Foto omschrijving: Een jongen fietst op het achterwiel van zijn fiets met armoedige galerij flats op de achtergrond.

Opgroeien in ongelijke omstandigheden

Minderjarige bijstandskinderen

Auteur: Noortje Pouwels-Urlings

Eind 2022 leefden er 186 duizend minderjarige bijstandskinderen in Nederland. Dat zijn er minder dan in de afgelopen jaren. Bijstandskinderen zijn relatief vaak in het buitenland geboren of hebben één ouder die in het buitenland is geboren, en wonen vaak alleen bij hun moeder. Eind 2022 waren er 56 duizend jongeren van 18 tot 25 jaar die in een bijstandsgezin leefden. Dit, en hoe de financiële situatie van deze jongeren er uitziet komt aan bod in dit hoofdstuk.

4.1Hoeveel bijstandskinderen zijn er en waar wonen ze?

Om welke kinderen gaat het?

In de Jeugdmonitor worden minderjarige kinderen als bijstandskinderen gezien als minimaal één ouder van het kind in het huishouden op 31 december een bijstandsuitkering heeft. Hierbij worden alle bijstandsgerelateerde uitkeringen meegenomen: algemene bijstand, Bbz, IOAZ, IOAW en WWIK.

186 000 minderjarige bijstandskinderen

Opnieuw minder bijstandskinderen in 2022

Eind 2022 waren er 186 duizend minderjarige bijstandskinderen in Nederland, dat is 5,7 procent van alle kinderen onder de 18 jaar. Dat zijn bijna 15 duizend bijstandskinderen minder dan eind 2021 en 42 duizend minder dan in 2017. Tussen 2011 en 2016 nam het aantal minderjarige bijstandskinderen nog toe met 38 duizend. Die toename houdt verband met de financiële crisis die in 2008 begon.

4.1.1 Minderjarige bijstandskinderen, 31 december (x 1 000)
jaar kinderen
2011 191,5
2012 196,2
2013 209,9
2014 220,4
2015 224,5
2016 229,5
2017 228,0
2018 216,9
2019 204,1
2020 203,5
2021 201,0
2022 186,4

Meeste bijstandskinderen in Rotterdam

In Rotterdam woonden eind 2022 meer dan 15 duizend minderjarige bijstandskinderen; dat was 13 procent van alle minderjarige Rotterdamse kinderen. Net als in 2021 was Rotterdam de gemeente met de meeste bijstandskinderen, gevolgd door Heerlen (12,7 procent) en Amsterdam (10,5 procent). Zowel in de vier grote steden als in de grotere steden buiten de Randstad, zoals Enschede en Groningen, woonden veel bijstandskinderen. In 74 gemeenten was het aandeel minderjarige bijstandskinderen minstens zo hoog als het landelijk gemiddelde (5,7 procent), in 274 gemeenten was het aandeel juist kleiner. In gemeenten als Bloemendaal, Rozendaal en Urk was het aandeel bijstandskinderen kleiner dan 2 procent.

