Foto omschrijving: VMBO en MBO leerlingen strijden tijdens Skills Talents and Skills Heroes in de Jaarbeurs om in hun vakgebied de beste van Nederland te worden

School

Jongeren in het voortgezet onderwijs

Auteurs: Kiki van Neden, Robbert Molenaar

Het slagingspercentage van jongeren in het voortgezet onderwijs is in 2021 gedaald ten opzichte van 2020, maar was nog wel hoger dan de jaren voor COVID-19. Leerlingen met een vmbo-g/t of havo-diploma stroomden in 2021 vaker door binnen het voortgezet onderwijs, en minder vaak naar het mbo of hoger onderwijs. Van de vmbo-gediplomeerden kozen vrouwen vaker voor een opleiding in de zorg en mannen vaker voor bouw, afbouw en techniek.

5.1Vmbo’ers in het derde leerjaar

In schooljaar 2021/’22 zaten 185 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs). Iets meer dan de helft van deze leerlingen (50,5 procent) zat op het vmbo, de anderen volgden havo of vwo.

93 592 vmbo’ers in het derde leerjaar Buitenvorm Binnenvorm

Op het vmbo zijn vier leerwegen te volgen: de beroepsgerichte leerweg (vmbo-b), de kadergerichte leerweg (vmbo-k), de gemengde leerweg (vmbo-g) en de theoretische leerweg (vmbo-t). Het verschil in de leerwegen zit in de tijd die besteed wordt aan de algemeen vormend onderwijs (avo) vakken en het beroepsgerichte programma. Een vmbo-b diploma geeft toegang tot mbo niveau 3 en vmbo-k tot mbo niveau 3 en 4. In schooljaar 2021/’22 volgde bijna 55 procent van de vmbo-leerlingen in het derde leerjaar de gemengde of theoretische leerweg. Vmbo-g en vmbo-t hebben een vergelijkbaar niveau en vormen het hoogste niveau binnen het vmbo. In tegenstelling tot het vmbo-t, volgen leerlingen op het vmbo-g ook een beroepsgericht vak. Een diploma van deze twee leerwegen geeft toegang tot mbo niveau 3 en 4 en de havo.

5.1.1 Onderwijspositie van leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs, 1 oktober 2021*
schoolsoort leerlingen
Vmbo-b 8,2
Vmbo-k 14,7
Vmbo-g 8,6
Vmbo-t 19
Havo/vwo1) 3,1
Havo 23,5
Vwo 22,8
1)Havo/vwo is algemeen leerjaar 3

Hoog aandeel vmbo’ers in Flevoland, Drenthe en Fryslân

Het aandeel vmbo’ers in het derde leerjaar is per gemeente vrij divers. In de gemeenten Ameland, Pekela, Bergen en Oldambt is het percentage vmbo’ers het hoogste met respectievelijk 96, 76, 71 en 71 procent. Het laagste aandeel vmbo’ers is te vinden in Bloemendaal (18 procent), Heemstede (21 procent), Oegstgeest (23 procent) en Wassenaar (23 procent).

In de drie grote steden Utrecht, Amsterdam en Den Haag zat het merendeel van de leerlingen in het derde leerjaar op de havo of vwo. Met respectievelijk 37, 42 en 47 procent was het aandeel vmbo’ers in 2021/’22 relatief laag. In Rotterdam volgde 57 procent van de leerlingen vmbo.

In de provincies Flevoland, Drenthe en Fryslân is het aandeel vmbo’ers met 56 procent het hoogst. Ook in Groningen, Overijssel en Zeeland ging het om een vergelijkbaar aandeel (55 procent). In de provincies Utrecht en Noord-Holland lag de verhouding anders, daar volgde respectievelijk 42 en 45 procent een vmbo-opleiding. In deze provincies zat het merendeel van de leerlingen op de havo of het vwo.

