Foto omschrijving: Medewerkers van een supermarkt zijn in het magazijn kratten aan het stapelen

Werk

Jongeren op de arbeidsmarkt

Auteur: Harry Bierings

De arbeidsmarkt in 2021 liet een toename zien van het aantal mensen met werk en de werkloosheid nam af. Het beeld voor jongeren (15 tot 27 jaar) past daarbij in grote lijnen. Het aantal niet-onderwijsvolgende jongeren met werk nam toe, terwijl het aantal onderwijsvolgende jongeren met werk afnam. Beide groepen jongeren gingen meer uren gemiddeld per week werken. De werkloosheid nam bij niet-onderwijsvolgende jongeren meer af. Zowel de onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jeugd ervoer vaker dan in 2020 een hoge werkdruk. Ook kwam psychische vermoeidheid door werk in 2021 bij beide groepen iets vaker voor.

6.1Kerncijfers arbeidsmarkt jongeren
Eenheid 2013 2019 2020 2021 Verandering
2020–2021
Bevolking 15 tot 27 jaar1)              
Onderwijsvolgend2) x 1 000 1 598 1 704 1 717 1 765 +  
waarvan
werkzaam x 1 000 1 026 1 182 1 140 1 198 +  
niet-werkzaam x 1 000 572 522 577 567   -
waarvan
werkloos x 1 000 173 116 142 136   -
semiwerkloos x 1 000 111 80 96 118 +  
Werknemers x 1 000 991 1 145 1 104 1 153 +  
waarvan met een flexibele arbeidsrelatie3) % . . . 87    
Arbeidsduur3) Uren . . . 17    
Nettoarbeidsparticipatie % 64,2 69,4 66,4 67,9 +  
Werkloosheid % 14,4 8,9 11,1 10,2   -
Niet-onderwijsvolgend x 1 000 861 855 852 791   -
waarvan
werkzaam x 1 000 701 732 715 688   -
niet-werkzaam x 1 000 160 123 137 103   -
waarvan
werkloos x 1 000 87 44 57 39   -
semiwerkloos x 1 000 24 21 21 18   -
Werknemers x 1 000 660 691 668 641   -
waarvan met een flexibele arbeidsrelatie3) % . . . 56    
Arbeidsduur3) Uren 32,0 33,6 33,2 34,7 +  
Nettoarbeidsparticipatie % 81,4 85,6 83,9 86,9 +  
Werkloosheid % 11,0 5,7 7,4 5,3   -
Arbeidsomstandigheden werknemers 15 tot 27 jaar4)              
Onderwijsvolgend5)              
Psychische vermoeid door het werk % . 10,7 10,4 11,4 +  
Hoge ervaren werkdruk % . 29,0 24,7 26,5 +  
(Zeer) tevreden met het werk % . 79,0 79,9 78,1   -
Niet-onderwijsvolgend              
Psychische vermoeid door het werk % . 19,3 19,8 20,1 +  
Hoge ervaren werkdruk % . 35,1 30,2 33,0 +  
(Zeer) tevreden met het werk % . 75,9 76,9 77,3 +  

1)Bron: Enquête beroepsbevolking. Cijfers van 2013, 2019 en 2020 zijn voorlopig.

2)Volgt actueel een opleiding van 6 maanden of langer in het reguliere onderwijs.

3)Zie kader direct hieronder.

4)Bron: Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (CBS/TNO).

5)Volgt actueel een opleiding van 6 maanden of langer.

Nieuwe uitkomsten over de beroepsbevolking

Vanaf 2021 is een EU-verordening van kracht die er voor moet zorgen dat alle lidstaten dezelfde enquêtevragen in de Enquête beroepsbevolking (EBB) stellen. De methodewijziging die dit bij het tot gevolg had, heeft bijvoorbeeld ertoe geleid dat de uitkomsten over de werkzame- en werkloze beroepsbevolking vanaf 2021 hoger dan volgens de oude methode (meer werklozen, maar ook meer werkenden met nieuwe meetmethode). Om een meer zuivere vergelijking van de uitkomsten met het jaar 2021 mogelijk te maken, heeft het CBS de cijfers over de beroepsbevolking van 2013 tot en met 2020 gecorrigeerd voor de methodebreuk in een aantal kernvariabelen. Deze editie van de Jeugdmonitor bevat deze voor methodebreuk gecorrigeerde reeksen 2013–2020. Echter, voor nadere detaillering van de kernvariabelen naar subgroepen of achtergrondkenmerken kunnen er nog methodebreuken blijven bestaan. Zo zijn bijvoorbeeld de cijfers over flexibele arbeidsrelaties en de arbeidsduur specifiek voor jongeren nog steeds niet voltijdelijk vergelijkbaar.

Daarnaast zijn de uitkomsten niet meer vergelijkbaar met die van oudere jaren zoals die in vorige edities van de Jeugdmonitor zijn gepubliceerd.

6.1Arbeidsdeelname

Meerderheid werkende scholieren en studenten werkte tot 12 uur per week

Bijna drie kwart (74 procent) van de jongeren (15 tot 27 jaar) maakte in 2021 deel uit van de werkzame beroepsbevolking. De arbeidsdeelname was daarmee iets hoger dan bij de rest van de bevolking (tot 75 jaar). Bij onderwijsvolgende jongeren was de participatie 68 procent, voor niet-onderwijsvolgende jongeren 87 procent.

In een gebruikelijke werkweek werkten 15- tot 27‑jarige onderwijsvolgende jongeren gemiddeld 17 uur, niet-onderwijsvolgende jongeren 35 uur. In 2021 waren er lockdowns vanwege corona, zodat het aantal feitelijk gewerkte uren per week lager was. In een gebruikelijke werkweek werkten jongeren gemiddeld 24 uur per week, feitelijk echter 19 uur.

Van de werkzame scholieren en studenten had 45 procent werk tot 12 uur per week en 14 procent werkte in voltijd (35 uur of meer per week). Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren had 5 procent werk tot 12 uur en 62 procent werk in voltijd.

Met oplopende leeftijd vaker werk en vaker een werk in voltijd

De arbeidsdeelname bij jongeren (15 tot 27 jaar) is sterk leeftijdsafhankelijk. Als jongeren ouder zijn, hebben ze vaker werk, en werken ze ook vaker in voltijd.

Ongeveer 90 procent van de jongeren tot en met 20 jaar waren scholier of student. Bij jongeren ouder dan 21 jaar nam het aandeel onderwijsvolgende jongeren met de leeftijd continu sterk af en het aantal jongeren met werk in voltijd toe. Bij 26‑jarigen was nog maar ongeveer een kwart van de jongeren onderwijsvolgend, 56 procent werkte in voltijd.

