Foto omschrijving: Een medewerkster van een supermarkt is bezig met dozen eieren in de stelling te plaatsen.

Werk

Jongeren op de arbeidsmarkt

Auteur: Mark Ramaekers

In 2017 waren er meer jongeren aan het werk en was de jeugdwerkloosheid lager dan een jaar eerder. Van de onderwijsvolgende jongeren met werk werkte bijna 75 procent als werknemer met een flexibele arbeidsrelatie en ruim 55 procent minder dan twaalf uur per week. Van de niet-onderwijsvolgenden met werk had bijna 50 procent een vaste baan en werkte bijna 60 procent voltijds.

6.1Arbeidsdeelname jongeren per gemeente

Relatief lage arbeidsdeelname Rotterdamse en Haagse jongeren

Van de vier grote steden was de arbeidsdeelname onder jongeren het laagst in Rotterdam en Den Haag. In 2016 had 56,8 procent van de 15- tot 27‑jarigen in Rotterdam werk. De arbeidsdeelname onder Haagse jongeren was nog iets lager (53,8 procent). De arbeidsdeelname van jongeren in Utrecht en Amsterdam was hoger, maar bleef met respectievelijk 62,3 en 62,9 procent ook onder het landelijk gemiddelde.

In 2016 waren Boekel, Schiermonnikoog, Reusel-De Mierden en Urk de vier Nederlandse gemeenten met de hoogste arbeidsparticipatie onder jongeren (79,6 procent of meer). Maastricht, Laren (N.H.), Wassenaar en Wageningen waren de gemeenten met het laagste aandeel werkende jongeren (42,8 procent of lager).

Regionale verschillen in arbeidsparticipatie hangen in belangrijke mate samen met de demografische samenstelling en het onderwijsniveau van de bevolking (CBS, Regionale verschillen in arbeidsparticipatie, werkloosheid en vacatures, augustus 2015).

Een medewerkster van een supermarkt is bezig met dozen eieren in de stelling te plaatsen.

65,4% van de jongeren
had in 2017 betaald werk
17% jonge schoolverlaters
psychisch vermoeid door het werk

Meer jongeren met werk

Nederland telde in 2017 bijna 1,7 miljoen werkende jongeren van 15 tot 27 jaar. Er werkten bijna 50 duizend jongeren meer dan in 2016. Daarmee nam de arbeidsparticipatie van jongeren toe van 64,3 naar 65,4 procent. Van de niet-onderwijsvolgende jongeren werkte 81,0 procent en van de scholieren en studenten 58,2 procent. De arbeidsdeelname van jongeren is na 2014 weer toegenomen, maar lag vorig jaar nog niet op het niveau van 2008 (68,0 procent). Eind van dat jaar trad de economische crisis in.

Minder werkloze jongeren

In 2017 waren 145 duizend 15- tot 27‑jarigen werkloos, 30 duizend minder dan het jaar ervoor. Daarmee is 8,0 procent van de jonge beroepsbevolking werkloos, aanzienlijk meer dan de 4,1 procent bij de 27‑plussers. De jeugdwerkloosheid is na 2013 gedaald, maar is nog niet zo laag als in 2008. In 2013 was de jeugdwerkloosheid 12,2 procent, in 2008 7,4 procent.

Jeugdwerkloosheid vooral bij scholieren en studenten

Van alle werkloze 15- tot 27‑jarigen was 72 procent scholier of student. Zij zoeken relatief vaak een kleine baan. In 2017 was 9,4 procent van de onderwijsvolgende jongeren in de beroepsbevolking werkloos, van de niet-onderwijsvolgenden was dat 5,8 procent.

Meer werkloosheid onder jongeren zonder startkwalificatie

De werkloosheid is het hoogst bij jongeren zonder startkwalificatie. Een startkwalificatie is een afgeronde havo-, vwo- of basisberoepsopleiding (mbo-2). Dit geldt zowel voor scholieren en studenten als voor schoolverlaters. In 2017 nam de werkloosheid van onderwijsvolgenden en schoolverlaters af, bij zowel die met als zonder startkwalificatie.

Klein deel van jongeren heeft uitkering

De werkloosheid onder jongeren is relatief hoog. Toch komen WW-uitkeringen bij deze groep relatief weinig voor. Vaak volgen zij nog een opleiding. Verder hebben werkloze jongeren vaak nog niet voldoende rechten opgebouwd om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering. In 2017 had 3 procent van alle werkloze jongeren een WW-uitkering, tegen 34 procent van de werkloze 27‑plussers.

