Samenvatting

In deze publicatie Kansenongelijkheid in Nederland 2024: Opvattingen en ervaringen staat centraal hoe mensen de kansenongelijkheid in Nederland ervaren. Hebben zij het gevoel dat iedereen gelijke kansen heeft? Hebben zij zelf met kansenongelijkheid te maken gehad? En welke verschillen bestaan er op deze punten tussen bevolkingsgroepen en tussen regio’s? De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op de CBS-enquête Belevingen die in 2024 aan dit thema was gewijd. In totaal hebben 8 355 personen van 18 jaar of ouder aan de enquête deelgenomen. Aanvullend is gebruik gemaakt van andere informatiebronnen.

De thema’s zijn:

  • Ongelijke kansen in het onderwijs
  • Ongelijke kansen op de arbeidsmarkt
  • Verschillen tussen arm en rijk
  • Ongelijke kansen in de zorg
  • Ongelijke kansen op de woningmarkt
  • Verschillen tussen regio’s in voorzieningen
  • Stapeling van ongelijke kansen.

Ongelijke kansen in het onderwijs (hoofdstuk 2)

Er is een breed gedragen gelijkheidsideaal als het gaat om onderwijs. Dit ideaal houdt in dat iedereen onderwijs moet kunnen volgen dat past bij de individuele capaciteiten en talenten. Van de bevolking van 18 jaar en ouder vindt 45 procent dat iedereen in Nederland gelijke kansen krijgt in het onderwijs, 36 procent vindt van niet. Daarbij is 78 tevreden over de kansen die ze zelf hebben gehad in het Nederlandse onderwijs, 9 procent is daar juist ontevreden over. 35 procent heeft het gevoel dat zij door minstens één kenmerk van henzelf of van de omgeving minder kansen hebben (gehad) in het Nederlandse onderwijs. De financiële situatie van de ouders wordt dan het vaakst genoemd. Verder zegt 24 procent van de mensen dat ze eerder zijn gestopt met het volgen van onderwijs dan ze wilden.

De meerderheid van de mensen die onderwijs in Nederland volgen of hebben gevolgd, vindt dat zij gestimuleerd zijn door hun ouders om hun best te doen op school (85 procent). Een wat kleiner deel (60 procent) vindt dat zij op school gestimuleerd zijn om het beste uit zichzelf te halen. Van de mensen met kind(eren) van 6 tot en met 25 jaar is 76 procent tevreden over de onderwijs­kansen die hun kinderen hebben (gehad). 10 procent is ontevreden.

Vooral mannen, mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma, en mensen geboren in het buitenland vinden dat iedereen in Nederland gelijke kansen heeft in het onderwijs. Tegelijk zijn mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma en mensen met een herkomst buiten Nederland minder vaak tevreden over de kansen die ze zelf hebben gehad in het Nederlandse onderwijs. Ook hebben mensen met een herkomst buiten Nederland relatief vaak het gevoel dat zij door kenmerken van henzelf of de omgeving minder kansen hebben (gehad) in het onderwijs.

Ongelijke kansen op de arbeidsmarkt (hoofdstuk 3)

Het is in de Nederlandse wet vastgelegd dat een werkgever op de werkvloer geen onderscheid mag maken tussen medewerkers op basis van kenmerken als geslacht, leeftijd, nationaliteit en geloof. Van de volwassen bevolking vindt 30 procent dat iedereen in Nederland met dezelfde kennis en vaardigheden gelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt. Bijna de helft (47 procent) is het hier niet mee eens. Daarnaast is 75 procent tevreden over de kansen die ze zelf gehad hebben op de Nederlandse arbeidsmarkt, 8 procent is hier ontevreden over.

Ambitie wordt het vaakst gezien als belangrijk kenmerk voor een succesvolle arbeidscarrière (90 procent). Dit wordt gevolgd door andere kenmerken die gerelateerd zijn aan persoonlijke inspanningen en aanleg, zoals hard werken (86 procent), talent (79 procent), en een goede opleiding (76 procent). Toegeschreven kenmerken zoals ouders met een goede opleiding (33 procent) en uit een rijke familie komen (25 procent) worden minder vaak als belangrijk gezien.

