nationale parken en de Natura 2000‑gebieden vallen, alsook agrarisch natuurbeheer en terrein aangekocht voor natuurontwikkeling. Op dit moment beslaat het areaal van het NNN ruim 20 procent van het Nederlandse landoppervlak. Het gaat hierbij om voorlopige cijfers (IPO, 2018).
Neerwaartse trends
- Overgewicht: dit wordt gemeten als het percentage van de bevolking van 20 jaar en ouder met een body mass index (BMI) van 25 kg/m2 of hoger. Dit aandeel is toegenomen van 48,2 procent in 2011 tot 51,1 procent in 2018.
- Tevredenheid met de vrije tijd: deze wordt gemeten als het percentage van de bevolking van 18 jaar en ouder dat (zeer) tevreden is met de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben. Dit percentage is gedaald van 75,7 in 2013 tot 73,9 in 2018.
- Tijdverlies door files en vertraging: dit is het aantal voertuigverliesuren per inwoner op het hoofdwegennet. Het wordt berekend door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Het tijdverlies steeg in de periode 2011–2018 van 3,23 tot 3,93 uur per inwoner.
- Tevredenheid met werk (werknemers): deze wordt door het CBS en TNO gemeten als het percentage werknemers in de leeftijdscategorie 15 tot 75 jaar dat (zeer) tevreden is met het werk. Dit aandeel is gedaald van 77,9 procent in 2011 tot 76,6 procent in 2018.
- Tevredenheid met woning: dit is het percentage van de bevolking van 18 jaar en ouder dat (zeer) tevreden is met de woning. Dit aandeel is gedaald van 88,0 procent in 2013 tot 86,5 procent in 2018.
- Contact met familie, vrienden of buren: dit is het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat gemiddeld minstens één keer per week contact heeft met familie, vrienden of buren. Dit aandeel is gedaald van 76,2 procent in 2012 tot 72,5 procent in 2018.
Meest recente veranderingen
Het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’ laat voor zeven indicatoren in 2018 een beduidende vergroting van de brede welvaart zien. De omvang van het ‘slachtofferschap van misdaad’ daalt trendmatig. Ook in 2017 hield de daling aan. Beduidende welvaartstoenames waren tevens te zien bij de ‘persoonlijke welzijnsindex’, ‘individuele consumptie’, ‘nettoarbeidsparticipatie’, ‘inspraak en verantwoordingsplicht’, ‘ontwikkeling normen en waarden’ en ‘beheerde natuur in NNN’.
Op zes onderdelen is de brede welvaart in 2018 duidelijk gedaald: ‘ervaren regie over het eigen leven’, ‘overgewicht’, ‘tijdverlies door files en vertraging’, ‘kwaliteit van woningen’, ‘stedelijke blootstelling aan fijnstof’ en ‘milieuproblemen’. Voor twee indicatoren ging de daling gepaard met een trendomslag. De trendmatige ontwikkelingen van de indicatoren ‘tijdverlies door files en vertraging’ en ‘tevredenheid met de woning’ die tot dusverre stabiel waren, zijn omgeslagen in een verslechteringen vanuit welvaartsperspectief.
2.3.1Brede welvaart ‘hier en nu’
Brede welvaart is gestegen | Trendomslag | ||
---|---|---|---|
Ontwikkeling van normen en waarden | +4,0% pt | ||
Slachtofferschap misdaad | -2,1% pt | ||
Inspraak en verantwoordingsplicht | +1,9% | ||
Beheerde natuur in NNN | +1,8% pt | ||
Individuele consumptie | +1,6% | ||
Persoonlijke welzijnsindex | +1,5% pt | ||
Nettoarbeidsparticipatie | +1,1% pt | ||
Brede welvaart is gedaald | Trendomslag | ||
Tijdverlies door files en vertragingen | +6,7% | grijs naar rood | |
Stedelijke blootstelling aan fijnstof (PM2,5) | +5,1% | ||
Milieuproblemen | +3,0% pt | ||
Kwaliteit van woningen | -2,2% pt | ||
Ervaren regie over het eigen leven | -1,8% pt | ||
Overgewicht | +1,2% pt | ||
Tevredenheid met de woning |
Posities op de EU-ranglijst
Voor vier welvaartsthema’s staat Nederland door de bank genomen middenin of hoog op de Europese ranglijst. Het betreft de thema’s ‘samenleving’, ‘materiële welvaart’, ‘arbeid en vrije tijd’ alsmede ‘welzijn’. Bij het thema ‘gezondheid’ neemt Nederland een midden- tot lage positie in. Voor de thema’s ‘milieu’, ‘veiligheid’ en ‘wonen’ geldt dat de Nederlandse welvaart naar Europese maatstaven gemiddeld is.
