Leefstijlverschillen tussen jongvolwassenen
Jongvolwassenen hebben een leefstijl die afwijkt van die van andere leeftijdsgroepen. Ook binnen de groep jongvolwassenen (18 tot en met 24 jaar) zijn er verschillen. In de periode 2015 t/m 2018 gebruikten hoogopgeleide jongvolwassenen in stedelijke gebieden vaker drugs dan hun leeftijdgenoten. Ook rookte een relatief groot deel, maar veelal niet dagelijks. Jongvolwassenen in deze groep aten relatief vaak voldoende groente en fruit, ze voldeden aan de beweegrichtlijnen en een vrij klein percentage had overgewicht. Niet-hoogopgeleide stedelingen dronken relatief weinig alcohol, maar rookten het vaakst dagelijks.
7.1Inleiding
Leefstijl is een veelomvattend begrip, dat sterk samenhangt met gezondheid. Een gezonde leefstijl kan het ontstaan van gezondheidsproblemen voorkomen en het verloop ervan positief beïnvloeden. Ongezond gedrag veroorzaakt ongeveer 20 procent van de ziektelast in Nederland (RIVM, 2018). Een gezonde leefstijl bestaat bijvoorbeeld uit gezonde voeding, niet roken, geen of weinig alcohol drinken en voldoende bewegen. De nationale overheid probeert de gezondheid van de Nederlanders te verbeteren door in te zetten op leefstijlveranderingen. Daartoe is in 2018 het Preventieakkoord gesloten, waarin maatregelen staan om het roken, problematisch alcoholgebruik, overgewicht en obesitas terug te dringen. In het preventieakkoord zijn geen doelstellingen geformuleerd over drugsgebruik. Er zijn echter wel relaties tussen drugsgebruik en gezondheid. Deze gezondheidseffecten verschillen sterk per type drug en zijn afhankelijk van de omvang en frequentie van het gebruik.
Jongvolwassenen in Nederland hebben een leefstijl die afwijkt van die van andere leeftijdsgroepen, met name op het gebied van middelengebruik. Zo geven ze relatief vaak aan drugs te hebben gebruikt en drinkt deze groep ook relatief vaak veel. Binnen de groep jongvolwassenen bestaan er echter verschillen. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van een aantal leefstijlaspecten van jongvolwassenen van 18 tot en met 24 jaar. Daarbij wordt gekeken naar de verschillen naar stedelijkheidsgraad en onderwijsniveau. Zie verder de paragrafen methoden en populatiebeschrijving en begrippen.
7.2Leefstijl van jongvolwassenen
Relatief veel drugsgebruik bij de stedelijke hoogopgeleiden
Stedelijke jongvolwassenen gaven vaker aan in de voorafgaande maand cannabis te hebben gebruikt dan niet-stedelijke jongvolwassen. Bij het cannabisgebruik in het voorafgaande jaar springen de stedelijk hoogopgeleiden er met 31 procent uit. Ook gebruikten zij het vaakst andere drugs dan cannabis. Dat gold voor zowel het maand- als het jaargebruik. Van de drugssoorten anders dan cannabis gebruikten jongvolwassenen het vaakst ecstasy.
Binnen de groep jongvolwassenen die aangeeft drugs te hebben gebruikt waren er verschillen tussen de vier onderscheiden groepen. De niet-hoogopgeleide groepen gaven vaker aan in het afgelopen jaar alleen cannabis te hebben gebruikt dan de stedelijk hoogopgeleide jongeren. Die laatste groep gaf juist vaak aan zowel cannabis als één of meerdere andere drugs te hebben gebruikt, ruim 4 op de 10. Het is onbekend of het gebruik van meerdere soorten drugs gelijktijdig plaatsvond.
Niet-hoogopgeleiden roken vaak dagelijks, hoogopgeleide stedeling vaker niet dagelijks
In rookgedrag bestaan er flinke verschillen tussen de vier onderscheiden groepen jongvolwassenen. De beide groepen niet-hoogopgeleiden roken veel vaker dagelijks dan hun hoogopgeleide leeftijdsgenoten. De hoogopgeleide stedelingen roken juist vaak niet dagelijks.
