Werk
Jongeren op de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt in 2021 liet een toename zien van het aantal mensen met werk en de werkloosheid nam af. Het beeld voor jongeren (15 tot 27 jaar) past daarbij in grote lijnen. Het aantal niet-onderwijsvolgende jongeren met werk nam toe, terwijl het aantal onderwijsvolgende jongeren met werk afnam. Beide groepen jongeren gingen meer uren gemiddeld per week werken. De werkloosheid nam bij niet-onderwijsvolgende jongeren meer af. Zowel de onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jeugd ervoer vaker dan in 2020 een hoge werkdruk. Ook kwam psychische vermoeidheid door werk in 2021 bij beide groepen iets vaker voor.
Eenheid | 2013 | 2019 | 2020 | 2021 | Verandering | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2020–2021 | |||||||
Bevolking 15 tot 27 jaar1) | |||||||
Onderwijsvolgend2) | x 1 000 | 1 598 | 1 704 | 1 717 | 1 765 | + | |
waarvan | |||||||
werkzaam | x 1 000 | 1 026 | 1 182 | 1 140 | 1 198 | + | |
niet-werkzaam | x 1 000 | 572 | 522 | 577 | 567 | - | |
waarvan | |||||||
werkloos | x 1 000 | 173 | 116 | 142 | 136 | - | |
semiwerkloos | x 1 000 | 111 | 80 | 96 | 118 | + | |
Werknemers | x 1 000 | 991 | 1 145 | 1 104 | 1 153 | + | |
waarvan met een flexibele arbeidsrelatie3) | % | . | . | . | 87 | ||
Arbeidsduur3) | Uren | . | . | . | 17 | ||
Nettoarbeidsparticipatie | % | 64,2 | 69,4 | 66,4 | 67,9 | + | |
Werkloosheid | % | 14,4 | 8,9 | 11,1 | 10,2 | - | |
Niet-onderwijsvolgend | x 1 000 | 861 | 855 | 852 | 791 | - | |
waarvan | |||||||
werkzaam | x 1 000 | 701 | 732 | 715 | 688 | - | |
niet-werkzaam | x 1 000 | 160 | 123 | 137 | 103 | - | |
waarvan | |||||||
werkloos | x 1 000 | 87 | 44 | 57 | 39 | - | |
semiwerkloos | x 1 000 | 24 | 21 | 21 | 18 | - | |
Werknemers | x 1 000 | 660 | 691 | 668 | 641 | - | |
waarvan met een flexibele arbeidsrelatie3) | % | . | . | . | 56 | ||
Arbeidsduur3) | Uren | 32,0 | 33,6 | 33,2 | 34,7 | + | |
Nettoarbeidsparticipatie | % | 81,4 | 85,6 | 83,9 | 86,9 | + | |
Werkloosheid | % | 11,0 | 5,7 | 7,4 | 5,3 | - | |
Arbeidsomstandigheden werknemers 15 tot 27 jaar4) | |||||||
Onderwijsvolgend5) | |||||||
Psychische vermoeid door het werk | % | . | 10,7 | 10,4 | 11,4 | + | |
Hoge ervaren werkdruk | % | . | 29,0 | 24,7 | 26,5 | + | |
(Zeer) tevreden met het werk | % | . | 79,0 | 79,9 | 78,1 | - | |
Niet-onderwijsvolgend | |||||||
Psychische vermoeid door het werk | % | . | 19,3 | 19,8 | 20,1 | + | |
Hoge ervaren werkdruk | % | . | 35,1 | 30,2 | 33,0 | + | |
(Zeer) tevreden met het werk | % | . | 75,9 | 76,9 | 77,3 | + |
1)Bron: Enquête beroepsbevolking. Cijfers van 2013, 2019 en 2020 zijn voorlopig.
2)Volgt actueel een opleiding van 6 maanden of langer in het reguliere onderwijs.
3)Zie kader direct hieronder.
4)Bron: Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (CBS/TNO).
5)Volgt actueel een opleiding van 6 maanden of langer.
Nieuwe uitkomsten over de beroepsbevolking
Vanaf 2021 is een EU-verordening van kracht die er voor moet zorgen dat alle lidstaten dezelfde enquêtevragen in de Enquête beroepsbevolking (EBB) stellen. De methodewijziging die dit bij het tot gevolg had, heeft bijvoorbeeld ertoe geleid dat de uitkomsten over de werkzame- en werkloze beroepsbevolking vanaf 2021 hoger dan volgens de oude methode (meer werklozen, maar ook meer werkenden met nieuwe meetmethode). Om een meer zuivere vergelijking van de uitkomsten met het jaar 2021 mogelijk te maken, heeft het CBS de cijfers over de beroepsbevolking van 2013 tot en met 2020 gecorrigeerd voor de methodebreuk in een aantal kernvariabelen. Deze editie van de Jeugdmonitor bevat deze voor methodebreuk gecorrigeerde reeksen 2013–2020. Echter, voor nadere detaillering van de kernvariabelen naar subgroepen of achtergrondkenmerken kunnen er nog methodebreuken blijven bestaan. Zo zijn bijvoorbeeld de cijfers over flexibele arbeidsrelaties en de arbeidsduur specifiek voor jongeren nog steeds niet voltijdelijk vergelijkbaar.
Daarnaast zijn de uitkomsten niet meer vergelijkbaar met die van oudere jaren zoals die in vorige edities van de Jeugdmonitor zijn gepubliceerd.
6.1Arbeidsdeelname
Meerderheid werkende scholieren en studenten werkte tot 12 uur per week
Bijna drie kwart (74 procent) van de jongeren (15 tot 27 jaar) maakte in 2021 deel uit van de werkzame beroepsbevolking. De arbeidsdeelname was daarmee iets hoger dan bij de rest van de bevolking (tot 75 jaar). Bij onderwijsvolgende jongeren was de participatie 68 procent, voor niet-onderwijsvolgende jongeren 87 procent.
In een gebruikelijke werkweek werkten 15- tot 27‑jarige onderwijsvolgende jongeren gemiddeld 17 uur, niet-onderwijsvolgende jongeren 35 uur. In 2021 waren er lockdowns vanwege corona, zodat het aantal feitelijk gewerkte uren per week lager was. In een gebruikelijke werkweek werkten jongeren gemiddeld 24 uur per week, feitelijk echter 19 uur.
Van de werkzame scholieren en studenten had 45 procent werk tot 12 uur per week en 14 procent werkte in voltijd (35 uur of meer per week). Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren had 5 procent werk tot 12 uur en 62 procent werk in voltijd.
Met oplopende leeftijd vaker werk en vaker een werk in voltijd
De arbeidsdeelname bij jongeren (15 tot 27 jaar) is sterk leeftijdsafhankelijk. Als jongeren ouder zijn, hebben ze vaker werk, en werken ze ook vaker in voltijd.
