Aandachtspunten en aanbevelingen voor 2022

De meetprogramma’s van het Netwerk Ecologische Monitoring worden waar nodig en mogelijk aangepast aan de veranderende informatiebehoefte en aan mogelijkheden die nieuwe veldwerk- determinatie- en analysetechnieken bieden. Daarnaast wordt steeds vaker gebruik gemaakt van NEM-gegevens door partijen met een informatiebehoefte die (nog) niet onder de NEM-meetdoelen valt. In dit hoofdstuk worden de voor aansturing van het NEM relevante ontwikkelingen en knelpunten benoemd en worden aanbevelingen en mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen gegeven om daarop in te spelen.

Aandachtspunten voor de meetdoelen

In 2021 zijn diverse nieuwe meetdoelen opgenomen in het NEM (zie hoofdstuk 2). Een deel van deze meetdoelen vergt nog nadere uitwerking tot het niveau van soorten, soortgroepen en/of gebieden waaraan vanuit dit meetdoel binnen het NEM aandacht moet worden geschonken. Die nadere uitwerking zal de komende jaren vorm moeten krijgen. Dat geldt in de eerste plaats voor de habitattypen, waarvan al is aangegeven dat (de opsplitsing van) dit meetdoel in ontwikkeling is. Maar ook voor het meetdoel Provinciale graadmeters moet nog door de provincies worden vastgesteld voor welke soorten en soortgroepen graadmeters nodig zijn en welke (nieuwe of al lopende) provinciale monitoringsinitiatieven daarvoor in het NEM moeten worden meegenomen. Dit geldt ook voor de op zoet en zout water gerichte meetdoelen Kaderrichtlijn Mariene strategie en de Kaderrichtlijn Water. De beide richtlijnen kennen al een uitgebreid monitoringprogramma, waarvan de niet-ecologische/abiotische componenten sowieso niet onder het NEM passen. Maar ook sommige ecologische onderdelen van de monitoring zijn al goed buiten het NEM belegd en hoeven daarin niet perse opgenomente worden. Daar zal de komende jaren meer duidelijkheid over moeten komen.

De vraag naar natuurgegevens is de laatste jaren fors toegenomen. Deels heeft dat al geleid tot nieuwe meetdoelen, maar er zijn verschillende actuele ontwikkelingen en vraagstukken op het gebied van natuur die niet of niet goed zijn belegd in meetdoelen.

Het gaat met name om:

  • De stikstofproblematiek
  • De energietransitie
  • De European Green deal
  • Kringlooplandbouw
  • De bijenstrategie/EU Pollinators Initiative
  • Klimaatverandering
  • De effecten van natuurherstelmaatregelen

Welke gevolgen dit zal hebben voor de NEM-monitoring is op dit moment niet geheel duidelijk. Een paar van de meer concrete ontwikkelingen rond deze vraagstukken die voor het NEM van belang zijn, worden hier aangestipt.

Stikstofproblematiek: Op het gebied van de effecten van stikstof gebeurt al wel het een en ander in het NEM. Zo is het Landelijk Meetnet Flora (LMF) specifiek gericht op het in beeld brengen van (o.a.) de vermestingsproblematiek. Maar de stikstofproblematiek houdt niet op bij planten en bovendien dienen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden hierbij speciale aandacht te krijgen. Dit zal ongetwijfeld gaan leiden tot méér vraag naar trends in Natura 2000-gebieden en méér aandacht voor sturing van de monitoring daarin. Ook zal dit consequenties kunnen hebben voor de opzet en/of toepassingsgebieden van de monitoring bij andere soortgroepen dan planten. Aangezien de stikstofproblematiek voor een belangrijk deel ook op het bord van de provincies ligt, draagt dit ertoe bij dat de vraag van provincies naar provinciale soortentrends, zowel voor natuurgebieden als daarbuiten, toeneemt. De vraag naar monitoring op het gebied van stikstof is weliswaar (ook) belegd in het Programma Natuur en naast het NEM wordt ook andere monitoring al uitgevoerd of is deze in voorbereiding. Om efficiënte monitoring te realiseren en dubbel werk te voorkomen is het echter van belang dat daarbij onderlinge afstemming plaats vindt.

