Hoeveel kinderen zijn arm?
In dit hoofdstuk staan minderjarige kinderen in arme gezinnen centraal. Hoeveel kinderen maken deel uit van zo’n gezin? Zijn dat er meer of minder dan voorheen? Zijn er verschillen naar leeftijd, gezinssamenstelling, voornaamste inkomstenbron en herkomst? Waar in Nederland wonen vooral kinderen die in armoede leven?
3.1Ontwikkeling
Armoede onder kinderen in 2024 gelijk gebleven
In 2024 maakten 93 duizend minderjarige kinderen deel uit van een arm gezin, evenveel als in het jaar ervoor. Terwijl in de bevolking het aantal armen in 2024 toenam, was dat bij kinderen niet zo. Dat komt doordat gezinnen profijt hadden van de verhoging van het kindgebonden budget.
Voor een eenoudergezin met twee kinderen tot 13 jaar was de armoedegrens in 2024 2 215 euro per maand. Voor een paar met twee kinderen in dezelfde leeftijd was dat 2 625 euro. Voor gezinnen met twee kinderen op de middelbare school was de grens bijna 400 euro per maand hoger (zie bijlage A).
Net als in 2023 kwam het aandeel kinderen in armoede in 2024 uit op 2,8 procent. Vanaf 2018 tot en met 2023 daalde het armoedepercentage onder kinderen voortdurend. Het percentage kinderen dat al minstens drie jaar op rij deel uitmaakt van een gezin in armoede, vertoonde in 2024 wel een lichte daling naar 0,7 procent. In 2020 was de langdurige armoede onder minderjarige kinderen nog 3,2 procent.
| Armoede | Langdurige armoede | |
|---|---|---|
| 2018 | 8,7 | . |
| 2019 | 7,5 | . |
| 2020 | 6,2 | 3,2 |
| 2021 | 5,6 | 2,6 |
| 2022 | 4,1 | 1,7 |
| 2023 | 2,8 | 0,9 |
| 2024* | 2,8 | 0,7 |
In 2024 behoorde ruim 1 op de 3 (34 procent) arme kinderen tot een gezin met een inkomen dat ten hoogste 10 procent lager was dan de armoedegrens. Daarentegen leefde ruim 40 procent in een gezin met een inkomen dat 25 procent of meer onder de grens lag. Het percentage arme kinderen in een gezin met een dergelijk groot inkomenstekort is de laatste paar jaar relatief sterk toegenomen. Het aandeel arme kinderen dat nét onder de armoedegrens leeft, is daarentegen kleiner geworden. Er zijn dus minder kinderen die in armoede leven, maar het inkomenstekort van de gezinnen van arme kinderen is wel groter geworden. Dit komt doordat arme kinderen vaker dan voorheen deel uitmaken van een werkend gezin. Met vooral inkomen uit werk heeft een huishouden doorgaans een groter inkomenstekort (zie paragraaf 2.6).
| 5 tot 0 procent onder grens | 10 tot 5 procent onder grens | 15 tot 10 procent onder grens | 20 tot 15 procent onder grens | 25 tot 20 procent onder grens | 25 procent of meer onder grens | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2018 | 24,2 | 22,9 | 17,5 | 11,0 | 6,3 | 18,1 |
| 2019 | 27,0 | 23,4 | 16,0 | 9,3 | 5,5 | 18,9 |
| 2020 | 29,3 | 22,6 | 15,0 | 8,8 | 5,1 | 19,2 |
| 2021 | 32,0 | 23,0 | 13,0 | 7,3 | 4,7 | 20,0 |
| 2022 | 32,4 | 19,7 | 11,1 | 6,9 | 5,0 | 24,8 |
| 2023 | 24,1 | 14,6 | 10,0 | 7,6 | 6,0 | 37,8 |
| 2024* | 20,4 | 13,9 | 10,4 | 8,0 | 6,7 | 40,5 |
3.2Samenstelling van het huishouden en leeftijd
Relatief veel armoede onder kinderen in eenoudergezin
Ruim 38 duizend kinderen in een eenoudergezin en 49 duizend kinderen van een samenwonend paar hadden in 2024 met armoede te maken.noot1 Dat kwam neer op 7,3 procent van de kinderen in een gezin met één ouder, tegen 1,9 procent van de kinderen in een gezin met twee ouders. Het aandeel bij kinderen in een eenoudergezin was fors lager dan in 2018 toen het nog 23,1 procent was. In een tweeoudergezin was in hetzelfde jaar 5,9 procent van de kinderen arm. Het aandeel in langdurige armoede kwam in 2024 uit op 1,6 procent bij kinderen in een eenoudergezin en op 0,5 procent bij kinderen in een tweeoudergezin.