4.1.2 Minderjarige bijstandskinderen, 31 december 2022
Gemeente Minderjarige bijstandskinderen
's-Gravenhage (gemeente) 9,8
's-Hertogenbosch 4,4
Aa en Hunze 3,8
Aalsmeer 2,8
Aalten 3,1
Achtkarspelen 3,9
Alblasserdam 3,9
Albrandswaard 3,1
Alkmaar 6,1
Almelo 7,4
Almere 5,9
Alphen aan den Rijn 3,8
Alphen-Chaam 2,5
Altena 2,8
Ameland 0,1
Amersfoort 5,2
Amstelveen 3,3
Amsterdam 10,7
Apeldoorn 5
Arnhem 8,9
Assen 6,5
Asten 3,3
Baarle-Nassau 3
Baarn 3,5
Barendrecht 3,1
Barneveld 2,3
Beek (L.) 4,3
Beekdaelen 4
Beesel 4,9
Berg en Dal 5,5
Bergeijk 3
Bergen (L.) 3,8
Bergen (NH.) 3,3
Bergen op Zoom 8,6
Berkelland 3,7
Bernheze 2,9
Best 3,3
Beuningen 3,9
Beverwijk 6,7
Bladel 2,1
Blaricum 2,5
Bloemendaal 1,9
Bodegraven-Reeuwijk 2,5
Boekel 2,2
Borger-Odoorn 3,8
Borne 3,1
Borsele 2,6
Boxtel 4,1
Breda 6,4
Bronckhorst 2,5
Brummen 2,2
Brunssum 5,5
Bunnik 2,4
Bunschoten 1,8
Buren 2,6
Capelle aan den IJssel 8,4
Castricum 2,7
Coevorden 6,3
Cranendonck 3,8
Culemborg 4,4
Dalfsen 2,9
Dantumadiel 4,9
De Bilt 3,8
De Fryske Marren 3,6
De Ronde Venen 3,6
De Wolden 3
Delft 8,7
Den Helder 6,7
Deurne 3
Deventer 5,8
Diemen 4,5
Dijk en Waard 3,4
Dinkelland 2,7
Doesburg 5,6
Doetinchem 5,1
Dongen 3,1
Dordrecht 7,5
Drechterland 3,4
Drimmelen 2,5
Dronten 3,9
Druten 3,5
Duiven 3,9
Echt-Susteren 4,3
Edam-Volendam 3,4
Ede 3,7
Eemnes 2,8
Eemsdelta 8,5
Eersel 2,2
Eijsden-Margraten 3,1
Eindhoven 7,2
Elburg 3,2
Emmen 7,2
Enkhuizen 4,6
Enschede 9,1
Epe 3,4
Ermelo 3,3
Etten-Leur 5,2
Geertruidenberg 4,1
Geldrop-Mierlo 4,1
Gemert-Bakel 3,5
Gennep 4,1
Gilze en Rijen 4,7
Goeree-Overflakkee 3,8
Goes 4,9
Goirle 2,8
Gooise Meren 2,6
Gorinchem 5,3
Gouda 6,2
Groningen (gemeente) 9,8
Gulpen-Wittem 2,6
Haaksbergen 3,6
Haarlem 5,4
Haarlemmermeer 3,9
Halderberge 5,9
Hardenberg 3,2
Harderwijk 4,2
Hardinxveld-Giessendam 3,2
Harlingen 6,5
Hattem 2,7
Heemskerk 6,7
Heemstede 2,2
Heerde 3,8
Heerenveen 5,2
Heerlen 12,7
Heeze-Leende 2,3
Heiloo 2,3
Hellendoorn 2,7
Helmond 5,8
Hendrik-Ido-Ambacht 3
Hengelo (O.) 5,7
Het Hogeland 5,5
Heumen 4,5
Heusden 2,6
Hillegom 3,9
Hilvarenbeek 3,3
Hilversum 5,3
Hoeksche Waard 3,3
Hof van Twente 3,7
Hollands Kroon 3,9
Hoogeveen 5,3
Hoorn 4,9
Horst aan de Maas 3,2
Houten 2,3
Huizen 4,8
Hulst 3,5
IJsselstein 5,4
Kaag en Braassem 3,5
Kampen 2,7
Kapelle 2,6
Katwijk 3,4
Kerkrade 9,2
Koggenland 2,5
Krimpen aan den IJssel 5,9
Krimpenerwaard 3,8
Laarbeek 3,3
Land van Cuijk 3,4
Landgraaf 8,1
Landsmeer 3,3
Lansingerland 3,1
Laren (NH.) 2,4
Leeuwarden 9
Leiden 7,5
Leiderdorp 4,2
Leidschendam-Voorburg 6,2
Lelystad 6,7
Leudal 2,7
Leusden 3
Lingewaard 3,4
Lisse 2,8
Lochem 3,6