5.1.2 Vmbo'ers in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs naar woongemeente, schooljaar 2021/'22*
Gemeente vmbo3
Groningen 41
Almere 56
Stadskanaal 56
Veendam 69
Zeewolde 40
Achtkarspelen 66
Ameland 96
Harlingen 60
Heerenveen 51
Leeuwarden 52
Ooststellingwerf 57
Opsterland 59
Schiermonnikoog .
Smallingerland 58
Terschelling 55
Vlieland .
Weststellingwerf 69
Assen 54
Coevorden 63
Emmen 63
Hoogeveen 62
Meppel 52
Almelo 61
Borne 50
Dalfsen 56
Deventer 52
Enschede 59
Haaksbergen 53
Hardenberg 61
Hellendoorn 57
Hengelo 49
Kampen 49
Losser 60
Noordoostpolder 54
Oldenzaal 47
Ommen 53
Raalte 54
Staphorst 59
Tubbergen 56
Urk 67
Wierden 53
Zwolle 48
Aalten 56
Apeldoorn 50
Arnhem 48
Barneveld 62
Beuningen 49
Brummen 55
Buren 58
Culemborg 51
Doesburg 69
Doetinchem 55
Druten 48
Duiven 52
Ede 50
Elburg 56
Epe 54
Ermelo 45
Harderwijk 46
Hattem 52
Heerde 60
Heumen 39
Lochem 49
Maasdriel 58
Nijkerk 56
Nijmegen 47
Oldebroek 61
Putten 53
Renkum 32
Rheden 47
Rozendaal .
Scherpenzeel 58
Tiel 58
Voorst 52
Wageningen 37
Westervoort 59
Winterswijk 59
Wijchen 49
Zaltbommel 55
Zevenaar 57
Zutphen 51
Nunspeet 61
Dronten 52
Amersfoort 42
Baarn 41
De Bilt 29
Bunnik 33
Bunschoten 55
Eemnes 50
Houten 35
Leusden 43
Lopik 53
Montfoort 54
Renswoude 67
Rhenen 48
Soest 41
Utrecht 37
Veenendaal 52
Woudenberg 49
Wijk bij Duurstede 57
IJsselstein 47
Zeist 30
Nieuwegein 52
Aalsmeer 43
Alkmaar 53
Amstelveen 28
Amsterdam 42
Beemster 48
Bergen (NH.) 45
Beverwijk 54
Blaricum 35
Bloemendaal 18
Castricum 44
Diemen 41
Edam-Volendam 54
Enkhuizen 52
Haarlem 40
Haarlemmermeer 41
Heemskerk 52
Heemstede 21
Heerhugowaard 55
Heiloo 37
Den Helder 63
Hilversum 33
Hoorn 55
Huizen 44
Landsmeer 39
Langedijk 60
Laren 26
Medemblik 58
Oostzaan 49
Opmeer 44
Ouder-Amstel 29
Purmerend 54
Schagen 58
Texel 54
Uitgeest 41
Uithoorn 46
Velsen 56
Weesp 43
Zandvoort 51
Zaanstad 58
Alblasserdam 55
Alphen aan den Rijn 48
Barendrecht 48
Drechterland 54
Brielle 61
Capelle aan den IJssel 51
Delft 42
Dordrecht 59
Gorinchem 48
Gouda 41
's-Gravenhage 48
Hardinxveld-Giessendam 42
Hellevoetsluis 54
Hendrik-Ido-Ambacht 48
Stede Broec 62
Hillegom 54
Katwijk 52
Krimpen aan den IJssel 55
Leiden 35
Leiderdorp 40
Lisse 54
Maassluis 53
Nieuwkoop 47
Noordwijk 43
Oegstgeest 23
Oudewater 50
Papendrecht 52
Ridderkerk 59
Rotterdam 57
Rijswijk 49
Schiedam 63
Sliedrecht 47
Albrandswaard 44
Westvoorne 43
Vlaardingen 60
Voorschoten 29
Waddinxveen 53
Wassenaar 23
Woerden 46
Zoetermeer 52
Zoeterwoude 42
Zwijndrecht 53