| Armoede | Langdurige armoede | ||
|---|---|---|---|
| Eenoudergezin | 2018, Eenoudergezin | 23,1 | . |
| Eenoudergezin | 2019, Eenoudergezin | 19,6 | . |
| Eenoudergezin | 2020, Eenoudergezin | 15,8 | 6,6 |
| Eenoudergezin | 2021, Eenoudergezin | 14,1 | 5,2 |
| Eenoudergezin | 2022, Eenoudergezin | 9,7 | 3,4 |
| Eenoudergezin | 2023, Eenoudergezin | 7,2 | 2,0 |
| Eenoudergezin | 2024*, Eenoudergezin | 7,3 | 1,6 |
| Paar met kinderen | 2018, Paar met kinderen | 5,9 | . |
| Paar met kinderen | 2019, Paar met kinderen | 5,2 | . |
| Paar met kinderen | 2020, Paar met kinderen | 4,3 | 2,6 |
| Paar met kinderen | 2021, Paar met kinderen | 3,9 | 2,1 |
| Paar met kinderen | 2022, Paar met kinderen | 2,9 | 1,4 |
| Paar met kinderen | 2023, Paar met kinderen | 1,9 | 0,7 |
| Paar met kinderen | 2024*, Paar met kinderen | 1,9 | 0,5 |
In eenoudergezinnen heeft doorgaans alleen de ouder een inkomen. Betrekkelijk vaak moeten deze gezinnen van een bijstandsuitkering rondkomen. Het armoedepercentage is voor kinderen in een eenoudergezin kleiner naarmate ze ouder zijn. De mogelijkheden om te werken zijn dan voor de alleenstaande ouder ruimer.
| Armoede | Langdurige armoede | ||
|---|---|---|---|
| Eenoudergezin | 0 tot 4 jaar, Eenoudergezin | 11,7 | 2,0 |
| Eenoudergezin | 4 tot 12 jaar, Eenoudergezin | 7,3 | 1,6 |
| Eenoudergezin | 12 tot 18 jaar, Eenoudergezin | 6,1 | 1,5 |
| Paar met kinderen | 0 tot 4 jaar, Paar met kinderen | 2,2 | 0,4 |
| Paar met kinderen | 4 tot 12 jaar, Paar met kinderen | 1,8 | 0,5 |
| Paar met kinderen | 12 tot 18 jaar, Paar met kinderen | 1,7 | 0,6 |
3.3Voornaamste inkomstenbron
Huishoudens die voor hun inkomen voornamelijk zijn aangewezen op een uitkering, hebben relatief vaak te maken met armoede. De kinderen in deze huishoudens delen noodzakelijkerwijs in de armoedeproblematiek van hun ouder(s). In 2024 leefde 1 op de 8 van hen (40 duizend kinderen) onder de armoedegrens. In 2018 was nog ruim de helft van alle kinderen in een uitkeringsgezin arm (186 duizend kinderen). Het armoedepercentage nam in de afgelopen jaren vooral af onder kinderen in een gezin dat moet rondkomen van een sociale voorziening, zoals bijstand. In 2022 en 2023 had die afname te maken met de energietoeslagen die aan de beleidsmatige minima zijn uitgekeerd.
