Foto omschrijving: Kinderen hangen verveeld rond op een grasveldje met speeltoestellen zoals een schommel.

Opgroeien in bijstand

Wonen in een bijstandsgezin

Auteur: Daniël Herbers

Eind 2019 leefde 6,1 procent van alle kinderen in bijstandsgezinnen. Dat aantal is voor het derde jaar op een rij gedaald. Bijstandskinderen hebben relatief vaak een niet-westerse migratieachtergrond en gezinnen met bijstandskinderen wonen vrijwel altijd in een huurwoning. Hoe jonger de kinderen, hoe minder het bijstandsgezin te besteden heeft en hoe vaker de schulden groter zijn dan de bezittingen.

4.1Daling bijstandskinderen zette door in 2019

Op 31 december 2019 waren er 204 duizend bijstandskinderen van jonger dan 18 in Nederland, dat is 6,1 procent van alle kinderen. Het aantal kinderen in gezinnen waarvan minstens één van beide ouders een bijstandsuitkering had, was bijna 13 duizend lager dan eind 2018 en bijna 25 duizend lager dan eind 2017. Tussen 2009 en 2016 nam het aantal bijstandskinderen met ruim 45 duizend toe, een toename van 5,2 naar 6,8 procent van alle kinderen. Die toename was vooral het gevolg van de economische crisis. Vanaf 2015 was er bovendien een grotere toestroom van vluchtelingen die na het doorlopen van de asielprocedure als statushouder veelal in de bijstand terecht kwamen.

4.1.1 Minderjarige bijstandskinderen, 31 december (x 1 000)
jaar aantal
2004 230,5
2005 208,2
2006 228,7
2007 217,3
2008 193,8
2009 183,5
2010 193,7
2011 197,4
2012 199,4
2013 212,9
2014 222,9
2015 225,7
2016 230,5
2017 227,8
2018 216,9
2019 204,3

Percentage in Rotterdam neemt licht af

Net als vorige jaren heeft de gemeente Rotterdam relatief de meeste bijstandskinderen. Eind 2019 waren dit er 17,5 duizend, ofwel 14,3 procent van alle Rotterdamse kinderen. Dat waren er zo’n 1,5 duizend minder dan een jaar eerder. In Rotterdam daalt het aandeel bijstandskinderen voor het derde jaar op rij. In de tien gemeenten met de meeste kinderen, tellen behalve Rotterdam ook Amsterdam (12,0 procent), Groningen (11,2 procent) en Den Haag (10,6 procent) relatief veel bijstandskinderen. In Amersfoort (5,4 procent) en Breda (6,2 procent) waren dit er juist relatief weinig.