6.1.1 Arbeidsduur in gebruikelijke werkweek, 15- tot 27-jarigen, 2021 (x 1 000)
leeftijd Niet-werkzaam < 12 uur per week 12 tot 35 uur per week 35 uur en meer (voltijd)
15 jaar 108 73 10 1
16 jaar 73 90 31 2
17 jaar 57 95 44 7
18 jaar 62 83 53 12
19 jaar 58 78 63 18
20 jaar 57 71 67 29
21 jaar 52 67 70 35
22 jaar 47 61 67 46
23 jaar 50 48 63 56
24 jaar 37 46 69 66
25 jaar 37 38 62 79
26 jaar 33 32 63 93
5,3% van de niet-onderwijsvolgende jongeren in 2021 werkloos Buitenvorm Binnenvorm

Steeds meer onderwijsvolgende jongeren met werk, steeds minder werkloos in 2021

In 2021 werkten bijna 1,2 miljoen onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27 jaar). Dat is meer dan in 2020. De nettoarbeidsparticipatie nam toe van 66 procent in 2020 naar 68 procent in 2021. Het aantal werkende niet-onderwijsvolgende jongeren daalde met 27 duizend naar in totaal 688 duizend in 2021. Dat de arbeidsparticipatie in deze groep wel toenam (van 84 naar 87 procent) komt doordat het totaal aantal niet-onderwijsvolgende jongeren nog sterker afnam.

In 2021 waren 136 duizend onderwijsvolgende jongeren werkloos, in 2020 waren dat er nog 142 duizend. Het aantal niet-onderwijsvolgende werkloze jongeren daalde van 57 duizend in 2020 naar 39 duizend in 2021. Het werkloosheidspercentage daalde voor beide groepen, van 11,1 naar 10,2 procent (onderwijsvolgenden) en van 7,4 naar 5,3 procent (niet-onderwijsvolgenden).

2020 was een keerpunt van de stijging van het aantal werkende jongeren (onderwijsvolgend én niet-onderwijsvolgend) sinds 2014. Bij onderwijsvolgenden steeg het aantal werkenden in 2021 weer, voor de niet-onderwijsvolgenden zette de daling door, maar hier speelde de afname van het aantal niet-onderwijsvolgende jongeren mee. In 2020 steeg de werkloosheid voor beide groepen behoorlijk, daarna daalde de werkloosheid weer in 2021.

6.1.2 Werkzame en werkloze jongeren (15 tot 27 jaar)
Werkzaam, onderwijsvolgend Werkzaam, niet-onderwijsvolgend Werkloos, onderwijsvolgend Werkloos, niet-onderwijsvolgend
2013 1026 701 173 87
2014 1013 689 166 81
2015 1055 693 160 68
2016 1066 708 157 62
2017 1112 711 141 51
2018 1143 726 121 42
2019 1182 732 116 44
2020 1140 715 142 57
2021 1198 688 136 39

Meer onderwijsvolgende jongeren semiwerkloos

Volgens de richtlijnen van de International Labour Organization is iedereen werkloos die geen betaald werk heeft, recent naar werk heeft gezocht én daarvoor direct beschikbaar is. Verder worden ook zogenaamde semiwerklozen onderscheiden. Zij hebben geen werk, zijn niet op zoek maar wel beschikbaar voor werk óf hebben wel gezocht maar zijn niet direct beschikbaar. Het aantal onderwijsvolgende jongeren dat semiwerkloos was steeg van 96 duizend in 2020 naar 118 duizend in 2021, het aantal semiwerkloze niet-onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27 jaar) daalde van 21 naar 18 duizend.

Hoogste arbeidsparticipatie jongeren op Urk en in Reusel-De Mierden

Jongeren (15 tot 27 jaar) in Urk, Reusel-De Mierden en Staphorst hadden in 2020 met 84 à 85 procent de hoogste nettoarbeidsparticipatie. Dat was gemiddeld 74 procent. Onderaan de lijst stonden de gemeenten Vaals (40 procent), Wassenaar (43 procent) en Wageningen (45 procent).

In de vier grootste gemeenten van Nederland was de participatie van alle jongeren relatief laag: in Utrecht 65 procent, in Amsterdam 62 procent, in Rotterdam 61 procent en in Den Haag 57 procent.