Borsele 47
Goes 54
West Maas en Waal 54
Hulst 63
Kapelle 45
Middelburg 54
Reimerswaal 66
Terneuzen 51
Tholen 58
Veere 52
Vlissingen 55
De Ronde Venen 42
Tytsjerksteradiel 54
Asten 48
Baarle-Nassau 36
Bergen op Zoom 52
Best 53
Boekel 62
Boxmeer 52
Boxtel 57
Breda 45
Deurne 62
Pekela 76
Dongen 56
Eersel 55
Eindhoven 49
Etten-Leur 53
Geertruidenberg 60
Gilze en Rijen 54
Goirle 41
Grave 46
Helmond 55
's-Hertogenbosch 49
Heusden 53
Hilvarenbeek 50
Loon op Zand 53
Mill en Sint Hubert 58
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 45
Oirschot 60
Oisterwijk 44
Oosterhout 55
Oss 54
Rucphen 56
Sint-Michielsgestel 41
Someren 57
Son en Breugel 42
Steenbergen 53
Waterland 30
Tilburg 55
Uden 57
Valkenswaard 60
Veldhoven 45
Vught 36
Waalre 39
Waalwijk 54
Woensdrecht 48
Zundert 52
Wormerland 53
Landgraaf 60
Beek 47
Beesel 45
Bergen (L.) 71
Brunssum 56
Gennep 61
Heerlen 60
Kerkrade 62
Maastricht 38
Meerssen 42
Mook en Middelaar 37
Nederweert 62
Roermond 50
Simpelveld 45
Stein 50
Vaals 45
Venlo 58
Venray 55
Voerendaal 42
Weert 52
Valkenburg aan de Geul 42
Lelystad 62
Horst aan de Maas 55
Oude IJsselstreek 65
Teylingen 49
Utrechtse Heuvelrug 32
Oost Gelre 54
Koggenland 49
Lansingerland 42
Leudal 61
Maasgouw 44
Gemert-Bakel 58
Halderberge 46
Heeze-Leende 50
Laarbeek 52
Reusel-De Mierden 65
Roerdalen 60
Roosendaal 53
Schouwen-Duiveland 55
Aa en Hunze 48
Borger-Odoorn 62
Cuijk 51
Landerd 52
De Wolden 56
Noord-Beveland 57
Wijdemeren 42
Noordenveld 49
Twenterand 65
Westerveld 56
Sint Anthonis 62
Lingewaard 52
Cranendonck 65
Steenwijkerland 56
Moerdijk 55
Echt-Susteren 51
Sluis 53
Drimmelen 55
Bernheze 54
Alphen-Chaam 42
Bergeijk 63
Bladel 60
Gulpen-Wittem 43
Tynaarlo 38
Midden-Drenthe 55
Overbetuwe 49
Hof van Twente 53
Neder-Betuwe 64
Rijssen-Holten 57
Geldrop-Mierlo 53
Olst-Wijhe 59
Dinkelland 51
Westland 59
Midden-Delfland 45
Berkelland 61
Bronckhorst 60
Sittard-Geleen 48
Kaag en Braassem 50
Dantumadiel 63
Zuidplas 45
Peel en Maas 55
Oldambt 71
Zwartewaterland 62
S�dwest-Frysl�n 51
Bodegraven-Reeuwijk 44
Eijsden-Margraten 40
Stichtse Vecht 42
Hollands Kroon 62
Leidschendam-Voorburg 42
Goeree-Overflakkee 53
Pijnacker-Nootdorp 43
Nissewaard 63
Krimpenerwaard 53
De Fryske Marren 54
Gooise Meren 27
Berg en Dal 53
Meierijstad 55
Waadhoeke 58
Westerwolde 66
Midden-Groningen 60
Beekdaelen 44
Montferland 63
Altena 54
West Betuwe 51
Vijfheerenlanden 52
Hoeksche Waard 56
Het Hogeland 57
Westerkwartier 56
Noardeast-Frysl�n 58
Molenlanden 51
Eemsdelta 67

