Bijlage Onderzoeksbeschrijving
In deze bijlage worden de opzet en uitvoering van het onderzoek Belevingen 2024 beknopt beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Dataverzameling
- Vragenlijst
- Analysemethoden
- Gebruikte achtergrondkenmerken.
1. Dataverzameling
Doel en doelpopulatie
Doel van het onderzoek Belevingen (CBS, 2025) is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. In 2024 was het onderzoek gericht op ervaren kansenongelijkheid op het gebied van onderwijs, arbeid, wonen en zorg. Ook zijn opvattingen gepeild over verschillen tussen rijk en arm en over het voorzieningenaanbod in de regio. De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 18 jaar of ouder bij de start van het veldwerk, die geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en die deel uitmaken van een particulier huishouden. De institutionele bevolking – dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen – is voor dit onderzoek niet benaderd.
Enquêtering en onderzoeksdesign
Niet elke volwassene in de doelpopulatie is benaderd voor het onderzoek. Er is gewerkt met een steekproef van 18 802 mensen. De enquêtering (ook wel veldwerk genoemd) heeft plaatsgevonden van 30 april tot en met 11 oktober 2024. De steekproefpersonen ontvingen bij aanvang van de veldwerkperiode een aanschrijfbrief (met inloggegevens) met daarin het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. De intro van de aanschrijfbrief luidde als volgt, waarbij 18- tot 26‑jarigen met ‘jij’ zijn aangeschreven en 26‑plussers met ‘u’:
Krijgt iedereen dezelfde kansen in Nederland? Bijvoorbeeld als het gaat om het vinden van een baan, een geschikte woning of het krijgen van goede zorg? En maakt het hierbij uit in welke regio u woont? Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wil graag weten hoe u hierover denkt. Daarom voeren we het onderzoek Belevingen uit. Door uw deelname krijgen we een beter beeld van de kansen(on)gelijkheid in Nederland. Met deze informatie kan de overheid maatregelen nemen om de kansenongelijkheid te verminderen.
Twee weken na de aanschrijfbrief is aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om via internet (CAWI) deel te nemen aan het onderzoek. Deze brief is alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen. Twee weken daarna is een tweede rappelbrief verstuurd aan de steekproefpersonen die op dat moment de internetvragenlijst nog niet hebben ingevuld. Om de respons te verhogen is er volgens CBS-beleid gebruik gemaakt van een incentive (kans om bij deelname een Apple watch of VVV-bonnen te winnen). De steekproef is uitgezet in drie porties. Dit in verband met risicospreiding bijvoorbeeld door problemen met de postbezorging en/of servers die niet goed werken.
Het onderzoek Belevingen 2024 had een mixed-mode design. Een deel van de steekproefpersonen die niet via internet hebben gerespondeerd, is door een interviewer telefonisch (CATI) benaderd met het verzoek alsnog deel te nemen. Een ander deel is door een interviewer thuis bezocht (CAPI).
Respons
In totaal namen 8 355 personen van 18 jaar of ouder deel aan Belevingen 2024. De respons bedroeg 44,4 procent. Uit de responsanalyse is gebleken dat er sprake is van een selectieve respons die veelal overeenstemt met de selectiviteit van de respons in Belevingen 2023 en andere CBS-onderzoeken. Zo nemen vrouwen minder vaak deel dan mannen, jongeren minder dan ouderen, personen met een niet-Nederlandse herkomst minder dan personen met een Nederlandse herkomst, stedelingen minder dan plattelandsbewoners, personen in een huishouden met een lagere welvaart minder dan personen in een huishouden met een hogere welvaart, (on)gehuwde paren met kinderen vaker dan mensen in een ander huishoudtype, en woningeigenaren vaker dan huurders. Voor deze selectiviteit in de respons is door weging zodanig gecorrigeerd dat de deelnemers aan het onderzoek een zo goed mogelijke representatieve vertegenwoordiging vormen van de doelpopulatie. Ook bevat deze weging regio-informatie (provincie, grensregio en Randstad).
2. Vragenlijst
Inhoud
De vragenlijst van Belevingen 2024 peilt hoofdzakelijk opvattingen over en ervaringen met kansenongelijkheid op het gebied van onderwijs, arbeid, wonen en zorg. Hoe mensen denken over verschillen tussen arm en rijk en over het voorzieningenaanbod in hun regio komt ook aan bod, zaken die verband houden met kansenongelijkheid. Naast achtergrondkenmerken bevat de vragenlijst de volgende blokken:
- Kansen in het onderwijs
- Kansen op de arbeidsmarkt
- Kansen inkomen en vermogen
- Kansen op de woningmarkt
- Kansen in de gezondheid(szorg)
- Kansen in de regio.