6.1.3 Nettoarbeidsparticipatie van 15- tot 27-jarigen, 2020*
Gemeenten in Nederland Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 27 jaar)
Groningen 57,0
Almere 64,3
Stadskanaal 70,2
Veendam 66,0
Zeewolde 71,9
Achtkarspelen 70,8
Ameland 78,2
Harlingen 68,9
Heerenveen 68,5
Leeuwarden 63,3
Ooststellingwerf 70,5
Opsterland 70,1
Schiermonnikoog .
Smallingerland 65,9
Terschelling 65,9
Vlieland 78,0
Weststellingwerf 71,1
Assen 67,5
Coevorden 72,9
Emmen 69,5
Hoogeveen 74,2
Meppel 68,5
Almelo 67,4
Borne 72,4
Dalfsen 76,4
Deventer 67,2
Enschede 59,1
Haaksbergen 78,2
Hardenberg 76,5
Hellendoorn 75,8
Hengelo 68,8
Kampen 78,1
Losser 73,1
Noordoostpolder 70,8
Oldenzaal 74,7
Ommen 74,0
Raalte 79,5
Staphorst 84,0
Tubbergen 78,5
Urk 84,6
Wierden 77,9
Zwolle 70,2
Aalten 77,3
Apeldoorn 71,2
Arnhem 63,0
Barneveld 81,7
Beuningen 73,8
Brummen 76,1
Buren 74,5
Culemborg 67,7
Doesburg 66,4
Doetinchem 70,1
Druten 72,2
Duiven 73,4
Ede 74,3
Elburg 77,6
Epe 75,2
Ermelo 72,8
Harderwijk 74,0
Hattem 71,8
Heerde 76,7
Heumen 68,6
Lochem 69,3
Maasdriel 76,1
Nijkerk 76,6
Nijmegen 64,2
Oldebroek 76,7
Putten 81,0
Renkum 60,6
Rheden 64,1
Rozendaal 55,1
Scherpenzeel 79,9
Tiel 70,4
Voorst 71,6
Wageningen 44,9
Westervoort 69,0
Winterswijk 75,7
Wijchen 72,6
Zaltbommel 77,1
Zevenaar 72,6
Zutphen 64,6
Nunspeet 81,0
Dronten 67,7
Amersfoort 70,2
Baarn 65,3
De Bilt 60,6
Bunnik 64,8
Bunschoten 81,9
Eemnes 70,9
Houten 67,2
Leusden 70,3
Lopik 77,4
Montfoort 81,1
Renswoude 82,4
Rhenen 74,4
Soest 69,6
Utrecht 65,4
Veenendaal 74,3
Woudenberg 76,9
Wijk bij Duurstede 74,6
IJsselstein 71,0
Zeist 57,7
Nieuwegein 71,6
Aalsmeer 72,5
Alkmaar 73,0
Amstelveen 57,8
Amsterdam 61,7
Beemster 71,8
Bergen (NH.) 65,4
Beverwijk 74,1
Blaricum 53,2
Bloemendaal 50,8
Castricum 72,9
Diemen 56,8
Edam-Volendam 80,6
Enkhuizen 72,0
Haarlem 67,3
Haarlemmermeer 68,7
Heemskerk 74,5
Heemstede 54,5
Heerhugowaard 72,9
Heiloo 69,8
Den Helder 72,8
Hilversum 64,2
Hoorn 70,8
Huizen 66,8
Landsmeer 67,5
Langedijk 77,7
Laren 46,1
Medemblik 76,7
Oostzaan 71,6
Opmeer 80,8
Ouder-Amstel 60,9
Purmerend 70,3
Schagen 75,6
Texel 78,2
Uitgeest 76,2
Uithoorn 70,7
Velsen 72,1
Weesp 68,2
Zandvoort 66,7
Zaanstad 69,1
Alblasserdam 74,3
Alphen aan den Rijn 72,4
Barendrecht 68,1
Drechterland 75,1
Brielle 73,1
Capelle aan den IJssel 66,5
Delft 50,4
Dordrecht 67,6
Gorinchem 71,4
Gouda 70,0
's-Gravenhage 56,7
Hardinxveld-Giessendam 80,3
Hellevoetsluis 72,6
Hendrik-Ido-Ambacht 74,8
Stede Broec 77,4
Hillegom 74,3
Katwijk 78,6
Krimpen aan den IJssel 72,8
Leiden 61,5
Leiderdorp 67,3
Lisse 76,6
Maassluis 74,0
Nieuwkoop 79,5
Noordwijk 70,0
Oegstgeest 52,9
Oudewater 73,6
Papendrecht 72,0
Ridderkerk 73,7
Rotterdam 60,9
Rijswijk 61,6
Schiedam 65,1
Sliedrecht 74,7
Albrandswaard 65,7
Westvoorne 69,1
Vlaardingen 69,3
Voorschoten 60,9
Waddinxveen 77,7
Wassenaar 43,3
Woerden 73,2
Zoetermeer 67,3
Zoeterwoude 70,4
Zwijndrecht 71,4
Borsele 79,1
Goes 75,9
West Maas en Waal 75,0
Hulst 67,4
Kapelle 79,8
Middelburg 68,5
Reimerswaal 80,1
Terneuzen 70,6
Tholen 75,7
Veere 82,7
Vlissingen 69,6
De Ronde Venen 71,5
Tytsjerksteradiel 68,5
Asten 78,4
Baarle-Nassau 77,4
Bergen op Zoom 69,9
Best 74,4
Boekel 83,0
Boxmeer 74,1
Boxtel 72,4
Breda 69,0
Deurne 77,6
Pekela 69,7
Dongen 76,2
Eersel 76,9
Eindhoven 64,1
Etten-Leur 73,2
Geertruidenberg 76,2
Gilze en Rijen 73,8
Goirle 74,8
Grave 70,2
Helmond 69,0
's-Hertogenbosch 73,0
Heusden 76,0
Hilvarenbeek 80,8
Loon op Zand 81,3
Mill en Sint Hubert 79,3
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 68,9
Oirschot 82,1
Oisterwijk 74,3
Oosterhout 74,3
Oss 73,7
Rucphen 76,7
Sint-Michielsgestel 73,9
Someren 81,2
Son en Breugel 70,3
Steenbergen 74,2
Waterland 67,4
Tilburg 69,3
Uden 76,9
Valkenswaard 76,1
Veldhoven 73,4
Vught 69,1
Waalre 65,5
Waalwijk 76,4
Woensdrecht 71,1
Zundert 79,8
Wormerland 72,2
Landgraaf 67,7
Beek 72,2
Beesel 75,8
Bergen (L.) 78,8
Brunssum 68,6
Gennep 74,8
Heerlen 65,8
Kerkrade 65,5
Maastricht 46,9
Meerssen 70,5
Mook en Middelaar 69,4
Nederweert 81,2
Roermond 69,6
Simpelveld 74,4
Stein 70,7
Vaals 39,7
Venlo 71,2
Venray 76,9
Voerendaal 70,9
Weert 73,2
Valkenburg aan de Geul 71,2
Lelystad 66,3
Horst aan de Maas 81,2
Oude IJsselstreek 72,0
Teylingen 71,1
Utrechtse Heuvelrug 61,3
Oost Gelre 78,7
Koggenland 80,0
Lansingerland 68,6
Leudal 74,1
Maasgouw 71,0
Gemert-Bakel 77,4
Halderberge 74,0
Heeze-Leende 73,4
Laarbeek 75,4
Reusel-De Mierden 84,1
Roerdalen 74,2
Roosendaal 72,1
Schouwen-Duiveland 79,6
Aa en Hunze 68,9
Borger-Odoorn 72,8
Cuijk 75,0
Landerd 79,6
De Wolden 75,5
Noord-Beveland 75,6
Wijdemeren 69,2
Noordenveld 66,9
Twenterand 75,4
Westerveld 69,6
Sint Anthonis 79,2
Lingewaard 73,1
Cranendonck 69,9
Steenwijkerland 72,5
Moerdijk 74,1
Echt-Susteren 68,9
Sluis 74,8
Drimmelen 77,6
Bernheze 79,7
Alphen-Chaam 75,8
Bergeijk 79,3
Bladel 82,2
Gulpen-Wittem 74,2
Tynaarlo 60,7
Midden-Drenthe 75,1
Overbetuwe 70,8
Hof van Twente 78,2
Neder-Betuwe 82,3
Rijssen-Holten 81,9
Geldrop-Mierlo 71,8
Olst-Wijhe 75,6
Dinkelland 81,4
Westland 80,8
Midden-Delfland 74,3
Berkelland 76,3
Bronckhorst 72,8
Sittard-Geleen 67,1
Kaag en Braassem 76,4
Dantumadiel 70,3
Zuidplas 73,8
Peel en Maas 81,2
Oldambt 66,1
Zwartewaterland 82,3
S�dwest-Frysl�n 71,7
Bodegraven-Reeuwijk 75,5
Eijsden-Margraten 69,0
Stichtse Vecht 68,3
Hollands Kroon 77,3
Leidschendam-Voorburg 60,2
Goeree-Overflakkee 77,3
Pijnacker-Nootdorp 66,1
Nissewaard 69,9
Krimpenerwaard 74,7
De Fryske Marren 74,7
Gooise Meren 55,8
Berg en Dal 69,5
Meierijstad 78,7
Waadhoeke 70,9
Westerwolde 64,3
Midden-Groningen 66,9
Beekdaelen 69,6
Montferland 74,4
Altena 77,9
West Betuwe 74,9
Vijfheerenlanden 75,1
Hoeksche Waard 73,1
Het Hogeland 66,5
Westerkwartier 69,1
Noardeast-Frysl�n 70,9
Molenlanden 79,0
Eemsdelta 65,7