5.2Onderwijspositie van leerlingen in volgend schooljaar

Scholen mogen zelf het beleid voor overgaan en zittenblijven bepalen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de behaalde cijfers, maar ook naar leerhouding en eventuele omstandigheden. In 2020 hebben scholen naar aanleiding van de coronacrisis hun beleid van overgaan en zittenblijven (tijdelijk) gewijzigd. Het aandeel leerlingen in de bovenbouw dat het daaropvolgend schooljaar in een hoger leerjaar met hetzelfde niveau zat, was dan ook hoger dan in de voorgaande jaren. In 2021 was dit aandeel weer lager.

Stijging zittenblijvers op havo 4 en vwo 5

In 2021 was het aandeel bovenbouwleerlingen uit 2020/’21 dat in hetzelfde of lager leerjaar zat met hetzelfde niveau bij alle onderwijssoorten hoger dan in 2020. Bij de havo-4 en vwo-5 leerlingen is dit verschil het grootst. In 2020/’21 zaten bijna 62 duizend leerlingen in havo 4. Het aandeel havo 4‑leerlingen dat het schooljaar daarop in een gelijk of lager leerjaar zat met hetzelfde niveau is met 6,6 procentpunt gestegen ten opzichte van een jaar eerder. Ook vergeleken met schooljaar 2018/’19 zijn er in 2021 naar verhouding meer havo 4‑leerlingen die opnieuw in havo 4 zaten (1,9 procentpunt). Naast de leerlingen in havo 4, is het aandeel leerlingen in vwo 5 die het jaar erop nog een keer in vwo 5 zitten hoger vergeleken met de periode voor COVID-19. In 2019 en 2020 was dit aandeel respectievelijk 6,7 en 4,2 procent. In 2021 deed 7,9 procent vwo 5 nog een keer.

5.2.1 Volgend schooljaar in gelijk of lager leerjaar met hetzelfde niveau (%)
Niveau 2021* 2020 2019 2018 2017
vmbo-b 3 5,3 4,4 5,9 5,6 5,5
vmbo-k 3 3,7 2,7 4 3,5 2,9
vmbo-gt 3 7,3 4,1 7 6,5 5,9
havo 3 6,9 3,2 6,3 5,9 5,8
havo 4 16,3 9,7 14,4 13,7 13,2
vwo 3 2,6 1,2 2,2 2,1 2,1
vwo 4 6,5 3,3 5,7 5,6 5,4
vwo 5 7,9 4,2 6,7 6,8 6,3

5.3Geslaagden in het voortgezet onderwijs

Slaag-zakregeling in 2020

In 2020 gingen de centrale examens niet door en werd het diploma gegeven op basis van de resultaten van de schoolexamens. Ook mochten de examenkandidaten maximaal twee resultaatverbeteringstoetsen maken die voor 50 procent meetelden voor het eindcijfer (als het cijfer hoger was dan het cijfer van het schoolexamen). Leerlingen op vmbo-b en vmbo-k mochten daarnaast nog een resultaatverbeteringstoets maken voor hun beroepsgerichte profielvak. Net als in 2021 kregen de examenkandidaten meer tijd om zich voor te bereiden, omdat scholen langer de tijd kregen om de schoolexamens veilig te organiseren.