De armoede van kinderen in een gezin met vooral inkomen als werknemer of zelfstandige nam eveneens af, maar minder sterk. In 2024 leefde 1,8 procent van alle kinderen in een huishouden met werk in armoede (53 duizend kinderen). In 2018 was het armoedepercentage nog 3,5 (105 duizend kinderen). De armoede onder kinderen in een werknemershuishouden is sterker afgenomen dan onder kinderen in een gezin met vooral inkomen als zelfstandige.
| 2018 | 2024* | |
|---|---|---|
| Inkomen uit werk | 3,5 | 1,8 |
| Inkomen als werknemer | 3,3 | 1,4 |
| Inkomen als zelfstandige | 4,3 | 3,5 |
| Overdrachtsinkomen | 51,1 | 12,6 |
| Werkloosheid | 33,3 | 17,5 |
| Arbeidsongeschiktheid | 33,8 | 10,4 |
| Pensioen | 16,8 | 11,5 |
| Bijstand of andere sociale voorziening | 64,9 | 12,9 |
Doordat de armoede van kinderen in een gezin met vooral inkomen uit werk minder sterk afnam dan de armoede van kinderen in een uitkeringsgezin, veranderde de samenstelling van de groep arme kinderen. In 2018 behoorde nog 64 procent van alle arme kinderen tot een uitkeringshuishouden. Dit aandeel nam toe tot 68 procent in 2020, om vervolgens te dalen naar 43 procent in 2024. In dezelfde periode steeg het aandeel arme kinderen in een werkend gezin van 36 procent in 2018 naar 57 procent in 2023.
| Inkomen als werknemer/zelfstandige | Overdrachtsinkomen | |
|---|---|---|
| 2018 | 36,1 | 63,9 |
| 2019 | 36,3 | 63,7 |
| 2020 | 32,3 | 67,6 |
| 2021 | 32,8 | 67,2 |
| 2022 | 40,5 | 59,5 |
| 2023 | 49,1 | 50,9 |
| 2024* | 57,2 | 42,8 |
3.4Herkomst van de hoofdkostwinner
Relatief veel armoede onder kinderen van migranten
Of kinderen in armoede leven hangt onder meer samen met de herkomst van de hoofdkostwinner in het gezin. In 2024 leefde 1,2 procent van alle kinderen in een gezin met een hoofdkostwinner met een Nederlandse herkomst in armoede. Kinderen met een hoofdkostwinner van de tweede generatie, waarvan ten minste één ouder buiten Nederland is geboren, waren vaker arm: 2,5 procent bij één ouder geboren in het buitenland en 5,5 procent bij twee ouders geboren in het buitenland.
Het grootst is de armoede onder kinderen in een migrantengezin, een gezin waarvan de hoofdkostwinner zelf buiten Nederland is geboren. Met een armoedepercentage van 7,3 betrof het 52 duizend kinderen. In 2018 ging het nog om 26,1 procent van de kinderen in een migrantengezin (162 duizend kinderen). Net als bij kinderen met een hoofdkostwinner met een Nederlandse herkomst nam de armoede onder kinderen met een hoofdkostwinner met een buitenlandse herkomst af in de periode 2018–2023, maar vlakte deze daling af in 2024. Bij de uitkomsten naar herkomst past overigens de kanttekening dat het inkomen en vermogen bij migranten mogelijk niet of onvoldoende in beeld zijn (zie ook paragraaf 2.4).
| Geboren in Nederland, beide ouders ook | Geboren in Nederland, één ouder in buitenland | Geboren in Nederland, twee ouders in buitenland | Geboren in buitenland | |
|---|---|---|---|---|
| 2018 | 4,0 | 7,1 | 16,0 | 26,1 |
| 2019 | 3,3 | 6,3 | 13,7 | 22,5 |
| 2020 | 2,6 | 5,0 | 10,9 | 18,6 |
| 2021 | 2,4 | 4,5 | 10,1 | 16,1 |
| 2022 | 1,7 | 3,4 | 7,5 | 11,4 |
| 2023 | 1,2 | 2,3 | 5,2 | 7,8 |
| 2024* | 1,2 | 2,5 | 5,5 | 7,3 |
Ruim 70 procent arme kinderen in gezin met buitenlandse herkomst
In de populatie waarvan de armoede gemeten wordt (zie hoofdstuk 2), steeg het aantal kinderen in een gezin met een hoofdkostwinner van de tweede generatie van 283 duizend in 2018 naar 338 duizend in 2024. Het aantal kinderen met een migrant als hoofdkostwinner steeg van 623 duizend naar 712 duizend. Tegelijkertijd daalde in deze periode het aantal kinderen in een gezin met een hoofdkostwinner van Nederlandse herkomst, van 2,4 miljoen naar 2,2 miljoen. Doordat kinderen van migranten en ook van de tweede generatie relatief vaak in armoede leven, zorgden deze ontwikkelingen ervoor dat zij een groter aandeel van de totale populatie kinderen in armoede uitmaken. Van elke 100 kinderen in armoede in 2018 hadden er 67 een hoofdkostwinner met een buitenlandse herkomst. In 2024 was dat opgelopen naar 71 van de 100.