4.1.2 Minderjarige bijstandskinderen, 31 december 2019
Gemeente Minderjarige bijstandskinderen
Aa en Hunze 4,4
Aalsmeer 2,6
Aalten 2,8
Achtkarspelen 5,2
Alblasserdam 4,2
Albrandswaard 3,2
Alkmaar 5,7
Almelo 8,1
Almere 7,0
Alphen aan den Rijn 4,2
Alphen-Chaam 3,3
Altena 2,8
Ameland 0,6
Amersfoort 5,4
Amstelveen 3,3
Amsterdam 12,0
Apeldoorn 5,3
Appingedam 11,0
Arnhem 10,4
Assen 6,4
Asten 3,3
Baarle-Nassau 3,3
Baarn 3,4
Barendrecht 3,2
Barneveld 2,0
Beek 5,2
Beekdaelen 3,7
Beemster 2,2
Beesel 4,9
Berg en Dal 5,4
Bergeijk 2,6
Bergen (L.) 4,4
Bergen (NH.) 3,0
Bergen op Zoom 8,4
Berkelland 3,4
Bernheze 2,8
Best 3,8
Beuningen 4,1
Beverwijk 6,6
Bladel 2,2
Blaricum 2,7
Bloemendaal 1,6
Bodegraven-Reeuwijk 2,8
Boekel 2,0
Borger-Odoorn 5,0
Borne 2,8
Borsele 3,1
Boxmeer 3,1
Boxtel 4,1
Breda 6,2
Brielle 4,2
Bronckhorst 2,6
Brummen 3,5
Brunssum 7,6
Bunnik 2,1
Bunschoten 2,1
Buren 2,8
Capelle aan den IJssel 9,2
Castricum 2,8
Coevorden 6,1
Cranendonck 3,9
Cuijk 4,5
Culemborg 5,3
Dalfsen 2,5
Dantumadiel 4,6
De Bilt 3,3
De Fryske Marren 4,0
De Ronde Venen 3,2
De Wolden 3,0
Delft 9,9
Delfzijl 12,3
Den Helder 7,9
Deurne 3,0
Deventer 6,3
Diemen 4,8
Dinkelland 2,6
Doesburg 5,3
Doetinchem 5,6
Dongen 3,3
Dordrecht 8,4
Drechterland 3,3
Drimmelen 1,9
Dronten 4,0
Druten 4,0
Duiven 4,6
Echt-Susteren 4,9
Edam-Volendam 3,4
Ede 3,7
Eemnes 2,5
Eersel 3,3
Eijsden-Margraten 2,9
Eindhoven 7,9
Elburg 2,9
Emmen 8,4
Enkhuizen 6,4
Enschede 10,0
Epe 4,2
Ermelo 3,5
Etten-Leur 4,8
Geertruidenberg 4,2
Geldrop-Mierlo 5,2
Gemert-Bakel 3,7
Gennep 3,4
Gilze en Rijen 5,8
Goeree-Overflakkee 3,7
Goes 4,8
Goirle 2,5
Gooise Meren 2,7
Gorinchem 6,0
Gouda 6,1
Grave 3,8
Groningen 11,2
Gulpen-Wittem 3,7
Haaksbergen 3,9
Haaren 1,5
Haarlem 5,5
Haarlemmermeer 3,9
Halderberge 5,8
Hardenberg 3,3
Harderwijk 4,6
Hardinxveld-Giessendam 2,5
Harlingen 6,8
Hattem 2,1
Heemskerk 6,8
Heemstede 2,0
Heerde 3,0
Heerenveen 5,2
Heerhugowaard 3,6
Heerlen 12,9
Heeze-Leende 1,5
Heiloo 2,3
Hellendoorn 2,8
Hellevoetsluis 6,0
Helmond 6,6
Hendrik-Ido-Ambacht 3,4
Hengelo 6,1
Het Hogeland 5,6
Heumen 3,5
Heusden 2,9
Hillegom 3,6
Hilvarenbeek 3,0
Hilversum 5,4
Hoeksche Waard 3,0
Hof van Twente 3,7
Hollands Kroon 3,8
Hoogeveen 5,4
Hoorn 5,2
Horst aan de Maas 2,8
Houten 2,8
Huizen 4,8
Hulst 3,8
IJsselstein 4,9
Kaag en Braassem 2,9
Kampen 3,1
Kapelle 3,5
Katwijk 3,7
Kerkrade 10,0
Koggenland 2,8
Krimpen aan den IJssel 5,1
Krimpenerwaard 3,9
Laarbeek 3,4
Landerd 3,6
Landgraaf 8,4
Landsmeer 3,8
Langedijk 3,1
Lansingerland 3,2
Laren 2,8
Leeuwarden 9,9
Leiden 7,9
Leiderdorp 4,1
Leidschendam-Voorburg 6,5
Lelystad 7,1
Leudal 2,6
Leusden 3,0
Lingewaard 3,1
Lisse 2,6
Lochem 3,5
Loon op Zand 3,0
Lopik 4,1
Loppersum 4,9
Losser 4,2
Maasdriel 2,9
Maasgouw 3,3
Maassluis 8,7