In verband met de pandemie is de slaag-zakregeling voor eindexamenkandidaten in 2020 en 2021 aangepast. In 2021 gingen de schoolexamens en het centraal examen door. Er waren wel een aantal maatregelen van kracht. Zo mochten examenkandidaten de centrale examens spreiden over twee tijdvakken, waardoor het mogelijk was om extra voorbereidingstijd te hebben voor deze vakken. Tevens waren er twee herkansingsmogelijkheden in plaats van één en was het mogelijk om het eindcijfer van één vak (niet Nederlands, Engels of wiskunde) niet te betrekken bij de uitslagbepaling. Het beroepsgerichte profielvak in het vmbo werd afgesloten met een schoolexamen in plaats van een centraal examen. De groep leerlingen die in 2021 examen deed is anders van samenstelling dan voor de pandemie, omdat er vrijwel geen leerlingen waren die het schooljaar daarvoor gezakt waren.

Slagingspercentage vmbo-g blijft hoog

In 2020 slaagde bijna 100 procent van de examenkandidaten in het voortgezet onderwijs. In 2021 was het slagingspercentage 3,9 procentpunt lager. Het slagingspercentage is echter nog steeds hoger dan in de jaren voor COVID-19. Op de havo was de daling het grootst, in 2021 slaagde 91 procent van de bijna 54 duizend examenkandidaten, in 2020 was dit nog 98 procent. Het slagingspercentage lag in 2021 alsnog 2,5 procentpunt hoger dan in 2019.

Het slagingspercentage op vmbo-b en -k is vrijwel niet veranderd. In vergelijking met de periode voor COVID-19 zat vmbo-g in 2021 met 7 procentpunt verschil nog het verst verwijderd van het gebruikelijke slagingspercentage (rond de 90 procent). In de afgelopen vijf jaar gingen per jaar rond de 7 duizend leerlingen op voor het vmbo-g examen.

5.3.1 Slagingspercentage, per onderwijssoort (%)
Jaar Vmbo-b Vmbo-k Vmbo-g Vmbo-t Havo Vwo
2017 98 96 90 93 87 91
2018 98 95 90 93 88 92
2019 98 96 90 93 88 91
2020 99 99 100 99 98 99
2021* 99 99 97 96 91 94

Meer havo-gediplomeerden naar vwo

De doorstroom van havo-gediplomeerden naar het vwo was in 2021 met 7 procent hoger dan gebruikelijk. De voorgaande jaren lag dit rond de 5 procent. Per 1 augustus 2020 is wettelijk geregeld dat havoleerlingen zonder voorwaarden kunnen doorstromen naar het vwo. In 2020 was nog geen grote toename in de doorstroom van havo-gediplomeerden naar het vwo te zien, maar in 2021 wel.

Het aandeel havo-gediplomeerden dat een jaar later een hbo-opleiding volgde is afgenomen, van 77 procent in 2020 naar 72 procent in 2021. De jaren daarvoor lag het aandeel havo-gediplomeerden dat naar het hbo ging rond de 75 procent. In 2021 verliet 16,4 procent het onderwijs, in 2020 en 2019 was dit respectievelijk 13,7 en 17,0 procent. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een tussenjaar nemen of gaan werken.

Bij de vwo-gediplomeerden is de doorstroom naar het hoger onderwijs in 2021 ten opzichte van 2020 gedaald met 4 procentpunt, maar is ongeveer gelijk met de jaren voor 2020. Net als bij de havo stroomden in 2021 ten opzichte van 2020 meer vwo-gediplomeerden uit het onderwijs. Ook deze uitstroom is nu vergelijkbaar met de jaren voor COVID-19.

