Foto omschrijving: Drie meiden luieren in het gras en genieten van de zon

Scroll naar Inleiding

Inleiding

Auteur: Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

Het denken over de jeugdhulp is in 2022 volop in beweging en de ogen van gemeenten, aanbieders, cliënten, professionals en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn gericht op de zogenoemde Hervormingsagenda Jeugd. Immers, steeds meer jongeren krijgen jeugdhulp. In 2015 kreeg 1 op de 10 jongeren onder de 18 jaar jeugdhulp. In 2021 is dat 1 op de 7,5.noot1 Gemeenten geven daardoor meer geld uit aan jeugdhulp, dan ze van het Rijk krijgen. Om deze reden zijn er voor 2022 en 2023 extra middelen aan gemeenten ter beschikking gesteld. Met deze Hervormingsagenda maken partijen afspraken over het betaalbaar houden van de kosten van Jeugdhulp. Er moet overeenstemming worden bereikt over onder meer de reikwijdte, kwaliteit en effectiviteit, gemeentelijke toegang, de standaardisering van de inkoop en het regionaal inkopen van bepaalde jeugdhulpvormen. Ten slotte dienen de nieuwe voornemens ook te worden gemonitord. Dit Jaarrapport van de Landelijke Jeugdmonitor geeft een breed overzicht van de leefsituatie van jongeren in Nederland.

Hoe gaat het met de jeugd in Nederland? De leefsituatie van de jeugd is aan verandering onderhevig en onder andere de coronacrisis zorgde voor een lagere waardering van jongeren voor hun welzijn vanaf 2020. Nu hebben we de afgelopen jaren in de Jeugdmonitor kunnen lezen dat het jeugdhulpgebruik gelijke tred hield met toegenomen welvaart in het algemeen en een relatief hoog ervaren welzijn onder jongeren in Nederland. Dit terwijl vaak wordt verondersteld dat er meer beroep wordt gedaan op jeugdhulp als het minder goed gaat met jongeren. Dat bleek dus niet het geval. In 2020 daalde zowel het ervaren welzijn onder jongeren als het jeugdhulpgebruik. Hoe staat het nu met de welvaart, het ervaren welzijn en het jeugdhulpgebruik van jongeren in 2021?

In het Jaarrapport Jeugdmonitor 2022 wordt allereerst gekeken naar de demografische ontwikkeling bij jeugdigen, daarna komen ontwikkelingen in het jeugdzorggebruik aan bod. Het beeld van het jeugdzorggebruik wordt vervolgens verrijkt met informatie over de leefsituatie van de jeugd aan de hand van een aantal maatschappelijke indicatoren. Deze maatschappelijke indicatoren komen aan bod in de hoofdstukken over het opgroeien in ongelijke omstandigheden, school, werk, criminaliteit en middelengebruik. De stand van zaken op deze onderwerpen heeft mogelijk impact op het welzijn van jongeren, en daarin worden lezers meegenomen in hoofdstuk 10. Doordat cijfers over het jeugdzorggebruik en de maatschappelijke indicatoren ook op gemeenteniveau beschikbaar zijn, is het mogelijk om de leefsituatie van de jeugd per gemeente af te zetten tegen het jeugdzorggebruik in de gemeente. De leefsituatie van jongeren op de BES-eilanden wordt afzonderlijk beschreven in hoofdstuk 9.

Het themaonderzoek gaat dit jaar over de arbeidsmarkt van de jeugdzorg (hoofdstuk 11). Schaarste aan personeel is immers, net als in andere sectoren, de dagelijkse realiteit. Het vraagstuk is niet eenvoudig omdat verschillende factoren doorwerken op elkaar en uiteindelijk effect hebben op thema’s als o.a. werkdruk, tevredenheid en in- en uitstroom van personeel. De uitdaging voor alle partijen die hier een rol in hebben is om hier met nog meer creativiteit naar te kijken. In aanvulling op het themaonderzoek heeft Jan Hendriks gesproken met vier gemeenten, de VNG en Jeugdzorg Nederland om hen te bevragen over hoe zij tegen deze arbeidsmarktuitdagingen aankijken en of zij voldoende data hebben over maatschappelijke indicatoren en jeugdzorg, om hun beleid hierop te bepalen en te monitoren (Hoofdstuk 12).

Jeugdzorggebruik en de maatschappelijke indicatoren in beeld 1.1.1 Jeugdzorggebruik en de maatschappelijke indicatoren in beeld 2 0 2 1 2 0 2 0 10,4% * Jeugdzorg 1) van jongeren tot 23 jaar hebben jeugdzorg ontvangen 2 0 2 1 2 0 2 0 6,2% 6,2% Wonen en opgroeien van de minderjarigen wonen in een bijstandsgezin 2 0 2 1 2 0 2 0 50,5%* 50,2% School van derdeklassers op het vmbo 2 0 2 1 2 0 2 0 73,8% 72,2% Werk 2) van 15- tot 27- jarigen hebben betaald werk 2 0 2 1 2 0 2 0 1,6%* 1,7% Criminaliteit van jongeren van 12 tot 25 jaar zijn verdacht van een misdrijf 2 0 2 1 2 0 2 0 58,0% 59,7% Alcoholgebruik van jongeren van 12 tot 25 jaar drinken wel eens alcohol

In hoofdstuk 2 over de demografische ontwikkelingen van de jeugd valt te lezen dat het aandeel jongeren (0 tot 25 jaar) in de bevolking daalt. Dit komt onder andere doordat ouderen langer blijven leven. Het aantal geboorten is gestegen van ongeveer 170 duizend in 2020 naar 179,5 duizend in 2021. Wat verder opvalt is dat de gemeenten met verhoudingsgewijs het grootste aandeel jongeren onder de bevolking, zoals Urk en Staphorst, een heel laag jeugdhulpgebruik kennen. Hier lijkt een relatie te zijn met het relatief veel voorkomen van bevindelijk gereformeerden en grote gezinnen. Verder neemt het aantal jongeren met minimaal één ouder die in het buitenland is geboren toe, en leeft 1 op de 6 jongeren in een gezin met één ouder. Dat laatste toenemende aantal is een voorspeller voor het jeugdhulpgebruik.noot2

In hoofdstuk 3 (Jeugdzorg en Veilig thuis) staat hoe het jeugdzorggebruik (dat is het totaal van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) zich heeft ontwikkeld. Het aantal jongeren tot 23 jaar met jeugdzorg is in 2021 gestegen naar 461 duizend jongeren. Binnen het geheel van jeugdzorg is het aantal jongeren met jeugdhulp het grootst, 450 duizend jongeren tot 23 jaar ontvingen jeugdhulp in 2021. Een vergelijking met 2020 is deze keer lastig te maken, vanwege een trendbreuk in de cijfers, doordat het CBS met ingang van 2021 een groep van 1 500 met name kleine jeugdhulpaanbieders voor het eerst in beeld heeft gekregen. Uit eerder onderzoek van het CBSnoot3 over Jeugdhulp bleek dat het aantal jongeren tot 18 jaar met jeugdhulp in 2021 toenam naar 434 duizend.noot4 De groei van het jeugdhulpgebruik zit vooral in ambulante hulp op locatie. De verschillen in het jeugdhulpgebruik tussen gemeenten zijn groot. Zo blijft Tiel koploper in het gebruik van jeugdhulp in natura met 24 procent van alle jongeren tot 18 jaar, bijna 1 op de 4 jongeren. In Heerde is dat 19 procent en in Terneuzen 20,5 procent. Aan de andere kant van het spectrum vinden we Staphorst (6,4 procent), Westvoorne (6,7 procent), Schiedam (7,1 procent) en Raalte (7,2 procent). In Rotterdam is het jeugdhulpgebruik in vergelijking met andere grote steden ook laag met 8,8 procent. Het herhaald beroep is in 2021 niet significant gestegen ten opzichte van het coronajaar 2020.

Bij jeugdbescherming (ondertoezichtstelling en voogdij) zien we ten opzichte van 2015 een lichte daling naar 41 duizend jongeren en bij jeugdreclassering een iets stevigere daling naar 8 duizend jongeren in 2021. Deze laatste dalende trend zien we ook terug in de teruglopende criminaliteit in hoofdstuk 8. De ouders van jongeren met een ondertoezichtstelling wonen vaker niet dan wel bij elkaar, en vaak loopt er dan ook nog eens een scheidingsproces. Recent onderzoek van Signifcant toont aan dat 92 procent van de jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel in 2020 te maken had met gescheiden ouders. Daarnaast is er een relatie tussen jeugdbeschermingsmaatregelen met ouders die gebruik maken van specialistische GGZ, vaak in samenhang met een scheiding.noot5 Het aantal adviezen over kindermishandeling of huiselijk geweld is sinds 2020 verder gestegen van 701 naar 766 adviezen op de 100 duizend inwoners, en het totaal aantal meldingen daalde van 127 duizend naar 119 duizend.