Kwaliteit
Bij het ontwikkelen van de vragenlijst is veel aandacht besteed aan de kwaliteit, betrouwbaarheid en validiteit van de vraagstellingen. Zo is er gestreefd naar een neutrale, niet-sturende formulering van vragen en gebalanceerde antwoordschalen. Ook zijn stellingen afwisselend positief en negatief geformuleerd om respondenten te stimuleren stil te staan bij elk afzonderlijk item. Daarnaast is zoveel mogelijk het B1‑taalniveau gehanteerd, net zoals in alle vragenlijsten van het CBS.
De vragenlijst voor Belevingen 2024 is door het Vragenlab (afdeling methodologie, CBS) in een kwalitatief onderzoek getest in een face-to-face setting, met proefrespondenten die behoren tot de doelgroep. Op deze manier is onderzocht hoe de vraagstellingen overkomen op verschillende typen respondenten. Indien een vraagstelling cognitief te belastend bleek, is deze aangepast.
3. Analysemethoden
De analysemethoden waarvan in deze publicatie gebruik is gemaakt worden hieronder kort toegelicht.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen enerzijds de doelvariabelen over kansenongelijkheid en anderzijds de achtergrondkenmerken. Met behulp van significantietoetsing is bepaald of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat.
Logistische regressieanalyse
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo is er bijvoorbeeld een verband tussen onderwijsniveau en het gevoel minder kans te hebben op goede zorg dan anderen: mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma hebben dit gevoel vaker dan hbo- of universitair geschoolden. Maar dat verband heeft te maken met de samenhang tussen onderwijsniveau en welvaartspositie: mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma bevinden zich relatief vaak in een huishouden met een lage welvaart en hebben daarom vaker het gevoel minder kans te hebben op goede zorg. Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken statistisch significant blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor de samenhangen tussen deze kenmerken. De in dit artikel beschreven verschillen zijn ook na correctie voor deze samenhangen statistisch significant, tenzij anders aangegeven.
Betrouwbaarheidsmarges
Belevingen 2024 is een steekproefonderzoek. Dit betekent dat de gepresenteerde cijfers schattingen zijn en betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) hebben. In dit onderzoek is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde bij herhaald onderzoek naar verwachting in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de tabellenset die aan de publicatie is toegevoegd.
4. Gebruikte achtergrondkenmerken
Om na te gaan of opvattingen over en ervaringen met kansenongelijkheid verschillen tussen bevolkingsgroepen en regio’s, zijn uitsplitsingen gemaakt naar een aantal achtergrondkenmerken op persoonsniveau en regionaal niveau. Deze achtergrondkenmerken worden hieronder kort omschreven.
Geslacht
Het gaat hier om mannen en vrouwen.
Leeftijd
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid met behulp van de leeftijd van de respondent op het moment van enquêteren.
Herkomst
Herkomst wordt vastgesteld op basis van registerinformatie over of een persoon en diens ouders wel of niet in Nederland zijn geboren, dan wel in combinatie met het herkomstland. Er wordt onderscheid gemaakt tussen mensen met een Nederlandse herkomst (zelf en beide ouders in Nederland geboren), mensen die zelf in Nederland geboren zijn maar hun ouder(s) niet (tweede generatie) en mensen die in het buitenland geboren zijn (migranten).
Onderwijsniveau
Het onderwijsniveau is in de meeste gevallen het hoogstbehaalde (zelf gerapporteerde) onderwijsniveau. In het geval personen nog bezig zijn met een opleiding op een hoger niveau dan het op dat moment behaalde onderwijsniveau is gebruik gemaakt van het actuele onderwijsniveau. Het onderwijsniveau bestaat uit drie categorieën: 1) basisonderwijs, vmbo, mbo1 of avo onderbouw, 2) havo, vwo of mbo2-4, 3) hbo of wo.
Welvaart van het huishouden
De welvaart van een huishouden (en de huishoudensleden) is gebaseerd op een maat die informatie bevat over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. Op grond daarvan zijn huishoudens geordend van laag naar hoog en in vier gelijke groepen (kwartielgroepen) ingedeeld. Huishoudens in de laagste welvaartsgroep hebben een laag inkomen én een laag vermogen. Naarmate het inkomen of vermogen hoger is, wordt een huishouden in een hogere groep (kwartielgroep) ingedeeld. Huishoudens in de hoogste welvaartsgroep hebben een hoog inkomen én een hoog vermogen. Alle personen in een huishouden behoren tot dezelfde kwartielgroep als het huishouden.