De niet-onderwijsvolgende jongeren stonden wat arbeidsdeelname betreft in Boekel, Staphorst, Renswoude en Tubbergen (92 procent) bovenaan, Vaals (30 procent) en Wassenaar (50 procent) onderaan. In de vier grootste gemeenten was de arbeidsdeelname van niet-onderwijsvolgende jongeren in Utrecht 79 procent, in Amsterdam 72 procent, in Rotterdam 72 procent en in Den Haag 68 procent.

6.1.4 Nettoarbeidsparticipatie van niet-onderwijsvolgenden, 15- tot 27-jarigen, 2020*
Gemeenten in Nederland Nettoarbeidsparticipatie niet-onderwijsvolgend (15 tot 27 jaar)
Groningen 71,0
Almere 75,2
Stadskanaal 80,1
Veendam 76,4
Zeewolde 82,9
Achtkarspelen 85,4
Ameland 85,9
Harlingen 78,6
Heerenveen 80,9
Leeuwarden 73,2
Ooststellingwerf 79,8
Opsterland 80,7
Schiermonnikoog .
Smallingerland 74,8
Terschelling 87,8
Vlieland 82,8
Weststellingwerf 81,2
Assen 76,5
Coevorden 81,1
Emmen 79,5
Hoogeveen 83,3
Meppel 81,6
Almelo 76,1
Borne 81,6
Dalfsen 88,6
Deventer 77,1
Enschede 69,9
Haaksbergen 86,0
Hardenberg 86,0
Hellendoorn 86,4
Hengelo 77,0
Kampen 85,7
Losser 81,8
Noordoostpolder 81,0
Oldenzaal 83,6
Ommen 84,2
Raalte 88,7
Staphorst 92,2
Tubbergen 91,7
Urk 89,3
Wierden 90,8
Zwolle 80,1
Aalten 88,3
Apeldoorn 77,7
Arnhem 72,6
Barneveld 90,7
Beuningen 85,7
Brummen 87,0
Buren 87,8
Culemborg 82,6
Doesburg 76,8
Doetinchem 77,9
Druten 83,9
Duiven 82,9
Ede 84,6
Elburg 86,2
Epe 83,5
Ermelo 79,5
Harderwijk 82,9
Hattem 86,9
Heerde 88,4
Heumen 81,6
Lochem 83,6
Maasdriel 88,0
Nijkerk 86,3
Nijmegen 75,5
Oldebroek 87,0
Putten 88,6
Renkum 78,1
Rheden 74,5
Rozendaal 60,6
Scherpenzeel 90,4
Tiel 79,4
Voorst 81,4
Wageningen 61,1
Westervoort 80,8
Winterswijk 81,7
Wijchen 84,5
Zaltbommel 87,3
Zevenaar 81,7
Zutphen 74,0
Nunspeet 87,6
Dronten 79,5
Amersfoort 81,4
Baarn 74,7
De Bilt 77,9
Bunnik 82,2
Bunschoten 89,8
Eemnes 82,7
Houten 82,5
Leusden 84,9
Lopik 89,5
Montfoort 88,3
Renswoude 92,0
Rhenen 85,3
Soest 80,4
Utrecht 79,0
Veenendaal 83,8
Woudenberg 86,6
Wijk bij Duurstede 85,1
IJsselstein 82,4
Zeist 70,5
Nieuwegein 80,4
Aalsmeer 85,4
Alkmaar 80,7
Amstelveen 68,8
Amsterdam 72,4
Beemster 81,5
Bergen (NH.) 76,1
Beverwijk 79,7
Blaricum 69,8
Bloemendaal 68,5
Castricum 82,6
Diemen 70,6
Edam-Volendam 89,1
Enkhuizen 80,1
Haarlem 78,1
Haarlemmermeer 79,1
Heemskerk 82,0
Heemstede 71,0
Heerhugowaard 78,7
Heiloo 82,9
Den Helder 77,5
Hilversum 77,6
Hoorn 78,3
Huizen 78,3
Landsmeer 77,3
Langedijk 86,9
Laren 58,5
Medemblik 84,3
Oostzaan 81,6
Opmeer 90,6
Ouder-Amstel 75,9
Purmerend 80,2
Schagen 84,6
Texel 86,4
Uitgeest 85,2
Uithoorn 79,6
Velsen 81,5
Weesp 80,5
Zandvoort 78,5
Zaanstad 76,8
Alblasserdam 86,2
Alphen aan den Rijn 83,2
Barendrecht 81,7
Drechterland 84,7
Brielle 85,3
Capelle aan den IJssel 78,2
Delft 69,2
Dordrecht 78,2
Gorinchem 81,3
Gouda 81,4
's-Gravenhage 68,1
Hardinxveld-Giessendam 90,4
Hellevoetsluis 82,1
Hendrik-Ido-Ambacht 86,7
Stede Broec 84,0
Hillegom 83,3
Katwijk 88,2
Krimpen aan den IJssel 84,0
Leiden 76,6
Leiderdorp 80,2
Lisse 86,2
Maassluis 83,9
Nieuwkoop 87,0
Noordwijk 78,3
Oegstgeest 71,7
Oudewater 88,6
Papendrecht 84,1
Ridderkerk 83,5
Rotterdam 72,1
Rijswijk 76,3
Schiedam 75,5
Sliedrecht 80,8
Albrandswaard 81,0
Westvoorne 84,7
Vlaardingen 79,3
Voorschoten 73,6
Waddinxveen 85,5
Wassenaar 50,2
Woerden 85,3
Zoetermeer 78,5
Zoeterwoude 81,1
Zwijndrecht 83,0
Borsele 88,5
Goes 83,6
West Maas en Waal 86,5
Hulst 73,3
Kapelle 88,9
Middelburg 77,2
Reimerswaal 88,5
Terneuzen 75,0
Tholen 86,5
Veere 89,1
Vlissingen 76,5
De Ronde Venen 83,1
Tytsjerksteradiel 81,3
Asten 84,8
Baarle-Nassau 84,5
Bergen op Zoom 76,9
Best 84,2
Boekel 92,4
Boxmeer 82,9
Boxtel 82,7
Breda 80,4
Deurne 86,6
Pekela 75,6
Dongen 85,5
Eersel 87,2
Eindhoven 76,4
Etten-Leur 83,3
Geertruidenberg 86,4
Gilze en Rijen 79,4
Goirle 84,4
Grave 76,7
Helmond 78,4
's-Hertogenbosch 81,5
Heusden 85,3
Hilvarenbeek 87,3
Loon op Zand 87,8
Mill en Sint Hubert 89,7
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 80,5
Oirschot 90,8
Oisterwijk 80,1
Oosterhout 83,2
Oss 82,6
Rucphen 86,2
Sint-Michielsgestel 86,6
Someren 87,4
Son en Breugel 81,0
Steenbergen 80,1
Waterland 80,8
Tilburg 78,5
Uden 85,5
Valkenswaard 85,7
Veldhoven 81,3
Vught 77,3
Waalre 78,4
Waalwijk 83,8
Woensdrecht 74,4
Zundert 84,6
Wormerland 82,0
Landgraaf 76,2
Beek 81,2
Beesel 83,8
Bergen (L.) 87,4
Brunssum 75,9
Gennep 82,0
Heerlen 72,6
Kerkrade 70,8
Maastricht 53,9
Meerssen 79,1
Mook en Middelaar 79,7
Nederweert 87,2
Roermond 77,5
Simpelveld 83,6
Stein 79,8
Vaals 30,1
Venlo 76,2
Venray 84,3
Voerendaal 87,1
Weert 78,6
Valkenburg aan de Geul 82,8
Lelystad 75,2
Horst aan de Maas 87,8
Oude IJsselstreek 83,6
Teylingen 85,0
Utrechtse Heuvelrug 73,9
Oost Gelre 89,4
Koggenland 87,7
Lansingerland 82,6
Leudal 81,8
Maasgouw 80,3
Gemert-Bakel 86,5
Halderberge 81,5
Heeze-Leende 84,1
Laarbeek 86,7
Reusel-De Mierden 89,9
Roerdalen 81,6
Roosendaal 79,9
Schouwen-Duiveland 87,8
Aa en Hunze 80,0
Borger-Odoorn 81,9
Cuijk 84,3
Landerd 90,0
De Wolden 86,2
Noord-Beveland 85,0
Wijdemeren 82,6
Noordenveld 78,6
Twenterand 88,6
Westerveld 79,9
Sint Anthonis 88,3
Lingewaard 83,6
Cranendonck 76,1
Steenwijkerland 84,8
Moerdijk 84,5
Echt-Susteren 79,6
Sluis 81,3
Drimmelen 86,6
Bernheze 89,1
Alphen-Chaam 86,1
Bergeijk 87,8
Bladel 88,9
Gulpen-Wittem 83,1
Tynaarlo 70,8
Midden-Drenthe 85,7
Overbetuwe 83,2
Hof van Twente 86,4
Neder-Betuwe 91,6
Rijssen-Holten 90,8
Geldrop-Mierlo 82,6
Olst-Wijhe 85,9
Dinkelland 91,0
Westland 88,2
Midden-Delfland 88,2
Berkelland 84,4
Bronckhorst 83,4
Sittard-Geleen 75,1
Kaag en Braassem 85,3
Dantumadiel 83,8
Zuidplas 83,8
Peel en Maas 87,0
Oldambt 76,1
Zwartewaterland 89,6
S�dwest-Frysl�n 82,4
Bodegraven-Reeuwijk 86,1
Eijsden-Margraten 80,4
Stichtse Vecht 81,1
Hollands Kroon 85,6
Leidschendam-Voorburg 73,5
Goeree-Overflakkee 87,6
Pijnacker-Nootdorp 81,5
Nissewaard 81,4
Krimpenerwaard 88,0
De Fryske Marren 85,3
Gooise Meren 74,6
Berg en Dal 78,0
Meierijstad 86,4
Waadhoeke 81,5
Westerwolde 71,1
Midden-Groningen 75,7
Beekdaelen 80,0
Montferland 84,4
Altena 88,0
West Betuwe 87,6
Vijfheerenlanden 85,6
Hoeksche Waard 86,0
Het Hogeland 78,7
Westerkwartier 83,1
Noardeast-Frysl�n 84,4
Molenlanden 89,8
Eemsdelta 76,3