Recentelijk is voor één indicator (binnen het thema ‘wonen’) de kleuraanduiding op de Europese ranglijst veranderd. Bij de vorige meting (2012) behoorde Nederland voor wat betreft de ‘tevredenheid met de woning’ tot de Europese voorhoede. In 2017 nam deze indicator een middenpositie in op de EU-ranglijst.
Bij de volgende indicatoren staat Nederland hoog op de Europese ranglijst:
Thema welzijn:
- Tevredenheid met het leven: 1e van 18 landen (2016)
- Ervaren regie over het eigen leven: 4e van 28 landen, 2017
Thema materiële welvaart:
- Besteedbaar inkomen (mediaan gestandaardiseerd): 6e van 28 landen (2017)
- Individuele consumptie: 6e van 27 landen (2017)
Thema arbeid en vrije tijd:
- Nettoarbeidsparticipatie: 4e van 28 landen (2017)
- Tevredenheid met vrije tijd: 3e van 28 landen (2013)
- Tevredenheid met werk: 7e van 28 landen (2017)
Thema samenleving:
- Contact met familie, vrienden of buren: 2e van 18 landen (2016). Bij de internationale vergelijking gaat het niet om buren, maar om collega’s die je sociaal ontmoet.
- Inspraak- en verantwoordingsplicht: 2e van 28 landen (2017)
- Vertrouwen in instituties: 2e van 18 landen (2016)
- Vertrouwen in mensen: 2e van 18 (2016)
- Vrijwilligerswerk: 1e van 28 (2015)
Bij de volgende indicator staat Nederland laag op de Europese ranglijst:
Thema gezondheid:
- Gezonde levensverwachting vrouwen: 23e van 28 landen (2016). (Mannen nemen Europees gezien bij gezonde levensverwachting een middenpositie in.)
2.4Brede welvaart ‘later’
Brede welvaart ‘later’ is gedefinieerd in paragraaf 1.3.
Trends
Bij economisch, menselijk en sociaal kapitaal laten alle indicatoren een stabiele tot stijgende trend zien. Bij natuurlijk kapitaal is het beeld gemengd.
Opwaartse trends
- Kenniskapitaalgoederenvoorraad: kenniskapitaal omvat een aantal immateriële kapitaalgoederen zoals R&D-kapitaal, computersoftware en databanken, en overige immateriële activa zoals evaluaties en exploratie van minerale reserves alsmede originele intellectuele eigendommen. Het kenniskapitaal wordt gemeten in euro’s per gewerkt uur (in constante prijzen 2015) en steeg van 8,9 euro per gewerkt uur in 2011 tot 11,2 euro in 2017.
- Gemiddelde schuld per huishouden: deze schulden vergroten de kwetsbaarheid van huishoudens, vooral in tijden van scherpe conjuncturele veranderingen. Bij het schuldcijfer zijn de leningen van huishoudens en van instellingen zonder winstoogmerk meegenomen. De schuld is gedaald van 102 duizend euro in 2011 tot 98 duizend euro in 2017.
- Opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit: het gaat hier uitsluitend om wind-, water- en zonne-energie. Elektriciteit gewonnen uit biomassa is niet in de berekeningen meegenomen. Het opgesteld vermogen, uitgedrukt in megawatt elektriciteit per miljoen inwoners, is gestegen van 149,5 in 2011 tot 499,3 in 2018.