(Bijna) arme huishoudens
Ieder huishouden in Nederland heeft uitgaven aan huisvesting, energie, verzekeringen, kleding en de dagelijkse boodschappen. Om mee te kunnen doen in de samenleving is er daarnaast geld nodig voor bijvoorbeeld telefonie, internet en sociale activiteiten (zoals lidmaatschap van een vereniging, een uitje of een vakantie). Voor 35 verschillende typen huishoudens stelt het Nibud per jaar vast welke bedragen voor welke uitgavenposten minimaal nodig zijn om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Voor de meeste huishoudens zijn de maandelijkse uitgaven aan wonen, energie en zorg (basisverzekering en verplicht eigen risico) de grootste vaste lasten. Daarom wordt bij de armoedebepaling uitgegaan van de werkelijke uitgaven hieraan. Om vast te stellen of een huishouden in armoede leeft, wordt niet alleen gekeken naar het inkomen maar ook naar de vermogensbuffer (spaargeld of ander direct te besteden bezit) van het huishouden. Een huishouden is arm als er na het betalen van de vaste lasten te weinig inkomen overblijft voor de andere basisbehoeften én de vermogensbuffer kleiner is dan de jaarlijkse armoedegrens. In deze publicatie zijn de mensen in een arm huishouden samengenomen met de mensen die deel uitmaken van een bijna-arm huishouden (met een inkomen van 100 tot 125 procent van de armoedegrens en een vermogen daaronder). In het rapport ‘De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten’ (CBS, 2024) worden de armoedegrens en de gemaakte methodologische keuzes toegelicht.
Stedelijkheid van de woongemeente
De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De vijf stedelijkheidsklassen zijn gebaseerd op klassegrenzen van 2 500, 1 500, 1 000 en 500 adressen per km2. De volgende klassen worden onderscheiden:
- Zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2 500 of meer);
- Sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 500 tot 2 500);
- Matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 000 tot 1 500);
- Weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1 000);
- Niet-stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).
Provincie
Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen de twaalf provincies: Groningen, Fryslân, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant, Limburg, Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Flevoland.
Grensregio’s
Het gaat hier om de regio’s aan de randen van Nederland. In onderstaand overzicht staan de regio’s en bijbehorende grensgemeenten weergegeven (zie ook Regio’s aan de grens).
Regio | Gemeenten |
---|---|
Eemsdelta | Appingedam |
Delfzijl | |
Loppersum | |
Oost-Groningen | Oldambt |
Pekela | |
Stadskanaal | |
Veendam | |
Westerwolde | |
Het Hogeland | Het Hogeland |
Parkstad Limburg | Beekdaelen |
Brunssum | |
Heerlen | |
Kerkrade | |
Landgraaf | |
Simpelveld | |
Voerendaal | |
Maastricht-Mergelland | Eijsden-Margraten |
Gulpen-Wittem | |
Maastricht | |
Meerssen | |
Vaals | |
Valkenburg aan de Geul | |
Westelijke Mijnstreek | Beek |
Sittard-Geleen | |
Stein | |
Zeeuws-Vlaanderen | Hulst |
Sluis | |
Terneuzen | |
Achterhoek | Aalten |
Bronckhorst | |
Berkelland | |
Doetinchem | |
Montferland | |
Oost Gelre | |
Oude IJsselstreek | |
Winterswijk | |
Noord-Friesland | Achtkarspelen |
Dantumadeel | |
Noardeast-Fryslân | |
Tietjerksteradeel | |
Harlingen | |
Leeuwarden | |
Waadhoeke | |
Zuid- en Oost-Drenthe | Aa en Hunze |
Borger-Odoorn | |
Emmen | |
Coevorden | |
Hoogeveen | |
Hardenberg (provincie Overijssel) | |
Twente | Twenterand |
Tubbergen | |
Hellendoorn | |
Wierden | |
Almelo | |
Rijssen-Holten | |
Hof van Twente | |
Hengelo | |
Borne | |
Enschede | |
Haaksbergen | |
Oldenzaal | |
Losser | |
Dinkelland | |
Noord-Limburg | Beesel |
Bergen | |
Gennep | |
Horst aan de Maas | |
Mook en Middelaar | |
Peel en Maas | |
Venlo | |
Venray | |
Midden-Limburg | Nederweert |
Weert | |
Leudal | |
Maasgouw | |
Roermond | |
Roerdalen | |
Echt-Susteren |
Randstad
Er wordt onderscheid gemaakt tussen mensen die in de Randstad wonen en mensen die elders wonen. De Randstad omvat in deze publicatie de COROP-gebieden Utrecht, IJmond, agglomeratie Haarlem, Zaanstreek, Groot-Amsterdam, Het Gooi en Vechtstreek, agglomeratie Leiden en Bollenstreek, agglomeratie ’s-Gravenhage, Delft en Westland, Oost-Zuid-Holland, Groot-Rijnmond, Zuidoost-Zuid-Holland, plus de gemeente Almere.