5.3.2 Doorstroom en uitstroom van vmbo-g/t-, havo- en vwo-gediplomeerden (%)
schoolniveau Jaar Voortgezet onderwijs Vavo Mbo Hoger onderwijs Niet in onderwijs
vmbo-g 4 met diploma 2021*, vmbo-g 4 met diploma 6,7 0,2 91,8 0,0 1,4
vmbo-g 4 met diploma 2020, vmbo-g 4 met diploma 4,9 0,2 93,7 0,0 1,3
vmbo-g 4 met diploma 2019, vmbo-g 4 met diploma 4,4 0,1 94,1 0,0 1,3
vmbo-g 4 met diploma 2018, vmbo-g 4 met diploma 5,4 0,1 93,0 0,0 1,5
vmbo-g 4 met diploma 2017, vmbo-g 4 met diploma 6,0 0,1 92,1 0,0 1,7
vmbo-t 4 met diploma 2021*, vmbo-t 4 met diploma 20,4 0,3 77,8 0,0 1,6
vmbo-t 4 met diploma 2020, vmbo-t 4 met diploma 16,3 0,3 81,8 0,0 1,5
vmbo-t 4 met diploma 2019, vmbo-t 4 met diploma 15,8 0,4 81,9 0,0 1,9
vmbo-t 4 met diploma 2018, vmbo-t 4 met diploma 16,8 0,4 80,9 0,0 1,8
vmbo-t 4 met diploma 2017, vmbo-t 4 met diploma 18,0 0,4 79,3 0,0 2,2
havo 5 met diploma 2021*, havo 5 met diploma 7,2 0,8 3,3 72,3 16,4
havo 5 met diploma 2020, havo 5 met diploma 5,3 0,8 3,1 77,1 13,7
havo 5 met diploma 2019, havo 5 met diploma 5,0 1,0 2,8 74,2 17,0
havo 5 met diploma 2018, havo 5 met diploma 4,9 1,2 2,9 74,7 16,4
havo 5 met diploma 2017, havo 5 met diploma 5,4 1,2 2,8 74,7 15,9
vwo 6 met diploma 2021*, vwo 6 met diploma 0,0 0,6 0,1 81,7 17,6
vwo 6 met diploma 2020, vwo 6 met diploma 0,0 0,4 0,1 85,2 14,3
vwo 6 met diploma 2019, vwo 6 met diploma 0,0 0,5 0,1 81,0 18,4
vwo 6 met diploma 2018, vwo 6 met diploma 0,0 0,4 0,1 82,4 17,1
vwo 6 met diploma 2017, vwo 6 met diploma 0,0 0,4 0,1 83,1 16,5

Meer doorstroom binnen vo na vmbo-g/t

Van de vmbo-gediplomeerden volgde bijna iedereen het jaar erop bekostigd onderwijs. Leerlingen met een vmbo-diploma hebben nog geen startkwalificatie behaald en zijn nog kwalificatieplichtig. In de afgelopen vijf jaar is de doorstroom van vmbo-b/k-gediplomeerden naar voortgezet onderwijs, vavo en mbo ongeveer gelijk gebleven. Leerlingen met een diploma van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg in het vmbo stroomden in 2021 vaker door binnen het voortgezet onderwijs, en minder vaak naar het mbo dan in 2020. Ook voor vmbo-g/t is per 1 augustus 2020 de wet gewijzigd, waardoor geslaagden met een extra vak toegelaten moeten worden tot de havo. Van de vmbo-t-gediplomeerden uit 2020/’21 stroomde 20 procent in 2021 door naar de havo, een stijging van 4 procentpunt ten opzichte van 2020. Het aandeel dat in 2021 doorstroomde naar het mbo was 78 procent, in 2020 was dit nog 82 procent.

5.4Studenten in het mbo

Het merendeel van de vmbo-leerlingen stroomt door naar een opleiding in het mbo. In het schooljaar 2020/’21* stroomde 88,1 procent van de leerlingen met een vmbo-diploma door naar het mbo in 2021/’22. In studiejaar 2021/’22* telde het mbo ruim 437 duizend studenten (exclusief extranei) jonger dan 25 jaar.