Energietransitie: Op verzoek van het ministerie van LNV heeft de Zoogdiervereniging in 2021 een adviesrapport opgesteld over de wenselijkheid en mogelijkheden voor extra monitoring van vleermuizen. Deze monitoring zou zowel effecten van de energietransitie op vleermuizen in beeld moeten brengen als moeten bijdragen aan het dichten van lacunes in de informatievoorziening voor de Habitat Richtlijn rapportages. De energietransitie heeft overigens niet alleen invloed op vleermuizen maar bijvoorbeeld ook op vogels. De nadruk ligt daarbij wellicht méér op stedelijk gebied (grootschalige isolatie), agrarisch gebied en zee en kust (windmolenparken) dan op terrestrische natuurgebieden. De energietransitie is echter (nog) geen meetdoel voor het NEM en indien het dat wordt, dan kan dat tot aanvullende monitoring en een verschuiving van de aandachtsgebieden leiden.

De European Green Deal en Kringlooplandbouw: Bij deze ontwikkelingen is ook de vraag wat dit voor natuur betekent, met name op het boerenland. Net als voor de stikstofproblematiek zijn er in het NEM al meetdoelen en relevante meetprogramma’s die in een deel van de gewenste informatie kunnen voorzien, bijvoorbeeld het meetdoel ‘Biodiversiteit van het agrarisch gebied’. Tegelijkertijd is dit meetdoel momenteel uitsluitend gericht op vogels, ook al is duidelijk dat de wijze waarop landbouw wordt bedreven ook grote effecten heeft op allerlei andere soortgroepen, bijvoorbeeld bodem- en waterorganismen en insecten. Tot nu toe is daar in het NEM relatief weinig aandacht voor.

Bijenstrategie en het EU Pollinators Initiative: In het NEM is ‘Biodiversiteit insecten’ een nieuw meetdoel. Voor dit meetdoel is tot nu toe voor bijen, op een pilot voor hommels na, nog niets geregeld. Voor wat betreft de bredere groep bestuivers geldt vrijwel hetzelfde. Bestuivers onder de vlinders en nachtvlinders vallen al wél onder het NEM (nachtvlinders overigens ook alleen nog als pilot). Maar voor bijvoorbeeld zweefvliegen vindt geen monitoring plaats. Op basis van de huidige monitoring valt daarom niet te beoordelen of de beleidsdoelen van de bijenstrategie: vermindering van het aantal bijen dat achteruit gaat en/of op de Rode Lijst staat, gehaald kan worden. Het EU Pollinators Initiative kent nu nog geen strikte monitoring. Maar indien dit wél voorgeschreven gaat worden, zal ook daarop nog moeten worden geanticipeerd. Monitoring is ook niet gemakkelijk te realiseren, omdat het om veel en lastig te herkennen soorten gaat, waarvoor nog geen adequate veldwerkmethoden voorhanden zijn. Monitoring zal dus nog veel voorbereiding gaan vergen.

De toename en het inmiddels grote aantal NEM-meetdoelen levert ook nog een ander probleem op. Het wordt er niet makkelijker op om na te gaan wat die veelheid aan meetdoelen allemaal precies voor het NEM betekent. We zien het daarom als een uitdaging om komend jaar het meetdoelenverhaal van het NEM en de consequenties daarvan voor de meetprogramma’s duidelijker neer te gaan zetten.

Aandachtspunten bij de meetprogramma’s

De huidige meetprogramma’s en de verwerking van de gegevens daarvan verloopt over het algemeen zonder veel problemen. Een algemeen knelpunt is dat de nieuwe meetdoelen en extra informatievragen zoveel van het NEM vergen dat de kosten oplopen en tegen de begrenzing van de financiering aanlopen.

Een ander algemeen punt is dat – mogelijk mede onder invloed van de coronapandemie – het aantal nieuwe waarnemers is toegenomen. Tegelijkertijd lijkt ook de turnover van waarnemers toe te nemen, zodat onduidelijk is wat het netto effect is op het aantal waarnemers. De beide ontwikkelingen vergen echter alletwee een toenemende aandacht voor scholing en binding van waarnemers.

Een derde algemeen punt is dat er zowel bij het CBS als bij soortenorganisaties behoefte is aan een actueel vervolg op het destijds voor het NEM gemaakte, maar verouderde ‘Biobase’. Biobase bevat lijsten van soorten uit vele soortgroepen met hun officiële huidige en vroegere naamgeving en indeling, een unieke (voor automatisering benodigde) soortnummering, beleidsstatussen van de soorten en allerlei relevante soort-eigenschappen. Hoewel verouderd, wordt Biobase nog steeds gebruikt. Actualisatie ervan zou aanzienlijk helpen bij het vereenvoudigen of uitbreiden van de toepassingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld het bepalen van de effecten van klimaatverandering, de stikstofbelasting en andere milieucondities. Ook de invoerportals en -apps zijn gebaat bij eenduidige naamgeving en nummering.

Enkele aandachtspunten bij de afzonderlijke meetprogramma’s zijn:

Vleermuizen

De wintertellingen van vleermuizen in 2020/2021 zijn vanwege de coronapandemie niet uitgevoerd. In de komende winter zullen die, met maatregelen als het testen van waarnemers, weer worden opgepakt. Ook zullen besluiten moeten worden genomen over de voorstellen voor uitbreiding van het vleermuizenonderzoek in het eerder genoemde adviesrapport van de Zoogdiervereniging. Concreet gaan deze voorstellen o.a. over uitbreiding van de zoldertellingen met uitvliegtellingen voor de meervleermuis en eventueel ook voor tweekleurige vleermuis en laatvlieger. Ook e-dna onderzoek van vleermuizenkeutels en uitbreiding van de transecttelllingen (fietsroutes in stedelijk gebied en uitbreiding t.b.v. provinciale trends) worden voorgesteld.

Landzoogdieren

Bij de NEM-monitoringprojecten voor landzoogdieren doen zich weinig problemen voor. Afgelopen jaar is wél gebleken dat de Rode Lijst status van haas en konijn de behoefte aan provinciale trends van deze soorten sterk heeft vergroot, vooral vanwege het al dan niet toestaan van jacht op deze soorten. De monitoring van deze soorten moet dan echter worden verbeterd, omdat niet voor alle provincies betrouwbare provinciale trends kunnen worden berekend. Bij de HR-bijlage V soorten boommarter en bunzing levert monitoring tot nu toe zelfs nog geen betrouwbare landelijke trends p[. Dat is vooral een probleem voor het al dan niet verlenen van ontheffingen van de Natuurbeschermingswet (NBW) door RVO. De NBW is geen meetdoel voor het NEM, maar duidelijk is dat ook hier aandacht moet zijn voor mogelijke verbeteringen.

Vogels

Van alle soortgroepen die onder het NEM vallen zijn de projecten voor vogels het meest uitgebreid. Deze verlopen over het algemeen ook goed en leveren kwalitatief goede trends op. Maar ook hier is toenemende belangstelling van provincies voor bijvoorbeeld populatiegroottes in Natura 2000-gebieden, wat in het huidige monitoringprogramma een zwak punt is.

Reptielen en amfibieën

Bij de monitoring van reptielen speelt een lastige samenwerking tussen verschillende partijen die het onderzoek uitvoeren: NEM-monitoring door RAVON-vrijwilligers en SNL-monitoring door vrijwilligers die zijn aangesloten bij terreinbeheerders en/of de Werkgroep Adders Nederland (WAN). Het in stand houden van een goede onderlinge verstandhouding en op peil houden van de monitoring vergt aandacht van alle betrokken partijen en onderlinge afstemming van de monitoring.

Bij amfibieën zijn geen bijzonderheden.

Vissen

Bij de verspreidingstrends van vissen is aandacht nodig voor een goede en flexibele data-uitwisseling tussen de verschillende betrokken partijen, waaronder RAVON, RWS en de Waterschappen. Vooral de (trage) beschikbaarheid van data van Waterschappen voor Ravon lijkt hierbij een probleem.

Vlinders en libellen

Ook de vlinder- en libellenmeetnetten verlopen over het algemeen goed. Op basis van een studie van de Vlinderstichting lijken er goede mogelijkheden te zijn om uit de combinatie van NEM-trends met SNL-verspreidingsdata zinvolle aanvullende informatie te verkrijgen voor beheer en beleid. Het verdient daarom aanbeveling om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van het combineren van dergelijke data.