Wordt er gekeken naar kinderen in een gezin dat ten minste drie jaar onder de armoedegrens verkeert, dan is bij de onderscheiden herkomstgroepen een vrijwel vergelijkbaar patroon zichtbaar als bij armoede van ten minste één jaar. Wel liggen de niveaus van de langdurige armoede lager. De langdurige armoede is het grootst bij kinderen in een migrantengezin: 1,7 procent in 2024. In 2020 was dat nog 10,7 procent. Ook in de andere herkomstgroepen is de langdurige armoede afgenomen.
De verschillen in (langdurige) armoede tussen herkomstgroepen kunnen deels worden toegeschreven aan andere kenmerken, zoals het onderwijsniveau en de leeftijd van de hoofdkostwinner (zie ook hoofdstuk 2).
| Geboren in Nederland, beide ouders ook | Geboren in Nederland, één ouder in buitenland | Geboren in Nederland, twee ouders in buitenland | Geboren in buitenland | |
|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1,1 | 2,3 | 5,3 | 10,7 |
| 2021 | 0,9 | 1,8 | 4,3 | 8,3 |
| 2022 | 0,6 | 1,3 | 3,0 | 5,2 |
| 2023 | 0,4 | 0,8 | 1,8 | 2,4 |
| 2024* | 0,3 | 0,7 | 1,5 | 1,7 |
Armoede kinderen verschilt per herkomstland
Armoedepercentages variëren tussen herkomstlanden, waarbij het hoogste aandeel is voorbehouden aan kinderen met een hoofdkostwinner die uit Oekraïne is gemigreerd. Dit houdt verband met de hoogte van het leefgeld (zie Rijksoverheid) van Oekraïense vluchtelingen zonder werk, dat ook mét toelagen niet boven de armoedegrens uitkomt. Overigens past hierbij als kanttekening dat het CBS geen zicht heeft op in het buitenland geregistreerd inkomen en vermogen en op andere regelingen waarvan Oekraïense vluchtelingen gebruik kunnen maken, zoals gratis onderdak (zie hoofdstuk 2). Ook bij kinderen van een hoofdkostwinner geboren in Bulgarije is de armoede relatief groot. In mindere mate geldt dat voor kinderen in een migrantengezin uit vluchtelingenlanden zoals Syrië en Irak.
In de meeste herkomstgroepen is het armoedepercentage van kinderen van een tweedegeneratie-hoofdkostwinner lager dan dat van kinderen van een geïmmigreerde hoofdkostwinner. Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat het aantal kinderen van een tweedegeneratie-hoofdkostwinner uit een van de vluchtelingenlanden gering is.
Van de grootste groepen van buiten-Europese herkomst leefden de kinderen met een hoofdkostwinner geboren in de Nederlandse Cariben het vaakst in armoede. Van de kinderen van een tweedegeneratie-hoofdkostwinner behoorden degenen met een Marokkaanse herkomst relatief vaak tot een arm gezin. De armoede onder kinderen van een hoofdkostwinner met een Turkse of Surinaamse herkomst was lager, maar wel bovengemiddeld. Het laagste armoedepercentage betrof kinderen van een hoofdkostwinner geboren in Nederland met een Indonesische herkomst.
| Geboren in Nederland, één of twee ouders in buitenland | Geboren in buitenland | Geboren in Nederland, beide ouders ook | |
|---|---|---|---|
| Europa | 2,6 | 9,3 | 1,2 |
| België | 3 | 4,8 | . |
| Duitsland | 2,3 | 4,4 | . |
| Verenigd Koninkrijk | 2,1 | 3 | . |
| Polen | 3,3 | 6,1 | . |
| Bulgarije | 6,8 | 17,4 | . |
| Roemenië | 4,9 | 9,7 | . |
| Oekraïne | . | 29,8 | . |
| Overig Europa | 2,8 | 5,8 | . |
| Buiten Europa | 4,5 | 6,6 | . |
| Indonesië | 1,8 | 5,7 | . |
| Turkije | 5 | 6,4 | . |
| Marokko | 7,5 | 6,4 | . |
| Suriname | 4,5 | 4,9 | . |
| Nederlandse Cariben | 4,7 | 6,9 | . |
| Syrië | 2,4 | 9,8 | . |
| Irak | 5,5 | 8,4 | . |
| Iran | 6,8 | 7,5 | . |
| Afghanistan | 10,9 | 7,3 | . |
| Somalië | 12,6 | 6,4 | . |
| Eritrea | . | 4,5 | . |
| Overig buiten Europa | 3,4 | 5,9 | . |
| 1)De verticale lijn geeft het gemiddelde armoedepercentage van kinderen (2,8 procent in 2024) weer. De groep kinderen in Oekraïense en Eritrese tweedegeneratiehuishoudens is te klein voor een betrouwbaar armoedepercentage. | |||
Over het algemeen laten de cijfers over kinderen in langdurige armoede hetzelfde beeld naar herkomst zien als de cijfers over armoede van ten minste één jaar. Zo is de langdurige armoede relatief groot onder kinderen waarvan de hoofdkostwinner in Bulgarije is geboren. En in vrijwel alle gevallen is de langdurige armoede onder kinderen groter als de hoofdkostwinner een migrant is dan als deze van de tweede generatie is.
| Geboren in Nederland, één of twee ouders in buitenland | Geboren in buitenland | Geboren in Nederland, beide ouders ook | |
|---|---|---|---|
| Europa | 0,8 | 1,5 | 0,3 |
| België | 1 | 2,2 | . |
| Duitsland | 0,7 | 1,4 | . |
| Verenigd Koninkrijk | 0,5 | 0,8 | . |
| Polen | 0,7 | 1,4 | . |
| Bulgarije | 2,3 | 5 | . |
| Roemenië | 3 | 2,4 | . |
| Oekraïne | . | . | . |
| Overig Europa | 0,9 | 1,4 | . |
| Buiten Europa | 1,2 | 1,8 | . |
| Indonesië | 0,6 | 1,4 | . |
| Turkije | 1,3 | 1,8 | . |
| Marokko | 2,1 | 2,3 | . |
| Suriname | 1,2 | 1,2 | . |
| Nederlandse Cariben | 1,1 | 1,6 | . |
| Syrië | 0,7 | 2,6 | . |
| Irak | 0,5 | 2,5 | . |
| Iran | 1,3 | 1,5 | . |
| Afghanistan | 0 | 1,9 | . |
| Somalië | 2,5 | 1,5 | . |
| Eritrea | . | 0,9 | . |
| Overig buiten Europa | 0,8 | 1,4 | . |
| 1)De verticale lijn geeft het gemiddelde percentage langdurig arme kinderen (0,7 procent in 2024) weer. De meeste Oekraïense migrantenhuishoudens zijn korter dan drie jaar in Nederland. Voor kinderen in deze groep kan het percentage langdurig armen daarom niet zuiver worden bepaald. De groep kinderen in Oekraïense en Eritrese tweedegeneratiehuishoudens is te klein voor een betrouwbaar armoedepercentage. | |||
3.5Regionale verschillen
Relatief veel Vaalse kinderen in armoede
In Vaals leefden in 2024 naar verhouding de meeste kinderen in een arm gezin: 7,2 procent. Dat is 2,5 keer zoveel als gemiddeld in Nederland (2,8 procent). Rotterdam (5,9 procent), Kerkrade (5,8 procent), Den Haag (5,7 procent) en Woensdrecht (eveneens 5,7 procent) completeerden de top vijf van gemeenten met relatief de meeste kinderen in armoede. In de gemeenten Dinkelland, Zoeterwoude, Opmeer en Heumen was het aandeel kinderen dat deel uitmaakt van arm gezin het laagst (0,7 à 0,8 procent).