Van alle niet-schoolgaande jongeren ontving 2 procent een WW-uitkering (eventueel aangevuld met een bijstands- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering), had 5 procent een bijstandsuitkering (eventueel samen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering) en had 7 procent alleen een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij de 27‑plussers ging het om respectievelijk 3, 5 en 6 procent.

Van de jongeren die geen onderwijs volgen en die werkloos waren – dat wil zeggen op zoek naar werk en direct inzetbaar – ontving 10 procent een WW-uitkering en 13 procent bijstand. Van de schoolverlaters die niet behoren tot de beroepsbevolking – dat wil zeggen geen werk hebben, en niet op zoek of niet beschikbaar zijn – ontving 27 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering en 21 procent bijstand. Ontvangers van een bijstandsuitkering zijn wettelijk verplicht om passend werk te aanvaarden en daar actief naar te zoeken (sollicitatieplicht), tenzij de gemeente ze daarvan heeft vrijgesteld.

6.3Baankenmerken

Toename flexibele contracten vooral sterk bij schoolgaande jongeren

Het aantal werknemers van 15 tot 75 jaar met een flexibele arbeidsrelatie nam tussen 2007 en 2017 met 563 duizend toe tot bijna 2 miljoen. Onder scholieren en studenten van 15 tot 27 jaar was de toename van het aantal flexibele werknemers relatief sterk, van 237 duizend naar 744 duizend. Daarmee steeg hun aantal bijna net zo veel als het aantal 27‑plussers met een flexibele arbeidsrelatie.

Van de werkzame scholieren en studenten had 74 procent in 2017 een flexibele arbeidsrelatie. Dat is relatief vaak: van alle werkenden van 15 tot 75 jaar heeft 23 procent een flexibele arbeidsrelatie. Van de werkzame schoolverlaters had 43 procent een flexibele arbeidsrelatie. Vergeleken met 27‑plussers werken weinig jongeren in een vaste baan of als zelfstandige.

In 2017 had 33 procent van de werkende jongeren een vaste baan en was 6 procent een zelfstandige, meestal zonder personeel. Bijna 50 procent van de werkende niet-onderwijsvolgenden had een vaste baan, aanzienlijk meer dan onder scholieren en studenten. Niet-onderwijsvolgenden werkten ook vaker als zelfstandige.

Onderwijsvolgende jongeren waren relatief vaak werkzaam als oproep- of invalkracht, terwijl uitzicht op een vaste baan het meeste voorkwam onder flexwerkende niet-onderwijsvolgenden.

Dagbladbezorger, barmedewerker, kelner, vakkenvuller, keukenhulp en kassamedewerker zijn typische jongerenberoepen: minimaal de helft is scholier of student en jonger dan 27 jaar. Van de kassamedewerkers en keukenhulpen gaat het zelfs om bijna 70 procent.

De meeste scholieren en studenten hebben een kleine baan; 57 procent van de werkenden werkte in 2017 minder dan twaalf uur per week. Van de niet-onderwijsvolgenden werkte 59 procent voltijds, 35 uur per week of meer. Bij de 27‑plussers is dat met 57 procent iets lager.

57% van de scholieren en studenten heeft een kleine baan

Buitenvorm Binnenvorm

Ook bij jongeren werkgerelateerde psychische vermoeidheid

Psychische vermoeidheid door het werk (burn-outklachten) komt niet alleen voor bij oudere werknemers maar ook bij hun jongste collega’s. Van de niet-onderwijsvolgende jongeren voelt 17 procent zich regelmatig psychisch vermoeid. Bij hun collega’s van 27 jaar en ouder is dit percentage even hoog. Van de onderwijsvolgende jongeren met een baan is 9 procent psychisch vermoeid. Dit blijkt uit gegevens van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van CBS en TNO.

Werkdruk en autonomie in het werk spelen een rol bij werkgerelateerde psychische vermoeidheid. Zo ervaren werknemers met weinig autonomie en een hoge werkdruk vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheid dan werknemers met meer autonomie en een lagere werkdruk. Dat geldt voor alle werknemers, zowel de 27‑plussers als de onderwijsvolgende en niet-onderwijsvolgende jongeren.

Oudere werknemers met een hoge werkdruk en weinig autonomie geven het vaakst aan last te hebben van psychische vermoeidheid. Maar ook niet-onderwijsvolgende jongeren met een hoge werkdruk en weinig autonomie ervaren relatief vaak psychische vermoeidheid.

Meer informatie

Links naar relevante artikelen:

CBS (2018, 16 augustus). Meer werkenden in juli, behalve onder jongeren. CBS nieuwsbericht.