Van de mensen die in de afgelopen twee jaar hebben gesolliciteerd, geeft 55 procent aan het gevoel te hebben dat minstens één kenmerk van henzelf of van de omgeving een negatieve invloed heeft gehad op hun sollicitaties. Leeftijd wordt het vaakst genoemd (29 procent), gevolgd door opleidingsniveau (24 procent).

Leeftijd en opleidingsniveau worden ook het vaakst genoemd (beide met 13 procent) als kenmerken waarvan werknemers het gevoel hebben dat ze hun arbeidskansen benadelen. In totaal heeft een derde van de werknemers het gevoel dat zij door minstens één kenmerk van henzelf of van de omgeving minder kansen op het werk krijgen dan collega’s, bijvoorbeeld de kans op het krijgen van een vast contract of promotie.

Van de werknemers vindt 55 procent dat hun werkgever alle werknemers gelijk behandelt, 28 procent ervaart dit niet zo en 16 procent weet het niet. Wat betreft het salaris, vindt 44 procent van de werknemers dat ze met hun kennis en vaardigheden meer zouden moeten verdienen. Een iets kleiner deel (39 procent) vindt van niet en 17 procent weet het niet. 18 procent zegt minder te verdienen dan collega’s die hetzelfde werk doen. Bij 63 procent is dit niet het geval en 19 procent weet het niet. Verder vindt een kwart van de werknemers de verschillen in salaris tussen werknemers en leidinggevenden op hun werk te groot, 37 procent vindt dat niet en een bijna vergelijkbaar deel weet dit niet. Bijna de helft van de werknemers (49 procent) zegt dat een bekende hen weleens aan een baan geholpen heeft.

Mannen, 75‑plussers en mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma vinden relatief vaak dat de kansen op de arbeidsmarkt gelijk zijn voor mensen met dezelfde kennis en vaardigheden. Mannen en 75‑plussers zijn ook vaker tevreden over de arbeidskansen die zij zelf hebben gehad. Dit geldt niet voor mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma. Deze tevredenheid is vooral hoog onder hbo- en universitair geschoolden.

Verschillen tussen arm en rijk (hoofdstuk 4)

De verschillen tussen arm en rijk in Nederland zijn een belangrijk thema, omdat ze het gevolg kunnen zijn van – en kunnen leiden tot – kansenongelijkheid. In Nederland zijn de vermogensverschillen tussen huishoudens groter dan de inkomensverschillen.

De meningen van de volwassen bevolking zijn verdeeld als het gaat over de vraag of iedereen in Nederland de kans heeft om financieel rond te komen: 39 procent vindt van wel en 40 procent vindt van niet. Daarentegen zijn de meningen veel eensgezinder als het gaat over de vraag of iemand die in een arm gezin geboren wordt, altijd arm zal blijven. Minder dan 1 op de 10 mensen denkt dat dit het geval is. Ook over de verschillen tussen arm en rijk zijn de meesten het eens. Ongeveer drie kwart van de bevolking vindt de verschillen tussen arm en rijk in Nederland (heel) groot, denkt dat ze de afgelopen tien jaar (veel) groter zijn geworden en vindt dat ze kleiner moeten worden.

Ongelijke kansen op de woningmarkt (hoofdstuk 5)

Er zijn belangrijke verschillen tussen huishoudens met een eigen woning en huishoudens die in een huurwoning wonen. Zo zijn huishoudens die een eigen woning bezitten doorgaans een kleiner percentage van hun besteedbaar inkomen kwijt aan woonlasten en vaker tevreden met hun woning.