6.2Arbeidskenmerken

Oproep- of invalkracht dominant onder jongere onderwijsvolgende flexwerknemers

Vrijwel alle werkende 15- tot 27‑jarige onderwijsvolgende en niet-onderwijsvolgende jongeren waren als werknemer werkzaam in 2021. Een klein deel was als zelfstandige of meewerkend gezinslid werkzaam.

Bijna 9 op de 10 onderwijsvolgende werknemers had een flexibele arbeidsrelatie. Bij de niet-onderwijsvolgende werknemers was dit bijna 6 op de 10. Anders dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie hebben deze zogenaamde flexwerknemers een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week.

61 procent van de onderwijsvolgende flexwerknemers was werkzaam als oproep- of invalkracht, onder niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 25 procent. Van de niet-onderwijsvolgende jongeren was 18 procent uitzendkracht en had 28 procent een tijdelijk contract met uitzicht op een vast dienstverband.

6.2.1 Flexwerknemers (15 tot 27 jaar) naar type arbeidsrelatie, 2021 (%)
onderwijs Tijdelijk, uitzicht op vast Tijdelijk >= 1 jaar Tijdelijk < 1 jaar Uitzendkracht Oproepkracht of invalkracht Contract onbekend
Onderwijsvolgend 5,1 7,3 11,7 8,7 61,5 5,8
Niet-onderwijsvolgend 27,9 16,8 10,2 18,1 25,2 1,8

Nieuwe vraagstelling Enquête beroepsbevolking

Voor onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden (15 tot 27 jaar) zijn geen cijfers over 2013–2020 naar type arbeidsrelatie beschikbaar die volledig vergelijkbaar zijn met de cijfers vanaf 2021. Voor het totaal aantal werkenden is dat wel beschikbaar maar de effecten van de methodewijziging verschillen per leeftijdsgroep en zijn groter voor jongeren. Vóór de methodewijziging in 2021 luidde de vraag of men in vaste dienst was. Vanaf 2021 wordt gevraagd of men een tijdelijk contract heeft (bijvoorbeeld één jaar) of een vast contract (voor onbepaalde tijd). Ook wordt voortaan gevraagd of men werkzaam is via een detacheringsbureau. Wie daarop ‘ja’ antwoordt, telt mee bij de uitzendkrachten.

Lader, losser of vakkenvuller veelvoorkomend beroep

Van de onderwijsvolgende jongeren (15 tot 27) werkte 16 procent als lader, losser of vakkenvuller in 2021. Bij niet-onderwijsvolgenden was dit met 4 procent een stuk minder, maar ook voor deze groep een van de veelvoorkomende beroepen. Bij zowel onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jongeren stond verkoopmedewerker detailhandel hoog op de lijst.

6.2.2 Veel voorkomende beroepen onder jongeren (15 tot 27 jaar), 2021 (%)
Beroep beroep
Onderwijsvolgend .
Laders, lossers en vakkenvullers 16,2
Verkoopmedewerkers detailhandel 10,6
Kelners en barpersoneel 6,7
Kassamedewerkers 4,7
Keukenhulpen 3,4
Niet onderwijsvolgend .
Verkoopmedewerkers detailhandel 5,0
Laders, lossers en vakkenvullers 4,2
Software- en applicatieontwikkelaars 4,0
Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders 3,5
Receptionisten en telefonisten 3,0

Van de onderwijsvolgende laders, losser en vakkenvullers had 64 procent werk tot 12 uur per week. Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren was dit percentage 16. Van deze jongeren werkte 36 procent in voltijd.

Bij niet-onderwijsvolgende jongeren varieerde het aantal gewerkte uren in een gebruikelijke werkweek tussen de veelvoorkomende beroepen. Van de software- en applicatieontwikkelaars werkte het overgrote deel (89 procent) in voltijd, terwijl dit bij verkoopmedewerkers detailhandel (38 procent), laders, lossers en vakkenvullers (36 procent) en sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders (35 procent) lager was.

6.2.3 Arbeidsduur in een gebruikelijke werkweek voor werkenden (15 tot 27 jaar) in veelvoorkomende beroepen, 2021 (%)
onderwijs beroep 0 - 11 uur 12 - 19 uur 20 - 27 uur 28 - 34 uur 35 uur en meer
Onderwijs-
volgenden
Verkoopmedewerkers detailhandel, Onderwijs-
volgenden
54,1 28,0 8,2 4,6 5,0
Onderwijs-
volgenden
Kelners en barpersoneel, Onderwijs-
volgenden
47,5 25,1 14,3 6,9 6,3
Onderwijs-
volgenden
Kassamedewerkers, Onderwijs-
volgenden
61,1 26,5 7,9 2,3 2,2
Onderwijs-
volgenden
Keukenhulpen, Onderwijs-
volgenden
56,0 29,4 8,4 2,8 3,4
Onderwijs-
volgenden
Laders, lossers en vakkenvullers, Onderwijs-
volgenden
64,1 23,6 7,1 2,2 3,0
Onderwijs-
volgenden
, Onderwijs-
volgenden
. . . . .
Niet-onderwijs-
volgenden
Verkoopmedewerkers detailhandel, Niet-onderwijs-
volgenden
7,5 8,5 29,0 16,9 38,1
Niet-onderwijs-
volgenden
Laders, lossers en vakkenvullers, Niet-onderwijs-
volgenden
16,0 11,1 19,6 16,8 36,5
Niet-onderwijs-
volgenden
Software- en applicatieontwikkelaars, Niet-onderwijs-
volgenden
0,4 1,5 2,7 6,0 89,3
Niet-onderwijs-
volgenden
Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, Niet-onderwijs-
volgenden
2,4 4,9 15,5 42,7 34,6
Niet-onderwijs-
volgenden
Receptionisten en telefonisten, Niet-onderwijs-
volgenden
6,1 2,4 6,4 29,9 55,2

6.3Arbeidsomstandigheden

Kelners en barpersoneel hoge werkdruk en vaak werken op zondag

Van de jongeren (15 tot 27 jaar) die naast school of studie een baan in loondienst hadden, gaf 27 procent vaak of altijd een hoge werkdruk te ervaren in 2021. Bij niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 33 procent. Bij enkele beroepen is het aandeel jongeren met een hoge werkdruk hoger, zoals voor kelners en barpersoneel (37 en 38 procent bij onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden).

Op kenmerken die (positief) samenhangen met werkdruk zoals regelmatig zondags en ’s-nachts werken scoorden kelners en barpersoneel hoger dan in de overige beroepsgroepen. Van de onderwijsvolgende kelners en barpersoneel werkte 59 procent regelmatig zondags en ’s-nachts tegenover 33 procent bij onderwijsvolgenden in de overige beroepen. Voor de niet-onderwijsvolgende kelners en barpersoneel lagen deze percentages bij 72 en 21 procent. Op autonomie (regelmatig zelfstandig werken) dat negatief met werkdruk samenhangt scoorden jongeren die als kelner of als barpersoneel werkten juist lager (17 versus 27 procent (onderwijsvolgend) en 29 versus 42 procent (niet-onderwijsvolgend)). Dat gold voor niet-onderwijsvolgenden in deze beroepsgroep ook voor fysiek zwaar werk. Zij gaven vaker dan in de overige beroepsgroepen waarin niet-onderwijsvolgende jongeren werkten aan dat het werk regelmatig fysiek zwaar was (50 versus 43 procent). Onderwijsvolgende kelners en barpersoneel gaven juist minder vaak aan dat het werk regelmatig fysiek zwaar was (44 versus 51 procent).

6.3.1 Werknemers (15 tot 27 jaar) die vaak/altijd een hoge werkdruk ervaren, 2021 (%)
onderwijs beroep hoge werkdruk
Onderwijsvolgenden kelners en barpersoneel, Onderwijsvolgenden 37,3
Onderwijsvolgenden keukenhulpen, Onderwijsvolgenden 32,8
Onderwijsvolgenden laders, lossers en vakkenvullers, Onderwijsvolgenden 28,1
Onderwijsvolgenden verkoopmedewerkers detailhandel, Onderwijsvolgenden 22,3
Onderwijsvolgenden kassamedewerkers, Onderwijsvolgenden 19,7
Onderwijsvolgenden Totaal, Onderwijsvolgenden 27,0
Onderwijsvolgenden , Onderwijsvolgenden .
Niet-onderwijsvolgenden sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, Niet-onderwijsvolgenden 38,5
Niet-onderwijsvolgenden verkoopmedewerkers detailhandel, Niet-onderwijsvolgenden 31,0
Niet-onderwijsvolgenden laders, lossers en vakkenvullers, Niet-onderwijsvolgenden 30,9
Niet-onderwijsvolgenden receptionisten en telefonisten, Niet-onderwijsvolgenden 30,6
Niet-onderwijsvolgenden software- en applicatieontwikkelaars, Niet-onderwijsvolgenden 25,0
Niet-onderwijsvolgenden Totaal, Niet-onderwijsvolgenden 33,0
Bron: CBS/TNO

Meer jongeren ervoeren hoge werkdruk in 2021

In 2021 was het aandeel jongeren dat (altijd of vaak) een hoge werkdruk ervoer gestegen, nadat het in het 2020 nog was gedaald. In 2020 had 25 procent (onderwijsvolgenden) en 30 procent (niet-onderwijsvolgenden) een hoge werkdruk, in 2021 was dit 27 en 33.

Onder onderwijsvolgende jongeren nam vooral bij kelners, barpersoneel en laders, lossers, vakkenvullers het aandeel met hoge werkdruk toe. Ook dit was een breuk met de paar jaren ervoor, toen zij steeds minder vaak aangaven een hoge werkdruk te ervaren. Bij de niet-onderwijsvolgende jongeren steeg in 2021 het aandeel met een hoge werkdruk naar verhouding veel bij sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders. De grootste stijging in het aandeel met hoge werkdruk ondervonden niet-onderwijsvolgende jongeren met een beroep als software- en applicatieontwikkelaar. Dit aandeel wisselde echter relatief sterk de afgelopen jaren.

1/3 van de niet-onderwijsvolgende jongeren ervoer een hoge werkdruk in 2021 Buitenvorm Binnenvorm

Psychische vermoeidheid door werk hoog bij verkoopmedewerkers detailhandel

Werkdruk en psychische vermoeidheid bij jongeren met een werknemersbaan zijn gerelateerd. Onderwijsvolgende jongeren die opgaven een hoge werkdruk te ervaren, waren gemiddeld ruim 3 keer zo vaak psychisch vermoeid dan onderwijsvolgende jongeren die geen hoge werkdruk ervoeren. Bij niet-onderwijsvolgende jongeren was dit 3 keer zo vaak. Van de 15‑ tot 27‑jarige onderwijsvolgende jongeren gaf 11 procent op altijd of regelmatig psychisch vermoeid te zijn. Bij de werknemers die geen onderwijs volgden, was dit 20 procent. Verkoopmedewerkers detailhandel waren zowel bij onderwijsvolgenden als niet-onderwijsvolgenden het vaakst psychisch vermoeid (onderwijsvolgend: 13 procent; niet-onderwijsvolgend: 23 procent).

Toename psychische vermoeidheid door werk in 2021

In 2021 nam het aandeel onderwijsvolgenden met een werknemersbaan dat psychisch vermoeid was vanwege werk na enkele jaren te zijn afgenomen voor het eerst weer toe. Het niveau van 2018 (11 procent) werd geëvenaard. Onder niet-onderwijsvolgenden jongeren steeg dit aandeel ten opzichte van 2020 eveneens, maar bleef onder het niveau van 2018.

6.3.2 Werknemers (15 tot 27 jaar) met psychische vermoeidheid door werk (%)
jongeren Totaal Niet-onderwijsvolgend Onderwijsvolgend
2014 9,7 13,8 7,1
2015 9,1 13,0 6,6
2016 11,7 15,5 9,5
2017 11,8 17,1 8,8
2018 14,9 21,0 11,4
2019 13,8 19,3 10,7
2020 13,7 19,8 10,4
2021 14,6 20,1 11,4
Bron: CBS/TNO

Meesten tevreden over werk

In 2021 was 6 procent van de onderwijsvolgende 15- tot 27‑jarige werknemers ontevreden over het werk, bij niet-onderwijsvolgenden was dit 8 procent. Op specifieke onderdelen van het werk waren jongere werknemers vaker niet tevreden.noot1 Ze waren het vaakst niet tevreden over het salaris. Het tweede aspect waar jonge werknemers relatief ontevreden over waren was het niet zelf kunnen bepalen van werktijden.

6.3.3 Werknemers (15 tot 27 jaar) niet tevreden over het werk (%)
onderwijs antwoord 2021 2020
Onderwijs-
volgend
Salaris, Onderwijs-
volgend
25,8 22,2
Onderwijs-
volgend
Werktijden zelf kunnen bepalen, Onderwijs-
volgend
18,3 17,2
Onderwijs-
volgend
CAO, Onderwijs-
volgend
13,0 10,9
Onderwijs-
volgend
Leidinggevende, Onderwijs-
volgend
10,1 9,1
Onderwijs-
volgend
Contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht e.d), Onderwijs-
volgend
7,5 7,6
Onderwijs-
volgend
Werkzekerheid, Onderwijs-
volgend
8,4 10,9
Onderwijs-
volgend
, Onderwijs-
volgend
. .
Niet-
onderwijs-
volgend
Salaris, Niet-
onderwijs-
volgend
27,5 26,0
Niet-
onderwijs-
volgend
Werktijden zelf kunnen bepalen, Niet-
onderwijs-
volgend
26,6 27,2
Niet-
onderwijs-
volgend
CAO, Niet-
onderwijs-
volgend
18,8 17,8
Niet-
onderwijs-
volgend
Leidinggevende, Niet-
onderwijs-
volgend
12,6 12,0
Niet-
onderwijs-
volgend
Contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht e.d), Niet-
onderwijs-
volgend
10,1 11,9
Niet-
onderwijs-
volgend
Werkzekerheid, Niet-
onderwijs-
volgend
8,5 11,3
Bron: CBS/TNO

Zowel onderwijsvolgenden als niet-onderwijsvolgende jongeren waren vaker dan in 2020 niet tevreden over de CAO, over leidinggevenden en salaris. In 2018 en 2019 was het aandeel dat niet tevreden was op de meeste van deze onderdelen iets hoger zowel bij onderwijsvolgende als niet-onderwijsvolgende jongeren. Alleen in 2018 en 2019 was het aandeel onderwijsvolgende jongeren dat niet tevreden was over het salaris nagenoeg gelijk aan dat van 2021.

6.4Methode

Voor de paragrafen 6.1 (Arbeidsdeelname) en 6.2 (Arbeidskenmerken) zijn gegevens uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS gebruikt. Paragraaf 6.3 (Arbeidsomstandigheden) is gebaseerd op de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), die het CBS in samenwerking met het TNO uitvoert. De EBB is een doorlopende enquête gedurende het hele jaar, de NEA wordt in de laatste drie maanden van het jaar gehouden.