Maastricht 8,9
Medemblik 3,4
Meerssen 3,2
Meierijstad 3,6
Meppel 5,0
Middelburg 7,4
Midden-Delfland 2,9
Midden-Drenthe 3,6
Midden-Groningen 7,5
Mill en Sint Hubert 3,5
Moerdijk 3,8
Molenlanden 2,3
Montferland 2,9
Montfoort 3,2
Mook en Middelaar 2,8
Neder-Betuwe 2,9
Nederweert 3,4
Nieuwegein 5,6
Nieuwkoop 2,8
Nijkerk 2,6
Nijmegen 9,7
Nissewaard 9,1
Noardeast-Fryslân 4,5
Noord-Beveland 3,9
Noordenveld 5,2
Noordoostpolder 5,3
Noordwijk 2,6
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 4,3
Nunspeet 3,0
Oegstgeest 3,1
Oirschot 2,5
Oisterwijk 3,0
Oldambt 9,2
Oldebroek 3,0
Oldenzaal 4,6
Olst-Wijhe 3,6
Ommen 3,6
Oost Gelre 2,7
Oosterhout 4,7
Ooststellingwerf 5,5
Oostzaan 3,5
Opmeer 1,5
Opsterland 4,6
Oss 4,8
Oude IJsselstreek 5,3
Ouder-Amstel 3,2
Oudewater 2,7
Overbetuwe 3,0
Papendrecht 4,8
Peel en Maas 2,6
Pekela 11,4
Pijnacker-Nootdorp 3,0
Purmerend 5,4
Putten 2,6
Raalte 3,1
Reimerswaal 3,2
Renkum 4,9
Renswoude 1,5
Reusel-De Mierden 2,7
Rheden 6,6
Rhenen 2,4
Ridderkerk 6,8
Rijssen-Holten 2,9
Rijswijk (ZH.) 8,2
Roerdalen 4,0
Roermond 8,1
Roosendaal 7,5
Rotterdam 14,3
Rozendaal 1,3
Rucphen 3,6
Schagen 3,0
Scherpenzeel 2,4
Schiedam 9,0
Schiermonnikoog 0,8
Schouwen-Duiveland 4,8
s-Gravenhage 10,6
's-Hertogenbosch 4,8
Simpelveld 3,8
Sint Anthonis 2,5
Sint-Michielsgestel 2,3
Sittard-Geleen 7,1
Sliedrecht 5,7
Sluis 3,1
Smallingerland 6,8
Soest 4,6
Someren 3,6
Son en Breugel 4,0
Stadskanaal 7,8
Staphorst 2,0
Stede Broec 4,4
Steenbergen 5,0
Steenwijkerland 4,4
Stein 3,6
Stichtse Vecht 3,3
Súdwest-Fryslân 5,8
Terneuzen 5,8
Terschelling 0,1
Texel 3,0
Teylingen 2,2
Tholen 3,2
Tiel 7,0
Tilburg 9,4
Tubbergen 1,7
Twenterand 3,5
Tynaarlo 3,1
Tytsjerksteradiel 3,8
Uden 4,3
Uitgeest 3,3
Uithoorn 4,3
Urk 1,9
Utrecht 7,3
Utrechtse Heuvelrug 3,1
Vaals 8,4
Valkenburg aan de Geul 5,2
Valkenswaard 4,5
Veendam 8,8
Veenendaal 4,7
Veere 2,0
Veldhoven 3,0
Velsen 5,7
Venlo 7,6
Venray 5,9
Vijfheerenlanden 4,4
Vlaardingen 10,3
Vlieland 0,7
Vlissingen 9,7
Voerendaal 4,4
Voorschoten 3,7
Voorst 2,8
Vught 1,7
Waadhoeke 5,6
Waalre 3,6
Waalwijk 4,1
Waddinxveen 2,8
Wageningen 5,5
Wassenaar 3,8
Waterland 3,3
Weert 5,6
Weesp 5,1
West Betuwe 2,7
West Maas en Waal 3,9
Westerkwartier 3,6
Westerveld 3,0
Westervoort 7,7
Westerwolde 5,5
Westland 3,8
Weststellingwerf 4,3
Westvoorne 3,3
Wierden 2,3
Wijchen 4,5
Wijdemeren 2,8
Wijk bij Duurstede 3,6
Winterswijk 5,0
Woensdrecht 4,8
Woerden 3,3
Wormerland 5,3
Woudenberg 2,5
Zaanstad 6,7
Zaltbommel 2,6
Zandvoort 7,1
Zeewolde 3,7
Zeist 4,7
Zevenaar 4,4
Zoetermeer 7,8
Zoeterwoude 2,5
Zuidplas 3,6
Zundert 4,5
Zutphen 7,4
Zwartewaterland 3,0
Zwijndrecht 9,3
Zwolle 6,0
69% van de kinderen met een Syrische achtergrond groeit op in een bijstandsgezin Buitenvorm Binnenvorm

Ook daling bij kinderen met migratieachtergrond

Bijna 69 procent van alle kinderen met een Syrische achtergrond leefde eind 2019 in een bijstandsgezin, tegenover 2,4 procent van de kinderen met een Nederlandse achtergrond. De meeste bijstandskinderen, 57,8 duizend, hadden een Nederlandse achtergrond. Kinderen met een Syrische achtergrond vormden met 27,5 duizend de tweede groep bijstandskinderen. De meeste Syrische statushouders vinden niet snel betaald werk en komen daardoor in de bijstand terecht. Het aantal bijstandskinderen met een Syrische achtergrond is in 2019 voor het eerst sinds 2016 gedaald. Het aantal bijstandskinderen met een Syrische achtergrond daalde in 2019 met 1,2 duizend ten opzichte van 2018 en lag daarmee iets onder het niveau van eind 2017. Kinderen met een Marokkaanse achtergrond vormden de derde groep bijstandskinderen. Eind 2019 waren dit er 23,1 duizend. Dat is 18,8 procent van alle kinderen met een Marokkaanse achtergrond.

4.1.3 Migratieachtergrond van bijstandskinderen, 31 december (x 1 000)
2017 2018 2019
Nederlandse achtergrond 68,7 62,5 57,8
Westerse achtergrond 15,1 13,7 12,8
Niet-westerse achtergrond,
waarvan
144,0 140,6 133,8
Marokko 26,6 24,7 23,1
Turkije 13,5 12,3 11,2
Syrië 27,6 28,9 27,5

4.2Samenstelling bijstandsgezinnen in 2018

De volgende paragraaf gaat specifiek over de bijstandsgezinnen waar kinderen deel van uitmaken. Deze statistieken worden gemaakt op basis van gegevens uit de integrale inkomens- en vermogensstatistiek (IIVS). In deze statistiek zijn bijstandsgezinnen gedefinieerd als huishoudens waar een bijstandsuitkering gedurende het hele jaar de voornaamste inkomensbron was. Genoemde inkomensbedragen zijn in lopende prijzen en het besteedbaar inkomen van bijstandsgezinnen bestaat niet alleen uit de bijstandsuitkering maar ook uit aanvullende sociale voorzieningen en andere inkomensbronnen die niet de voornaamste inkomensbron zijn. Voor de inkomens- en vermogensstatistiek zijn cijfers over 2018 de meest recent beschikbare gegevens.

In 2018 waren er bijna 98 duizend huishoudens met kinderen onder de 18 met een bijstandsuitkering als belangrijkste inkomensbron. Bijstandsgezinnen waren voor twee derde eenoudergezinnen. De jongste bijstandsgezinnen hadden vaker dan oudere gezinnen twee ouders.

Meestal alleenstaande moeders

Bijstandsgezinnen zijn kleiner dan niet-bijstandsgezinnen. In 2018 bestond bijna 60 procent van de bijstandsgezinnen uit 2 of 3 personen, tegenover 35 procent van de niet-bijstand gezinnen. Bijstandsgezinnen waren in 64 procent van de gevallen eenoudergezinnen met een vrouw als hoofdkostwinner. In niet-bijstandsgezinnen had 70 procent van de 1,8 miljoen gezinnen twee ouders en een mannelijke hoofdkostwinner.

4.2.1 Huishoudens met minderjarige kinderen, 2018* (%)
gezinssituatie Twee ouders - man hoofdkostwinner Twee ouders - vrouw hoofdkostwinner Een ouder - man Een ouder - vrouw
Bijstandsgezinnnen 26,5 6,5 3,5 63,6
Overige gezinnen 70 14,1 2,5 13,4
*voorlopige data

Ouders het vaakst samen in jonge bijstandsgezinnen

In bijstandsgezinnen met jonge kinderen zijn vaker twee ouders aanwezig dan in gezinnen met oudere kinderen. Door leeftijden van het jongste kind en de hoofdkostwinner met elkaar te vergelijken, kunnen de verschillende levensfasen waarin bijstandsgezinnen zich bevinden in kaart worden gebracht. In 2018 waren er 43 duizend bijstandsgezinnen met een jongste kind van onder de 6 jaar, waarbij de hoofdkostwinner gemiddeld 34 jaar was. Van 30,2 duizend bijstandsgezinnen was het jongste kind tussen de 6 en 12 jaar en de hoofdkostwinner gemiddeld 41 jaar. Bij 24,7 duizend was het jongste kind tussen de 12 en 18 jaar en de hoofdkostwinner 47 jaar. Van de gezinnen waar het jongste kind jonger dan 6 is telde 40 procent nog twee ouders, van de gezinnen waar het jongste kind 12 of ouder is, is dat één op de vier.

4.2.2 Bijstandsgezinnen naar leeftijd van het jongste kind, 2018* (%)
leeftijd Twee ouders - man hoofdkostwinner Twee ouders - vrouw hoofdkostwinner Een ouder - man Een ouder - vrouw
0 tot 6 jaar 32,6 7,4 1,4 58,6
6 tot 12 jaar 23,6 5,9 4,0 66,6
12 tot 18 jaar 19,3 5,6 6,3 68,8
*voorlopige data

4.3Welvaartspositie van bijstandsgezinnen met kinderen

Bijstandsgezinnen hebben minder te besteden dan andere gezinnen en behoren bijna allemaal tot de 20 procent minst welvarende huishoudens van Nederland. Bijna 99 procent van de bijstandsgezinnen woonde in een huurwoning en meer dan een kwart had in 2018 meer schulden dan bezittingen.

1 920 euro per maand te besteden

Gezinnen met kinderen die een bijstandsuitkering als belangrijkste bron van inkomen ontvingen hadden in 2018 23,6 duizend euro te besteden, dat is gemiddeld 600 euro meer dan in 2017. Dit was in 2018 gemiddeld 1 970 euro per maand. Gezinnen met kinderen onder de 18 jaar waar de bijstand niet de belangrijkste inkomstenbron was, hadden 2,5 keer zoveel te besteden, gemiddeld 59,1 duizend euro per jaar.

Aandeel bijstandsgezinnen met een negatief vermogen 4 procent gedaald

Gezinnen hebben recht op een bijstandsuitkering als het vermogen niet te hoog is. Op 1 januari 2018 bedroeg het mediane vermogen van bijstandsgezinnen met kinderen 450 euro. Dit varieerde van 260 euro bij de gezinnen met een jongste kind tot 6 jaar, tot 720 euro bij gezinnen met een jongste kind van 12 tot 18 jaar. Het mediane vermogen van andere gezinnen met kinderen bedroeg ruim 50 duizend euro, oudere gezinnen binnen deze groep bezaten in doorsnee 96 duizend euro.

Op 1 januari 2018 had 28 procent van de bijstandsgezinnen met minderjarige kinderen een negatief vermogen, dat aandeel is net zo hoog als op 1 januari 2017. Een negatief vermogen betekent dat de schulden groter waren dan de bezittingen. Onder de jongste bijstandsgezinnen was het percentage gezinnen met een negatief vermogen 31 procent. Dat is hoger dan bij gezinnen waarvan het jongste kind 12 tot 18 jaar oud is. Van hen had 23 procent meer schulden dan bezittingen.

Welvaartspositie jonge bijstandsgezinnen slechter dan oudere bijstandsgezinnen

Meer dan 60 procent van de bijstandsgezinnen behoorde in 2018 tot de 10 procent minst welvarende huishoudens van Nederland. Van de niet-bijstandsgezinnen behoorde 5 procent tot dit laagste welvaartsdeciel. Gekeken naar de combinatie van inkomen en vermogen behoorde 35 procent van de bijstandsgezinnen met kinderen tussen de 12 en 18 tot de minst welvarende 10 procent huishoudens, van de bijstandsgezinnen met jonge kinderen was dat bijna 80 procent.