437 579 jongeren in het mbo in studiejaar 2021/22* Buitenvorm Binnenvorm

Meisjes vaker op hoger mbo-niveau dan jongens

Van de jongeren in het mbo in studiejaar 2021/22* waren 53 procent jongens en 47 procent meisjes. Jongens volgden relatief vaker een entree-, niveau-2 of niveau-3 opleiding, terwijl meisjes vaker een opleiding op niveau-4 volgden. Op niveau-2 is bijvoorbeeld 64 procent van de studenten jongen, terwijl jongens op niveau-4 met 47 procent in de minderheid zijn.

5.4.1 Geslacht studenten naar mbo-niveau, studiejaar 2021/2022* (%)
mbo niveau Mannen Vrouwen
Entreeopleiding 62 38
Niveau 2 (Basisberoepsopleiding) 64 36
Niveau 3 (Vakopleiding) 59 41
Niveau 4 (Middenkader-/specialistenopleiding) 47 53

Meisjes oververtegenwoordigd in zorgopleidingen

Er zijn grote verschillen tussen jongens en meisjes en de studierichtingen die zij kiezen binnen het mbo. Van de meisjes volgde in 2021/’22* 45 procent een opleiding in zorg en welzijn, terwijl dat bij de jongens 9 procent is. Jongens volgden relatief vaker een opleiding in de richtingen bouw, techniek, mobiliteit of informatie. De richtingen bouw, afbouw en techniek samen trokken in 2021/’22* bijna 22 procent van alle jongens. In de handel, economie, horeca en voedselopleidingen waren jongens en meisjes meer gelijk vertegenwoordigd.

5.4.2 Geslacht mbo-studenten naar domeincode, studiejaar 2021/2022* (%)
studierichting Mannen Vrouwen
Bouw en infra 6 0
Afbouw, hout en onderhoud 3 1
Techniek en procesindustrie 13 0
Ambacht, laboratorium en
gezondheidstechniek
1 2
Media en vormgeving 4 6
Informatie en
communicatietechnologie
9 0
Mobiliteit en voertuigen 6 0
Transport, scheepvaart en logistiek 5 2
Handel en ondernemerschap 6 7
Economie en administratie 11 10
Veiligheid en sport 9 4
Uiterlijke verzorging 1 6
Horeca en bakkerij 5 5
Toerisme en recreatie 1 2
Zorg en welzijn 9 45
Voedsel, natuur en leefomgeving 5 5
Onbekend 5 4

Meeste mbo-geslaagden in zorg en welzijn

In totaal hebben in het studiejaar 2020/’21* bijna 130 duizend jongeren een mbo-diploma behaald. De meeste diploma’s werden behaald in het domein zorg en welzijn. Onder de domeincode onbekend vallen de entreeopleidingen, en niet in te delen interdisciplinaire ‘cross-over’ studies.

5.4.3 Mbo-geslaagden naar domeincode, studiejaar 2020/2021* (x 1 000)
rechting Aantal
Bouw en infra 3,7
Afbouw, hout en onderhoud 2,3
Techniek en procesindustrie 8,9
Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek 1,5
Media en vormgeving 6,0
Informatie en communicatietechnologie 5,6
Mobiliteit en voertuigen 4,2
Transport, scheepvaart en logistiek 5,4
Handel en ondernemerschap 9,2
Economie en administratie 14,5
Veiligheid en sport 8,1
Uiterlijke verzorging 4,0
Horeca en bakkerij 6,8
Toerisme en recreatie 2,4
Zorg en welzijn 28,9
Voedsel, natuur en leefomgeving 6,5
Onbekend 11,6

5.5Begrippen

Bekostigd onderwijs

Onderwijs dat wordt bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Domein

Op basis van de Herziene Kwalificatiestructuur (HKS) kan een opleidingscode (crebocode) in het mbo ingedeeld worden in een domein. Dit is een ordening van verwante mbo-opleidingen. Crebocode wordt bij domein ingedikte in 18 klassen.

Extranei

Studenten die alleen staan ingeschreven om examen(s) te doen, zij volgen dus geen onderwijs.

