Ongelijke kansen in de gezondheidszorg
Gezondheid is ongelijk verdeeld: sommige mensen worden ziek en andere niet. Verschillen in gezondheid hangen samen met vele factoren (Dahlgren en Whitehead, 1993). Iemand kan bijvoorbeeld een genetische aandoening hebben of een leeftijd waarop de kans op ziekte groter is. Dit zijn vaststaande biologische kenmerken van mensen. Ook leefstijlfactoren als roken, alcoholgebruik en voeding, spelen een rol bij gezondheidsverschillen. In tegenstelling tot biologische kenmerken is leefstijl tot op zeker hoogte beïnvloedbaar waardoor er binnen de zorg veel aandacht voor is. Maar ook sociale of fysieke omgevingsfactoren hebben invloed op de gezondheid, rechtstreeks of indirect via bijvoorbeeld leefstijl. Voorbeelden van omgevingsfactoren zijn de gewoonten van mensen in iemands leefomgeving, sociale druk van anderen, het voedselaanbod in de buurt en luchtkwaliteit van de woonomgeving.
In principe is het zorgstelsel in Nederland zodanig ingericht dat iedereen die zorg nodig heeft daartoe toegang krijgt, waarbij de kwaliteit en betaalbaarheid wordt geborgd. Iedereen die in Nederland woont of werkt is verplicht een basiszorgverzekering af te sluiten. Deze zorgverzekering dekt de meest essentiële zorg die mensen nodig hebben zoals van de huisarts en het ziekenhuis. Daarbij is er een verplicht eigen risico. Dat is het bedrag dat mensen zelf moeten betalen voordat de zorgverzekeraar de kosten vergoedt. Ziekenhuiszorg is een vorm van zorg die onder het eigen risico valt, maar dit geldt niet voor huisartsbezoeken. Verder kunnen mensen er voor kiezen om een aanvullende verzekering af te sluiten die kosten dekt van zorg die niet (volledig) in de basisverzekering zit, zoals tandheelkundige zorg of fysiotherapie.
Hoewel het zorgsysteem in Nederland gericht is op gelijke toegang tot zorg, laat onderzoek zien dat beschikbare (financiële) middelen van mensen een rol spelen in deze toegankelijkheid (Meijer, Brabers en De Jong, 2023). Daarnaast beschikken bepaalde groepen over minder gezondheidsvaardigheden dan andere. Het gaat dan om kennis en het vermogen van mensen om gezondheidsinformatie te begrijpen en gezonde keuzes te maken. Leeftijd, onderwijsniveau en herkomst zijn hierin van belang (Heijmans et al. 2024; SVG, 2024). Onderzoek laat verder zien dat behandelingen die als gouden standaard gelden minder goed werken bij vrouwen dan bij mannen, of bij bevolkingsgroepen die niet meegenomen zijn in het onderzoek (De Vries, 2023).
In dit hoofdstuk staat de kansenongelijkheid in de (toegang tot de) zorg centraal. Het spreekt voor zich dat de toegang tot en kwaliteit van de (publieke) gezondheidszorg een belangrijke rol spelen in het beschermen en verbeteren van de gezondheid van mensen. In paragraaf 6.1 wordt daarom allereerst inzicht gegeven in verschillen in gezondheid en zorggebruik tussen bevolkingsgroepen. In hoeverre de bevolking van mening is dat iedereen in Nederland een gelijke kans heeft om zorg te krijgen die nodig is, komt aan bod in paragraaf 6.2. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 nagegaan hoe mensen denken over hun eigen zorgkansen. Hebben zij het gevoel dat zij dezelfde kans hebben op het krijgen van goede zorg dan anderen? Hoe ervaren ze de toegang tot en de behandeling door hun huisarts? Tot slot wordt in paragraaf 6.4 bekeken in hoeverre financiële overwegingen meespelen in zorgkeuzes en wellicht resulteren in het mijden van zorg. De cijfers in paragrafen 6.2 tot en met 6.4 zijn afkomstig uit het onderzoek Belevingen. Alle cijfers uitgesplitst naar persoons- en regionale kenmerken zijn te vinden in de tabellenset.