Een belangrijke indicator voor jeugdhulpgebruik is het aantal kinderen dat opgroeit in de bijstandnoot6 (hoofdstuk 4). Dit beeld krijgt meer reliëf door de context van ruim 200 duizend bijstandskinderen te vergelijken met die van 127 duizend miljonairskinderen in Nederland. Wat in dit hoofdstuk kan worden geleerd is dat clichés met data worden onderbouwd. Het eerste onderscheid betreft dat de bijstandskinderen relatief vaak in het buitenland geboren zijn of minstens één ouder hebben die in het buitenland geboren is terwijl miljonairskinderen vooral van Nederlandse herkomst zijn. De eerste groep is goed vertegenwoordigd in Rotterdam, Amsterdam en Heerlen en laag in Rozendaal, Hattem en Urk. Bloemendaal, Laren, Blaricum en Wassenaar kennen weer veel miljonairskinderen, die spaarzaam zijn in Brunssum, Kerkrade, Landgraaf en Heerlen. Van de grote steden kent vooral Rotterdam de grootste disbalans tussen weinig miljonairskinderen en veel bijstandskinderen. Veel van de bijstandskinderen met een buitenlandse herkomst komen uit Syrië en Marokko. De miljonairskinderen hebben veelal in Nederland geboren ouders die allebei werken, terwijl bijstandskinderen vaker alleen leven met hun moeder.

In hoofdstuk 5 over school blijkt dat het slagingspercentage van jongeren in het voortgezet onderwijs in 2021 is gedaald. In het coronajaar 2020 zijn de eisen aangepast, waren er weinig zittenblijvers en hier komt in 2021 een correctie op. Ook het aantal zittenblijvers nam toe in 2021. De meisjes doen het op school vaak wat beter dan de jongens, waarbij de meisjes op het mbo vaker kiezen voor werken in de zorg en de jongens voor bouw, techniek, mobiliteit of informatie gerelateerde beroepen. De arbeidsparticipatie van jongeren nam in 2021 toe, na de coronadip in 2020 (hoofdstuk 6). Gemeenten met de hoogste arbeidsparticipatie waren in 2020 Urk, Reusel-de Mierden en Staphorst. De gevoelde werkdruk steeg ook, met name bij hen die werkzaam zijn in de horeca is de werkdruk relatief hoog. Werk gerelateerde psychische vermoeidheid komt vaak voor bij jongeren werkzaam als verkoper in de detailhandel. Toch zijn de meesten tevreden over hun werk, maar ontevreden over het salaris.

Uit het hoofdstuk leefstijl en middelengebruik (hoofdstuk 7) blijkt dat het aantal rokers onder jongvolwassen is gedaald ten opzichte van 2014. Het alcohol- en cannabisgebruik onder jongvolwassenen is sinds 2014 stabiel. Zowel overgewicht (12 procent van de kinderen) als obesitas (3 procent van de kinderen) komt vaker voor bij jongeren met laagopgeleide ouders. Wel voldoen steeds meer kinderen met laagopgeleide ouders aan de Beweegrichtlijnen.

In hoofdstuk 8 is de stand van criminaliteit onder jongeren beschreven, zowel in termen van verdachte als slachtoffer. De ingezette trend van een dalend aantal jongeren dat wordt verdacht van een misdrijf zet zich voort, de daling voltrekt zich vooral in de zakkenrollerij (–40 procent) en woninginbraak (–25 procent). Het meeste voorkomende traditionele delict is diefstal. Het aantal verdachten van een misdrijf ligt bij meisjes aanzienlijk lager dan bij jongens. De jonge slachtoffers van delicten woonden vaak in zeer sterk stedelijke buurten. In Groningen was 29 procent van de jongeren slachtoffer en in Fryslân was dit percentage met 19 procent het laagst. Met de daling van het aantal slachtoffers van criminaliteit daalt ook het onveiligheidsgevoel onder jongeren van 46 procent in 2012 naar 43 procent in 2021.

Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hoofdstuk 9) woonden op 1 januari 2022, 7,3 duizend jongeren, waarvan het overgrote deel op Bonaire (5,9 duizend jongeren). Het aantal jongeren op Bonaire neemt licht toe, maar daalt als aandeel van de bevolking van 30 procent in 2012 naar 26 procent in 2021. Op de andere eilanden daalt het aantal jongeren licht. De omstandigheden waarin jongeren in Caribisch Nederland (CN) opgroeien verschilt met hun leeftijdsgenoten in Europees Nederland. Minder jongeren (ruim de helft) woonden in vergelijking met leeftijdsgenoten in Europees Nederland bij beide ouders. Zo woonden op Sint Eustatius meer jongeren (43 procent) in een éénoudergezin dan bij beide ouders (41 procent). Verder is de arbeidsparticipatie van jongeren in Caribisch Nederland lager dan in Europees Nederland. Veel scholieren in het voortgezet onderwijs of mbo zien hun toekomst niet op de eilanden. Zij willen na hun opleiding het liefst naar met name Europees Nederland of de Verenigde Staten.

Ten slotte hebben de scores op al de hier voorgaande besproken maatschappelijke indicatoren een mogelijke samenhang met het welzijn van jongeren (hoofdstuk 10). Het onderzoek richt zich op de categorie jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar. Het jaar 2021 laat een verdere daling van het welzijn van jongvolwassenen zien, ze zijn minder gelukkig, minder tevreden met hun leven en ervaren een lager persoonlijk welzijn dan in 2020. In 2021 voelde 81 procent van de jongvolwassenen zich gelukkig en daalde de tevredenheid met het leven van 81 procent in 2020 naar 77 procent. Het lager welzijn betreft vooral het vertrouwen, sociale leven, gezondheid, financiële toekomst en opleiding alsmede het beroep. De belangrijkste dalers in de rangorde van de verschillende dimensies zijn de (mentale) gezondheid en het sociale leven. Wel is er een groot verschil tussen de mannen en de vrouwen, waarbij de laatsten aanzienlijk lager scoren. Daarnaast is de teruggang minder bij jongeren met ouders in de hogere inkomensgroepen. Het sociale leven lijkt zich nog niet geheel te hebben hersteld van de coronapandemie. Jongvolwassenen hadden minder vaak regelmatig sociaal contact. Ook voelden zij zich vaker dan in 2019 sterk emotioneel eenzaam.

Ook uit het Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) onderzoeknoot7 naar welzijn, dat ook jongeren van 12 tot en met 16 jaar betrekt, en dat vierjaarlijks gehouden wordt, blijkt dat de mentale gezondheid van jongeren sterk is gedaald tussen 2017 en 2021, met name onder meisjes. De vraag is nu wat deze daling van het welzijn betekent voor de jeugdhulpvraag, een stijging of juist een daling? Immers, tot nu toe hield een stijging van het jeugdhulpgebruik gelijke tred met een relatief hoog welzijn van jongeren en een stijging van het welvaartsniveau in het algemeen. Het jeugdhulpgebruik was in 2021 hoog, maar met aftrek van de cliënten die zijn geholpen door 1 500 nieuw getraceerde jeugdhulp aanbieders, is het jeugdhulpgebruik slechts licht gestegen. Dit laat onverlet dat veel sectoren kampen met een personeelstekort, de coronapandemie heeft geleid tot veel arbeidsmobiliteit en de vraag is dan, hoe pakken die ontwikkelingen uit voor de jeugdzorg?

In hoofdstuk 11 wordt geanalyseerd hoe de vlag er bij de arbeidsmarkt voor de jeugdzorg bijhangt. Het grootste gedeelte van de werknemers in het brede jeugddomein is relatief jong, vrouw (84 procent) en hoogopgeleid, werkt meer uren dan gemiddeld in de bedrijfstak zorg en welzijn, ervaart vaker een hoge werkdruk en ervaart meer agressie door patiënten of cliënten dan gemiddeld in de tak zorg en welzijn. Maar liefst 84 procent van deze werknemers gaf aan in een cliëntgebonden beroep werkzaam te zijn. Een relatief grote groep behoort tot de beroepsgroep van de jeugdzorgwerkers (17 procent). Volgens 64 procent van de werknemers in het brede jeugddomein is de werkdruk in 2021 toegenomen. Drie kwart van de beroepsbeoefenaren is tevreden met hun werk. De door werknemers in het brede jeugddomein ervaren agressie door cliënten of patiënten (74 procent) is in het vierde kwartaal van 2021 hoger dan gemiddeld in de zorg (64 procent), maar de ervaren agressie is afgenomen in vergelijking met het tweede kwartaal van 2019. Een kwart van de respondenten in het brede jeugddomein gaf echter aan dat agressie in de afgelopen 12 maanden is toegenomen. Werknemers in de jeugdzorg hebben van alle branches de grootste kans de sector zorg en welzijn te verlaten en zijn de enige branche waarin werknemers een grotere kans hebben over te stappen naar een andere branche binnen de zorg en welzijn.