- Ook op het terrein van de beheerde natuur, de stedelijke blootstelling aan fijnstof, de hoogopgeleide bevolking, de gezonde levensverwachting van mannen, het vertrouwen in mensen en het vertrouwen in instituties is de welvaart gestegen. Deze indicatoren zijn van belang voor de brede welvaart ‘hier en nu’, en zijn in de vorige paragraaf al besproken.
Neerwaartse trends
- Fossiele energiereserves: deze reserves betreffen de hoeveelheid aardolie en aardgas die in Nederland is aangetroffen en commercieel winbaar is. Deze hoeveelheid is vermeerderd met de hoeveelheid olie en gas waarvan de winning aannemelijk is. De reserves zijn gemeten in terajoules per inwoner. De fossiele energiereserves zijn gedaald van 2,6 terajoule per inwoner in 2011 tot 1,6 in 2017. Nog los van het feit dat dalende fossiele reserves duiden op een intering van grondstofvoorraden, kan tevens worden gewezen op de maatschappelijke overlast die de gaswinning in Groningen met zich meebrengt. Dit is een extra reden waarom gaswinning kritisch bekeken moet worden vanuit het oogpunt van brede welvaart.
- Cumulatieve CO2‑emissies: het thema klimaatverandering zou idealiter in kaart kunnen worden gebracht met behulp van cijfers over de CO2‑concentratie in de atmosfeer. Zulke concentratiecijfers zijn moeilijk te verkrijgen, en daarbij is het ook lastig na te gaan in hoeverre Nederland deze heeft verhoogd. In plaats daarvan wordt daarom de cumulatieve CO2‑uitstoot gegeven vanaf het begin van de eerste industriële revolutie. Daartoe is de jaarlijkse uitstoot vanaf 1860 bij elkaar opgeteld. Het verloop van de cumulatieve uitstoot geeft de historische omvang van de CO2‑problematiek weer. Onderstaand kader geeft aan in hoeverre de CO2‑uitstoot de laatste jaren afneemt, en in welke mate de nationale en internationale beleidsdoelen worden gehaald. De cumulatieve CO2‑uitstoot per inwoner is gestegen van 7,4 ton per inwoner in 2011 tot 7,6 in 2017.
Broeikasgasemissies als hieronder
De indicator cumulatieve CO2‑emissies per inwoner in het dashboard ‘later’ betreft de vanaf het begin van de industriële revolutie gecumuleerde CO2‑emissies. Voor elk jaar wordt de hoeveelheid uitgestoten CO2 gedeeld door de bevolkingsomvang. Deze over de lange termijn gecumuleerde uitstoot vormt in feite de Nederlandse bijdrage aan de verhoogde CO2‑concentratie in de atmosfeer. Naar alle waarschijnlijkheid draagt deze verhoging bij aan de opwarming van de aarde. Recente emissiereeksen tonen in hoeverre de historische trend van stijgende uitstoot (en concentratie) van CO2 wordt gekeerd. Deze indicator (totale broeikasgasemissies berekend volgens de IPCC-voorschriften) maakt deel uit van hoofdstuk 4. De jaarlijkse broeikasgasuitstoot op Nederlands grondgebied neemt gestaag af. In 2011 ging het om 12,0 ton CO2‑equivalenten per inwoner. Het CBS heeft voor deze Monitor al een eerste cijfer over 2018 berekend, conform de methodiek van de Emissieregistratie (RIVM), en voor een groot deel gebaseerd op data van de Nederlandse Emissieautoriteit. Dit komt uit op 11,0 ton per inwoner. De daling lijkt zich hiermee voort te zetten. De Urgenda-doelstelling voor de uitstoot van broeikasgassen is om in 2020 minstens 25 procent reductie te bereiken ten opzichte van 1990. Met nog twee jaar te gaan is ruim de helft van deze doelstelling gehaald: in 2018 bedroeg de reductie 14,5 procent. (Het betreft hier dus geen doelstelling per hoofd van de bevolking.)
Meest recente veranderingen
Evenals in het dashboard brede welvaart ‘hier en nu’, blijkt dat voor de brede welvaart ‘later’ de welvaart volgens een groot aantal indicatoren groter wordt in het meest recente jaar. Voor zeven indicatoren kan een duidelijke toename worden geconstateerd, en wel: ‘mediaan vermogen van huishoudens’, ‘opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit’, ‘beheerde natuur in NNN’, ‘fosforoverschot’, ‘stikstofoverschot’, ‘oppervlakte- en grondwaterwinning’ en het ‘aantal gewerkte uren’. Alleen qua ‘fossiele energiereserves’ en ‘stedelijke blootstelling aan fijnstof’ nam de welvaart beduidend af.
2.4.1Brede welvaart ‘later’
Brede welvaart is gestegen | |
---|---|
Fosforoverschot | -55,4% |
Mediaan vermogen van huishoudens | +27,5% |
Opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit | +20,1% |
Oppervlakte- en grondwaterwinning | -5,5% |
Stikstofoverschot | -3,3% |
Beheerde natuur in NNN | +1,8% pt |
Gewerkte uren | +1,6% |
Brede Welvaart is gedaald | |
Fossiele energiereserves | -6,4% |
Stedelijke blootstelling aan fijnstof (PM2,5) | +5,1% |
Posities op de EU-ranglijst
Voor wat betreft het sociaal kapitaal neemt Nederland een gemiddelde tot hoge positie in op de EU-ranglijst. Bij menselijk en natuurlijk kapitaal is daarentegen sprake van gemiddelde tot lage scores.
Bij de volgende indicatoren staat Nederland hoog op de Europese ranglijst:
Thema economisch kapitaal:
- Kenniskapitaalgoederenvoorraad: 2e van 13 landen (2017)
Thema sociaal kapitaal:
- Vertrouwen in mensen: 2e van 18 landen (2016)
- Vertrouwen in instituties: 2e van 18 landen (2016)
Bij de volgende indicatoren staat Nederland laag op de Europese ranglijst:
Thema economisch kapitaal:
- Gemiddelde schuld per huishouden: 26e van 28 landen (2017)
Thema natuurlijk kapitaal:
- Opgesteld vermogen hernieuwbare elektriciteit: 23e van 27 landen (2016)
- Stikstofoverschot: 27e van de 28 landen (2015)
- Oppervlakte- en grondwaterwinning: 13e van 17 landen (2014)
- Cumulatieve CO2‑emissies: 13e van 17 landen (2014).
Thema menselijk kapitaal:
- Gezonde levensverwachting vrouwen: 23e van 28 landen (2016)
2.5Brede welvaart ‘elders’
Aan de brede welvaart ‘elders’ is aandacht besteed in paragraaf 1.3. Omdat de definitie en operationalisering van deze dimensie wat meer aandacht vergt dan bij de andere dimensies, wordt hier in onderstaande paragraaf wat uitgebreider op ingegaan.
Inleiding
Het dashboard brede welvaart ‘elders’ beschrijft de manier waarop Nederland zijn brede welvaart in het ‘hier en nu’ opbouwt, en welke effecten dat heeft op de rest van de wereld. In navolging van de CES Recommendations worden daarom de stromen van inkomens en hulpbronnen tussen Nederland en het buitenland in kaart gebracht.
In dit dashboard wordt bijzondere aandacht gegeven aan de LDC’s. Met deze nadruk op de armste landen worden de aanbevelingen van het Brundtland-rapport gevolgd, de studie waardoor het meetsysteem van deze Monitor Brede Welvaart is geïnspireerd (WCED, 1987). In het Brundtland-rapport wordt betoogd dat de brede welvaart in de wereld alleen duurzaam in stand kan worden gehouden, als de brede welvaart tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ gelijker verdeeld wordt.
De verdelingsthematiek vormt ook een wezenlijk aspect van de duurzame-ontwikkelingsagenda van de VN: de SDG’s. Ook hier staat centraal hoe de allerarmste landen in 2030 een hoger niveau van brede welvaart kunnen bereiken, en wat westerse landen kunnen doen om dit proces van welvaartsstijging te ondersteunen.