6.1Verschillen in gezondheid en zorggebruik
Vrouwen hebben hogere levensverwachting
De levensverwachting (bij geboorte) is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Voor de Nederlandse bevolking lag deze in 1950 op 71 jaar, waarna deze steeg tot 82 jaar in 2023. Voor vrouwen is de verwachting 83 jaar en voor mannen 80 jaar (CBS StatLine, 2024). Hoewel vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen, brengen ze meer jaren door in een als minder dan goed ervaren gezondheid en meer jaren met beperkingen. De gezonde levensverwachting van zowel mannen als vrouwen is hoger in hogere welvaartsgroepen (CBS, 2022).
Ervaren gezondheid neemt af met leeftijd
In 2024 ervoer het merendeel van de 18‑plussers een goede of zeer goede gezondheid: 73 procent (CBS StatLine, 2025). Voor de hele bevolking was dit 77 procent. Jongeren hebben vaker een (zeer) goede gezondheid dan ouderen, en mannen vaker dan vrouwen. Daarnaast hangt de ervaren gezondheid samen met onderwijsniveau: mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma rapporteren relatief vaak een minder goede gezondheid, terwijl hbo’ers en universitair geschoolden vaker aangeven dat hun gezondheid goed is. Verder melden relatief weinig mensen die niet in Nederland geboren zijn en mensen in huishoudens met een lage welvaart dat hun gezondheid goed is.
(Zeer) goed | |
---|---|
Totaal | 76,6 |
Geslacht | . |
Mannen | 78,7 |
Vrouwen | 74,5 |
Leeftijd | . |
0 tot 25 jaar | 90,3 |
25 tot 35 jaar | 83,0 |
35 tot 45 jaar | 77,8 |
45 tot 55 jaar | 73,2 |
55 tot 65 jaar | 66,5 |
65 tot 75 jaar | 64,7 |
75 jaar en ouder | 58,4 |
Onderwijsniveau* | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 57,1 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 71,5 |
Hbo, wo | 80,7 |
* Voor onderwijsniveau wordt het percentage van personen van 25 jaar of ouder weergegeven. |
Verschillen in contact met huisarts en tandarts
In 2024 gaven vrouwen vaker aan in de afgelopen twaalf maanden minstens één keer contact te hebben gehad met de huisarts dan mannen (72 tegen 62 procent) (CBS StatLine, 2025). Dit geldt eveneens voor de tandarts (84 tegen 80 procent). Het percentage dat de huisarts bezocht is groter onder ouderen dan onder jongeren, terwijl voor de tandarts het omgekeerde beeld zichtbaar is. Onderwijsgroepen verschilden niet in het huisartscontact. Hbo- of universitair geschoolden (88 procent) gaven wel vaker aan dat ze in de afgelopen twaalf maanden contact hebben gehad met de tandarts dan mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma (82 procent) en mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma (70 procent). Verder zijn de verschillen naar herkomst beperkt. Alleen is het percentage dat de tandarts heeft bezocht met 76 procent relatief laag bij de mensen die geboren zijn in het buitenland. Mensen in een huishouden met de laagste welvaart gaven vaker aan de huisarts te hebben gezocht dan mensen in een huishouden met de hoogste welvaart (71 tegen 65 procent), maar bij de tandarts kwamen ze minder vaak (73 tegen 89 procent).