Samenvattend, het jaar 2021 laat zich niet eenvoudig lezen. Op het gebied van geluk en welzijn van jongvolwassenen ijlen de gevolgen van het coronajaar mogelijk nog na (bijvoorbeeld minder sociale contacten). Maar ziet de wereld er niet sowieso anders uit dan in 2019, met een Europese oorlog, stikstofcrisis en woningnood (met name voor jongeren)? De vraag is of en in welke mate het dalende welzijn in de toekomst gelijke tred houdt met het jeugdhulpgebruik. Bezien we de scores op maatschappelijke indicatoren dan is er ook reden voor optimisme, er waren in 2021 minder jongeren in een bijstandsgezin, de jeugdcriminaliteit daalde, minder jongeren werden slachtoffer van een delict, de arbeidsmarkt voor jongeren heeft zich deels herstelt en het middelengebruik onder 12- tot 25‑jarigen bleef gelijk.

De uiteindelijke gevolgen van maatschappelijke omstandigheden zullen vanwege het zeer uiteenlopend beroep op jeugdzorg echter verschillen per regio en gemeente. Het is opvallend hoe goed de gemeente Urk en aanverwante kleine(re) gemeenten scoren op een maatschappelijke factor als arbeidsparticipatie in relatie tot een laag gebruik van jeugdhulp. Op het gebied van jeugdhulpgebruik nadert Rotterdam de scores van Urk, terwijl Rotterdam op andere lijstjes over arbeidsparticipatie, en jongeren die opgroeien in de bijstand, beduidend minder goed scoort. Voor toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt lijkt de jeugdzorg niet zo goed voorgesorteerd, zeker als het jeugdzorggebruik blijft stijgen. Dat jeugdzorggebruik hangt samen met veel factoren en het lastige is te bepalen welke voor een gemeente en regio doorslaggevend zijn. De zoektocht naar houvast voor beleid begint dan door het zoeken naar data over scores op maatschappelijke indicatoren. Die roepen in eerste instantie meer vragen op dan antwoorden. Het historisch gebruik geeft enig inzicht, maar dat wordt minder naarmate de maatschappelijke omstandigheden aan verandering onderhevig zijn. Dan zou de zoektocht van beleidsmakers moeten beginnen met factoren die wel en niet door beleid beïnvloedbaar zijn.

De Jeugdmonitor heeft als doel om met data over dat jeugdzorggebruik en scores op maatschappelijke indicatoren, vragen op te roepen. Om meer beeld te krijgen over de werkelijkheid achter deze cijfers, worden overheden, wetenschappers en andere betrokkenen, uitgedaagd nader (benchmark)onderzoek te doen, naar het verklaren van al die verschillende scores tussen gemeenten en regio’s. Voor deze onderzoeken kan gebruik worden gemaakt van een veelheid aan data, waarvan in het Jaarrapport van de Jeugdmonitor slechts een kernselectie wordt gepresenteerd. De zoektocht kan beginnen op de website van de Landelijke Jeugdmonitor en eindigen op Jeugdmonitor Statline of de reguliere StatLine van het CBS, waar naar wens tal van data kan worden gecombineerd.

Noten

Deze 1 op de 7,5 is een prognose van de definitieve cijfers: CBS (2022). Jeugdhulp 2021.

CBS (2022). Jeugdhulp 2021.

Jeugdhulp is in principe bedoeld voor personen tot 18 jaar, waarbij sinds 1 juli 2018 sommige vormen van jeugdhulp zoals pleegzorg standaard doorlopen tot 21 jaar. In uitzonderlijke gevallen kan de jeugdhulp worden voortgezet tot de leeftijd van 23 jaar.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Dominique van Roon

3. Jeugdzorg en Veilig Thuis

Brigitta Struijkenkamp

4. Opgroeien in ongelijke omstandigheden

Kai Gidding

5. School

Kiki van Neden, Robbert Molenaar

6. Werk

Harry Bierings

7. Middelengebruik en leefstijlkenmerken bij jongeren

Kim Knoops

8. Criminaliteit

Rob Kessels, Elianne Derksen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Carel Harmsen, Susanne Loozen, Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Werken in de Jeugdzorg

Willem Gielen

12. Met hart en ziel kwetsbare jeugdgroepen helpen staat onder druk

Jan Hendriks (Communicatie- en tekstbureau Blitz)

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Astrid Pleijers

Jannes de Vries

Robert de Vries

Eindredactie

Karolien van Wijk

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 9 november 2022

De cijfers in figuur 6.1.3 waren niet op het juiste peilmoment berekend. In de longread en de PDF is de figuur 6.1.3 aangepast met de juiste cijfers.