In de CES Recommendations wordt duurzame ontwikkeling dan ook een kwestie van rechtvaardige verdeling genoemd. Hierbij gaat het niet alleen om een rechtvaardige verdeling van de welvaart tussen de huidige generatie en de volgende generaties in Nederland, maar ook om een rechtvaardige verdeling tussen de hoge-inkomenslanden en de armere landen. Hierbij moet overigens nadrukkelijk worden vermeld dat deze Monitor de belangrijkste stromen van inkomens en hulpbronnen alleen in kaart brengt. Wat daarin wenselijk of rechtvaardig is, is aan politiek en samenleving om te bepalen. De Monitor biedt de cijfers om dat debat te kunnen voeren.
Buiten Nederland wordt deze ‘elders’-benadering meestal niet in de beschrijving van de brede welvaart betrokken. De meeste landen beperken zich tot een vergelijking van de manier waarop de brede welvaart zich ‘hier en nu’ ontwikkelt, en hoe het verbruik van vooral niet-hernieuwbare hulpbronnen de welvaart in de toekomst onder druk zet. Het is overigens goed te begrijpen dat in de meeste landen zo’n dashboard ontbreekt. Er zijn tot op heden weinig indicatoren beschikbaar om de stroom van inkomens en hulpbronnen tussen landen – en op mondiale schaal – goed te beschrijven.
De CES Recommendations laten dit ook zien. De ‘elders’-dimensie kan pas werkelijk goed worden weergegeven als we naast de stromen van inkomens, ook alle stromen van kapitaal (natuurlijk, economisch, menselijk en sociaal) kunnen beschrijven. Daarnaast is het van essentieel belang goed inzicht te krijgen in de ecologische voetafdruk die Nederland in de rest van de wereld achterlaat.
Voor wat betreft de invoercijfers voor grondstoffen moet worden opgemerkt dat deze inclusief wederuitvoer zijn. Dit betekent dat goederen die, na een kleine bewerking in Nederland te hebben ondergaan, direct naar andere landen worden geëxporteerd in de cijfers opgenomen zijn. Hierdoor kan volgens sommige onderzoekers een te somber beeld worden geschetst van de milieudruk die Nederland op de rest van de wereld legt.
Hierbij kunnen twee kanttekeningen worden geplaatst. Allereerst is het niet zo dat Nederland in het geheel niet economisch profiteert. De op- en overslag activiteiten van met name de Rotterdamse haven en de vervoerssector profiteren immers sterk van deze wederuitvoer. Daarnaast heeft het CBS een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd om te kijken of Nederland ook na een correctie voor wederuitvoer nog steeds de lage positie op de EU-ranglijst inneemt, zoals die al jaren wordt gerapporteerd. Dat blijkt inderdaad het geval: ook na correctie voor wederuitvoer is Nederland (per hoofd van de bevolking) een groot importeur van niet-hernieuwbare hulpbronnen (Langenberg en Smits, 2015).
In deze editie van de Monitor Brede Welvaart kan de ‘elders’-dimensie vanwege een gebrek aan indicatoren helaas niet volledig worden beschreven. De nadruk ligt nu op de stromen van inkomens (thema ‘handel en hulp’) en het gebruik dat Nederland maakt van het natuurlijk kapitaal van andere landen (thema ‘milieu en grondstoffen’).
Onder het thema ‘handel en hulp’ wordt gekeken naar de wijze waarop Nederland een positieve bijdrage kan leveren aan de brede welvaart van andere landen. Hierbij worden allereerst de inkomensstromen tussen Nederland en de LDC’s beschouwd. De invoer van Nederland uit ontwikkelingslanden wordt verondersteld een positieve invloed te hebben op de welvaart van onze handelspartners. Immers, deze handel brengt werkgelegenheid met zich mee en genereert inkomens voor producenten en handelaren aldaar. Uiteraard hangt het er wel vanaf in welke producten er wordt gehandeld. Als het gaat om de invoer van niet-hernieuwbare hulpbronnen, dan wordt dit niet als welvaartsverhogend gezien. Dit aspect van handel wordt in het thema ‘milieu en grondstoffen’ beschreven.