6.2Opvattingen over ongelijke kansen in de gezondheidszorg
Ruim de helft ziet gelijke zorgkansen in Nederland
Ruim de helft van de bevolking vindt dat iedereen in Nederland een gelijke kans heeft om de zorg te krijgen die nodig is (52 procent), ruim een kwart vindt dat niet (28 procent). 16 procent is het niet eens of oneens met de stelling en 4 procent geeft aan het niet te weten. Meer mannen dan vrouwen zien gelijke kansen in de zorg (56 tegen 48 procent). Bij de leeftijdsgroepen is het percentage dat vindt dat iedereen gelijke kans heeft om de zorg te krijgen die nodig is het hoogst bij de 18- tot 25‑jarigen. Daarnaast zijn er relatief veel mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma die dat vinden (58 procent). Verder zeggen mensen met een (heel) goede gezondheid vaker dat iedereen gelijke kansen heeft om de zorg te krijgen die nodig is (55 procent) dan met mensen met een minder goede gezondheid (ongeveer 44 procent). Verschillen naar herkomst en welvaart zijn beperkt (zie tabel 6P.1).
Iedereen in Nederland heeft gelijke kans om de zorg te krijgen die nodig is | (Helemaal) eens | Niet eens, niet oneens | (Helemaal) oneens | Weet niet |
---|---|---|---|---|
Totaal | 52 | 16,1 | 28,3 | 3,6 |
Geslacht | . | . | . | . |
Mannen | 56,4 | 16,8 | 23,4 | 3,4 |
Vrouwen | 47,7 | 15,5 | 33 | 3,8 |
Onderwijsniveau | . | . | . | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 58,3 | 15,9 | 22 | 3,8 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 50,9 | 17,5 | 29,4 | 2,3 |
Hbo, wo | 48,8 | 15,4 | 31,4 | 4,4 |
Ervaren gezondheid | . | . | . | . |
(Heel) goed | 54,9 | 15,0 | 27,0 | 3,2 |
Niet goed, niet slecht | 44,8 | 21,2 | 30,9 | 3,0 |
(Heel) slecht | 43,9 | 16,1 | 35,8 | 4,2 |
Hoewel ruim de helft van de bevolking van mening is dat iedereen in Nederland gelijke kans heeft om de zorg te krijgen die nodig is, vindt een groter deel dat mensen die voor zichzelf opkomen betere zorg krijgen dan mensen die dat niet doen (61 procent). 13 procent vindt niet dat mondigheid leidt tot betere zorg, 18 procent reageert neutraal en 8 procent zegt het niet te weten. Vrijwel evenveel mannen als vrouwen zeggen dat mensen die voor zichzelf opkomen betere zorg krijgen dan mensen die dat niet doen. Ook naar leeftijd zijn de verschillen beperkt (zie tabel 6P.1). Wel vinden hbo’ers en universitair geschoolden met 68 procent vaker dan mensen met een ander onderwijsniveau dat mondigheid leidt tot betere zorg.
Mensen die voor zichzelf opkomen krijgen betere zorg dan mensen die dit niet doen. | (Helemaal) eens | Niet eens, niet oneens | (Helemaal) oneens | Weet niet |
---|---|---|---|---|
Totaal | 60,7 | 18,2 | 13,2 | 7,9 |
Geslacht | . | . | . | . |
Mannen | 60 | 18,5 | 13,9 | 7,6 |
Vrouwen | 61,5 | 17,9 | 12,5 | 8,1 |
Onderwijsniveau | . | . | . | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 53,4 | 21,6 | 14,5 | 10,6 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 58,3 | 20,6 | 14 | 7 |
Hbo, wo | 67,7 | 14,3 | 12 | 6,1 |
6.3Ervaringen met ongelijke kansen in de gezondheidszorg
Van de volwassen bevolking heeft 7 procent het gevoel dat zij minder kans hebben op het krijgen van goede zorg dan anderen. Een ruime meerderheid van 83 procent geeft aan dit gevoel niet te hebben en 10 procent weet het niet. In sommige groepen is het aandeel dat het gevoel heeft minder kans te hebben op goede zorg dan anderen groter dan in andere. Zo geven vrouwen dit vaker aan dan mannen (9 tegen 6 procent), en komt het bij 75‑plussers minder vaak voor (3 procent) dan bij andere leeftijdsgroepen. Welvaart maakt duidelijk verschil: het percentage dat het gevoel heeft minder kans te krijgen op goede zorg is ruim 4 keer zo groot bij mensen in huishoudens met de laagste welvaart (15 procent) dan bij mensen in huishoudens met de hoogste welvaart (3 procent). Bij mensen die met hun huishouden (bijna) in armoede leven gaat het om 17 procent.