Ongeveer 90 procent van de jongeren tot en met 20 jaar waren scholier of student. Bij jongeren ouder dan 21 jaar nam het aandeel onderwijsvolgende jongeren met de leeftijd continu sterk af en het aantal jongeren met werk in voltijd toe. Bij 26‑jarigen was nog maar ongeveer een kwart van de jongeren onderwijsvolgend, 56 procent werkte in voltijd.
leeftijd | Niet-werkzaam | < 12 uur per week | 12 tot 35 uur per week | 35 uur en meer (voltijd) |
---|---|---|---|---|
15 jaar | 108 | 73 | 10 | 1 |
16 jaar | 73 | 90 | 31 | 2 |
17 jaar | 57 | 95 | 44 | 7 |
18 jaar | 62 | 83 | 53 | 12 |
19 jaar | 58 | 78 | 63 | 18 |
20 jaar | 57 | 71 | 67 | 29 |
21 jaar | 52 | 67 | 70 | 35 |
22 jaar | 47 | 61 | 67 | 46 |
23 jaar | 50 | 48 | 63 | 56 |
24 jaar | 37 | 46 | 69 | 66 |
25 jaar | 37 | 38 | 62 | 79 |
26 jaar | 33 | 32 | 63 | 93 |
Steeds meer onderwijsvolgende jongeren met werk, steeds minder werkloos in 2021
In 2021 werkten bijna 1,2 miljoen onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27 jaar). Dat is meer dan in 2020. De nettoarbeidsparticipatie nam toe van 66 procent in 2020 naar 68 procent in 2021. Het aantal werkende niet-onderwijsvolgende jongeren daalde met 27 duizend naar in totaal 688 duizend in 2021. Dat de arbeidsparticipatie in deze groep wel toenam (van 84 naar 87 procent) komt doordat het totaal aantal niet-onderwijsvolgende jongeren nog sterker afnam.
In 2021 waren 136 duizend onderwijsvolgende jongeren werkloos, in 2020 waren dat er nog 142 duizend. Het aantal niet-onderwijsvolgende werkloze jongeren daalde van 57 duizend in 2020 naar 39 duizend in 2021. Het werkloosheidspercentage daalde voor beide groepen, van 11,1 naar 10,2 procent (onderwijsvolgenden) en van 7,4 naar 5,3 procent (niet-onderwijsvolgenden).
2020 was een keerpunt van de stijging van het aantal werkende jongeren (onderwijsvolgend én niet-onderwijsvolgend) sinds 2014. Bij onderwijsvolgenden steeg het aantal werkenden in 2021 weer, voor de niet-onderwijsvolgenden zette de daling door, maar hier speelde de afname van het aantal niet-onderwijsvolgende jongeren mee. In 2020 steeg de werkloosheid voor beide groepen behoorlijk, daarna daalde de werkloosheid weer in 2021.
Werkzaam, onderwijsvolgend | Werkzaam, niet-onderwijsvolgend | Werkloos, onderwijsvolgend | Werkloos, niet-onderwijsvolgend | |
---|---|---|---|---|
2013 | 1026 | 701 | 173 | 87 |
2014 | 1013 | 689 | 166 | 81 |
2015 | 1055 | 693 | 160 | 68 |
2016 | 1066 | 708 | 157 | 62 |
2017 | 1112 | 711 | 141 | 51 |
2018 | 1143 | 726 | 121 | 42 |
2019 | 1182 | 732 | 116 | 44 |
2020 | 1140 | 715 | 142 | 57 |
2021 | 1198 | 688 | 136 | 39 |
Meer onderwijsvolgende jongeren semiwerkloos
Volgens de richtlijnen van de International Labour Organization is iedereen werkloos die geen betaald werk heeft, recent naar werk heeft gezocht én daarvoor direct beschikbaar is. Verder worden ook zogenaamde semiwerklozen onderscheiden. Zij hebben geen werk, zijn niet op zoek maar wel beschikbaar voor werk óf hebben wel gezocht maar zijn niet direct beschikbaar. Het aantal onderwijsvolgende jongeren dat semiwerkloos was steeg van 96 duizend in 2020 naar 118 duizend in 2021, het aantal semiwerkloze niet-onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27 jaar) daalde van 21 naar 18 duizend.
Hoogste arbeidsparticipatie jongeren op Urk en in Reusel-De Mierden
Jongeren (15 tot 27 jaar) in Urk, Reusel-De Mierden en Staphorst hadden in 2020 met 84 à 85 procent de hoogste nettoarbeidsparticipatie. Dat was gemiddeld 74 procent. Onderaan de lijst stonden de gemeenten Vaals (40 procent), Wassenaar (43 procent) en Wageningen (45 procent).
In de vier grootste gemeenten van Nederland was de participatie van alle jongeren relatief laag: in Utrecht 65 procent, in Amsterdam 62 procent, in Rotterdam 61 procent en in Den Haag 57 procent.
Gemeenten in Nederland | Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 27 jaar) |
---|---|
Groningen | 57,0 |
Almere | 64,3 |
Stadskanaal | 70,2 |
Veendam | 66,0 |
Zeewolde | 71,9 |
Achtkarspelen | 70,8 |
Ameland | 78,2 |
Harlingen | 68,9 |
Heerenveen | 68,5 |
Leeuwarden | 63,3 |
Ooststellingwerf | 70,5 |
Opsterland | 70,1 |
Schiermonnikoog | . |
Smallingerland | 65,9 |
Terschelling | 65,9 |
Vlieland | 78,0 |
Weststellingwerf | 71,1 |
Assen | 67,5 |
Coevorden | 72,9 |
Emmen | 69,5 |
Hoogeveen | 74,2 |
Meppel | 68,5 |
Almelo | 67,4 |
Borne | 72,4 |
Dalfsen | 76,4 |
Deventer | 67,2 |
Enschede | 59,1 |
Haaksbergen | 78,2 |
Hardenberg | 76,5 |
Hellendoorn | 75,8 |
Hengelo | 68,8 |
Kampen | 78,1 |
Losser | 73,1 |
Noordoostpolder | 70,8 |
Oldenzaal | 74,7 |
Ommen | 74,0 |
Raalte | 79,5 |
Staphorst | 84,0 |
Tubbergen | 78,5 |
Urk | 84,6 |