| % kinderarmoede | |
|---|---|
| Groningen | 3,5 |
| Almere | 3,5 |
| Stadskanaal | 2,4 |
| Veendam | 3,1 |
| Zeewolde | 2,3 |
| Achtkarspelen | 2,7 |
| Ameland | 1,5 |
| Harlingen | 2,6 |
| Heerenveen | 2,1 |
| Leeuwarden | 3,0 |
| Ooststellingwerf | 3,1 |
| Opsterland | 2,1 |
| Schiermonnikoog | 1,9 |
| Smallingerland | 2,4 |
| Terschelling | 3,1 |
| Vlieland | 1,7 |
| Weststellingwerf | 2,0 |
| Assen | 2,3 |
| Coevorden | 2,0 |
| Emmen | 2,6 |
| Hoogeveen | 2,3 |
| Meppel | 1,8 |
| Almelo | 3,7 |
| Borne | 2,1 |
| Dalfsen | 1,7 |
| Deventer | 2,5 |
| Enschede | 4,1 |
| Haaksbergen | 1,9 |
| Hardenberg | 1,4 |
| Hellendoorn | 1,2 |
| Hengelo (O.) | 2,6 |
| Kampen | 2,0 |
| Losser | 2,7 |
| Noordoostpolder | 2,2 |
| Oldenzaal | 1,7 |
| Ommen | 1,9 |
| Raalte | 1,7 |
| Staphorst | 1,5 |
| Tubbergen | 1,0 |
| Urk | 2,2 |
| Wierden | 1,1 |
| Zwolle | 1,8 |
| Aalten | 1,7 |
| Apeldoorn | 2,3 |
| Arnhem | 3,6 |
| Barneveld | 1,4 |
| Beuningen | 1,9 |
| Brummen | 2,6 |
| Buren | 2,0 |
| Culemborg | 1,9 |
| Doesburg | 3,8 |
| Doetinchem | 2,4 |
| Druten | 1,2 |
| Duiven | 1,6 |
| Ede | 1,7 |
| Elburg | 1,6 |
| Epe | 1,8 |
| Ermelo | 2,0 |
| Harderwijk | 2,0 |
| Hattem | 1,7 |
| Heerde | 1,4 |
| Heumen | 0,8 |
| Lochem | 2,1 |
| Maasdriel | 3,3 |
| Nijkerk | 1,6 |
| Nijmegen | 2,7 |
| Oldebroek | 1,4 |
| Putten | 1,8 |
| Renkum | 1,9 |
| Rheden | 2,7 |
| Rozendaal | 3,7 |
| Scherpenzeel | 1,7 |
| Tiel | 3,2 |
| Voorst | 0,9 |
| Wageningen | 2,4 |
| Westervoort | 2,9 |
| Winterswijk | 4,2 |
| Wijchen | 1,7 |
| Zaltbommel | 1,8 |
| Zevenaar | 3,0 |
| Zutphen | 2,7 |
| Nunspeet | 1,9 |
| Dronten | 2,1 |
| Amersfoort | 2,0 |
| Baarn | 1,9 |
| De Bilt | 2,0 |
| Bunnik | 1,4 |
| Bunschoten | 1,5 |
| Eemnes | 3,0 |
| Houten | 1,3 |
| Leusden | 1,4 |
| Lopik | 1,7 |
| Montfoort | 1,6 |
| Renswoude | 2,3 |
| Rhenen | 2,4 |
| Soest | 2,9 |
| Utrecht | 2,8 |
| Veenendaal | 1,9 |
| Woudenberg | 1,5 |
| Wijk bij Duurstede | 2,4 |
| IJsselstein | 1,5 |
| Zeist | 2,3 |
| Nieuwegein | 2,7 |
| Aalsmeer | 2,3 |
| Alkmaar | 2,2 |
| Amstelveen | 3,9 |
| Amsterdam | 5,3 |
| Bergen (NH.) | 4,2 |
| Beverwijk | 3,5 |
| Blaricum | 2,8 |
| Bloemendaal | 1,2 |
| Castricum | 1,2 |
| Diemen | 4,6 |
| Edam-Volendam | 1,5 |
| Enkhuizen | 3,3 |
| Haarlem | 3,0 |
| Haarlemmermeer | 2,6 |
| Heemskerk | 3,1 |
| Heemstede | 1,1 |
| Heiloo | 1,5 |
| Den Helder | 3,0 |
| Hilversum | 3,5 |
| Hoorn | 2,3 |
| Huizen | 2,9 |
| Landsmeer | 3,1 |
| Laren (NH.) | 1,9 |
| Medemblik | 2,0 |
| Oostzaan | 1,7 |
| Opmeer | 0,8 |
| Ouder-Amstel | 2,5 |
| Purmerend | 2,7 |
| Schagen | 2,0 |
| Texel | 2,1 |
| Uitgeest | 1,6 |
| Uithoorn | 2,9 |
| Velsen | 2,9 |
| Zandvoort | 3,8 |
| Zaanstad | 4,3 |
| Alblasserdam | 1,9 |
| Alphen aan den Rijn | 1,8 |
| Barendrecht | 2,3 |
| Drechterland | 2,1 |
| Capelle aan den IJssel | 3,8 |
| Delft | 3,6 |
| Dordrecht | 3,4 |
| Gorinchem | 2,4 |
| Gouda | 2,3 |
| 's-Gravenhage | 5,7 |
| Hardinxveld-Giessendam | 1,7 |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 1,1 |
| Stede Broec | 1,8 |
| Hillegom | 2,6 |
| Katwijk | 1,5 |
| Krimpen aan den IJssel | 1,7 |
| Leiden | 3,3 |
| Leiderdorp | 2,4 |
| Lisse | 1,1 |
| Maassluis | 3,5 |
| Nieuwkoop | 1,9 |
| Noordwijk | 2,0 |
| Oegstgeest | 2,3 |
| Oudewater | 2,3 |
| Papendrecht | 2,5 |
| Ridderkerk | 3,1 |
| Rotterdam | 5,9 |
| Rijswijk (ZH.) | 3,6 |
| Schiedam | 5,3 |
| Sliedrecht | 1,9 |
| Albrandswaard | 2,2 |
| Vlaardingen | 5,4 |
| Voorschoten | 2,3 |
| Waddinxveen | 1,4 |
| Wassenaar | 4,6 |
| Woerden | 1,4 |
| Zoetermeer | 3,2 |
| Zoeterwoude | 0,8 |
| Zwijndrecht | 3,1 |
| Borsele | 2,1 |
| Goes | 2,6 |
| West Maas en Waal | 2,1 |
| Hulst | 4,8 |
| Kapelle | 1,4 |
| Middelburg (Z.) | 2,5 |
| Reimerswaal | 2,0 |
| Terneuzen | 4,3 |
| Tholen | 2,2 |
| Veere | 1,4 |
| Vlissingen | 3,1 |
| De Ronde Venen | 2,3 |
| Tytsjerksteradiel | 2,3 |
| Asten | 1,7 |
| Baarle-Nassau | 3,1 |
| Bergen op Zoom | 3,8 |
| Best | 2,3 |
| Boekel | 1,6 |
| Boxtel | 1,8 |
| Breda | 2,8 |
| Deurne | 1,4 |
| Pekela | 5,3 |
| Dongen | 1,5 |
| Eersel | 1,1 |
| Eindhoven | 3,6 |
| Etten-Leur | 1,9 |
| Geertruidenberg | 2,2 |
| Gilze en Rijen | 1,7 |
| Goirle | 1,1 |
| Helmond | 3,3 |
| 's-Hertogenbosch | 2,7 |
| Heusden | 1,9 |
| Hilvarenbeek | 0,9 |
| Loon op Zand | 1,4 |
| Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 1,6 |
| Oirschot | 1,6 |
| Oisterwijk | 2,0 |
| Oosterhout | 2,5 |
| Oss | 2,2 |
| Rucphen | 2,9 |
| Sint-Michielsgestel | 1,0 |
| Someren | 1,1 |
| Son en Breugel | 1,1 |
| Steenbergen | 2,7 |
| Waterland | 2,3 |
| Tilburg | 3,1 |
| Valkenswaard | 2,1 |
| Veldhoven | 1,9 |
| Vught | 1,4 |
| Waalre | 1,7 |
| Waalwijk | 2,5 |
| Woensdrecht | 5,7 |
| Zundert | 2,5 |
| Wormerland | 2,8 |
| Landgraaf | 3,5 |
| Beek (L.) | 5,4 |
| Beesel | 2,0 |
| Bergen (L.) | 1,7 |
| Brunssum | 3,1 |
| Gennep | 2,0 |
| Heerlen | 5,4 |
| Kerkrade | 5,8 |
| Maastricht | 4,0 |
| Meerssen | 2,2 |
| Mook en Middelaar | 1,8 |