Onder mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma denkt 9 procent minder kans op goede zorg te hebben dan anderen, wat meer is dan de 6 procent in de groep mensen met een hbo- of wo-diploma. Hierin speelt mee dat het welvaartsniveau bij de laatste groep doorgaans hoger is. Mensen met een herkomst buiten Nederland hebben bijna dubbel zo vaak het gevoel minder kans op goede zorg te hebben dan met mensen met een Nederlandse herkomst (ongeveer 11 tegen 6 procent) (zie tabel 6P.2). Ook hierin speelt mee dat de welvaart in deze groepen niet gelijk verdeeld is. Verder is de ervaren gezondheid van belang. Van de mensen met een (heel) slechte gezondheid heeft 19 procent het gevoel minder kans te krijgen op goede zorg dan anderen. Bij mensen die gezond zijn ligt dit percentage met 5 procent duidelijk lager.
Heeft u het gevoel dat u minder kans heeft op het krijgen van goede zorg dan anderen? | Ja | Nee | Weet niet |
---|---|---|---|
Totaal | 7,4 | 82,9 | 9,7 |
Geslacht | . | . | . |
Man | 6,2 | 84,7 | 9,1 |
Vrouw | 8,5 | 81,2 | 10,3 |
Onderwijsniveau | . | . | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 9,5 | 76,9 | 13,6 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 6,7 | 83,7 | 9,6 |
Hbo, wo | 6,3 | 86,5 | 7,2 |
Welvaart huishouden | . | . | . |
1e 25%-groep (laagst) | 14,7 | 69,5 | 15,8 |
2e 25%-groep | 8,1 | 81,2 | 10,7 |
3e 25%-groep | 5,8 | 85,5 | 8,7 |
4e 25%-groep (hoogst) | 3,4 | 91,1 | 5,5 |
Ervaren gezondheid | . | . | . |
(Heel) goed | 5,4 | 86,8 | 7,8 |
Niet goed, niet slecht | 10,3 | 76,5 | 13,2 |
(Heel) slecht | 19,4 | 61,8 | 18,7 |
Meerderheid bevolking kan snel bij huisarts terecht en voelt zich serieus genomen
De huisarts neemt in het Nederlandse zorgsysteem een centrale positie in. Het is het eerste aanspreekpunt voor iedereen met vragen of problemen over lichamelijke en psychische gezondheid, en fungeert als poortwachter voor de gespecialiseerde zorg. Gelijke toegang en behandeling zijn hierbij van belang. Van de volwassen bevolking zegt 78 procent meestal snel bij de huisarts terecht te kunnen als men dit wil, en 84 procent voelt zich serieus genomen door de eigen huisarts. 93 procent geeft aan meestal goed te begrijpen wat de huisarts hen vertelt.
Vrouwen en jongeren voelen zich wat minder vaak serieus genomen door huisarts
Mannen zeggen vaker snel bij de huisarts terecht te kunnen dan vrouwen (80 tegen 76 procent) en ook zeggen ze vaker dat ze zich serieus genomen voelen door hun huisarts (86 tegen 82 procent). Het percentage dat zegt te begrijpen wat de huisarts vertelt verschilt niet tussen beide. Ook zijn er verschillen naar leeftijd, vooral als het gaat om het percentage dat zich serieus genomen voelt door de huisarts (zie tabel 6P.2). Jongeren hebben dit gevoel duidelijk minder vaak; ongeveer 75 procent van de 18- tot 35‑jarigen geeft dit aan tegen ongeveer 92 procent van de 65‑plussers. Ook zeggen jongeren wat minder vaak dat ze begrijpen wat de huisarts hen vertelt.
Mensen geboren in het buitenland begrijpen wat minder vaak wat huisarts vertelt
De verschillen tussen onderwijsgroepen in de ervaren toegang tot en behandeling door huisartsen zijn gering. Alleen zeggen hbo- en universitair geschoolden (95 procent) wat vaker dan mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma (90 procent) dat ze meestal goed begrijpen wat hun huisarts hen vertelt. Tussen herkomstgroepen zijn er meer verschillen. Mensen met de Nederlandse herkomst zijn doorgaans het meest te spreken over de snelheid waarmee ze bij hun huisarts terecht kunnen (81 procent), over de mate waarin zij serieus worden genomen (87 procent) en de begrijpbaarheid van hetgeen hun huisarts vertelt (95 procent). Mensen die geboren zijn in het buitenland vinden het minst vaak dat ze snel bij hun huisarts terecht kunnen (68 procent) en zeggen het minst vaak te begrijpen wat hun huisarts hen vertelt (88 procent).
Ook mensen die hun gezondheid goed vinden, zijn doorgaans positief over de toegang tot en behandeling door hun huisarts (zie tabel 6P.2). Dit geldt minder voor mensen met een slechtere gezondheid.
Verder verschillen de ervaringen tussen welvaartsgroepen (zie tabel 6P.2). Zo geeft 82 procent van de mensen in een huishouden met de hoogste welvaart aan dat zij meestal snel bij hun huisarts terecht kunnen als dat nodig is. Van de mensen in de lagere welvaartsgroepen is dat ongeveer driekwart. Mensen in de laagste welvaartsgroep begrijpen met 89 procent het minst vaak wat hun huisarts vertelt en voelen zich met 77 procent ook het minst vaak serieus genomen door hun huisarts.
% (Helemaal) eens | Als ik naar de huisarts wil, dan kan ik daar meestal snel terecht. | Mijn huisarts neemt mij serieus. | Ik begrijp meestal goed wat mijn huisarts vertelt. |
---|---|---|---|
Totaal | 78 | 83,9 | 93,4 |
Geslacht | . | . | . |
Mannen | 79,7 | 85,8 | 93,3 |
Vrouwen | 76,2 | 82,1 | 93,4 |
Onderwijsniveau | . | . | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 76,2 | 84,5 | 90,2 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 79,1 | 83,9 | 93,9 |
Hbo, wo | 78,7 | 84,2 | 95,1 |
Welvaart huishouden | . | . | . |
1e 25%-groep (laagst) | 75,5 | 77,5 | 89,4 |
2e 25%-groep | 76,6 | 84,4 | 93,1 |
3e 25%-groep | 78,2 | 84,4 | 93,8 |
4e 25%-groep (hoogst) | 81,7 | 88,0 | 95,5 |
1) Het betreft personen van 18 jaar of ouder |
Stedelingen kunnen minder snel bij huisarts terecht
Ook regionale kenmerken zijn van belang voor de opvattingen over de toegang tot en behandeling door de eigen huisarts (zie tabel 6R.2). Van de mensen die in een niet-stedelijke of weinig stedelijke gemeente wonen zegt 82 procent meestal snel bij de huisarts terecht te kunnen. Dit percentage ligt lager bij mensen woonachtig in een zeer sterk (73 procent) of sterk stedelijke gemeente (77 procent). Ook voelen zij zich minder vaak gehoord door hun huisarts. De mate waarin mensen begrijpen wat hun huisarts vertelt verschilt niet tussen stedelingen en plattelandsbewoners.