Of een jongere onderwijsvolgend is of niet, is in de EBB specifieker vastgesteld dan in de NEA. In de EBB is iemand onderwijsvolgend als hij/zij opgeeft actueel 6 maanden aansluitend een opleiding te volgen in door de overheid bekostigd onderwijs, op basis van de NEA geldt de bekostiging niet als criterium. In de tekst wordt geen onderscheid gemaakt doordat consequent van onderwijsvolgenden en niet-onderwijsvolgenden wordt gesproken.

6.5Begrippen

Beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking) of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).

Flexibele arbeidsrelatie

Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Tot de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie behoren: werknemer met uitzicht op vast, werknemer tijdelijk ≥ 1 jaar, werknemer tijdelijk ≤ 1 jaar, oproep-/invalkracht, uitzendkracht, werknemer flexcontract onbekend.

Nettoarbeidsparticipatie

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).

Onderwijsvolgend

Op basis van de NEA is iedereen onderwijsvolgend die actueel 6 maanden aansluitend een opleiding volgde. Op basis van de EBB is aanvullend geëist dat het om formeel onderwijs gaat dat door de overheid bekostigd is.

Semiwerklozen

Personen zonder betaald werk die recent naar werk hebben gezocht maar hiervoor niet op korte termijn beschikbaar zijn en personen zonder betaald werk die op korte termijn beschikbaar zijn voor werk maar hiernaar niet recent hebben gezocht. Semiwerklozen behoren niet tot de werkloze beroepsbevolking.

Vaste arbeidsrelatie

Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week.

Wekelijkse arbeidsduur

Het aantal uren dat een persoon in een gebruikelijke werkweek werkt, overwerkuren en onbetaalde uren niet meegerekend.

Werkdruk

Bij werkdruk gaat het in deze bijdrage om (kwantitatieve) taakeisen. Dit is gemeten met drie enquêtevragen:

  • Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?
  • Moet u heel veel werk doen?
  • Moet u erg snel werken?

De antwoordcategorieën zijn bij elke vraag: altijd (score 4), vaak (score 3), soms (score 2) of nooit (score 1). Als iemand gemiddeld op de drie uitspraken een score heeft van 2,5 of hoger, dan er is sprake van altijd of vaak een hoge werkdruk.

Psychische vermoeidheid door werk

Psychische vermoeidheid door het werk wordt gemeten aan de hand van vijf uitspraken:

  • Ik voel me emotioneel uitgeput door mijn werk.
  • Aan het einde van een werkdag voel ik me leeg.
  • Ik voel me moe als ik ’s morgens opsta en geconfronteerd word met mijn werk.
  • Het vergt heel veel van mij om de hele dag met mensen te werken.
  • Ik voel me compleet uitgeput door mijn werk.

De antwoordmogelijkheden hierbij zijn: nooit, enkele keren per jaar, maandelijks, enkele keren per maand, wekelijks, enkele keren per week of elke dag.

Als iemand gemiddeld op de vijf uitspraken enkele keren per maand of vaker antwoordt, dan is sprake van psychische vermoeidheid door werk.

Werkloosheidspercentage

De werkloze beroepsbevolking als percentage van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking.

Werkloze beroepsbevolking

Personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (overeenkomstig de internationale definitie van de ILO). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Werknemer

Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.

Werkzame beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Zelfstandigheid in het werk (autonomie)

Zelfstandigheid in het werk wordt gemeten aan de hand van zes uitspraken (in 2020 en 2021 alleen wanneer het werk niet stil lag):

  • Kan zelf beslissen hoe werk wordt uitgevoerd.
  • Bepaalt zelf de volgorde van de werkzaamheden.
  • Kan werktempo zelf bepalen.
  • Bedenkt in het werk zelf oplossingen om bepaalde dingen te doen.
  • Kan verlof opnemen wanneer men wil.
  • Kan zelf bepalen op welke tijden men werkt.

De antwoordmogelijkheden hierbij zijn: ‘ja, regelmatig’ en ‘ja, soms’ en ‘nee’. Als iemand gemiddeld op de vijf uitspraken ‘ja, regelmatig’ antwoordt, dan kan het werk regelmatig zelfstandig uitgevoerd worden.

6.6Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Cijfers over arbeidsdeelname en werkloosheid onder jongeren (15 tot 27 jaar) in Nederland zijn te vinden in Jeugdmonitor StatLine, cijfers over arbeidsomstandigheden van jongeren (15 tot 25 jaar) in StatLine: Psychosociale arbeidsbelasting, StatLine: Fysieke arbeidsbelasting, StatLine: Arbeidsongevallen en StatLine: Duurzame inzetbaarheid.

Literatuur

CBS (2021, 19 augustus) Werkloosheid daalt het sterkst onder jongeren, CBS nieuwsbericht.

CBS (2021, 8 september) Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, CBS achtergrondartikel.

CBS (2022, 17 maart) Vooral jongeren wilden meer uren werken in 2021, CBS nieuwsbericht.

CBS (2022, 1 juni) Mentale gezondheid jongeren afgenomen, Nieuwsbericht.

CBS (2021, 14 december) Welzijn en stress bij jongeren, CBS achtergrondartikel.

CBS (2021, 1 november) Werk: jongeren op de arbeidsmarkt, CBS boekbijdrage.

Noten

De respondent heeft op de vraag of hij/zij ‘alles bij elkaar genomen‘ tevreden is over het werk ook nog de keuze ‘niet ontevreden/niet tevreden’ te antwoorden. Op de vragen voor de verschillende items is dit niet het geval.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Dominique van Roon

3. Jeugdzorg en Veilig Thuis

Brigitta Struijkenkamp

4. Opgroeien in ongelijke omstandigheden

Kai Gidding

5. School

Kiki van Neden, Robbert Molenaar

6. Werk

Harry Bierings

7. Middelengebruik en leefstijlkenmerken bij jongeren

Kim Knoops

8. Criminaliteit

Rob Kessels, Elianne Derksen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Carel Harmsen, Susanne Loozen, Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Werken in de Jeugdzorg

Willem Gielen

12. Met hart en ziel kwetsbare jeugdgroepen helpen staat onder druk

Jan Hendriks (Communicatie- en tekstbureau Blitz)

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Astrid Pleijers

Jannes de Vries

Robert de Vries

Eindredactie

Karolien van Wijk

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 9 november 2022

De cijfers in figuur 6.1.3 waren niet op het juiste peilmoment berekend. In de longread en de PDF is de figuur 6.1.3 aangepast met de juiste cijfers.