CBS (2018, 2 juli). Jeugdwerkloosheid deze eeuw niet eerder zo laag. CBS nieuwsbericht.

CBS (2018, 23 mei). Arbeidsparticipatie met opleiding onderwijs het hoogst. CBS nieuwsbericht.

CBS (2018, 23 april). Toename flexwerk vooral bij jongeren met bijbanen. CBS nieuwsbericht

CBS (2018, 16 april). NEETs jongeren die geen opleiding volgen en niet werken. CBS Statistische Trends.

CBS (2018, 16 april). 4 procent jongeren volgt geen opleiding en werkt niet. CBS nieuwsbericht.

CBS (2018, 14 februari). Jonge vrouwen relatief vaak vermoeid door werk. CBS nieuwsbericht.

Dossier Flexwerk. Diverse artikelen.

CBS (2015, augustus). CBS | Regionale verschillen in arbeidsparticipatie, werkloosheid en vacatures.

Begrippen

Arbeidsongeschiktheidsuitkering

Uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).

Beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking) of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Flexibele arbeidsrelatie

Een arbeidsrelatie waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst waarin de afspraak over de arbeidsduur gewoonlijk varieert tussen een overeengekomen minimum en maximum aantal uren per week. Tot de werknemers met een flexibele baan worden gerekend: uitzendkrachten, oproepkrachten en werknemers met overige contracten waarin de arbeidsduur gewoonlijk varieert tussen een minimum en een maximum aantal uren per week.

Netto-arbeidsparticipatie

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar.

Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB)

Het doel van het SSB is om microdata te verschaffen waarmee een samenhangende, consistente beschrijving kan worden gegeven van een aantal aspecten van de bevolking van Nederland. Hiertoe zijn registers (onder andere van de belastingdienst, uitkeringsinstanties, DUO) per individu gekoppeld aan de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). Naast deze registraties worden ook resultaten van persoonsenquêtes aan het SSB gekoppeld. Het SSB bevat daarmee individuele gegevens van alle inwoners van Nederland, zoals demografische kenmerken, type huishouden, werk, uitkeringen en inkomen.

Vaste arbeidsrelatie

Relatie tussen een werkgever en werknemer waarbij sprake is van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd.

Startkwalificatie

Een startkwalificatie is een afgeronde havo-, vwo- of basisberoepsopleiding (mbo-2). De laatstgenoemde opleiding is van niveau 2 van de kwalificatiestructuur, zoals vastgelegd in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Een afgeronde vmbo-opleiding of een entree-opleiding (mbo-1) volstaan niet als startkwalificatie.

Werkloosheidsuitkering

Uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De WW biedt werknemers een (verplichte) verzekering tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. Iemand heeft recht op een werkloosheidsuitkering als hij of zij

  • (onvrijwillig) is ontslagen,
  • ten minste 26 kalenderweken heeft gewerkt in de periode van 36 weken direct voorafgaand aan de werkloosheid,
  • vier jaar of meer uit de afgelopen vijf jaar heeft gewerkt.

Werkzame beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Werkloze beroepsbevolking

Personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Noten

De cijfers in deze tabel zijn gebaseerd op een koppeling van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) en uitkeringsgegevens in het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB). Zij wijken daarom enigszins af van de cijfers op de Jeugdmonitor StatLine.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Copyright foto’s: Hollandse Hoogte

Disclaimer en copyright

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2017–2018 2017 tot en met 2018
2017/2018 Het gemiddelde over de jaren 2017 tot en met 2018
2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2017 en eindigend in 2018
2015/’16–2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2015/’16 tot en met 2017/’18

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

2. Jongeren in Nederland

Suzanne Loozen en Carel Harmsen

3. Drie jaar jeugdhulp door de gemeente

Rudi Bakker

4. Wonen en opgroeien

Wonen in een bijstandsgezin

Kai Gidding

5. School

Jongeren in het onderwijs

Laura Wielenga-van der Pijl en Marijke Hartgers

6. Werk

Jongeren op de arbeidsmarkt

Mark Ramaekers

7. Alcoholgebruik en gezondheid

Susanne de Witt en Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Jeugdige verdachten en slachtoffers

Lisanne Jong en Rianne Kloosterman

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Suzanne Loozen, Carel Harmsen en Mark Ramaekers

10. Inkomen van jongeren

Kai Gidding en Linda Moonen

11. Informatie gemeenten

Jaap van Sandijk (Freelance journalist)

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Francis van der Mooren

Henk-Jan Dirven

Marion van den Brakel-Hofmans

Eindredactie

Gijsbert van Dalen