Verder blijkt de groep die aangeeft snel bij de huisarts terecht te kunnen relatief klein in Flevoland (65 procent). Dit geldt eveneens voor de grensregio’s Zeeuws-Vlaanderen (68 procent), Parkstad Limburg (67 procent) en Noord-Limburg (66 procent). Wat betreft het percentage dat zich serieus genomen voelt door de huisarts en het percentage dat begrijpt wat de huisarts vertelt zijn er geen verschillen tussen provincies.
6.4Financiële overwegingen en zorgkeuzes
Bijna 1 op de 8 volwassenen niet aanvullend verzekerd vanwege de kosten
Van de Nederlandse bevolking van 18 jaar of ouder geeft 13 procent aan geen aanvullende zorgverzekering te hebben omdat deze te duur is.noot1 Dit verschilt niet tussen mannen en vrouwen en tussen onderwijsgroepen, maar 18- tot 45‑jarigen geven 2 keer zo vaak aan geen aanvullende zorgverzekering te hebben vanwege de kosten dan 45‑plussers (18 tegen 9 procent). De ervaren gezondheid speelt vrijwel geen rol. Verder geven mensen die in het buitenland zijn geboren relatief vaak aan dat kosten een reden zijn om af te zien van een aanvullende zorgverzekering (zie tabel 6P.3).
Ook de welvaart van het huishouden is van belang. Van de mensen in huishoudens met de laagste welvaart zegt 20 procent geen aanvullende zorgverzekering af te sluiten omdat het te duur is, terwijl dit in de hoogste welvaartsgroep 8 procent betreft. Bij mensen die met hun huishouden (bijna) in armoede leven gaat het om 25 procent.
Heeft u een aanvullende verzekering? | Nee, dat is te duur |
---|---|
Totaal | 12,9 |
Leeftijd | . |
18 tot 25 jaar | 16,9 |
25 tot 35 jaar | 20,9 |
35 tot 45 jaar | 15,5 |
45 tot 55 jaar | 10,7 |
55 tot 65 jaar | 10,2 |
65 tot 75 jaar | 8,1 |
75 jaar of ouder | 6,4 |
Welvaart huishouden | . |
1e 25%-groep (laagst) | 20,3 |
2e 25%-groep | 14,6 |
3e 25%-groep | 10,7 |
4e 25%-groep (hoogst) | 8,2 |
Armoede huishouden | . |
(Bijna) arm | 25,5 |
Niet (bijna) arm | 11,1 |
Bijna kwart volwassenen mijdt tandarts vanwege kosten
Een deel van de tandheelkundig zorg, waaronder ook periodieke controles, zit niet in het basispakket van de zorgverzekering. Van de volwassenen heeft 23 procent in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek Belevingen een bezoek aan de tandarts vermeden of uitgesteld omdat ze het te duur vonden. Dit verschilt niet tussen mannen en vrouwen (zie tabel 6P.3). Onder 18- tot 45‑jarigen kwam mijden of uitstel van een tandartsbezoek met ongeveer 28 procent relatief vaak voor. Bij de 45- tot 75‑jarigen ging het om ongeveer 20 procent en bij de 75‑plussers om 12 procent. Hbo’ers en universitair geschoolden zeggen minder vaak een bezoek aan de tandarts te hebben vermeden of uitgesteld vanwege de kosten (20 procent) dan mensen met een ander onderwijsniveau (25 procent). Ook zijn er duidelijke verschillen naar herkomst: mensen met een herkomst buiten Nederland geven met ongeveer 32 procent vaker aan dat zij vanwege de kosten de tandarts hebben vermeden dan mensen met een Nederlandse herkomst (19 procent). Verder blijkt dat hoe hoger de welvaart van het huishouden waar mensen toe behoren, hoe kleiner het percentage dat de tandarts mijdt of uitstelt omdat het te duur is. Onder mensen in een huishouden dat (bijna) in armoede leeft is dit 37 procent. Ook mensen die aangeven geen aanvullende zorgverzekering te hebben vanwege de kosten, mijden relatief vaak de tandarts (41 procent). Dat is vaker dan mensen met een aanvullende verzekering (21 procent) en mensen die zeggen geen aanvullende verzekering nodig te hebben (17 procent).