Een andere manier waarop de welvaart in ontwikkelingslanden positief beïnvloed kan worden, is door de overdrachten van migranten naar hun land van herkomst of door ontwikkelingshulp. Een toename van deze financiële stromen wordt in het dashboard als groen weergegeven. Met nadruk wordt erop gewezen dat meer geld voor de ontwikkelingslanden niet noodzakelijkerwijze leidt tot meer welvaart. Financiële middelen kunnen bij corrupte regimes in foute handen komen, en landen kunnen te veel van deze externe gelden afhankelijk worden en niet in voldoende mate zelf methoden ontwikkelen om de welvaart te verhogen.
Ook sommige vormen van handel zijn vanuit welvaartsoogpunt niet per se gunstig. Het gaat dan vooral om de invoer van grondstoffen. Het thema ‘milieu en grondstoffen’ gaat na in hoeverre Nederland druk legt op het milieu of de grondstofvoorraden van andere landen. Zoals gezegd, handel wordt in principe gezien als welvaartsbevorderend (zie het thema ‘handel en hulp’). Als hierdoor echter de voorraad natuurlijk kapitaal daalt, dan is dat, net als bij de dimensie ‘later’, potentieel ongunstig voor de ontwikkeling van de brede welvaart op de langere termijn. Daarnaast is van belang de voetafdruk die Nederland in de rest van de wereld achterlaat. In theorie is het mogelijk dat Nederland op eigen grondgebied aan allerlei duurzaamheidsnormen voldoet, maar de vervuilende activiteiten naar ‘elders’ heeft verplaatst en bijvoorbeeld producten importeert die op een zeer milieuonvriendelijke manier zijn geproduceerd.
De reden waarom aandacht wordt besteed aan de import van natuurlijk hulpbronnen uit de LDC’s is dat deze vooral in veel Afrikaanse landen leidt tot problemen die de brede welvaart aldaar kunnen verlagen: de opbrengsten van de export worden overwegend consumptief besteed en komen dikwijls vooral een kleine elite ten goede. Bij hoge prijzen voor grondstoffen worden arbeid en kapitaal steeds meer ingezet in de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Dit draagt bij aan een eenzijdige economische structuur. In de literatuur wordt in dit verband gewezen op de zogenaamde resource curse. Het bestaan van een dergelijke resource curse is overigens geen noodzakelijkheid. Botswana en Chili zijn voorbeelden van landen waar de opbrengsten uit de uitvoer van natuurlijke hulpbronnen aan brede lagen van de bevolking ten goede zijn gekomen.
De cijfers over 2018 in het ‘elders’- dashboard zijn geraamd ten behoeve van deze Monitor. Ze vormen een eerste indicatie.
Trends
Het thema ‘handel en hulp’ laat een stabiele ontwikkeling zien. De invoer van Nederland uit LDC’s is de laatste jaren nagenoeg gelijk gebleven. Hetzelfde geldt voor de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking en de overdrachten van migranten aan familieleden in het land van herkomst. Bij het thema ‘milieu en grondstoffen’ is het beeld gemengd.
Opwaartse trends
- Invoer fossiele energiedragers uit LDC’s: deze handelscijfers worden ontleend aan de materiaalstroomrekeningen en zijn uitgedrukt in kg per inwoner. De invoer daalde van 169 kg in 2011 tot 91 kg in 2018. Er is dus relatief minder aanspraak gemaakt op het natuurlijk kapitaal van de LDC’s.
- Invoer niet-metallische mineralen (totaal, uit alle landen): deze invoer is gedaald van ruim 3,4 ton per inwoner in 2011 tot minder dan 2,7 ton in 2018. Ook hier is sprake van een relatief minder grote aanspraak op het natuurlijk kapitaal van de rest van de wereld.
Neerwaartse trends
- Invoer fossiele energiedragers: deze liep op van bijna 11,6 ton per inwoner in 2011 naar ruim 13,4 ton in 2018.
- Invoer biomassa (totaal, uit alle landen): deze invoer is uitgedrukt in de hoeveelheid biomassa en afgeleide producten van vooral organisch materiaal, in tonnen per inwoner. Deze invoer wordt als welvaartsverlagend gezien omdat hiermee aanspraak wordt gemaakt op natuurlijke hulpbronnen elders in de wereld én omdat het niet altijd duidelijk is of deze biomassa ook daadwerkelijk op een duurzame wijze is voortgebracht. De hoeveelheid geïmporteerde biomassa is gestegen van iets minder dan 4,4 ton per inwoner in 2011 tot ruim 4,8 ton in 2018.
- Invoer biomassa uit LDC’s: deze invoer is gestegen van 10,6 kg per inwoner in 2011 tot 16,9 kg in 2018.
Meest recente veranderingen
Voor het dashboard brede welvaart ‘elders’ is het beeld van de meest recente ontwikkelingen gemengd. Vijf indicatoren laten in het meest recente jaar een beduidende stijging van de welvaart zien. Bij vier indicatoren treedt een duidelijke daling op. De broeikasgasvoetafdruk in tonnen CO2‑equivalenten per inwoner geeft de broeikasgasemissies ten behoeve van de Nederlandse consumptie weer: uitstoot van koolstofdioxide, methaan en distikstofoxide veroorzaakt door Nederlandse economische activiteit, plus emissies die in het buitenland plaatsvonden bij productie van in Nederland ingevoerde producten, maar minus emissies die in Nederland plaatsvonden bij productie van producten die uitgevoerd worden.
De stijging van de brede welvaart ‘elders’ hangt vooral samen met de afname van de invoer van verschillende hulpbronnen uit LDC’s zoals metalen, fossiele energiedragers en biomassa. Tevens is de waarde van de totale invoer vanuit LDC’s toegenomen, hetgeen een naar verwachting positief effect heeft op de welvaartsontwikkeling van de LDC’s (meer handel levert in de allerarmste landen naar verwachting meer werkgelegenheid en inkomsten op).
De daling van de brede welvaart ‘elders’ treedt vooral op bij de ‘invoer van niet-metallische mineralen’ (zowel totaal als specifiek uit de LDC’s).
In het afgelopen jaar is de trend voor de indicator ‘ontwikkelingshulp’ omgeslagen. Lieten deze uitgaven voorheen nog een dalende trend zien, nu is er sprake van een stabiele trend.
2.5.1Brede welvaart ‘elders’
Brede welvaart is gestegen | Trendomslag | |
---|---|---|
Invoer metalen uit LDC’s | -24,6% | |
Invoer fossiele energiedragers uit LDC’s | -17,9% | grijs naar groen |
Invoer biomassa uit LDC’s | -16,3% | |
Totale invoer uit LDC’s | +7,5% | |
Invoer fossiele energiedragers | -2,1% | |
Brede welvaart is gedaald | Trendomslag | |
Invoer niet-metallische mineralen uit LDC’s | +42,0% | |
Invoer metalen | +6,2% | |
Invoer niet-metallische mineralen | +6,1% |
Posities op de EU-ranglijst
Voor wat betreft het thema ‘handel en hulp’ staat Nederland bovenaan in de EU-ranglijst. Voor het thema ‘milieu en grondstoffen’ staat Nederland juist in de onderste regionen van deze lijst.
Bij de volgende indicatoren staat Nederland hoog op de Europese ranglijst:
Thema handel en hulp:
- Totale invoer uit LDC’s: 2e van 28 landen (2018)
Bij de volgende indicatoren staat Nederland laag op de EU-ranglijst:
Thema milieu en grondstoffen:
- Invoer fossiele energiedragers: 28e van 28 landen (2017)
- Invoer metalen: 24e van 28 landen (2017)
- Invoer niet-metallische mineralen: 26e van 28 landen (2017)
- Invoer biomassa: 28e van 28 landen (2017)