De meeste jongeren voldoen niet aan het advies van de Gezondheidsraad om geen alcohol te drinken of maximaal 1 glas per dag. Bij de niet-hoogopgeleide stedelingen geldt dat voor ruim 6 op de 10. De andere groepen halen nog vaker die norm niet. De niet-hoogopgeleide stedelijke jongvolwassenen waren het minst vaak zware drinkers. De andere drie groepen ontliepen elkaar op dat terrein niet veel.
Jongvolwassenen gaven soms aan zowel drugs te gebruiken als te roken en te drinken. Figuur 7.2.4 laat zien welke combinaties van middelengebruik (drugs in voorafgaande jaar, roken, zwaar alcoholgebruik) voorkomen bij jongvolwassenen. Het is daarbij niet bekend of het middelengebruik gelijktijdig plaatsvond. Ongeveer de helft van de jongvolwassenen rapporteerde geen van deze drie vormen van middelengebruik. Hoogopgeleide stedelijke jongeren gebruikten het vaakst een combinatie van drugs, tabak en alcohol (9 procent). Binnen die groep kwam ook het uitsluitend gebruiken van drugs relatief veel voor. Alleen roken kwam relatief veel voor bij de beide niet-hoogopgeleide groepen. Binnen de niet-stedelijke hoogopgeleide groep kwam ‘alleen zwaar drinken’ relatief veel voor.
Meeste jongeren eten minder groente en fruit dan aanbevolen
Maar weinig jongvolwassenen voldeden aan de richtlijnen uit de Schijf van Vijf voor de consumptie van fruit en groente (200 gram fruit per dag, 250 gram groenten per dag). Hoogopgeleide stedelijke jongeren aten de aanbevolen hoeveelheden het vaakst. Zij aten ook vaker meer dan de 200 gram fruit dan de beide groepen niet-hoogopgeleiden en aten vaker dan de andere groepen meer dan de aanbevolen hoeveelheden groente. Ongeveer twee derde van de hoogopgeleide stedelingen voldeed aan de beweegrichtlijnen. Bij de niet-hoogopgeleiden was dat nog niet de helft.
Niet-hoogopgeleide jongvolwassene kampt vaker met overgewicht
Ongeveer een kwart van de niet-hoogopgeleide jongvolwassenen had te maken met overgewicht. Bij hun hoogopgeleide leeftijdgenoten is dat minder dan een vijfde. Bij overgewicht is er geen verschil naar stedelijkheid.
Niet alleen op het gebied van leefstijl verschillen de vier groepen jongvolwassenen. Ook op aspecten als onderwijsdeelname, arbeidsmarktdeelname, huishoudenssamenstelling en migratieachtergrond waren er verschillen, die op hun beurt weer kunnen samenhangen met de verschillen in leefstijl. Zo hangt het lagere alcoholgebruik onder de niet-hoogopgeleide stedelijke jongvolwassenen samen met het aandeel jongvolwassenen met een niet-westerse migratieachtergrond. In sommige migrantengroepen wordt weinig gedronken, mogelijk vanwege religieuze voorschriften.
Data over leefstijl van jongeren
De cijfers in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit de jaargangen 2015 t/m 2018 van de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor van CBS, RIVM en Trimbos-instituut. Deze bron valt onder het samenwerkingsverband ‘Leefstijlmonitor’ en biedt de mogelijkheid om vele aspecten van de leefstijl van jongvolwassenen te beschrijven.
Binnen het kader van de Leefstijlmonitor vallen ook andere onderzoeken die voor specifieke onderwerpen en/of leeftijdsgroepen de preferente en/of verdiepende informatiebron zijn:
- Middelengebruik (roken, alcohol, drugs) van jongeren van 12 t/m 16 jaar: Peilstationonderzoek (laatste editie 2015) en het onderzoek HBSC (2017), wat staat voor Health Behaviour of School aged Children. Deze cijfers worden ook gepresenteerd op de website van de Jeugdmonitor.