In ieder hoofdstuk wordt er ook naar achtergrondkenmerken gekeken die relevant zijn voor de onderzochte vorm van kansenongelijkheid. Hieronder een omschrijving van de belangrijkste kenmerken:
Onderwijsniveau ouders (hoofdstuk 2 – Ongelijke kansen in het onderwijs)
In de vragenlijst van Belevingen 2024 is respondenten gevraagd wat de hoogste opleiding van beide ouders/verzorgers is waarvoor zij een diploma hebben behaald. Respondenten konden uit een lijst van opleidingsniveaus kiezen (zie vragenlijst). Vervolgens zijn de opleidingsniveaus van beide ouders gecombineerd tot de volgende categorieën: 1) beide ouders basisonderwijs of vmbo, 2) één ouder basisonderwijs of vmbo, onderwijsniveau andere ouder onbekend, 3) ten minste één ouder hoogstens havo, vwo of mbo, 4) één van beide ouders hbo of wo, 5) beide ouders hbo of wo.
Arbeidskenmerken (hoofdstuk 3 – Ongelijke kansen op de arbeidsmarkt)
In de vragenlijst van Belevingen is respondenten gevraagd welke van de volgende omschrijvingen het beste bij hen past: 1) werkend met betaald werk/eigen bedrijf, 2) werkloos, werkzoekend, 3) gepensioneerd of met vervroegd pensioen, 4) arbeidsongeschikt, 5) scholier of studerend, 6) huisman/huisvrouw en 7) anders. Vervolgens is aan mensen die niet in categorie 1 vielen, gevraagd of zij (toch) betaald werk hebben. Op basis hiervan is afgeleid wie betaald werk heeft en wie niet. Aan de mensen met betaald werk is gevraagd op welke manier zij werkzaam zijn (werknemer, eigen bedrijf/zzp’er/freelancer, meewerkend in bedrijf partner of familielid, en anders) of zij leiding geven.
Ook is gebruik gemaakt van arbeidsgegevens uit de Polisadministratie. Op basis hiervan is onderscheid gemaakt tussen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie en werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of een flexibel aantal uren per week. Verder is op basis van de Polisadministratie vastgesteld of werknemers bij een groot of klein bedrijf werken. De personeelsomvang van het bedrijf is als volgt ingedeeld: 1) 1 tot 5 werkzame personen, 2) 5 tot 10 werkzame personen, 3) 10 tot 20 werkzame personen, 4) 20 tot 50 werkzame personen, 5) 50 tot 100 werkzame personen, 6) 100 tot 250 werkzame personen, 7) 250 werkzame personen of meer.
Economisch zelfstandigheid (hoofdstuk 4 – Verschillen tussen arm en rijk)
Iemand wordt als economisch zelfstandig beschouwd als het individuele netto inkomen uit arbeid en eigen onderneming op of boven de drempelwaarde ligt van de beleidsnorm voor het individuele inkomensminimum. Die drempelwaarde is gelijkgesteld aan 70 procent van het wettelijke netto minimumloon, ofwel de netto bijstand van een alleenstaande. In 2023 was de drempel 1 200 euro netto per maand.
Woningbezit huishouden (hoofdstuk 5 – Ongelijke kansen op de woningmarkt)
Er wordt onderscheid gemaakt tussen woningeigenaren, huurders van een private verhuurder en huurders van een woningcorporatie. Deze informatie is afkomstig uit de Woonbase.
Ervaren gezondheid (hoofdstuk 6 – Ongelijke kansen in de gezondheidszorg)
Het gaat hier om de eigen gezondheidstoestand zoals een persoon die zelf ervaart. De vraagstelling in Belevingen 2024 luidt: Hoe is over het algemeen uw gezondheid? De antwoordmogelijkheden hierbij zijn 1) heel goed, 2) goed, 3) niet goed, niet slecht, 4) slecht, 5) heel slecht. De categorieën ‘heel goed’ en ‘goed’ zijn samengenomen tot de categorie ‘goede ervaren gezondheid’ en de categorieën ‘heel slecht’ en ‘slecht’ tot de categorie ‘slechte ervaren gezondheid’.
Literatuur
Literatuur
CBS (2024). De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2025). Onderzoeksbeschrijving: Belevingen. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.