Overige insecten

Met name bij de monitoring van kevers en de pilot voor hommels beperken de financiën de mogelijkheden. Daardoor is er nog geen ruimte om te onderzoeken hoe de HR-soorten vermiljoenkever en juchtleerkever kunnen worden gevolgd en worden de inventarisaties van vliegend hert en waterroofkevers afwisselend om het jaar gedaan. Verder is eind 2021 de financiering voor de pilot van het hommelmeetnet gestopt. Deze buiten het NEM om gefinancierde pilot dreigt nu geen vervolg te krijgen. De voorlopige resultaten stemmen zeker hoopvol, maar een goed onderbouwde beoordeling van de resultaten heeft nog niet plaats gevonden.

Weekdieren en mariene typische soorten

De monitoring van de mariene soorten binnen deze groep verloopt over het algemeen goed, ondanks de remmende werking van het uitblijven van een besluit over de te monitoren soorten. De focus ligt nu op typische soorten van HR-bijlage I, maar voor de beoordeling van habitattypen zullen keuzes moeten worden gemaakt die mogelijk leiden tot focus op andere soorten.

Planten & habitattypen

Het CBS werkt met de WOT-informatievoorziening samen aan het verbeteren van de beoordeling van structuur en functie van habitattypen. Ook hier is nog aandacht nodig voor de keuze van soorten waarop de kwaliteitsbeoordeling van de habitattypen zal gaan stoelen. Deze lijsten van gekozen soorten moeten deels nog worden samengesteld. Maar ze zullen afwijken van de lijsten van typische soorten voor habitattypen, omdat het niet gelukt is met die typische soorten de kwaliteit van habitattypen te beoordelen. De methode-ontwikkeling voor habitattypen op basis van NDFF-data heeft als gunstig neveneffect dat dit ook kan gaan leiden tot verbeteringen in landelijke verspreidingstrends van planten en bijdraagt aan trendberekening en voor méér plantensoorten.

Korstmossen

Bij het korstmossenonderzoek is gebleken dat voor duinkorstmossen op data van het LMF kan worden teruggevallen. Hierdoor zal meer aandacht kunnen worden besteed aan de monitoring van de stuifzandkorstmossen door de BLWG, wat de betrouwbaarheid van de resultaten weer ten goede kan komen.

Paddenstoelen

Het meetprogramma paddenstoelen verloopt over het algemeen goed. Hiervoor zijn geen bijzondere aandachtspunten in 2022.

De aansturing van het natuuronderzoek

Het natuuronderzoek omvat (uiteraard) méér dan onderzoek dat wat onder het NEM valt en het CBS is lang niet altijd betrokken bij dit natuuronderzoek. Naar aanleiding van het verschijnen van het Uitvoeringsprogramma Natuur in december 2020 is de aansturing van het natuuronderzoek, en verbetering van de uitvoering daarvan, onderwerp van discussie tussen rijk, provincies/BIJ12, terreinbeheerders e.a. De kwaliteit van de uitvoering van het NEM staat daarbij buiten kijf, maar ondervindt wel nadelen van het uitblijven van verbetering van de versnipperde governance, wat zich o.a. uit in moeizame besluitvorming en het uitblijven van een nieuwe Samenwerkingsovereenkomst NEM. Het CBS beseft dat het niet eenvoudig is om bij de governance recht te doen aan de vele verantwoordelijke overheden en partijen, maar pleit ervoor om dit niet te laten verzanden in complexe en starre (juridische) constructies, en in plaats daarvan te kiezen voor flexibele en praktische oplossingen waarmee snel kan worden ingespeeld op veranderingen in de natuur en op nieuwe vragen, bijvoorbeeld ten aanzien van klimaatinvloeden en de energietransitie. Ook dient een soepele samenwerking en data-uitwisseling tussen SNL, NEM en andere natuurmonitoring te worden bevorderd.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Tom van der Meij

Martin Poot

Leo Soldaat

Arco van Strien

Marnix de Zeeuw

Jelle van Zweden

Marcel Straver

Dorine Jansen

Richard Verweij

Deze publicatie kan worden geciteerd als:

CBS (2022). Meetprogramma’s voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2021. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.