Havo

De havo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs die vooral bedoeld is als voorbereiding op het hoger beroepsonderwijs. Met een havo-diploma is het tevens mogelijk om door te stromen naar het vijfde leerjaar van het vwo. De havo heeft vijf leerjaren. In de tweede fase (leerjaren 4 en 5) kiezen leerlingen uit vier profielen.

Niveau

Het mbo bestaat uit 4 niveaus:

Entreeopleiding

Niveau 2 (basisberoepsopleiding)

Niveau 3 (vakopleiding)

Niveau 4 (middenkaderopleiding en specialistenopleiding).

Onderwijssoorten

vso= voortgezet speciaal onderwijs

vmbo = voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs

vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

mbo = middelbaar beroepsonderwijs

vavo = voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

hbo = hoger beroepsonderwijs

wo = wetenschappelijk onderwijs

ho = hoger onderwijs. Hieronder vallen hbo en wo

Startkwalificatie

Een startkwalificatie is een diploma op minimaal havo, vwo of mbo niveau 2.

Een startkwalificatie wordt gezien als het minimale niveau dat nodig is om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te veroveren.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)

Het vmbo bestaat uit vier leerwegen:

  • de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b)
  • de kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k)
  • de gemengde leerweg (vmbo-g)
  • de theoretische leerweg (vmbo-t).

Vmbo-b is de vooropleiding voor de basisberoepsopleiding (niveau 2) van het mbo.

Vmbo-k is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding (niveau 3) en de middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo.

Vmbo-g en vmbo-t hebben een vergelijkbaar niveau en vormen het hoogste niveau binnen het vmbo. In tegenstelling tot vmbo-t, volgen leerlingen op vmbo-g ook een beroepsgericht vak. Met deze opleidingen kan worden ingestroomd in de middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo. Het is na diplomering, met een extra vak, tevens mogelijk om vanuit vmbo-g en vmbo-t door te stromen naar het vierde leerjaar van de havo.

Vwo

Het vwo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs, die vooral bedoeld is als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs (wo). Het vwo heeft zes leerjaren. Leerlingen kunnen in de tweede fase (leerjaren 4, 5 en 6) kiezen uit vier profielen. Het vwo kent twee onderwijssoorten: het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en minimaal één van deze klassieke talen in de bovenbouw.

5.6Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Onderwijscijfers van de groep tot 25 jaar zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over gediplomeerden in het voortgezet onderwijs zijn te vinden op Jeugdmonitor Statline.

Cijfers over examenkandidaten en slagingspercentages in het voortgezet onderwijs zijn te

vinden op StatLine.

Cijfers over door- en uitstroom in het voortgezet onderwijs zijn te vinden op StatLine.

Voor meer informatie over VO examens en de aanpak van het coronavirus zie Servicedocument VO examens 2020–2021 en Servicedocument VO examens 2019–2020.

Voor meer informatie over examens in het voortgezet onderwijs zie website van de Rijksoverheid.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Dominique van Roon

3. Jeugdzorg en Veilig Thuis

Brigitta Struijkenkamp

4. Opgroeien in ongelijke omstandigheden

Kai Gidding

5. School

Kiki van Neden, Robbert Molenaar

6. Werk

Harry Bierings

7. Middelengebruik en leefstijlkenmerken bij jongeren

Kim Knoops

8. Criminaliteit

Rob Kessels, Elianne Derksen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Carel Harmsen, Susanne Loozen, Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Werken in de Jeugdzorg

Willem Gielen

12. Met hart en ziel kwetsbare jeugdgroepen helpen staat onder druk

Jan Hendriks (Communicatie- en tekstbureau Blitz)

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Astrid Pleijers

Jannes de Vries

Robert de Vries

Eindredactie

Karolien van Wijk

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 9 november 2022

De cijfers in figuur 6.1.3 waren niet op het juiste peilmoment berekend. In de longread en de PDF is de figuur 6.1.3 aangepast met de juiste cijfers.