Wonen en opgroeien
Wonen in een bijstandsgezin
Eind 2017 leefden in Nederland 228 duizend minderjarige kinderen in bijstandsgezinnen, bijna 7 procent van alle kinderen. Dat aantal is voor het eerst in jaren gedaald. Bijstandskinderen hebben overwegend een niet-westerse migratieachtergrond en wonen vrijwel altijd met hun gezin in een huurwoning. Hoe jonger de kinderen, hoe minder een bijstandsgezin te besteden heeft en hoe vaker de schulden groter zijn dan de bezittingen.
4.1Bijstandskinderen
Bijna 7 van elke 100 kinderen onder de 18 behoorden eind 2017 tot een gezin waarin minstens één volwassene een bijstandsuitkering had. In de provincie Groningen woonden naar verhouding de meeste bijstandskinderen (8,9 procent), in Utrecht de minste (5,3 procent).
Percentage in Rotterdam neemt licht af
In Rotterdam woonden eind 2017 ruim 20 duizend bijstandskinderen, ofwel 16,7 procent van alle kinderen daar. Net als in voorgaande jaren is Rotterdam de gemeente met naar verhouding de meeste bijstandskinderen. Wel is deze groep met 0,8 procentpunt gekrompen ten opzichte van 2016. In Terschelling en Schiermonnikoog woonden relatief de minste bijstandskinderen, minder dan 1 procent van alle kinderen op deze Waddeneilanden.
Als wordt gekeken naar de tien gemeenten met de meeste kinderen, dan valt op dat behalve Rotterdam ook Amsterdam (13,4 procent) en Den Haag (11,8 procent) relatief veel bijstandskinderen telden, waar deze groep in de gemeente Haarlemmermeer juist relatief klein was (4,2 procent).
Voor het eerst minder bijstandskinderen sinds 2009
Op 31 december 2017 leefden 227,8 duizend bijstandskinderen in Nederland, bijna 3 duizend minder dan eind 2016. Tussen 2009 en 2016 nam het aantal bijstandskinderen juist toe met ruim 45 duizend, als gevolg van de economische crisis en de vluchtelingencrisis.
Steeds meer bijstandskinderen met een Syrische migratieachtergrond
Eind 2017 waren er 27,6 duizend bijstandskinderen met een Syrische achtergrond. Hoewel het totale aantal bijstandskinderen daalde, groeide deze groep met meer dan 8 duizend kinderen vergeleken met 2016. Momenteel heeft ruim 12 procent van de bijstandskinderen een Syrische achtergrond. Daarmee is dit de grootste groep na Nederlandse kinderen (30 procent). In de overige grote groepen met een migratieachtergrond nam het aantal bijstandskinderen af.
Een meisje huppelt over de galerij van een flat.
Syrische migratieachtergrond eind 2017
met kinderen is ontevreden met hun woning
4.2Woon- en leefsituatie van bijstandsgezinnen
In 2016 waren er 103 duizend huishoudens met kinderen onder de 18 met de bijstandsuitkering als belangrijkste inkomensbron. Deze zogenaamde bijstandsgezinnen hebben het niet breed en wonen vrijwel allemaal in een huurwoning.
Ruim 4 op de 10 bijstandsgezinnen hebben geen eigen tuin
De woonsituatie in bijstandsgezinnen met minderjarige kinderen verschilt in vele opzichten van de woonsituatie van andere gezinnen met kinderen. In 2015 woonde bijna 95 procent van de bijstandsgezinnen met kinderen in een huurwoning, 50 procent in een gebouw met meerdere woningen en had ruim 40 procent geen eigen tuin. Bij andere gezinnen met kinderen waren deze percentages veel lager. Deze verschillen leidden er mede toe dat ruim 40 procent van de bijstandsgezinnen ontevreden was over de woning en dat ruim 20 procent beslist binnen twee jaar wilde verhuizen.
Meestal alleenstaande moeders met twee kinderen
Dat bijstandsgezinnen met minderjarige kinderen vaker een kleinere woning hebben dan andere gezinnen met kinderen, hangt mede samen met hun kleinere omvang. In 2016 bestond meer dan de helft van de bijstandsgezinnen uit maximaal 3 personen, terwijl de meeste andere gezinnen uit minimaal 4 personen bestonden. Bijstandsgezinnen zijn in 2 van de 3 gevallen eenoudergezinnen, met daarbij een vrouw als hoofdkostwinner. De andere gezinnen zijn veelal tweeoudergezinnen met een mannelijke hoofdkostwinner.
Ouders nog het vaakst samen in jonge gezinnen
Door leeftijden van het jongste kind en de hoofdkostwinner met elkaar te vergelijken, kunnen de verschillende levensfasen waarin bijstandsgezinnen zich bevinden in kaart worden gebracht. In 2016 maakten bijstandsgezinnen met een jongste kind van onder de 6 jaar 43 procent uit van het totaal en hadden deze een hoofdkostwinner van gemiddeld 34 jaar. In 37 procent van deze gezinnen waren beide ouders nog samen. In 31 procent van de bijstandsgezinnen was het jongste kind tussen de 6 en 12 jaar en de hoofdkostwinner ruim 40 jaar. Bij 26 procent was het jongste kind tussen de 12 en 18 jaar en de hoofdkostwinner bijna 47 jaar. Van deze gezinnen telde 23 procent nog twee ouders.
4.3Materiële welvaart van bijstandsgezinnen
Gezinnen met kinderen die rond moeten komen van een bijstandsuitkering, hadden in 2016 gemiddeld ruim 22 duizend euro te besteden. Dat komt neer op gemiddeld 1 850 euro per maand. Andere gezinnen met kinderen hadden meer dan het dubbele te besteden, gemiddeld bijna 55 duizend euro per jaar.
Jongste gezinnen hebben laagste inkomen
Naarmate bijstandsgezinnen zich in een latere levensfase bevinden, ligt het gemiddeld besteedbaar inkomen iets hoger. Hierbij is gebruikgemaakt van de indeling van levensfases die in de vorige paragraaf is beschreven. De jongste gezinnen (jongste kind tot 6 jaar) hadden in 2016 gemiddeld 1 800 euro per maand te besteden, de middelste groep 1 880 euro en de oudste groep 1 910 euro per maand.
Jongste gezinnen lopen vaak risico op armoede
In 2016 liep 87 procent van de jongste bijstandsgezinnen risico op armoede. Dat houdt in dat zij rond moesten komen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens van het CBS (zie begrippen). Dat komt niet alleen doordat hun besteedbaar inkomen relatief laag was, maar ook door de relatief grote omvang van hun gezinnen. Het merendeel van de jongste gezinnen bestond in 2016 uit 3 of 4 personen (gemiddeld 3,67 personen). De oudste bijstandsgezinnen waren gemiddeld kleiner en bestonden in de meeste gevallen uit 2 of 3 personen (gemiddeld 2,87 personen). Van hen liep 35 procent risico op armoede.
51% van de jonge bijstandsgezinnen had in 2016 al 4 jaar lang een laag inkomen
3 op de 10 bijstandsgezinnen hebben een negatief vermogen
Bijstandsgezinnen hebben geen al te hoog vermogen, anders komen ze niet meer in aanmerking voor een bijstandsuitkering. Op 1 januari 2016 had 32 procent van de bijstandsgezinnen met minderjarige kinderen een negatief vermogen. Dat houdt in dat de schulden groter waren dan de bezittingen. Onder de jongste bijstandsgezinnen was dit 36 procent, onder de oudste (jongste kind 12 tot 18 jaar) 27 procent.
Op 1 januari 2016 bedroeg het doorsnee vermogen van bijstandsgezinnen met kinderen 300 euro. Dit varieerde van 200 euro bij de jongste gezinnen tot 600 euro bij de oudste. Ter vergelijking: het doorsnee vermogen van andere gezinnen met kinderen bedroeg op dat moment bijna 20 duizend euro.
Meer informatie
- Cijfers over het aantal jongeren in bijstandsgezinnen naar regio zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.
- Cijfers over laag en langdurig laag inkomen van huishoudens zijn te vinden op StatLine.
Begrippen
Lage-inkomensgrens
De inkomensgrens die het CBS gebruikt voor de afbakening van armoede.
De lage-inkomensgrens betreft een vast bedrag dat voor alle jaren en alle typen huishoudens een gelijke koopkracht vertegenwoordigt. De hoogte ervan is geënt op de bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979, toen deze op een hoog niveau lag. Uitgedrukt in de prijzen van 2000 gaat het om een bedrag van 9 250 euro.