Heeft in de afgelopen 12 maanden een bezoek aan zorgverlener vermeden of uitgesteld omdat het te duur is. | Tandarts | Huisarts |
---|---|---|
Totaal | 22,9 | 10,9 |
Onderwijsniveau | . | . |
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 25,0 | 15,7 |
Havo, vwo, mbo2-4 | 24,8 | 10,4 |
Hbo, wo | 19,8 | 8,2 |
Welvaart huishouden | . | . |
1e 25%-groep (laagst) | 32,9 | 15,4 |
2e 25%-groep | 25,8 | 13,2 |
3e 25%-groep | 22,0 | 11,1 |
4e 25%-groep (hoogst) | 15,2 | 7,2 |
Herkomst | . | . |
Nederlandse herkomst | 19,3 | 9,4 |
Geboren in Nederland, ouder(s) in buitenland |
31,7 | 14,2 |
Geboren in buitenland | 32,9 | 15,4 |
1) Het gaat om een bezoek aan een zorgverlener in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek Belevingen. |
1 op 10 mijdt huisarts om kosten
Hoewel de huisartszorg wel deel uitmaakt van het basispakket van de zorgverzekering, geeft 11 procent van de volwassenen aan dat zij in de afgelopen twaalf maanden een bezoek aan de huisarts hebben vermeden of uitgesteld vanwege de kosten. Geslacht en leeftijd spelen daarbij geen onderscheidende rol (zie tabel 6P.3). Verder is het beeld vrij vergelijkbaar als bij het tandartsbezoek: mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma zeggen met 16 procent relatief vaak dat ze een bezoek aan de huisarts hebben vermeden of uitgesteld omdat het te duur was. Van de mensen met een herkomst buiten Nederland geeft ongeveer 14 procent dit aan tegen 9 procent van de mensen met een Nederlandse herkomst. Een lager welvaartsniveau van het huishouden hangt ook samen met het mijden of uitstellen van de huisarts vanwege de kosten. Van de mensen in een huishouden dat (bijna) arm is, heeft 17 procent een bezoek aan de huisarts vermeden of uitgesteld vanwege de kosten.
6.5Literatuur
Literatuur
CBS (2022). Bovenaan welvaartsladder bijna 25 jaar langer in goede gezondheid. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS StatLine (2024). Levensverwachting; geslacht, leeftijd (per jaar en periode van vijf jaren). Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS StatLine (2025). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Dahlgren, G. en M. Whitehead (1993). Policies and strategies to promote social equity in health. Background document to WHO – Strategy paper for Europe. Arbetsrapport/Institutet for Framtidsstudier, Stockholm.
Heijmans, M., L. Cariot, A. Brabers en J. Radermakers (2024). Eén op de drie Nederlanders heeft onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden – feiten en cijfers 2023. Nivel, Utrecht.
Meijer, M.A, Brabers, A. en J. de Jong. (2023). Zorgmijding vanwege financiële redenen. VGE Bulletin: 2023(5), p 3–5.
SVG (2024). Gezondheidsvaardigheden. Stichting Voorlichters Gezondheid, Rotterdam.
Vries, N. de (2023). Even tot hier. Afscheidsrede. Maastricht University.
Noten
De vraag in het onderzoek Belevingen 2024 luidde: Heeft u een aanvullende zorgverzekering? De antwoordopties waren: 1) ja, 2) nee, dat vind ik niet nodig, 3) nee, dat is te duur, 4) weet niet. Optie 2 en 3 konden ook beide geantwoord worden. Er is voor gekozen om alleen in te gaan op het percentage mensen dat geen aanvullende zorgverzekering heeft vanwege de kosten, omdat deze informatie het meest relevant is vanuit het oogpunt van kansenongelijkheid.