- Verdiepende informatie over voeding wordt verzameld in de Voedselconsumptiepeiling en is te vinden via https://wateetnederland.nl/
Een overzicht van de opbouw van de Leefstijlmonitor is hier te vinden.
De kerncijfers over gezondheid, leefstijl en zorg, die gebruikt worden voor beleid en beleidsondersteuning, zijn samengebracht in de Staat van Volksgezondheid en Zorg.
7.3Methoden en populatiebeschrijving
Methode
In dit hoofdstuk is gekeken naar de volgende leefstijlaspecten:
- Drugsgebruik:
- cannabis in afgelopen maand en afgelopen jaar
- andere drugs in afgelopen maand en afgelopen jaar. ‘Andere drugs’ kunnen zijn: amfetamine, XTC, LSD, paddo’s, cocaïne, heroïne, GHB, methadon en/of een andere drug.
- Alcoholgebruik:
- voldoen aan richtlijn van maximaal 1 glas per dag
- zwaar drinken (minstens 1 keer per week 4 of meer glazen alcohol op 1 dag voor vrouwen, of 6 of meer glazen voor mannen)
- Roken:
- dagelijks roken
- niet dagelijks roken
- Voeding:
- voldoen aan aanbevolen hoeveelheden uit de Schijf van vijf over groente- en fruitconsumptie
- Bewegen/sport:
- voldoen aan de beweegrichtlijnen
- Overgewicht:
- een Body Mass Index (BMI) van 25 of hoger.
De analyse is gebaseerd op gegevens uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor van het CBS, het RIVM en het Trimbos-instituut. Daarbij zijn de onderzoeksjaren 2015 tot en met 2018 samengevoegd om voldoende waarnemingen te hebben in elke groep.
Populatiebeschrijving
De onderzoekspopulatie, jongvolwassenen van 18 tot en met 24 jaar, is in vier subgroepen verdeeld: stedelijk niet hoogopgeleid, stedelijk hoogopgeleid, niet stedelijk niet hoogopgeleid, niet stedelijk hoogopgeleid. Die vier subgroepen zijn ook op andere aspecten dan onderwijsniveau en stedelijkheidsgraad verschillend. Die verschillen kunnen een rol spelen bij de verschillen in leefstijl en worden weergegeven in de figuren 7.3.1 t/m 7.3.4.
- Stedelijk niet hoogopgeleid: deze groep is gemiddeld vrij jong. Binnen de groep komt een niet-westerse migratieachtergrond veel voor. De jongvolwassenen in deze groep wonen relatief vaak in een eenoudergezin
- Stedelijk hoogopgeleid: deze groep is gemiddeld het oudst. Ze zijn vaak alleenstaand of ‘overig’, wat bijvoorbeeld een studentenhuishouden kan zijn. Ze zijn veelal scholier/student
- Niet stedelijk niet hoogopgeleid: deze groep is het vaakst werkend en is ook het vaakst samenwonend (in een paar, al dan niet met kind), al woont het grootste deel als kind bij de ouder(s).
- Niet stedelijk hoogopgeleid: deze groep heeft het vaakst een Nederlandse achtergrond, woont het vaakst bij de ouder(s) en is relatief vaak scholier/student.
7.4Begrippen
Onderwijsniveau
Het gaat hierbij om het hoogst gevolgde onderwijsniveau. Daarvoor is gekozen omdat jongvolwassenen soms nog bezig zijn met hun opleiding. Daarom is het minder handig om gebruik te maken van het hoogst voltooide onderwijsniveau. In de tekst wordt onderscheid gemaakt in twee onderwijsniveaus. Jongvolwassenen met hbo of universiteit als hoogst gevolgde onderwijsniveau worden hoogopgeleid genoemd. Jongvolwassenen met als hoogst gevolgd onderwijsniveau basisonderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs worden in dit artikel niet-hoogopgeleid genoemd.