Wierden | 77,9 |
Zwolle | 70,2 |
Aalten | 77,3 |
Apeldoorn | 71,2 |
Arnhem | 63,0 |
Barneveld | 81,7 |
Beuningen | 73,8 |
Brummen | 76,1 |
Buren | 74,5 |
Culemborg | 67,7 |
Doesburg | 66,4 |
Doetinchem | 70,1 |
Druten | 72,2 |
Duiven | 73,4 |
Ede | 74,3 |
Elburg | 77,6 |
Epe | 75,2 |
Ermelo | 72,8 |
Harderwijk | 74,0 |
Hattem | 71,8 |
Heerde | 76,7 |
Heumen | 68,6 |
Lochem | 69,3 |
Maasdriel | 76,1 |
Nijkerk | 76,6 |
Nijmegen | 64,2 |
Oldebroek | 76,7 |
Putten | 81,0 |
Renkum | 60,6 |
Rheden | 64,1 |
Rozendaal | 55,1 |
Scherpenzeel | 79,9 |
Tiel | 70,4 |
Voorst | 71,6 |
Wageningen | 44,9 |
Westervoort | 69,0 |
Winterswijk | 75,7 |
Wijchen | 72,6 |
Zaltbommel | 77,1 |
Zevenaar | 72,6 |
Zutphen | 64,6 |
Nunspeet | 81,0 |
Dronten | 67,7 |
Amersfoort | 70,2 |
Baarn | 65,3 |
De Bilt | 60,6 |
Bunnik | 64,8 |
Bunschoten | 81,9 |
Eemnes | 70,9 |
Houten | 67,2 |
Leusden | 70,3 |
Lopik | 77,4 |
Montfoort | 81,1 |
Renswoude | 82,4 |
Rhenen | 74,4 |
Soest | 69,6 |
Utrecht | 65,4 |
Veenendaal | 74,3 |
Woudenberg | 76,9 |
Wijk bij Duurstede | 74,6 |
IJsselstein | 71,0 |
Zeist | 57,7 |
Nieuwegein | 71,6 |
Aalsmeer | 72,5 |
Alkmaar | 73,0 |
Amstelveen | 57,8 |
Amsterdam | 61,7 |
Beemster | 71,8 |
Bergen (NH.) | 65,4 |
Beverwijk | 74,1 |
Blaricum | 53,2 |
Bloemendaal | 50,8 |
Castricum | 72,9 |
Diemen | 56,8 |
Edam-Volendam | 80,6 |
Enkhuizen | 72,0 |
Haarlem | 67,3 |
Haarlemmermeer | 68,7 |
Heemskerk | 74,5 |
Heemstede | 54,5 |
Heerhugowaard | 72,9 |
Heiloo | 69,8 |
Den Helder | 72,8 |
Hilversum | 64,2 |
Hoorn | 70,8 |
Huizen | 66,8 |
Landsmeer | 67,5 |
Langedijk | 77,7 |
Laren | 46,1 |
Medemblik | 76,7 |
Oostzaan | 71,6 |
Opmeer | 80,8 |
Ouder-Amstel | 60,9 |
Purmerend | 70,3 |
Schagen | 75,6 |
Texel | 78,2 |
Uitgeest | 76,2 |
Uithoorn | 70,7 |
Velsen | 72,1 |
Weesp | 68,2 |
Zandvoort | 66,7 |
Zaanstad | 69,1 |
Alblasserdam | 74,3 |
Alphen aan den Rijn | 72,4 |
Barendrecht | 68,1 |
Drechterland | 75,1 |
Brielle | 73,1 |
Capelle aan den IJssel | 66,5 |
Delft | 50,4 |
Dordrecht | 67,6 |
Gorinchem | 71,4 |
Gouda | 70,0 |
's-Gravenhage | 56,7 |
Hardinxveld-Giessendam | 80,3 |
Hellevoetsluis | 72,6 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 74,8 |
Stede Broec | 77,4 |
Hillegom | 74,3 |
Katwijk | 78,6 |
Krimpen aan den IJssel | 72,8 |
Leiden | 61,5 |
Leiderdorp | 67,3 |
Lisse | 76,6 |
Maassluis | 74,0 |
Nieuwkoop | 79,5 |
Noordwijk | 70,0 |
Oegstgeest | 52,9 |
Oudewater | 73,6 |
Papendrecht | 72,0 |
Ridderkerk | 73,7 |
Rotterdam | 60,9 |
Rijswijk | 61,6 |
Schiedam | 65,1 |
Sliedrecht | 74,7 |
Albrandswaard | 65,7 |
Westvoorne | 69,1 |
Vlaardingen | 69,3 |
Voorschoten | 60,9 |
Waddinxveen | 77,7 |
Wassenaar | 43,3 |
Woerden | 73,2 |
Zoetermeer | 67,3 |
Zoeterwoude | 70,4 |
Zwijndrecht | 71,4 |
Borsele | 79,1 |
Goes | 75,9 |
West Maas en Waal | 75,0 |
Hulst | 67,4 |
Kapelle | 79,8 |
Middelburg | 68,5 |
Reimerswaal | 80,1 |
Terneuzen | 70,6 |
Tholen | 75,7 |
Veere | 82,7 |
Vlissingen | 69,6 |
De Ronde Venen | 71,5 |
Tytsjerksteradiel | 68,5 |
Asten | 78,4 |
Baarle-Nassau | 77,4 |
Bergen op Zoom | 69,9 |
Best | 74,4 |
Boekel | 83,0 |
Boxmeer | 74,1 |
Boxtel | 72,4 |
Breda | 69,0 |
Deurne | 77,6 |
Pekela | 69,7 |
Dongen | 76,2 |
Eersel | 76,9 |
Eindhoven | 64,1 |
Etten-Leur | 73,2 |
Geertruidenberg | 76,2 |
Gilze en Rijen | 73,8 |
Goirle | 74,8 |
Grave | 70,2 |
Helmond | 69,0 |
's-Hertogenbosch | 73,0 |
Heusden | 76,0 |
Hilvarenbeek | 80,8 |
Loon op Zand | 81,3 |
Mill en Sint Hubert | 79,3 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 68,9 |
Oirschot | 82,1 |
Oisterwijk | 74,3 |
Oosterhout | 74,3 |
Oss | 73,7 |
Rucphen | 76,7 |
Sint-Michielsgestel | 73,9 |
Someren | 81,2 |
Son en Breugel | 70,3 |
Steenbergen | 74,2 |
Waterland | 67,4 |
Tilburg | 69,3 |
Uden | 76,9 |
Valkenswaard | 76,1 |
Veldhoven | 73,4 |
Vught | 69,1 |
Waalre | 65,5 |
Waalwijk | 76,4 |
Woensdrecht | 71,1 |
Zundert | 79,8 |
Wormerland | 72,2 |
Landgraaf | 67,7 |
Beek | 72,2 |
Beesel | 75,8 |
Bergen (L.) | 78,8 |
Brunssum | 68,6 |
Gennep | 74,8 |
Heerlen | 65,8 |
Kerkrade | 65,5 |
Maastricht | 46,9 |
Meerssen | 70,5 |
Mook en Middelaar | 69,4 |
Nederweert | 81,2 |
Roermond | 69,6 |
Simpelveld | 74,4 |
Stein | 70,7 |
Vaals | 39,7 |
Venlo | 71,2 |
Venray | 76,9 |
Voerendaal | 70,9 |
Weert | 73,2 |
Valkenburg aan de Geul | 71,2 |
Lelystad | 66,3 |
Horst aan de Maas | 81,2 |
Oude IJsselstreek | 72,0 |
Teylingen | 71,1 |
Utrechtse Heuvelrug | 61,3 |
Oost Gelre | 78,7 |
Koggenland | 80,0 |
Lansingerland | 68,6 |
Leudal | 74,1 |
Maasgouw | 71,0 |
Gemert-Bakel | 77,4 |
Halderberge | 74,0 |
Heeze-Leende | 73,4 |
Laarbeek | 75,4 |
Reusel-De Mierden | 84,1 |
Roerdalen | 74,2 |
Roosendaal | 72,1 |
Schouwen-Duiveland | 79,6 |