Loon op Zand 3,1
Lopik 4
Losser 3,4
Maasdriel 2,6
Maasgouw 3
Maashorst 3,4
Maassluis 7,3
Maastricht 8,8
Medemblik 3,4
Meerssen 3,3
Meierijstad 3,6
Meppel 4,7
Middelburg (Z.) 7
Midden-Delfland 3,2
Midden-Drenthe 3,4
Midden-Groningen 7
Moerdijk 4
Molenlanden 2,2
Montferland 3,9
Montfoort 3,3
Mook en Middelaar 3,7
Neder-Betuwe 2,7
Nederweert 2,7
Nieuwegein 5,5
Nieuwkoop 2,4
Nijkerk 2,4
Nijmegen 8,8
Nissewaard 7,5
Noardeast-Fryslân 4
Noord-Beveland 3,5
Noordenveld 4,4
Noordoostpolder 4,9
Noordwijk 2,8
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 3,4
Nunspeet 2,7
Oegstgeest 3,1
Oirschot 2,6
Oisterwijk 2,7
Oldambt 8
Oldebroek 2,8
Oldenzaal 4,1
Olst-Wijhe 3,6
Ommen 4,2
Oost Gelre 3
Oosterhout 5
Ooststellingwerf 5,7
Oostzaan 3,4
Opmeer 3
Opsterland 4,4
Oss 4,4
Oude IJsselstreek 5,6
Ouder-Amstel 3,7
Oudewater 3,8
Overbetuwe 2,9
Papendrecht 5,2
Peel en Maas 2,8
Pekela 8,3
Pijnacker-Nootdorp 2,6
Purmerend 5
Putten 1,9
Raalte 3,5
Reimerswaal 2,9
Renkum 4,4
Renswoude 1,7
Reusel-De Mierden 2,5
Rheden 6,4
Rhenen 3
Ridderkerk 7,1
Rijssen-Holten 2,3
Rijswijk (ZH.) 7,3
Roerdalen 6
Roermond 7,1
Roosendaal 6,8
Rotterdam 13
Rozendaal 1,5
Rucphen 3,9
Schagen 3,3
Scherpenzeel 3
Schiedam 7,7
Schiermonnikoog
Schouwen-Duiveland 3,8
Simpelveld 4,2
Sint-Michielsgestel 2,4
Sittard-Geleen 6,8
Sliedrecht 5,2
Sluis 2,9
Smallingerland 6,9
Soest 4,5
Someren 3,2
Son en Breugel 3,1
Stadskanaal 7,3
Staphorst 2
Stede Broec 4
Steenbergen 5,3
Steenwijkerland 4,8
Stein (L.) 4,2
Stichtse Vecht 3,3
Súdwest-Fryslân 5,6
Terneuzen 5,9
Terschelling 0
Texel 4,4
Teylingen 2,6
Tholen 2,9
Tiel 6
Tilburg 8,9
Tubbergen 2
Twenterand 3,3
Tynaarlo 2,8
Tytsjerksteradiel 3,7
Uitgeest 4,1
Uithoorn 3,8
Urk 1,7
Utrecht (gemeente) 6,8
Utrechtse Heuvelrug 2,8
Vaals 7,4
Valkenburg aan de Geul 3,8
Valkenswaard 4,2
Veendam 7,4
Veenendaal 4,2
Veere 2,3
Veldhoven 3,2
Velsen 6,1
Venlo 6,8
Venray 5,6
Vijfheerenlanden 4,1
Vlaardingen 9,4
Vlieland
Vlissingen 9
Voerendaal 4,5
Voorne aan Zee 5
Voorschoten 3,6
Voorst 2,6
Vught 1,7
Waadhoeke 5,5
Waalre 2,9
Waalwijk 3,7
Waddinxveen 2,7
Wageningen 5,2
Wassenaar 3,7
Waterland 3,7
Weert 4,8
West Betuwe 2,6
West Maas en Waal 3,7
Westerkwartier 2,9
Westerveld 2,8
Westervoort 6,8
Westerwolde 5,8
Westland 3,7
Weststellingwerf 3,2
Wierden 1,7
Wijchen 4,7
Wijdemeren 2,3
Wijk bij Duurstede 3,9
Winterswijk 4,7
Woensdrecht 4,2
Woerden 3,9
Wormerland 5,7
Woudenberg 2,9
Zaanstad 5,8
Zaltbommel 3,1
Zandvoort 6,5
Zeewolde 4
Zeist 4,9
Zevenaar 4,2
Zoetermeer 7,3
Zoeterwoude 2,6
Zuidplas 3,4
Zundert 4,8
Zutphen 5,8
Zwartewaterland 1,8
Zwijndrecht 9,2
Zwolle 5,8

4.2Waar zijn ze geboren?

Bijstandskinderen zijn vaak in Nederland geboren

De meeste minderjarige bijstandskinderen (71 procent) zijn geboren in Nederland. De overige 29 procent van de bijstandskinderen zijn geboren in het buitenland en daarmee migrant. Deze verhouding is iets gewijzigd ten opzichte van 2021; toen was 75 procent geboren in Nederland en 25 procent in het buitenland.

Hoewel veel bijstandskinderen in Nederland zijn geboren, zijn ze wel vaak van buitenlandse afkomst omdat minstens één van hun ouders in het buitenland geboren is. Ongeveer 37 procent is in Nederland geboren maar heeft twee in het buitenland geboren ouders, en bijna 10 procent heeft één in het buitenland geboren ouder. De overige 25 procent is geboren in Nederland en heeft ouders die in Nederland zijn geboren. Deze percentages zijn nauwelijks gewijzigd ten opzichte van 2021.

4.2.1 Geboorteland minderjarige bijstandskinderen, 31 december (%)
Nederlandse herkomst Kind van migrant - 1 ouder in buitenland geboren Kind van migrant - 2 ouders in buitenland geboren Migrant
2022 . . . .
In Nederland geboren 24,8 9,6 37 .
In buitenland geboren . . . 28,6
2021 . . . .
In Nederland geboren 26,5 10,4 37,9 .
In buitenland geboren . . . 25,2

Veel bijstandskinderen uit Syrië en Marokko

Van de bijstandskinderen met een buitenlandse herkomst waren kinderen met een Syrische herkomst eind 2022 met ruim 30 duizend de grootste subgroep, gevolgd door Marokkaanse kinderen (19 duizend). Er zijn meer bijstandskinderen uit vluchtelingenlanden (Syrië, Somalië, Eritrea, Irak, Afghanistan en Iran) dan uit de klassieke migratielanden (Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben en Indonesië); 61 duizend versus 41 duizend. Van de bijstandskinderen uit Syrië en Eritrea was het merendeel geboren in hun land van herkomst (ruim zeven op de tien), dit in tegenstelling tot bijstandskinderen uit andere landen.

4.2.2 Herkomst minderjarige bijstandskinderen, 31 december 2022 (x 1 000)
land Kind van migrant - 1 ouder in buitenland geboren Kind van migrant - 2 ouders in buitenland geboren Migrant
Europa (excl. NL) 2,8 4 3,6
Buiten Europa w.o. . . .
Syrië 0,1 8 22,3
Marokko 4,7 13 1,2
Turkije 2,4 4,3 3,6
Somalië 0,2 7,1 1,7
Eritrea 0 2,3 5,5
Nederlandse Cariben 2 3,6 1,4
Irak 0,3 4 1,9
Afghanistan 0,1 2,7 2,4
Suriname 1,6 2,4 0,3
Iran 0,2 0,8 0,9
Indonesië 0,2 0,1 0

4.3Wat is hun situatie thuis?

Bijstandsgezinnen

Deze paragraaf gaat specifiek over de bijstandsgezinnen waar kinderen deel van uitmaken. Deze cijfers zijn gemaakt op basis van de integrale inkomens- en vermogensstatistiek (IIVS). In deze statistiek zijn bijstandsgezinnen gedefinieerd als huishoudens waar een bijstandsuitkering over het hele jaar de voornaamste bron van inkomen was.

68% van de bijstandsgezinnen is een eenoudergezin

Vooral alleenstaande moeders

In 2021 waren er 85 duizend huishoudens met kinderen onder de 18 jaar en een bijstandsuitkering als belangrijkste inkomensbron. Daarvan was twee derde een eenoudergezin, meestal alleenstaande moeders. Bijstandsgezinnen met jonge kinderen hebben wel vaker twee ouders dan oudere gezinnen. In 38 procent van de bijstandsgezinnen met een jongste kind onder de 6 jaar waren de ouders nog samen, in gezinnen met een jongste kind tussen 12 en 18 jaar was dit 28 procent.

4.3.1 Samenstelling bijstandshuishouden naar leeftijd jongste kind, 2021* (%)
leeftijd Twee ouders Alleen vader Alleen moeder
0 tot 6 jaar 13,8 0,4 22,4
6 tot 12 jaar 7,5 1,0 17,7
12 tot 18 jaar 6,0 1,4 14,5
Totaal 27,4 2,9 54,6

Ruim een derde kinderen in bijstandsgezin enig kind

Van alle bijstandsgezinnen met minderjarige kinderen had 35 procent één thuiswonend kind, 33 procent twee thuiswonende kinderen en 32 procent had drie of meer kinderen. In bijstandsgezinnen met tenminste één kind onder de 6 jaar is het aantal thuiswonende kinderen gemiddeld groter dan in gezinnen met oudere kinderen. Drie kwart van de bijstandsgezinnen met het jongste kind onder de 6 jaar had twee of meer thuiswonende kinderen. Voor gezinnen met het jongste kind tussen 12 en 18 jaar was dit de helft.