| Nederweert | 1,2 |
| Roermond | 3,1 |
| Simpelveld | 2,2 |
| Stein (L.) | 2,8 |
| Vaals | 7,2 |
| Venlo | 3,4 |
| Venray | 2,5 |
| Voerendaal | 1,6 |
| Weert | 2,3 |
| Valkenburg aan de Geul | 1,9 |
| Lelystad | 3,5 |
| Horst aan de Maas | 1,1 |
| Oude IJsselstreek | 2,2 |
| Teylingen | 1,8 |
| Utrechtse Heuvelrug | 1,8 |
| Oost Gelre | 1,5 |
| Koggenland | 1,5 |
| Lansingerland | 1,9 |
| Leudal | 2,0 |
| Maasgouw | 2,0 |
| Gemert-Bakel | 2,3 |
| Halderberge | 2,8 |
| Heeze-Leende | 1,2 |
| Laarbeek | 1,3 |
| Reusel-De Mierden | 1,5 |
| Roerdalen | 2,0 |
| Roosendaal | 3,6 |
| Schouwen-Duiveland | 1,8 |
| Aa en Hunze | 2,6 |
| Borger-Odoorn | 2,2 |
| De Wolden | 1,4 |
| Noord-Beveland | 3,2 |
| Wijdemeren | 1,7 |
| Noordenveld | 1,9 |
| Twenterand | 2,2 |
| Westerveld | 2,5 |
| Lingewaard | 1,5 |
| Cranendonck | 2,2 |
| Steenwijkerland | 2,2 |
| Moerdijk | 2,1 |
| Echt-Susteren | 2,7 |
| Sluis | 4,5 |
| Drimmelen | 1,5 |
| Bernheze | 1,5 |
| Alphen-Chaam | 1,3 |
| Bergeijk | 1,0 |
| Bladel | 1,4 |
| Gulpen-Wittem | 1,9 |
| Tynaarlo | 1,7 |
| Midden-Drenthe | 2,3 |
| Overbetuwe | 1,6 |
| Hof van Twente | 1,8 |
| Neder-Betuwe | 1,3 |
| Rijssen-Holten | 1,3 |
| Geldrop-Mierlo | 2,1 |
| Olst-Wijhe | 2,1 |
| Dinkelland | 0,7 |
| Westland | 1,9 |
| Midden-Delfland | 1,2 |
| Berkelland | 1,4 |
| Bronckhorst | 1,8 |
| Sittard-Geleen | 3,0 |
| Kaag en Braassem | 1,6 |
| Dantumadiel | 1,5 |
| Zuidplas | 2,0 |
| Peel en Maas | 1,7 |
| Oldambt | 3,9 |
| Zwartewaterland | 1,3 |
| S dwest-Frysl n | 2,2 |
| Bodegraven-Reeuwijk | 1,9 |
| Eijsden-Margraten | 1,4 |
| Stichtse Vecht | 2,1 |
| Hollands Kroon | 1,9 |
| Leidschendam-Voorburg | 3,5 |
| Goeree-Overflakkee | 2,1 |
| Pijnacker-Nootdorp | 2,0 |
| Nissewaard | 3,2 |
| Krimpenerwaard | 1,7 |
| De Fryske Marren | 1,9 |
| Gooise Meren | 1,9 |
| Berg en Dal | 2,3 |
| Meierijstad | 1,6 |
| Waadhoeke | 2,1 |
| Westerwolde | 3,4 |
| Midden-Groningen | 3,1 |
| Beekdaelen | 2,5 |
| Montferland | 2,4 |
| Altena | 1,8 |
| West Betuwe | 1,8 |
| Vijfheerenlanden | 1,9 |
| Hoeksche Waard | 1,4 |
| Het Hogeland | 2,7 |
| Westerkwartier | 1,5 |
| Noardeast-Frysl n | 2,2 |
| Molenlanden | 1,5 |
| Eemsdelta | 3,5 |
| Dijk en Waard | 2,0 |
| Land van Cuijk | 1,5 |
| Maashorst | 1,7 |
| Voorne aan Zee | 2,9 |
Noten
Bijna 6 duizend arme kinderen behoorden tot een huishouden waarvan nog andere personen dan de ouder(s) deel uitmaakten. Het gaat bijvoorbeeld om huishoudens met inwonende verwanten, zoals grootouders.