Een grote meerderheid van de volwassen Nederlandse bevolking (79 procent) vindt niet dat iedereen in Nederland gelijke kansen op de woningmarkt krijgt. Daarbij zijn er verschillen tussen diverse bevolkingsgroepen te zien. Zo vinden eigenaren (82 procent) en huurders van een private verhuurder (80 procent) dit vaker dan huurders van een woningcorporatie (72 procent). Van de bevolking ziet 18 procent niets in een voorrangsbeleid voor bepaalde kwetsbare groepen. De rest steunt vooral een voorrangsbeleid voor mensen met medische of sociale urgentie (54 procent) en ouderen die zorg en steun nodig hebben (52 procent). Als het om de eigen ervaringen gaat, voelt 59 procent van de mensen die op zoek zijn naar een huurwoning zich benadeeld en denkt 47 procent van de woningzoekenden dat ze financieel in staat zijn om een woning te vinden die voldoet aan hun woonwensen. Bij 20 procent van de mensen die in een koopwoning wonen, heeft de familie financieel geholpen met het kopen van de eerste woning.

Ongelijke kansen in de gezondheidszorg (hoofdstuk 6)

Het zorgsysteem in Nederland is gericht op gelijke toegang tot zorg. Van de volwassen bevolking vindt 52 procent dat iedereen in Nederland een gelijke kans heeft om de zorg te krijgen die nodig is, 28 procent vindt dat niet. Verder vindt 61 procent dat mensen die voor zichzelf opkomen betere zorg krijgen dan mensen die dat niet doen. 13 procent vindt niet dat mondigheid leidt tot betere zorg.

Als het gaat om de eigen situatie heeft 7 procent van de volwassenen het gevoel dat zij minder kans hebben op het krijgen van goede zorg dan anderen. Een ruime meerderheid van 83 procent geeft aan dit gevoel niet te hebben. Over de toegang tot en behandeling door de huisarts oordelen mensen doorgaans positief; 78 procent zegt meestal snel bij de huisarts terecht te kunnen als men dit wil, 84 procent voelt zich serieus genomen door de eigen huisarts, en 93 procent geeft aan meestal goed te begrijpen wat de huisarts hen vertelt.

Van de volwassen bevolking geeft 13 procent aan geen aanvullende zorgverzekering te hebben omdat deze te duur is. Verder zegt 23 procent in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek een bezoek aan de tandarts te hebben vermeden of uitgesteld omdat ze het te duur vonden. 11 procent heeft in deze periode een bezoek aan de huisarts vermeden of uitgesteld omwille van de kosten.

Het percentage dat gelijke kansen in de zorg ziet, is relatief groot bij mannen, mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma en mensen die hun gezondheid goed vinden. Als het gaat om de eigen situatie zeggen vrouwen wat vaker dan mannen het gevoel te hebben dat zij minder kans hebben op goede zorg dan anderen. Ook welvaart is hier van belang: 15 procent van de mensen in een huishouden met een lage welvaart denkt minder kans te hebben op goede zorg tegen 3 procent van de mensen in een huishouden met een hoge welvaart. Ook mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma en mensen met een herkomst buiten Nederland denken hier minder positief over.

Verschillen tussen regio’s in voorzieningen (hoofdstuk 7)

De overheid streeft ernaar om een gelijkwaardig niveau van voorzieningen te bieden in het hele land, maar cijfers laten zien dat het voorzieningenniveau – zoals van ziekenhuizen en scholen – verschilt tussen regio’s. Dit kan ongelijke kansen versterken. Van de bevolking van 18 jaar of ouder is 27 procent van mening dat iedereen dezelfde kansen heeft in Nederland los van waar je woont, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, werk, wonen of gezondheidszorg. 46 procent vindt echter dat de woonplaats wel uitmaakt voor je kansen. Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma vinden relatief vaak dat iedereen in Nederland dezelfde kansen heeft, ongeacht waar je woont. Dit geldt eveneens voor mensen die in het buitenland zijn geboren.