4.3.2 Thuiswonende kinderen in bijstandshuishouden naar leeftijd jongste kind, 2021* (%)
leeftijd 1 Kind 2 Kinderen 3 Kinderen 4 Kinderen of meer
0 tot 6 jaar 9,9 11,6 8,2 6,9
6 tot 12 jaar 8,5 9,2 5,3 3,2
12 tot 18 jaar 11,1 7,6 2,6 0,8
Totaal 29,5 28,3 16,1 11,0

4.4Wat is de persoonlijke financiële situatie van 18- tot 25‑jarigen?

56 duizend 18- tot 25‑jarigen in bijstandsgezin

Eind 2022 waren er 56 duizend jongeren van 18 tot 25 jaar die in een bijstandsgezin leefden (minimaal één ouder heeft een bijstandsuitkering op 31 december), 3,6 procent van het totaal aantal 18- tot 25‑jarigen. Het aantal bijstandsjongeren nam toe van 42 duizend in 2011 tot 58 duizend in 2021, en daarna af tot 56 duizend in 2022.

4.4.1 Bijstandskinderen van 18 tot 25 jaar, 31 december (x 1 000)
jaar kinderen
2011 41,5
2012 42,5
2013 47,1
2014 50,0
2015 50,3
2016 52,3
2017 53,1
2018 53,2
2019 52,2
2020 54,0
2021 58,4
2022 56,3

Studieschulden variëren

Op 1 januari 2022 hadden 650 duizend jongeren van 18 tot 25 jaar een studieschuld. Ruim drie kwart van hen was nog aan het studeren op mbo, hbo of de universiteit en bouwde schuld op. Bijna een kwart was al klaar met studeren en loste af. Van de 18‑jarigen had bijna 80 procent (162 duizend) nog geen studieschuld. De rest van de jongeren van 18 jaar had een relatief kleine studieschuld tot 4 duizend euro. In 2022 had de helft van de 24‑jarigen (107 duizend) een studieschuld.

4.4.2 Jongeren met studieschuld, 1 januari 2022* (x 1 000)
leeftijd Geen studieschuld Tot 4 000 euro 4 000 tot 8 000 euro 8 000 tot 12 000 euro 12 000 tot 16 000 euro 16 000 euro of meer
18 161,7 40,1 1,2 0,5 0,5 0,1
19 127,5 62,5 7,8 4,4 3,5 1,4
20 117,6 54,8 14,7 9,1 7,2 8,8
21 112,2 44,6 17,6 11,9 9,3 22,8
22 104,8 34,3 16,5 12,5 9,5 36,8
23 101,5 27,1 14,9 11,8 9,3 48,9
24 101,8 22,4 13,5 10,6 8,3 52,2

Hoogste studieschuld onder 24‑jarigen

Begin 2022 bedroeg de gemiddelde studieschuld van de 650 duizend jongeren van 18 tot 25 jaar met een studieschuld 11,8 duizend euro. Sinds de invoering van het nieuwe leenstelsel in 2015 is de gemiddelde studieschuld fors gestegen (zie CBS, 2022). Jongeren van 24 jaar hadden begin 2022 de grootste studieschuld. 41 procent van de 24‑jarigen zijn al klaar met hun studie en lossen af. De rest studeert nog, en bouwt dus nog schulden op. 24‑jarigen hadden gemiddeld een schuld van 20,9 duizend euro.

4.4.3 Gemiddelde studieschuld van jongeren, 1 januari 2022* (1 000 euro)
leeftijd Gemiddelde studieschuld
18 1,4
19 3,0
20 5,9
21 9,6
22 13,9
23 18,1
24 20,9

In doorsnee 2,3 duizend euro op spaarrekening

Jongeren met een studieschuld hadden in 2021 gemiddeld 6,3 duizend euro op hun spaarrekening staan. De doorsnee waarde, ofwel de mediaan, was met 2,3 duizend euro een stuk lager. De helft van de jongeren met een studieschuld had dus minder, en de andere helft meer spaargeld dan dat bedrag. Hoe ouder, hoe hoger het saldo op de spaarrekening. Begin 2021 bezaten 18‑jarigen in doorsnee 1,5 duizend euro spaargeld, voor 24‑jarigen was dit 3,4 duizend euro.