Stedelijkheidsgraad
De stedelijkheidsgraad van een gebied wordt bepaald op basis van de omgevingsadressendichtheid, ofwel het aantal adressen in een gebied van bepaalde omvang. Daarbij worden vijf categorieën onderscheiden: zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk. Zie CBS-Statline. In dit artikel gaat het om de stedelijkheidsgraad van de woongemeenten van de jongeren. De eerste categorieën ‘zeer sterk’ en ‘sterk’ zijn samengevoegd en worden in dit artikel ‘stedelijk’ genoemd. De andere drie categorieën zijn ook samengevoegd en worden in dit artikel ‘niet-stedelijk’ genoemd.
Drugsgebruik
Van de volgende drugssoorten wordt gevraagd of ze wel eens gebruikt zijn en, zo ja, wanneer voor het laatst:
- cannabis (hasj, wiet, marihuana);
- amfetamine (zoals pep en speed);
- XTC (ecstasy, MDMA);
- LSD;
- paddo’s (hallucinogene paddenstoeltjes of magic mushrooms);
- cocaine (ook crack, gekookte coke, freebase);
- heroïne (horse, smack of bruin);
- GHB;
- methadon;
- andere drugs.
De antwoordcategorieën zijn telkens:
- ‘Ja, in de afgelopen 30 dagen’;
- ‘Ja, in de afgelopen 12 maanden maar niet in de afgelopen 30 dagen’;
- ‘Ja, langer dan 12 maanden geleden’;
- ‘Nee, nooit gebruikt’.
Het gaat om het gebruik van één of meer van deze drugssoorten. Bij gebruik van meerdere drugssoorten wordt de meest recent gebruikte als bepalend gezien voor de verdeling over de categorieën ‘afgelopen maand’, ‘afgelopen jaar’ en ‘ooit’.
Roken
Gevraagd wordt of iemand wel eens rookt. Zo ja, dan wordt ook gevraagd of iemand dagelijks rookt.
Alcohol
Gevraagd wordt of iemand alcoholhoudende drank drinkt en zo ja, hoe vaak per week en hoeveel glazen per dag. De Gezondheidsraad adviseert mensen om geen alcohol te drinken of in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag. Van ‘zwaar drinken’ is bij mannen spraken als ze tenminste 1 keer per week 6 glazen alcohol of meer op 1 dag drinken. Bij vrouwen ligt die grens bij 4 glazen op 1 dag.
Groente en fruit
Een jongvolwassene voldoet op het gebied van fruit aan de Richtlijn Goede Voeding als hij/zij dagelijks minimaal 2 stuks fruit eet, waarbij 1 stuk fruit overeenkomt met 100 gram.
Een jongvolwassene voldoet op het gebied van groente aan de Richtlijn Goede Voeding als hij/zij dagelijks minimaal 5 opscheplepels groente eet, waarbij één opscheplepel overeenkomt met 50 gram. Voor de jaren 2015 en 2016 gold nog een iets andere norm. Toen was 4 opscheplepels (200 gram) voldoende.
Bewegen
Hierbij gaat het om het voldoen aan de beweegrichtlijnen. De beweegrichtlijnen zijn eind 2017 opgesteld door de Gezondheidsraad. Deze nieuwe richtlijnen vervangen de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, de fitnorm en de combinorm. Personen vanaf 18 jaar dienen minstens 2,5 uur per week matig intensieve inspanning te verrichten, verspreid over diverse dagen, zoals wandelen en fietsen, en minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten te verrichten.
Overgewicht
Van overgewicht is sprake bij een Body Mass Index (BMI) van 25 of hoger. De BMI wordt berekend door het gewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Voorbeeld: een gewicht van 80 kilo bij een lengte van 1,80 meter levert een BMI van 80/1,80*1,80 = 24,7.
7.5Meer informatie en literatuur
Literatuur en geraadpleegde bronnen
Trimbos-instituut en Wetenschappelijk Onderzoeks- en documentatiecentrum (2018). Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2018.
CBS, Statline Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken.
Gezondheidsraad (2015). Richtlijnen goede voeding 2015.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2018). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018.
Rijksoverheid (2018). Nationaal Preventieakkoord.
NRC (2018, 5 januari). Doordeweeks sporten, drugs in het weekend.
CBS (2009). Religie aan het begin van de 21ste eeuw (hoofdstuk 7) Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen.