Inleiding
De Landelijke Jeugdmonitor presenteert al jaren cijfers over de jeugd in Nederland. Waar het bij de start van het instrument vooral ging om landelijke cijfers, zijn er in de loop der jaren ook steeds meer cijfers over gemeenten bij gekomen. Met dat gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn geworden voor het uitvoeren van de jeugdzorg, worden ook cijfers over het jeugdhulpgebruik, de jeugdbescherming en jeugdreclassering voor gemeenten gepresenteerd.
Een belangrijk doel van de Landelijke Jeugdmonitor is de situatie van de jeugd spiegelen aan het jeugdhulpgebruik, landelijk, maar zeker ook op gemeenteniveau. De uitkomsten daarvan dienen ambtenaren, bestuurders, jeugdhulpaanbieders, opdrachtgevers en ook geïnteresseerde burgers te helpen bij vragen en om de discussie over de werking van jeugdhulpverlening te onderbouwen met feiten. Hiervoor zijn maatschappelijke indicatoren gedefinieerd, waarvan we weten dat die met het jeugdhulpgebruik samenhangen.noot1
Een belangrijke uitkomst van dit Jaarrapport 2019 is dat het jeugdzorggebruik in 2018 is gestegen, terwijl veruit de meeste scores op de maatschappelijke indicatoren een positieve ontwikkeling laten zien. Tegelijkertijd leren we uit de interviews van Jaap van Sandijk (hoofdstuk 12) dat veel gemeenten de in de Landelijke Jeugdmonitor beschikbare data te algemeen vinden. Ze geven aan meer gedetailleerde informatie nodig te hebben over het jeugdhulpgebruik en factoren die ermee samenhangen, om daadwerkelijk op het jeugdhulpaanbod te kunnen sturen. Er liggen hiermee twee vragen voor. De eerste is of de in de Landelijke Jeugdmonitor opgenomen maatschappelijke indicatoren goed zijn gekozen, of dat er gezien de geschetste ontwikkelingen in het jeugdhulpgebruik iets anders aan de hand is. Dit zou een discussiepunt kunnen zijn voor allen die zich tegen de jeugdhulp aan bemoeien. De tweede vraag is, hoe we gemeenten vervolgens met adequate informatie kunnen bedienen. Om de vragen te kunnen beantwoorden en de discussie te kunnen voeren is het allereerst belangrijk de scores op de maatschappelijke indicatoren op landelijk niveau in ogenschouw te nemen.
Hoofdstuk 2 presenteert de harde jeugdcijfers. In dit hoofdstuk valt te lezen dat niet alleen het aantal jongeren daalt, maar ook de verhouding tot het aantal volwassenen. Dit laatste komt onder andere doordat ouderen langer blijven leven. Het jeugdzorggebruik (hoofdstuk 3) steeg tussen 2017 en 2018 van 9 naar 10 op 100 jongeren. Hierbij worden grote verschillen tussen gemeenten gemeten. In de meeste gemeenten in de Zaanstreek ligt het percentage onder de 7 procent, maar in veel gemeenten in Midden-Limburg en Noordoost-Groningen ligt dit boven de 12 procent.noot2 Van alle jeugdhulp wordt 14 procent geleverd door het wijkteam en bestaat ruim 8 procent uit jeugdhulp met verblijf. In hoofdstuk 4 valt te lezen dat de belangrijkste indicator die samenhangt met jeugdhulpgebruiknoot3, het aantal kinderen dat opgroeit in een gezin met een bijstandsuitkering, wederom is gedaald. In het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs zijn vmbo’ers net in de meerderheid (52 procent). Dit is ten opzichte van 2017 niet veel veranderd. Het percentage jongeren (15 tot 27 jaar) dat werkt, is met 2 procentpunten gestegen tot 67 procent (hoofdstuk 6). Qua leefstijl zijn er onder hoogopgeleide stedelijke jongvolwassenen wat meer die drugs gebruikten dan onder hun leeftijdsgenoten (hoofdstuk 7). Ook rookten ze vaker, maar dat deden ze veelal niet dagelijks. Onder middelbaar en laagopgeleide stedelingen waren er minder alcoholgebruikers dan onder hun leeftijdsgenoten, maar wel relatief meer dagelijkse rokers. Het aantal jongeren dat verdacht wordt van een misdrijf (hoofdstuk 8) blijft ook in 2018 verder dalen. Een kwart van de jongeren kwam in aanraking met de politie in de eigen woonplaats, de reden is vaker dan bij 25‑plussers handhaving.
Omdat de scores op de maatschappelijke indicatoren per gemeente verschillen, publiceerde het CBS in 2019 vernieuwde rapporten waarmee scores op maatschappelijke indicatoren tussen gemeenten kunnen worden vergeleken. Op deze wijze probeert het CBS in opdracht van de ministeries van JenV en VWS de beschikbare informatie die samenhangt met het jeugdhulpgebruik toegankelijker te maken. Nog moet blijken of dit de informatie is waar (gemeente)ambtenaren behoefte aan hebben.
Jaap van Sandijk is daarom langs gemeenten gereisd om hen te vragen naar hun databehoeften en de mate waarin onder meer de Landelijke Jeugdmonitor hierin voorziet. De databehoefte van gemeenteambtenaren blijkt zo gedetailleerd en concreet mogelijk. Deze datahonger is politiek gedreven, vooral bij gemeenten die kampen met financiële tekorten. Gemeenteambtenaren van tekortgemeenten zijn op zoek naar meer en meer gedetailleerde data. Zij gebruiken de CBS-data, die zij soms aanvullen of combineren met eigen data. De spiegelrapportennoot4 worden daarbij gewaardeerd, al worden die door aanbieders veelal niet snel vrijgegeven. Ze geven echter aan daarnaast behoefte te hebben aan prestatiegegevens. Hiervoor zijn landelijk outcome-data geformuleerd. Maar subjectieve oordelen over kwaliteit, zoals cliënttevredenheid en ‘kunt u verder zonder hulp’, zijn niet geschikt voor sturing op cliëntniveau, en dat is wel wat veel ambtenaren willen. Er is een kleinere groep gemeenten (waaronder Alphen aan den Rijn, Utrecht, Hollands Kroon, Lelystad en vanaf 1 januari 2019 ook Heerlen) die taakgericht financiert, en kiest voor een lumpsum-financiering en afspraken op hoofdlijnen met een hoofdaanbieder. Bij die gemeenten is de informatiebehoefte meer op hoofdlijnen. Los van de voor- en nadelen van deze uitvoeringsvariant, laat de CBS benchmarkdata zien dat het jeugdhulpgebruik met verblijf na invoering van dit model bij deze gemeenten daalt en de jeugdhulp zonder verblijf overwegend stijgt.
Het is voor iedere gemeente en regio raadzaam te bezien hoe het jeugdhulpgebruik zich verhoudt met de scores op de maatschappelijk indicatoren. Deze scores zijn te vinden op de site van de Landelijke Jeugdmonitor. Als er een verschil zit tussen positieve scores op maatschappelijke indicatoren en een groei van het jeugdhulpgebruik, dan zal men zich moeten afvragen hoe dit komt. En daarbij of een meer gedetailleerde data-uitvraag over jeugdhulp met bijkomende administratieve last de oplossing voor het (sturings-) probleem gaat zijn.
Noten
Significant, Regionale verschillen in gebruik van jeugdhulp met verblijf, 2018. https://jeugdmonitor.cbs.nl/sites/default/files/2018-06/J-178142%20D_0.pdf
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/18/428-duizend-jongeren-in-jeugdzorg
Significant, Regionale verschillen in gebruik van jeugdhulp met verblijf, 2018. https://jeugdmonitor.cbs.nl/sites/default/files/2018-06/J-178142%20D_0.pdf
CBS bewerkt brondata van aanbieders en die aanbieders blijven eigenaar, omdat CBS deze rapporten niet direct aan gemeenten mag leveren.