Aandachtspunten en aanbevelingen voor 2022
De meetprogramma’s van het Netwerk Ecologische Monitoring worden waar nodig en mogelijk aangepast aan de veranderende informatiebehoefte en aan mogelijkheden die nieuwe veldwerk-, determinatie- en analysetechnieken bieden. Daarnaast wordt steeds vaker gebruik gemaakt van NEM-gegevens door partijen met een informatiebehoefte die (nog) niet onder de NEM-meetdoelen valt. In dit hoofdstuk worden de voor aansturing van het NEM relevante ontwikkelingen en knelpunten benoemd en wordt aangegeven op welke punten het CBS, vanuit zijn positie als kwaliteitsborger van het NEM, aanpassing of bijsturing nodig acht. Tevens worden aanbevelingen en mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen gegeven. Achtereenvolgens wordt daarbij ingegaan op:
- Actuele (beleids)ontwikkelingen en de mogelijke doorwerking daarvan in de meetdoelstellingen en meetprogramma’s en de aansturing van het NEM.
- Knelpunten en aandachtspunten in de lopende meetprogramma’s.
5.1Ontwikkelingen in beleidsvragen en aansturing
De betroffen voor het NEM en natuurbeleid relevante actuele onderwerpen in 2022 met name:
Programma Natuur en de ‘businesscase’
In het Programma Natuur wordt een goede informatievoorziening noodzakelijk geacht in verband met de vereisten vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VR en HR), maar ook vanuit de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering (WSN) en andere regelgeving. Voor de vereiste monitoring is door rijk en provincies in 2022 gewerkt aan de Businesscase Informatievoorziening Natuur (BuCa). Niet alleen schetst de BuCa globaal wat er aan (extra) monitoring nodig is, maar ook worden de financiële consequenties daarvan in beeld gebracht. Eind 2022 zijn de BuCa-voorstellen geaccordeerd. Voor het NEM zal vooral de extra monitoring voor ‘doelbereik’ van belang zijn. Daarvoor wordt verwacht dat bestaande monitoring zodanig geïntensiveerd moet worden, dat veel meer informatie op gebiedsniveau (Natura 2000‑gebieden, habitattypen en provincies) beschikbaar komt (bijvoorbeeld voor kamsalamander en boomkikker). Ook zal voor sommige HR-soorten nieuwe monitoring en soms ook nieuwe veldwerkmethoden nodig zijn, bijvoorbeeld voor enkele vleermuissoorten (waaronder tweekleurige vleermuis), enkele andere zoogdieren (bijv. bunzing) en enkele keversoorten (bijv. vermiljoenkever).
Wat precies nodig zal zijn voor welke soorten en welke gebieden (‘need to know’), is in de businesscase nog maar zeer beperkt uitgewerkt. Begin 2023 zal gestart worden met die nadere uitwerking. Daarbij zal onder andere moeten worden uitgezocht welke soorten het betreft en wat op welk niveau voor die soorten moet worden gemonitord om voldoende betrouwbare informatie te verkrijgen. Vervolgens zal beoordeeld moeten worden in hoeverre bestaande monitoring in die informatiebehoefte kan voorzien en waar er hiaten in de monitoring zijn, die tenslotte met intensievere monitoring of met nieuwe monitoring op moeten worden gelost.
Om die intensivering van de monitoring zo soepel en efficiënt mogelijk te laten verlopen zal overleg en afstemming nodig zijn tussen opdrachtgevers (NEM-partners), uitvoerders (NEM-consortium en terreinbeheerders), de WOT en het CBS. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de beperkt beschikbare capaciteit aan vrijwilligers en professionals. Ook nu al zijn er immers zorgen over de vitaliteit van het vrijwilligersnetwerk. Voor het vinden van voldoende en goed opgeleide vrijwilligers is enerzijds dan ook behoud en werving van nieuwe mensen nodig; waarbij communicatie en training belangrijk zijn. Anderzijds kan ook vergroting van de efficiëntie van veldwerk een oplossing zijn, bijvoorbeeld door herverdeling van meetpunten en aanpassing van de frequentie van metingen, al moet worden onderzocht of dat een risico is voor de continuïteit van de vrijwilligersinzet.
Aandachtspunten hierbij zijn dus:
- inventarisatie van benodigde monitoring van soorten i.v.m. BuCa doelen.
- vaststellen van hiaten en daarvoor benodigde intensivering, uitbreiding of nieuwe monitoring.
- ontwikkelen van benodigde nieuwe monitoring (veldwerk, technieken, statistiek).
- aandacht voor vitaliteit van het vrijwillligersnetwerk en werving van nieuwe waarnemers.
- aandacht voor efficiëntie(-vergroting) van bestaande en nieuwe monitoring.
Overige beleidsontwikkelingen
Naast de noodzaak van extra monitoring ten behoeve van de VHR en WSN zijn er ook diverse andere ontwikkelingen gaande die gevolgen zullen hebben voor de monitoring. Enkele belangrijke ontwikkelingen zijn de energietransitie, (de doorvoer in de EU van) de in december 2022 gemaakte afspraken tijdens de Conference of Parties (COP) van de Convention on Biological Diversity (CBD), de afspraken uit de Europese Biodiversiteitsstrategie 2020, het komende EU-verslechteringsverbod m.b.t. de Staat van Instandhouding van VR- en HR-soorten, en de ontwikkelingen rondom de basiskwaliteit natuur en de bijenstrategie (EU-pollinators initiative). Van deze ontwikkelingen is momenteel alleen de CBD opgenomen als huidig NEM-meetdoel. Aangescherpte eisen vanuit de CBD zullen mogelijk niet verder gaan dan wat al voor de VR en HR noodzakelijk is en van het verslechteringsverbod is vooralsnog onduidelijk of die gevolgen zal hebben voor de monitoring. Maar de EU biodiversiteitsstrategie en vooral de bijenstrategie en energietransitie kunnen verdergaande eisen aan het NEM stellen, met name wanneer juridisch houdbare verbanden dienen te worden gelegd tussen de staat van instandhouding op regionaal of zelfs lokaal niveau enerzijds en ingrepen en (compensatie-)maatregelen anderzijds. Aangezien het NEM tot nu toe vooral is ingericht op de landelijke doelen en lange termijn, is het met name voor de energietransitie de vraag in hoeverre dit in het NEM kan en moet worden opgenomen.
De basiskwaliteit natuur heeft raakvlakken met zowel de EU biodiversiteitsstrategie als het verslechteringsverbod, maar ook met het agrarisch beleid en de woningbouwopgave. Momenteel wordt onderzocht hoe die basiskwaliteit kan worden uitgewerkt en toegepast. Het is echter nog geen staand beleid. Wel is duidelijk dat het gaat om redelijk algemene soorten in biotopen als bos, agrarisch en stedelijk gebied. Daarvan wordt een deel al gemonitord, maar omdat in de sterkst sturende meetdoelen vooral wordt gefocust op relatief zeldzame soorten, kan het beoordelen van deze basiskwaliteit uitbreiding van de monitoring betekenen.
Monitoring van de bijen is nog een probleem, omdat er te weinig kenners zijn van de vele soorten binnen deze groep en geen goede monitoring mogelijk is, terwijl er in de bijenstrategie afspraken zijn gemaakt voor vermindering van de achteruitgang van deze groep, met toetsmomenten in 2023 en 2030. Alleen voor de subgroep hommels is momenteel (landelijke) monitoring mogelijk.
Ook is nog de vraag in hoeverre de Kamermotie met het verzoek om het meten van effecten van maatregelen op natuur als meetdoel toe te voegen aan het NEM, past binnen de reikwijdte van het NEM. Tenslotte dient hier ook te worden vermeld dat vanuit het ministerie van Financiën een werkgroep Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Biodiversiteit van start is gegaan die medio 2023 verslag zal uitbrengen over de noodzaak en mogelijkheden voor aanvullend beleid en maatregelen in verband met de biodiversiteitsdoelen. Deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor:
- energietransitie als potentieel meetdoel voor het NEM.
- de bijenstrategie als potentieel meetdoel voor het NEM.
- basiskwaliteit natuur als potentieel meetdoel voor het NEM.
- effecten van maatregelen als potentieel meetdoel voor het NEM.
- mogelijke verdichting van de monitoring op kleiner schaalniveau als gevolg van de toegenomen informatiebehoefte.
5.2Aandachtspunten bij de meetprogramma’s
De huidige meetprogramma’s en de verwerking van de gegevens daarvan verloopt over het algemeen zonder veel problemen. Ook de in 2021 nieuw opgenomen meetdoelen kunnen met de huidige meetprogramma’s, eventueel met intensivering daarvan, redelijk goed worden bediend. Er zijn echter ook enkele knelpunten die hieronder worden aangegeven.
Oplopende kosten NEM
Een algemeen knelpunt is dat de nieuwe meetdoelen en extra informatievragen zoveel van het NEM vergen dat de kosten oplopen en inmiddels al tegen de begrenzing van de financiering aanlopen. Meer meetnetten en meer vrijwillige waarnemers vergen een grotere coördinatiecapaciteit. De hoge inflatie helpt daarbij uiteraard ook niet, maar is zeker niet de enige oorzaak van kostenstijgingen. Voor de komende vijfjaarlijkse subsidie (vanaf 2024) van het ministerie van LNV aan het uitvoerende NEM-consortium zal daarom moeten worden onderhandeld over budgetten en inflatiecorrectie. Ook andere financiers van het NEM zullen hiermee te maken krijgen.
Ontheffingen op de Wet Natuurbescherming
Bij verschillende partners in het NEM consortium, waaronder Sovon, Ravon, de Zoogdiervereniging en EIS, is een knelpunt dat de voor een deel van de tellingen benodigde ontheffingen op de Wet Natuurbescherming veel tijd en geld kosten en ergernis opleveren. Deze ontheffingen dienen in principe afzonderlijk via de 12 provincies te worden geregeld, waarbij iedere provincie andere eisen en voorwaarden kan stellen en provinciale legeskosten in rekening brengt. Deze eisen, voorwaarden en legeskosten verschillen ook daadwerkelijk per provincie, terwijl de monitoring landelijk gezien zoveel mogelijk uniform zou moeten zijn. Een betere onderlinge afstemming zou al helpen, maar het instellen van één loket hiervoor is zeer aan te bevelen.
ICT-voorzieningen en innovaties
In toenemende mate speelt dat invoerportals verouderen en de roep om vernieuwde infrastructuur toeneemt. Met name mobiele invoer in het veld wordt steeds belangrijker. Dit wordt ook gezien als middel in de binding van (nieuwe) vrijwilligers. De vraag om extra financiering voor vernieuwing vanuit de meetprogramma’s neemt toe. Investering hierin kan niet worden losgezien van het vorige twee punten. De afgelopen paar jaar is binnen een aantal meetprogramma’s ingezet op de ontwikkeling van invoerapps of mobiele invoer in portals. Behalve onderhoud aan portals dienen ook deze tools onderhouden en met grote regelmaat te worden geüpdatet.
Soortendatabase
Bij het CBS, bij de partners in het NEM-consortium en bij diverse andere organisaties is behoefte aan een actueel vervolg op het destijds voor het NEM gemaakte, maar verouderde ‘Biobase’. Biobase bevat lijsten van soorten uit vele soortgroepen met hun officiële huidige en vroegere naamgeving en indeling, een unieke (voor automatisering benodigde) soortnummering, beleids-statussen van de soorten en allerlei relevante soort-eigenschappen. Hoewel verouderd, wordt Biobase nog steeds gebruikt. Actualisatie ervan zou aanzienlijk helpen bij het vereenvoudigen of uitbreiden van de toepassingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld het bepalen van de effecten van klimaatverandering, de stikstofbelasting en andere milieucondities. Ook de invoerportals en -apps zijn gebaat bij eenduidige naamgeving en nummering. In 2023 zal daarom een poging worden gedaan om deze database nieuw leven in te blazen en vervolgens onder te brengen op een voor iedereen toegankelijke website. Vooralsnog is de NDFF-verspreidingsatlas daarvoor in beeld.
Provinciale monitoring onderbrengen in het NEM
Er lopen buiten het NEM om diverse onderzoeksprojecten door of in opdracht van de provincies, waarmee ook landelijke informatievragen moeten worden bediend. Het betreft bijvoorbeeld monitoring van de meervleermuis en Noordse woelmuis in Natura 2000‑gebieden. In 2021 was al het voornemen om een aantal van dergelijke onderzoeken in het NEM onder te brengen, maar tot op heden is daarover geen besluit genomen. Incidenteel adviseert het CBS al wel over deze onderzoeken en/of voert berekeningen daarvoor uit. In het takenpakket van het CBS is dit echter niet goed ondergebracht en het vertroebelt ook het overzicht over het NEM, mede omdat de provinciale onderzoeken niet altijd een zelfde opzet hebben en ook niet altijd dezelfde methoden volgen. Opname in het NEM zal leiden tot betere afstemming en de inzet van het CBS waarborgen.