4.4.4 Doorsnee spaartegoed van jongeren met studieschuld, 1 januari 2021* (x 1 000 euro)
leeftijd Doorsnee spaartegoed
18 1,5
19 1,4
20 1,7
21 2,1
22 2,6
23 3,1
24 3,4

Veel studenten verdienen via bijbaan en hebben een studielening

In 2021 hadden 615 duizend jongeren tussen de 18 en 25 jaar met een studieschuld een eigen inkomen. Dat is 94 procent van alle jongeren in die leeftijdsgroep met een studieschuld. Gemiddeld hadden jongeren met een studieschuld een inkomen van 13,3 duizend euro in 2021. Jongeren die nog studeren hadden een gemiddeld inkomen van 9,8 duizend euro. Voor ex-studenten was dat 25,0 duizend euro. Zij lossen hun studieschuld af en halen hun inkomen voornamelijk uit werk. Jongeren die nog studeren hebben een inkomen via een bijbaan en/of ontvangen een studietoelage. Dit inkomen wordt aangevuld met een lening om de studie te bekostigen. Deze studielening voor 24‑jarigen bedroeg gemiddeld 6,6 duizend euro in 2021. Eventuele financiële ondersteuning door ouders wordt niet gemeten, en is dus niet meegenomen in het inkomen dat het CBS berekent.

4.4.5 Gemiddelde inkomen en lening van jongeren met studieschuld, 2021* (x 1 000 euro)
leeftijd Persoonlijk bruto inkomen Lening
Huidige student . .
18 5,0 2,3
19 7,2 3,8
20 8,4 4,9
21 9,8 5,4
22 11,2 5,9
23 12,1 6,3
24 13,3 6,6
Ex-student . .
18 9,6 0,0
19 13 0,0
20 15,9 0,0
21 20,1 0,0
22 24,3 0,0
23 27,7 0,0
24 31,1 0,0

4.5Begrippen

Bbz

Besluit bijstandverlening zelfstandigen.

IOAZ

Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikt gewezen zelfstandigen.

IOAW

Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikt werkloze werknemers.

WWIK

Wet werk en inkomen kunstenaars.

Studieschulden

De studieschulden omvatten:

  • studieschulden van huidige studenten volgens de Wet studiefinanciering, exclusief voorlopige in gift omzetbare schulden, en
  • studieschulden van oud-studenten volgens de Inning langlopende schulden, en
  • studieschulden volgens het levenlanglerenkrediet.

Persoonlijk bruto inkomen

Dit omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkeringen in het kader van inkomensverzekeringen (zoals werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen) en sociale voorzieningen (zoals bijstandsuitkeringen en studiefinanciering) per persoon.

Inkomenscomponenten die niet aan een afzonderlijke persoon zijn toe te schrijven, blijven buiten beschouwing. Dit zijn onder meer huurtoeslag, kinderbijslag en de betaalde inkomstenbelasting.

4.6Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Cijfers over het aantal jongeren in bijstandsgezinnen naar leeftijd, kenmerken van huishoudens en regio zijn te vinden op Jeugdmonitor Statline.

Cijfers over het percentage minderjarige kinderen in een bijstandsgezin naar regio zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Literatuur

CBS (2022, 15 september). Studieschuld blijft toenemen. CBS-nieuwsbericht.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016-2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/'17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/'05-2016/'17 oogstjaar enz., 2004/'05 tot en met 2016/'17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Sevda Ulusoy-Sönmez

3. Trends in jeugdzorggebruik

Rudi Bakker

4. Opgroeien in ongelijke omstandigheden

Noortje Pouwels-Urlings

5. School

Karlijn Bakker, Bertina Ransijn

6. Werk

Harry Bierings

7. Middelengebruik en psychische gezondheid bij jongeren

Kim Knoops

8. Criminaliteit

Rob Kessels, Math Akkermans, Elianne Derksen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Carel Harmsen, Susanne Loozen, Corina Huisman, Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Voortijdig schoolverlaters

Linda Fernandez Beiro

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Francis van der Mooren

Robert de Vries

Eindredactie

Karolien van Wijk