4.3.1 Welvaart van bijstandsgezinnen, 2018* (%)
leeftijd tot het 10e welvaartspercentiel 10e tot 20e welvaartspercentiel 20 tot 30e welvaartspercentiel 30e welvaartspercentiel en hoger
0 tot 6 jaar 78,6 20,4 0,8 0,2
6 tot 12 jaar 56,1 40,9 2,5 0,6
12 tot 18 jaar 35,4 56,3 7,1 1,3
*voorlopige cijfers

Bijna alle bijstandsgezinnen wonen in een huurwoning

Van de 98 duizend gezinnen met een bijstandsuitkering als belangrijkste inkomensbron woonde bijna 99 procent in een huurwoning en bijna al deze huurders ontvingen huurtoeslag. Gezinnen waarvan het jongste kind jonger dan 6 is zijn relatief het minst vaak eigenaar van een woning (1 procent) tegenover 2 procent van de gezinnen met oudere kinderen. Eigenwoningbezit kwam veel vaker voor in niet-bijstandsgezinnen. Ruim driekwart van deze gezinnen bezat een eigen woning, ongeacht de leeftijd van het jongste kind. Slechts 10 procent woonde in een huurwoning en ontving huurtoeslag in 2018.

87% van de jonge bijstandsgezinnen loopt risico op armoede Buitenvorm Binnenvorm

Bijna 9 op de 10 jongste gezinnen loopt risico op armoede

In 2018 liep 87 procent van de jongste bijstandsgezinnen risico op armoede. Dat houdt in dat het inkomen lager is dan de lage-inkomensgrens van het CBS. Ook het aandeel bijstandsgezinnen met een langdurig armoederisico is hoger onder jonge gezinnen: 52 procent van de jongste gezinnen had minstens 4 jaar op rij een laag inkomen, tegenover 14 procent van de oudste gezinnen. Het percentage gezinnen met armoederisico is ten opzichte van 2017 1 procent hoger onder de jongste gezinnen en 1 procent lager onder de oudere bijstandsgezinnen.

4.3.2 Risico op armoede van bijstandgezinnen, 2018* (%)
inkomen Laag inkomen Langdurig laag inkomen
0 tot 6 jaar 86,5 51,8
6 tot 12 jaar 67,6 42,7
12 tot 18 jaar 32,8 13,8
Totaal 66,8 37,4
*voorlopige cijfers

4.4Begrippen

Welvarende huishoudens

Huishoudens worden ingedeeld op basis van een welvaartsmaat waarin zowel informatie over het inkomen als over het vermogen van huishoudens wordt gebruikt. Huishoudens in de laagste welvaartsgroep hebben daarom een laag inkomen én een laag vermogen. Huishoudens in de hoogste welvaartsgroep hebben een hoog inkomen én een hoog vermogen. Door gebruik te maken van deze welvaartsmaat worden zelfstandigen met een incidenteel zeer laag inkomen beter verspreid over de verschillende welvaartsgroepen omdat er ook rekening wordt gehouden met hun vermogen.

Lage-inkomensgrens

De lage-inkomensgrens is een vast bedrag dat voor alle jaren en alle typen huishoudens een gelijke koopkracht vertegenwoordigt. De hoogte ervan is geënt op de bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979, toen deze op een hoog niveau lag. Uitgedrukt in de prijzen van 2018 gaat het om een bedrag van 12 720 euro op jaarbasis.

4.5Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Cijfers over het aantal jongeren in bijstandsgezinnen naar regio zijn te vinden in Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over laag en langdurig laag inkomen van huishoudens zijn te vinden in StatLine.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Dominique van Roon

3. Ontwikkeling van de jeugdzorg 2015–2019

Rudi Bakker

4. Opgroeien in bijstand

Daniël Herbers

5. School

Brigitta Struijkenkamp en Marijke Hartgers

6. Werk

Willem Gielen

7. Middelengebruik en gezondheid

Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Lisanne Jong en Willem Gielen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Suzanne Loozen, Carel Harmsen en Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongeren

Moniek Coumans

11. Trends in gebruik speciale onderwijsvoorzieningen

Tom van Yperen, Afke Donker en Chaja Deen (Nederlands Jeugdinstituut)

12. Gemeenten zien meer beleidseffecten

Jaap van Sandijk (Freelance journalist)

Redactie

Astrid Pleijers

Martijn Souren

Robert de Vries

Linda Fernandez Beiro

Eindredactie

Karolien van Wijk