Voor de meeste voorzieningen geldt dat de meerderheid van de bevolking tevreden is over het aanbod ervan in hun regio. De tevredenheid is het grootst als het gaat om het aanbod van sportgelegenheden, zoals sportclubs, -velden en -hallen. Over het aanbod van woningen bestaat de minste tevredenheid. Bijna 40 procent van de bevolking verwacht ook dat het aanbod van woningen in hun regio de komende jaren zal verslechteren. Bijna 20 procent denkt juist dat dit de goede kant op zal gaan. De tevredenheid over het aanbod van voorzieningen in de regio en de verwachte ontwikkeling in dit aanbod verschilt tussen regio’s, zoals provincies, stedelijke en landelijke gebieden, grensregio’s en de Randstad. Zo zijn inwoners van Flevoland en Zeeland minder vaak tevreden over het aanbod van voorzieningen in hun regio. Ook verwacht een relatief groot deel van de Zeeuwse inwoners dat het aanbod van ziekenhuizen, huisartspraktijken, openbaar vervoer en scholen in de komende jaren zal verslechteren. Verder blijkt dat vooral mensen in de stad tevreden zijn over het aanbod van ziekenhuizen, openbaar vervoer, culturele voorzieningen, horeca en banen. Over het aanbod van huisartspraktijken, woningen en groen in de regio zijn zij juist minder tevreden.

Het grootste deel van de bevolking van 18 jaar of ouder (78 procent) is van plan om in hun regio te blijven wonen, 7 procent acht deze kans klein. Verder denkt 64 procent van de bevolking dat hun regio aantrekkelijk is voor jonge mensen om in te wonen. 12 procent heeft het idee dat hun regio juist onaantrekkelijk is voor deze leeftijdsgroep. Inwoners van zeer sterk stedelijke gemeenten denken het minst vaak dat zij in hun regio zullen blijven wonen. Zij vinden hun regio wel vaker aantrekkelijk voor jonge mensen om in te wonen dan inwoners van minder stedelijke gemeenten.

Wat betreft de regionale belangen vindt 19 procent van de volwassen bevolking dat deze voldoende worden vertegenwoordigd door de landelijke politiek. Een derde vindt van niet. De rest neemt een neutraal standpunt in of weet het niet. Ook kan een relatief groot deel niet zeggen of er te weinig vertegenwoordigers uit de eigen regio in de landelijke politiek zitten. Ruim een kwart vindt de vertegenwoordiging van de eigen regio in de landelijke politiek te beperkt. Het aandeel mensen dat niet vindt dat de belangen van hun regio voldoende worden vertegenwoordigd door de landelijke politiek loopt uiteen van 26 procent in Noord- en Zuid-Holland tot 53 procent in Groningen. Verder vinden mensen in niet-stedelijke gemeenten en in de grensregio’s dit relatief vaak.

Stapeling van ongelijke kansen (hoofdstuk 8)

De kansenongelijkheid die mensen ervaren in de afzonderlijke levensdomeinen onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt en zorg staat niet per se op zichzelf. Ongelijkheid in het ene domein kan gevolgen hebben voor de kansen in een ander domein. De uitkomsten laten zien dat het vaakst gelijke kansen worden ervaren op het gebied van zorg en het minst vaak op het gebied van wonen. Een meerderheid van 86 procent vindt de kansen op minstens één van de vier domeinen niet gelijk. Bij 28 procent gaat het om één domein en bij 57 procent om meerdere domeinen. 13 procent is van mening dat niet iedereen gelijke kansen heeft in alle vier domeinen. Vier procent vindt juist dat iedereen gelijke kansen heeft in deze domeinen.

Mensen die het gevoel hebben te zijn benadeeld in het Nederlandse onderwijs geven relatief vaak aan dit ook op andere terreinen te hebben meegemaakt. Dit speelt vooral bij sollicitaties en kansen op het werk, zoals het krijgen van een vast contract of een promotie. Er is eveneens een samenhang tussen het gevoel benadeeld te zijn bij sollicitaties en bij het krijgen van kansen op het werk.

Mensen die geboren zijn in het buitenland vinden relatief vaak dat iedereen in Nederland dezelfde kansen krijgt op het gebied van onderwijs, arbeid, wonen en zorg. Tegelijkertijd geven ze vaak aan dat zij worden benadeeld op deze terreinen. Dus hoewel ze positief oordelen over de gelijkheidssituatie in Nederland, laten de individuele ervaringen een ander beeld zien. Een vergelijkbaar beeld is zichtbaar voor mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.