Aa en Hunze | 68,9 |
Borger-Odoorn | 72,8 |
Cuijk | 75,0 |
Landerd | 79,6 |
De Wolden | 75,5 |
Noord-Beveland | 75,6 |
Wijdemeren | 69,2 |
Noordenveld | 66,9 |
Twenterand | 75,4 |
Westerveld | 69,6 |
Sint Anthonis | 79,2 |
Lingewaard | 73,1 |
Cranendonck | 69,9 |
Steenwijkerland | 72,5 |
Moerdijk | 74,1 |
Echt-Susteren | 68,9 |
Sluis | 74,8 |
Drimmelen | 77,6 |
Bernheze | 79,7 |
Alphen-Chaam | 75,8 |
Bergeijk | 79,3 |
Bladel | 82,2 |
Gulpen-Wittem | 74,2 |
Tynaarlo | 60,7 |
Midden-Drenthe | 75,1 |
Overbetuwe | 70,8 |
Hof van Twente | 78,2 |
Neder-Betuwe | 82,3 |
Rijssen-Holten | 81,9 |
Geldrop-Mierlo | 71,8 |
Olst-Wijhe | 75,6 |
Dinkelland | 81,4 |
Westland | 80,8 |
Midden-Delfland | 74,3 |
Berkelland | 76,3 |
Bronckhorst | 72,8 |
Sittard-Geleen | 67,1 |
Kaag en Braassem | 76,4 |
Dantumadiel | 70,3 |
Zuidplas | 73,8 |
Peel en Maas | 81,2 |
Oldambt | 66,1 |
Zwartewaterland | 82,3 |
S�dwest-Frysl�n | 71,7 |
Bodegraven-Reeuwijk | 75,5 |
Eijsden-Margraten | 69,0 |
Stichtse Vecht | 68,3 |
Hollands Kroon | 77,3 |
Leidschendam-Voorburg | 60,2 |
Goeree-Overflakkee | 77,3 |
Pijnacker-Nootdorp | 66,1 |
Nissewaard | 69,9 |
Krimpenerwaard | 74,7 |
De Fryske Marren | 74,7 |
Gooise Meren | 55,8 |
Berg en Dal | 69,5 |
Meierijstad | 78,7 |
Waadhoeke | 70,9 |
Westerwolde | 64,3 |
Midden-Groningen | 66,9 |
Beekdaelen | 69,6 |
Montferland | 74,4 |
Altena | 77,9 |
West Betuwe | 74,9 |
Vijfheerenlanden | 75,1 |
Hoeksche Waard | 73,1 |
Het Hogeland | 66,5 |
Westerkwartier | 69,1 |
Noardeast-Frysl�n | 70,9 |
Molenlanden | 79,0 |
Eemsdelta | 65,7 |
De niet-onderwijsvolgende jongeren stonden wat arbeidsdeelname betreft in Boekel, Staphorst, Renswoude en Tubbergen (92 procent) bovenaan, Vaals (30 procent) en Wassenaar (50 procent) onderaan. In de vier grootste gemeenten was de arbeidsdeelname van niet-onderwijsvolgende jongeren in Utrecht 79 procent, in Amsterdam 72 procent, in Rotterdam 72 procent en in Den Haag 68 procent.
Gemeenten in Nederland | Nettoarbeidsparticipatie niet-onderwijsvolgend (15 tot 27 jaar) |
---|---|
Groningen | 71,0 |
Almere | 75,2 |
Stadskanaal | 80,1 |
Veendam | 76,4 |
Zeewolde | 82,9 |
Achtkarspelen | 85,4 |
Ameland | 85,9 |
Harlingen | 78,6 |
Heerenveen | 80,9 |
Leeuwarden | 73,2 |
Ooststellingwerf | 79,8 |
Opsterland | 80,7 |
Schiermonnikoog | . |
Smallingerland | 74,8 |
Terschelling | 87,8 |
Vlieland | 82,8 |
Weststellingwerf | 81,2 |
Assen | 76,5 |
Coevorden | 81,1 |
Emmen | 79,5 |
Hoogeveen | 83,3 |
Meppel | 81,6 |
Almelo | 76,1 |
Borne | 81,6 |
Dalfsen | 88,6 |
Deventer | 77,1 |
Enschede | 69,9 |
Haaksbergen | 86,0 |
Hardenberg | 86,0 |
Hellendoorn | 86,4 |
Hengelo | 77,0 |
Kampen | 85,7 |
Losser | 81,8 |
Noordoostpolder | 81,0 |
Oldenzaal | 83,6 |
Ommen | 84,2 |
Raalte | 88,7 |
Staphorst | 92,2 |
Tubbergen | 91,7 |
Urk | 89,3 |
Wierden | 90,8 |
Zwolle | 80,1 |
Aalten | 88,3 |
Apeldoorn | 77,7 |
Arnhem | 72,6 |
Barneveld | 90,7 |
Beuningen | 85,7 |
Brummen | 87,0 |
Buren | 87,8 |
Culemborg | 82,6 |
Doesburg | 76,8 |
Doetinchem | 77,9 |
Druten | 83,9 |
Duiven | 82,9 |
Ede | 84,6 |
Elburg | 86,2 |
Epe | 83,5 |
Ermelo | 79,5 |
Harderwijk | 82,9 |
Hattem | 86,9 |
Heerde | 88,4 |
Heumen | 81,6 |
Lochem | 83,6 |
Maasdriel | 88,0 |
Nijkerk | 86,3 |
Nijmegen | 75,5 |
Oldebroek | 87,0 |
Putten | 88,6 |
Renkum | 78,1 |
Rheden | 74,5 |
Rozendaal | 60,6 |
Scherpenzeel | 90,4 |
Tiel | 79,4 |
Voorst | 81,4 |
Wageningen | 61,1 |
Westervoort | 80,8 |
Winterswijk | 81,7 |
Wijchen | 84,5 |
Zaltbommel | 87,3 |
Zevenaar | 81,7 |
Zutphen | 74,0 |
Nunspeet | 87,6 |
Dronten | 79,5 |
Amersfoort | 81,4 |
Baarn | 74,7 |
De Bilt | 77,9 |
Bunnik | 82,2 |
Bunschoten | 89,8 |
Eemnes | 82,7 |
Houten | 82,5 |
Leusden | 84,9 |
Lopik | 89,5 |
Montfoort | 88,3 |
Renswoude | 92,0 |
Rhenen | 85,3 |
Soest | 80,4 |
Utrecht | 79,0 |
Veenendaal | 83,8 |
Woudenberg | 86,6 |
Wijk bij Duurstede | 85,1 |
IJsselstein | 82,4 |
Zeist | 70,5 |
Nieuwegein | 80,4 |
Aalsmeer | 85,4 |
Alkmaar | 80,7 |
Amstelveen | 68,8 |
Amsterdam | 72,4 |
Beemster | 81,5 |
Bergen (NH.) | 76,1 |
Beverwijk | 79,7 |
Blaricum | 69,8 |
Bloemendaal | 68,5 |
Castricum | 82,6 |
Diemen | 70,6 |
Edam-Volendam | 89,1 |
Enkhuizen | 80,1 |
Haarlem | 78,1 |
Haarlemmermeer | 79,1 |
Heemskerk | 82,0 |
Heemstede | 71,0 |
Heerhugowaard | 78,7 |
Heiloo | 82,9 |
Den Helder | 77,5 |
Hilversum | 77,6 |
Hoorn | 78,3 |
Huizen | 78,3 |
Landsmeer | 77,3 |
Langedijk | 86,9 |
Laren | 58,5 |
Medemblik | 84,3 |
Oostzaan | 81,6 |
Opmeer | 90,6 |
Ouder-Amstel | 75,9 |
Purmerend | 80,2 |
Schagen | 84,6 |
Texel | 86,4 |
Uitgeest | 85,2 |
Uithoorn | 79,6 |
Velsen | 81,5 |
Weesp | 80,5 |
Zandvoort | 78,5 |
Zaanstad | 76,8 |
Alblasserdam | 86,2 |
Alphen aan den Rijn | 83,2 |
Barendrecht | 81,7 |
Drechterland | 84,7 |
Brielle | 85,3 |
Capelle aan den IJssel | 78,2 |
Delft | 69,2 |
Dordrecht | 78,2 |
Gorinchem | 81,3 |
Gouda | 81,4 |
's-Gravenhage | 68,1 |
Hardinxveld-Giessendam | 90,4 |
Hellevoetsluis | 82,1 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 86,7 |
Stede Broec | 84,0 |
Hillegom | 83,3 |
Katwijk | 88,2 |
Krimpen aan den IJssel | 84,0 |
Leiden | 76,6 |
Leiderdorp | 80,2 |
Lisse | 86,2 |
Maassluis | 83,9 |
Nieuwkoop | 87,0 |
Noordwijk | 78,3 |
Oegstgeest | 71,7 |
Oudewater | 88,6 |
Papendrecht | 84,1 |
Ridderkerk | 83,5 |
Rotterdam | 72,1 |
Rijswijk | 76,3 |
Schiedam | 75,5 |
Sliedrecht | 80,8 |
Albrandswaard | 81,0 |
Westvoorne | 84,7 |
Vlaardingen | 79,3 |
Voorschoten | 73,6 |
Waddinxveen | 85,5 |
Wassenaar | 50,2 |
Woerden | 85,3 |
Zoetermeer | 78,5 |
Zoeterwoude | 81,1 |
Zwijndrecht | 83,0 |
Borsele | 88,5 |
Goes | 83,6 |
West Maas en Waal | 86,5 |
Hulst | 73,3 |
Kapelle | 88,9 |
Middelburg | 77,2 |
Reimerswaal | 88,5 |
Terneuzen | 75,0 |
Tholen | 86,5 |
Veere | 89,1 |
Vlissingen | 76,5 |
De Ronde Venen | 83,1 |
Tytsjerksteradiel | 81,3 |
Asten | 84,8 |
Baarle-Nassau | 84,5 |
Bergen op Zoom | 76,9 |
Best | 84,2 |
Boekel | 92,4 |
Boxmeer | 82,9 |
Boxtel | 82,7 |
Breda | 80,4 |
Deurne | 86,6 |
Pekela | 75,6 |
Dongen | 85,5 |
Eersel | 87,2 |
Eindhoven | 76,4 |
Etten-Leur | 83,3 |
Geertruidenberg | 86,4 |
Gilze en Rijen | 79,4 |
Goirle | 84,4 |
Grave | 76,7 |
Helmond | 78,4 |
's-Hertogenbosch | 81,5 |
Heusden | 85,3 |
Hilvarenbeek | 87,3 |
Loon op Zand | 87,8 |
Mill en Sint Hubert | 89,7 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 80,5 |
Oirschot | 90,8 |
Oisterwijk | 80,1 |
Oosterhout | 83,2 |
Oss | 82,6 |
Rucphen | 86,2 |
Sint-Michielsgestel | 86,6 |
Someren | 87,4 |
Son en Breugel | 81,0 |
Steenbergen | 80,1 |
Waterland | 80,8 |
Tilburg | 78,5 |
Uden | 85,5 |
Valkenswaard | 85,7 |
Veldhoven | 81,3 |
Vught | 77,3 |
Waalre | 78,4 |
Waalwijk | 83,8 |
Woensdrecht | 74,4 |
Zundert | 84,6 |
Wormerland | 82,0 |
Landgraaf | 76,2 |
Beek | 81,2 |
Beesel | 83,8 |
Bergen (L.) | 87,4 |
Brunssum | 75,9 |
Gennep | 82,0 |
Heerlen | 72,6 |
Kerkrade | 70,8 |
Maastricht | 53,9 |
Meerssen | 79,1 |
Mook en Middelaar | 79,7 |
Nederweert | 87,2 |
Roermond | 77,5 |
Simpelveld | 83,6 |
Stein | 79,8 |
Vaals | 30,1 |
Venlo | 76,2 |
Venray | 84,3 |
Voerendaal | 87,1 |
Weert | 78,6 |
Valkenburg aan de Geul | 82,8 |
Lelystad | 75,2 |
Horst aan de Maas | 87,8 |
Oude IJsselstreek | 83,6 |
Teylingen | 85,0 |
Utrechtse Heuvelrug | 73,9 |
Oost Gelre | 89,4 |
Koggenland | 87,7 |
Lansingerland | 82,6 |
Leudal | 81,8 |
Maasgouw | 80,3 |
Gemert-Bakel | 86,5 |
Halderberge | 81,5 |
Heeze-Leende | 84,1 |
Laarbeek | 86,7 |
Reusel-De Mierden | 89,9 |
Roerdalen | 81,6 |
Roosendaal | 79,9 |
Schouwen-Duiveland | 87,8 |
Aa en Hunze | 80,0 |
Borger-Odoorn | 81,9 |
Cuijk | 84,3 |
Landerd | 90,0 |
De Wolden | 86,2 |
Noord-Beveland | 85,0 |
Wijdemeren | 82,6 |
Noordenveld | 78,6 |
Twenterand | 88,6 |
Westerveld | 79,9 |
Sint Anthonis | 88,3 |
Lingewaard | 83,6 |
Cranendonck | 76,1 |
Steenwijkerland | 84,8 |
Moerdijk | 84,5 |
Echt-Susteren | 79,6 |
Sluis | 81,3 |
Drimmelen | 86,6 |
Bernheze | 89,1 |
Alphen-Chaam | 86,1 |
Bergeijk | 87,8 |
Bladel | 88,9 |
Gulpen-Wittem | 83,1 |
Tynaarlo | 70,8 |
Midden-Drenthe | 85,7 |
Overbetuwe | 83,2 |
Hof van Twente | 86,4 |
Neder-Betuwe | 91,6 |
Rijssen-Holten | 90,8 |
Geldrop-Mierlo | 82,6 |
Olst-Wijhe | 85,9 |
Dinkelland | 91,0 |
Westland | 88,2 |
Midden-Delfland | 88,2 |
Berkelland | 84,4 |
Bronckhorst | 83,4 |
Sittard-Geleen | 75,1 |
Kaag en Braassem | 85,3 |
Dantumadiel | 83,8 |
Zuidplas | 83,8 |
Peel en Maas | 87,0 |
Oldambt | 76,1 |
Zwartewaterland | 89,6 |
S�dwest-Frysl�n | 82,4 |
Bodegraven-Reeuwijk | 86,1 |
Eijsden-Margraten | 80,4 |
Stichtse Vecht | 81,1 |
Hollands Kroon | 85,6 |
Leidschendam-Voorburg | 73,5 |
Goeree-Overflakkee | 87,6 |
Pijnacker-Nootdorp | 81,5 |
Nissewaard | 81,4 |
Krimpenerwaard | 88,0 |
De Fryske Marren | 85,3 |
Gooise Meren | 74,6 |
Berg en Dal | 78,0 |
Meierijstad | 86,4 |
Waadhoeke | 81,5 |
Westerwolde | 71,1 |
Midden-Groningen | 75,7 |
Beekdaelen | 80,0 |
Montferland | 84,4 |
Altena | 88,0 |
West Betuwe | 87,6 |
Vijfheerenlanden | 85,6 |
Hoeksche Waard | 86,0 |
Het Hogeland | 78,7 |
Westerkwartier | 83,1 |
Noardeast-Frysl�n | 84,4 |
Molenlanden | 89,8 |
Eemsdelta | 76,3 |
6.2Arbeidskenmerken
Oproep- of invalkracht dominant onder jongere onderwijsvolgende flexwerknemers
Vrijwel alle werkende 15- tot 27‑jarige onderwijsvolgende en niet-onderwijsvolgende jongeren waren als werknemer werkzaam in 2021. Een klein deel was als zelfstandige of meewerkend gezinslid werkzaam.
Bijna 9 op de 10 onderwijsvolgende werknemers had een flexibele arbeidsrelatie. Bij de niet-onderwijsvolgende werknemers was dit bijna 6 op de 10. Anders dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie hebben deze zogenaamde flexwerknemers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week.
61 procent van de onderwijsvolgende flexwerknemers was werkzaam als oproep- of invalkracht, onder niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 25 procent. Van de niet-onderwijsvolgende jongeren was 18 procent uitzendkracht en had 28 procent een tijdelijk contract met uitzicht op een vast dienstverband.
onderwijs | Tijdelijk, uitzicht op vast | Tijdelijk >= 1 jaar | Tijdelijk < 1 jaar | Uitzendkracht | Oproepkracht of invalkracht | Contract onbekend |
---|---|---|---|---|---|---|
Onderwijsvolgend | 5,1 | 7,3 | 11,7 | 8,7 | 61,5 | 5,8 |
Niet-onderwijsvolgend | 27,9 | 16,8 | 10,2 | 18,1 | 25,2 | 1,8 |
Nieuwe vraagstelling Enquête beroepsbevolking
Voor onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden (15 tot 27 jaar) zijn geen cijfers over 2013–2020 naar type arbeidsrelatie beschikbaar die volledig vergelijkbaar zijn met de cijfers vanaf 2021. Voor het totaal aantal werkenden is dat wel beschikbaar maar de effecten van de methodewijziging verschillen per leeftijdsgroep en zijn groter voor jongeren. Vóór de methodewijziging in 2021 luidde de vraag of men in vaste dienst was. Vanaf 2021 wordt gevraagd of men een tijdelijk contract heeft (bijvoorbeeld één jaar) of een vast contract (voor onbepaalde tijd). Ook wordt voortaan gevraagd of men werkzaam is via een detacheringsbureau. Wie daarop ‘ja’ antwoordt, telt mee bij de uitzendkrachten.
Lader, losser of vakkenvuller veelvoorkomend beroep
Van de onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27) werkte 16 procent als lader, losser of vakkenvuller in 2021. Bij niet-onderwijsvolgenden was dit met 4 procent een stuk minder, maar ook voor deze groep een van de veelvoorkomende beroepen. Bij zowel onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jongeren stond verkoopmedewerker detailhandel hoog op de lijst.
Beroep | beroep |
---|---|
Onderwijsvolgend | . |
Laders, lossers en vakkenvullers | 16,2 |
Verkoopmedewerkers detailhandel | 10,6 |
Kelners en barpersoneel | 6,7 |
Kassamedewerkers | 4,7 |
Keukenhulpen | 3,4 |
Niet onderwijsvolgend | . |
Verkoopmedewerkers detailhandel | 5,0 |
Laders, lossers en vakkenvullers | 4,2 |
Software- en applicatieontwikkelaars | 4,0 |
Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders | 3,5 |
Receptionisten en telefonisten | 3,0 |
Van de onderwijsvolgende laders, losser en vakkenvullers had 64 procent werk tot 12 uur per week. Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren was dit percentage 16. Van deze jongeren werkte 36 procent in voltijd.
Bij niet-onderwijsvolgende jongeren varieerde het aantal gewerkte uren in een gebruikelijke werkweek tussen de veelvoorkomende beroepen. Van de software- en applicatieontwikkelaars werkte het overgrote deel (89 procent) in voltijd, terwijl dit bij verkoopmedewerkers detailhandel (38 procent), laders, lossers en vakkenvullers (36 procent) en sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders (35 procent) lager was.
onderwijs | beroep | 0 - 11 uur | 12 - 19 uur | 20 - 27 uur | 28 - 34 uur | 35 uur en meer |
---|---|---|---|---|---|---|
Onderwijs- volgenden |
Verkoopmedewerkers detailhandel, Onderwijs- volgenden |
54,1 | 28,0 | 8,2 | 4,6 | 5,0 |
Onderwijs- volgenden |
Kelners en barpersoneel, Onderwijs- volgenden |
47,5 | 25,1 | 14,3 | 6,9 | 6,3 |
Onderwijs- volgenden |
Kassamedewerkers, Onderwijs- volgenden |
61,1 | 26,5 | 7,9 | 2,3 | 2,2 |
Onderwijs- volgenden |
Keukenhulpen, Onderwijs- volgenden |
56,0 | 29,4 | 8,4 | 2,8 | 3,4 |
Onderwijs- volgenden |
Laders, lossers en vakkenvullers, Onderwijs- volgenden |
64,1 | 23,6 | 7,1 | 2,2 | 3,0 |
Onderwijs- volgenden |
, Onderwijs- volgenden |
. | . | . | . | . |
Niet-onderwijs- volgenden |
Verkoopmedewerkers detailhandel, Niet-onderwijs- volgenden |
7,5 | 8,5 | 29,0 | 16,9 | 38,1 |
Niet-onderwijs- volgenden |
Laders, lossers en vakkenvullers, Niet-onderwijs- volgenden |
16,0 | 11,1 | 19,6 | 16,8 | 36,5 |
Niet-onderwijs- volgenden |
Software- en applicatieontwikkelaars, Niet-onderwijs- volgenden |
0,4 | 1,5 | 2,7 | 6,0 | 89,3 |
Niet-onderwijs- volgenden |
Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, Niet-onderwijs- volgenden |
2,4 | 4,9 | 15,5 | 42,7 | 34,6 |
Niet-onderwijs- volgenden |
Receptionisten en telefonisten, Niet-onderwijs- volgenden |
6,1 | 2,4 | 6,4 | 29,9 | 55,2 |
6.3Arbeidsomstandigheden
Kelners en barpersoneel hoge werkdruk en vaak werken op zondag
Van de jongeren (15 tot 27 jaar) die naast school of studie een baan in loondienst hadden, gaf 27 procent vaak of altijd een hoge werkdruk te ervaren in 2021. Bij niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 33 procent. Bij enkele beroepen is het aandeel jongeren met een hoge werkdruk hoger, zoals voor kelners en barpersoneel (37 en 38 procent bij onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden).
Op kenmerken die (positief) samenhangen met werkdruk zoals regelmatig zondags en ’s-nachts werken scoorden kelners en barpersoneel hoger dan in de overige beroepsgroepen. Van de onderwijsvolgende kelners en barpersoneel werkte 59 procent regelmatig zondags en ’s-nachts tegenover 33 procent bij onderwijsvolgenden in de overige beroepen. Voor de niet-onderwijsvolgende kelners en barpersoneel lagen deze percentages bij 72 en 21 procent. Op autonomie (regelmatig zelfstandig werken) dat negatief met werkdruk samenhangt scoorden jongeren die als kelner of als barpersoneel werkten juist lager (17 versus 27 procent (onderwijsvolgend) en 29 versus 42 procent (niet-onderwijsvolgend)). Dat gold voor niet-onderwijsvolgenden in deze beroepsgroep ook voor fysiek zwaar werk. Zij gaven vaker dan in de overige beroepsgroepen waarin niet-onderwijsvolgende jongeren werkten aan dat het werk regelmatig fysiek zwaar was (50 versus 43 procent). Onderwijsvolgende kelners en barpersoneel gaven juist minder vaak aan dat het werk regelmatig fysiek zwaar was (44 versus 51 procent).
onderwijs | beroep | hoge werkdruk |
---|---|---|
Onderwijsvolgenden | kelners en barpersoneel, Onderwijsvolgenden | 37,3 |
Onderwijsvolgenden | keukenhulpen, Onderwijsvolgenden | 32,8 |
Onderwijsvolgenden | laders, lossers en vakkenvullers, Onderwijsvolgenden | 28,1 |
Onderwijsvolgenden | verkoopmedewerkers detailhandel, Onderwijsvolgenden | 22,3 |
Onderwijsvolgenden | kassamedewerkers, Onderwijsvolgenden | 19,7 |
Onderwijsvolgenden | Totaal, Onderwijsvolgenden | 27,0 |
Onderwijsvolgenden | , Onderwijsvolgenden | . |
Niet-onderwijsvolgenden | sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, Niet-onderwijsvolgenden | 38,5 |
Niet-onderwijsvolgenden | verkoopmedewerkers detailhandel, Niet-onderwijsvolgenden | 31,0 |
Niet-onderwijsvolgenden | laders, lossers en vakkenvullers, Niet-onderwijsvolgenden | 30,9 |
Niet-onderwijsvolgenden | receptionisten en telefonisten, Niet-onderwijsvolgenden | 30,6 |
Niet-onderwijsvolgenden | software- en applicatieontwikkelaars, Niet-onderwijsvolgenden | 25,0 |
Niet-onderwijsvolgenden | Totaal, Niet-onderwijsvolgenden | 33,0 |
Bron: CBS/TNO |
Meer jongeren ervoeren hoge werkdruk in 2021
In 2021 was het aandeel jongeren dat (altijd of vaak) een hoge werkdruk ervoer gestegen, nadat het in het 2020 nog was gedaald. In 2020 had 25 procent (onderwijsvolgenden) en 30 procent (niet-onderwijsvolgenden) een hoge werkdruk, in 2021 was dit 27 en 33.
Onder onderwijsvolgende jongeren nam vooral bij kelners, barpersoneel en laders, lossers, vakkenvullers het aandeel met hoge werkdruk toe. Ook dit was een breuk met de paar jaren ervoor, toen zij steeds minder vaak aangaven een hoge werkdruk te ervaren. Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren steeg in 2021 het aandeel met een hoge werkdruk naar verhouding veel bij sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders. De grootste stijging in het aandeel met hoge werkdruk ondervonden niet-onderwijsvolgende jongeren met een beroep als software- en applicatieontwikkelaar. Dit aandeel wisselde echter relatief sterk de afgelopen jaren.
Psychische vermoeidheid door werk hoog bij verkoopmedewerkers detailhandel
Werkdruk en psychische vermoeidheid bij jongeren met een werknemersbaan zijn gerelateerd. Onderwijsvolgende jongeren die opgaven een hoge werkdruk te ervaren, waren gemiddeld ruim 3 keer zo vaak psychisch vermoeid dan onderwijsvolgende jongeren die geen hoge werkdruk ervoeren. Bij niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 3 keer zo vaak. Van de 15‑ tot 27‑jarige onderwijsvolgende jongeren gaf 11 procent op altijd of regelmatig psychisch vermoeid te zijn. Bij de werknemers die geen onderwijs volgden, was dit 20 procent. Verkoopmedewerkers detailhandel waren zowel bij onderwijsvolgenden als niet-onderwijsvolgenden het vaakst psychisch vermoeid (onderwijsvolgend: 13 procent; niet-onderwijsvolgend: 23 procent).
Toename psychische vermoeidheid door werk in 2021
In 2021 nam het aandeel onderwijsvolgenden met een werknemersbaan dat psychisch vermoeid was vanwege werk na enkele jaren te zijn afgenomen voor het eerst weer toe. Het niveau van 2018 (11 procent) werd geëvenaard. Onder niet-onderwijsvolgenden jongeren steeg dit aandeel ten opzichte van 2020 eveneens, maar bleef onder het niveau van 2018.
jongeren | Totaal | Niet-onderwijsvolgend | Onderwijsvolgend |
---|---|---|---|
2014 | 9,7 | 13,8 | 7,1 |
2015 | 9,1 | 13,0 | 6,6 |
2016 | 11,7 | 15,5 | 9,5 |
2017 | 11,8 | 17,1 | 8,8 |
2018 | 14,9 | 21,0 | 11,4 |
2019 | 13,8 | 19,3 | 10,7 |
2020 | 13,7 | 19,8 | 10,4 |
2021 | 14,6 | 20,1 | 11,4 |
Bron: CBS/TNO | |||
Meesten tevreden over werk
In 2021 was 6 procent van de onderwijsvolgende 15- tot 27‑jarige werknemers ontevreden over het werk, bij niet-onderwijsvolgenden was dit 8 procent. Op specifieke onderdelen van het werk waren jongere werknemers vaker niet tevreden.noot1 Ze waren het vaakst niet tevreden over het salaris. Het tweede aspect waar jonge werknemers relatief ontevreden over waren was het niet zelf kunnen bepalen van werktijden.
onderwijs | antwoord | 2021 | 2020 |
---|---|---|---|
Onderwijs- volgend |
Salaris, Onderwijs- volgend |
25,8 | 22,2 |
Onderwijs- volgend |
Werktijden zelf kunnen bepalen, Onderwijs- volgend |
18,3 | 17,2 |
Onderwijs- volgend |
CAO, Onderwijs- volgend |
13,0 | 10,9 |
Onderwijs- volgend |
Leidinggevende, Onderwijs- volgend |
10,1 | 9,1 |
Onderwijs- volgend |
Contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht e.d), Onderwijs- volgend |
7,5 | 7,6 |
Onderwijs- volgend |
Werkzekerheid, Onderwijs- volgend |
8,4 | 10,9 |
Onderwijs- volgend |
, Onderwijs- volgend |
. | . |
Niet- onderwijs- volgend |
Salaris, Niet- onderwijs- volgend |
27,5 | 26,0 |
Niet- onderwijs- volgend |
Werktijden zelf kunnen bepalen, Niet- onderwijs- volgend |
26,6 | 27,2 |
Niet- onderwijs- volgend |
CAO, Niet- onderwijs- volgend |
18,8 | 17,8 |
Niet- onderwijs- volgend |
Leidinggevende, Niet- onderwijs- volgend |
12,6 | 12,0 |
Niet- onderwijs- volgend |
Contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht e.d), Niet- onderwijs- volgend |
10,1 | 11,9 |
Niet- onderwijs- volgend |
Werkzekerheid, Niet- onderwijs- volgend |
8,5 | 11,3 |
Bron: CBS/TNO |
Zowel onderwijsvolgenden als niet-onderwijsvolgende jongeren waren vaker dan in 2020 niet tevreden over de CAO, over leidinggevenden en salaris. In 2018 en 2019 was het aandeel dat niet tevreden was op de meeste van deze onderdelen iets hoger zowel bij onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jongeren. Alleen in 2018 en 2019 was het aandeel onderwijsvolgende jongeren dat niet tevreden was over het salaris nagenoeg gelijk aan dat van 2021.
6.4Methode
Voor de paragrafen 6.1 (Arbeidsdeelname) en 6.2 (Arbeidskenmerken) zijn gegevens uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS gebruikt. Paragraaf 6.3 (Arbeidsomstandigheden) is gebaseerd op de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), die het CBS in samenwerking met het TNO uitvoert. De EBB is een doorlopende enquête gedurende het hele jaar, de NEA wordt in de laatste drie maanden van het jaar gehouden.
Of een jongere onderwijsvolgend is of niet, is in de EBB specifieker vastgesteld dan in de NEA. In de EBB is iemand onderwijsvolgend als hij/zij opgeeft actueel 6 maanden aansluitend een opleiding te volgen in door de overheid bekostigd onderwijs, op basis van de NEA geldt de bekostiging niet als criterium. In de tekst wordt geen onderscheid gemaakt doordat consequent van onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden wordt gesproken.
6.5Begrippen
Beroepsbevolking
Personen die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking) of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).
Flexibele arbeidsrelatie
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Tot de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie behoren: werknemer met uitzicht op vast, werknemer tijdelijk ≥ 1 jaar, werknemer tijdelijk ≤ 1 jaar, oproep-/invalkracht, uitzendkracht, werknemer flexcontract onbekend.
Nettoarbeidsparticipatie
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).
Onderwijsvolgend
Op basis van de NEA is iedereen onderwijsvolgend die actueel 6 maanden aansluitend een opleiding volgde. Op basis van de EBB is aanvullend geëist dat het om formeel onderwijs gaat dat door de overheid bekostigd is.
Semiwerklozen
Personen zonder betaald werk die recent naar werk hebben gezocht maar hiervoor niet op korte termijn beschikbaar zijn en personen zonder betaald werk die op korte termijn beschikbaar zijn voor werk maar hiernaar niet recent hebben gezocht. Semiwerklozen behoren niet tot de werkloze beroepsbevolking.
Vaste arbeidsrelatie
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week.
Wekelijkse arbeidsduur
Het aantal uren dat een persoon in een gebruikelijke werkweek werkt, overwerkuren en onbetaalde uren niet meegerekend.
Werkdruk
Bij werkdruk gaat het in deze bijdrage om (kwantitatieve) taakeisen. Dit is gemeten met drie enquêtevragen:
- Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?
- Moet u heel veel werk doen?
- Moet u erg snel werken?
De antwoordcategorieën zijn bij elke vraag: altijd (score 4), vaak (score 3), soms (score 2) of nooit (score 1). Als iemand gemiddeld op de drie uitspraken een score heeft van 2,5 of hoger, dan er is sprake van altijd of vaak een hoge werkdruk.
Psychische vermoeidheid door werk
Psychische vermoeidheid door het werk wordt gemeten aan de hand van vijf uitspraken:
- Ik voel me emotioneel uitgeput door mijn werk.
- Aan het einde van een werkdag voel ik me leeg.
- Ik voel me moe als ik ’s morgens opsta en geconfronteerd word met mijn werk.
- Het vergt heel veel van mij om de hele dag met mensen te werken.
- Ik voel me compleet uitgeput door mijn werk.
De antwoordmogelijkheden hierbij zijn: nooit, enkele keren per jaar, maandelijks, enkele keren per maand, wekelijks, enkele keren per week of elke dag.
Als iemand gemiddeld op de vijf uitspraken enkele keren per maand of vaker antwoordt, dan is sprake van psychische vermoeidheid door werk.
Werkloosheidspercentage
De werkloze beroepsbevolking als percentage van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking.
Werkloze beroepsbevolking
Personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (overeenkomstig de internationale definitie van de ILO). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Werknemer
Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.
Werkzame beroepsbevolking
Personen die betaald werk hebben. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Zelfstandigheid in het werk (autonomie)
Zelfstandigheid in het werk wordt gemeten aan de hand van zes uitspraken (in 2020 en 2021 alleen wanneer het werk niet stil lag):
- Kan zelf beslissen hoe werk wordt uitgevoerd.
- Bepaalt zelf de volgorde van de werkzaamheden.
- Kan werktempo zelf bepalen.
- Bedenkt in het werk zelf oplossingen om bepaalde dingen te doen.
- Kan verlof opnemen wanneer men wil.
- Kan zelf bepalen op welke tijden men werkt.
De antwoordmogelijkheden hierbij zijn: ‘ja, regelmatig’ en ‘ja, soms’ en ‘nee’. Als iemand gemiddeld op de vijf uitspraken ‘ja, regelmatig’ antwoordt, dan kan het werk regelmatig zelfstandig uitgevoerd worden.
6.6Meer informatie en literatuur
Meer informatie
Cijfers over arbeidsdeelname en werkloosheid onder jongeren (15 tot 27 jaar) in Nederland zijn te vinden in Jeugdmonitor StatLine, cijfers over arbeidsomstandigheden van jongeren (15 tot 25 jaar) in StatLine: Psychosociale arbeidsbelasting, StatLine: Fysieke arbeidsbelasting, StatLine: Arbeidsongevallen en StatLine: Duurzame inzetbaarheid.
Literatuur
CBS (2021, 19 augustus) Werkloosheid daalt het sterkst onder jongeren, CBS nieuwsbericht.
CBS (2021, 8 september) Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, CBS achtergrondartikel.
CBS (2022, 17 maart) Vooral jongeren wilden meer uren werken in 2021, CBS nieuwsbericht.
CBS (2022, 1 juni) Mentale gezondheid jongeren afgenomen, Nieuwsbericht.
CBS (2021, 14 december) Welzijn en stress bij jongeren, CBS achtergrondartikel.
CBS (2021, 1 november) Werk: jongeren op de arbeidsmarkt, CBS boekbijdrage.
Noten
De respondent heeft op de vraag of hij/zij ‘alles bij elkaar genomen‘ tevreden is over het werk ook nog de keuze ‘niet ontevreden/niet tevreden’ te antwoorden. Op de vragen voor de verschillende items is dit niet het geval.