Jongeren in Nederland
Op 1 januari 2018 telde Nederland 4,9 miljoen kinderen en jongeren tot 25 jaar. Dit aantal zal naar verwachting afnemen tot 4,8 miljoen in 2028. Het aantal jongeren met een migratieachtergrond zal echter blijven groeien. In 2017 werden baby’s vaker geboren bij een oudere moeder of vader dan in voorgaande jaren. Drie op de tien 15‑jarigen wonen niet met beide ouders. Naar schatting hebben 80 tot 100 duizend kinderen tot 16 jaar te maken met co-ouderschap.
2.1Trends in aantal jongeren
Bijna 5 miljoen jongeren
Nederland telde begin 2018 bijna 4,9 miljoen jongeren van 0 tot 25 jaar, iets minder dan begin 2008. In 2018 waren 3,4 miljoen jongeren minderjarig (0 tot 18 jaar) en 1,5 miljoen jongvolwassen (18 tot 25 jaar). Het aantal kinderen van 4 tot 12 jaar bedroeg 1,5 miljoen.
Ook het percentage jongeren in de totale bevolking is iets gedaald. Begin 2018 was 28 procent van de bevolking jonger dan 25 jaar, tegen 30 procent in 2008. Dit komt onder meer doordat ouderen langer blijven leven. Volgens de meest recente prognose zal het aandeel jongeren in 2028 op 27 procent liggen. Hun aantal is dan afgenomen tot 4,8 miljoen. In 2028 zal het aandeel minderjarigen zijn toegenomen ten opzichte van het aandeel jongvolwassenen.
Minder baby’s
Tussen 2008 en 2018 is het aantal kinderen van 0 tot 4 jaar met 52 duizend afgenomen tot onder de 700 duizend. Dit hangt vooral samen met de afname van het aantal geboorten van 185 duizend in 2008 tot 170 duizend in 2017. Vlak na de economische crisis – die in het derde kwartaal van 2008 begon en in 2013 het dieptepunt bereikte – lag het gemiddelde kindertal lager dan daarvoor (De Beer, 2012). Dit aantal is ook niet gestegen nu Nederland een paar jaar uit het economische dal is. In 2017 kregen vrouwen gemiddeld 1,62 kinderen. In 2014 was dat 1,71 en in 2008 nog 1,77. Vooral twintigers krijgen nu minder vaak een kind (CBS, 30 januari 2018). Hierbij speelt de economische conjunctuur een rol, maar ook dat vrouwen er tegenwoordig langer over doen om zich te settelen en daardoor later moeder worden. Ze volgen onder meer langer onderwijs, doen er langer over om een vaste baan te vinden (flexibilisering van de arbeidsmarkt) en gaan op latere leeftijd samenwonen en/of trouwen (CBS, 27 september 2017; Te Riele en Loozen, 2017).
In midden Nederland zijn de schoolvakanties begonnen.
jonger dan 25 jaar
een migratieachtergrond
2.2Woonplaats van jongeren
Na 2010 zijn een tweetal ontwikkelingen van invloed geweest op de plek waar jongeren wonen. Doordat het inmiddels economisch beter gaat en de woningmarkt weer in beweging is, verlaten jonge gezinnen de stad om zich elders te vestigen. Dat geldt vooral voor jonge gezinnen in de vier grote steden. Sinds 2013 verhuizen jonge gezinnen weer meer uit de grote stad (CBS, 7 november 2017). Een andere ontwikkeling die van invloed is op de woonplaats van jongeren, is de aanpassing van het studiefinancieringsstelsel met ingang van het studiejaar 2014/’15. Studenten verhuizen minder vaak naar studentensteden omdat ze in het nieuwe studiefinancieringsstelsel een basisbeurs niet langer ontvangen als gift, maar als lening. Hierdoor gaan jongeren gemiddeld genomen wat later uit huis (CBS, 2 januari 2017; Van den Berg en Van Gaalen, 2018). In deze paragraaf wordt nader ingegaan op waar jongeren anno 2018 wonen.
Urk hoogste percentage jongeren
Begin 2018 was 45 procent van de inwoners in Urk jonger dan 25 jaar, tegenover 28 procent in het hele land. Staphorst staat met 38 procent op de tweede plek. Beide gemeenten liggen in de zogenoemde Bijbelgordel, een streek waar relatief veel streng gereformeerden wonen. Grote gezinnen vormen hier geen uitzondering (CBS, 12 mei 2017). Andere gemeenten hebben een relatief jonge bevolking omdat zich daar veel jongvolwassenen vestigen voor studie of werk. Onder de gemeenten met de meeste jongeren bevinden zich dan ook veel studentensteden. Zo bedroeg het aandeel jongeren in Groningen en Wageningen 35 procent aan het begin van 2018. Van de vier grote steden was het aandeel jongeren in Utrecht het hoogst, 33 procent aan het begin van 2018. Daarna volgen Rotterdam, Den Haag (beide 30 procent) en Amsterdam (28 procent). Aan de randen van Nederland liggen de gemeenten met het laagste aandeel jongeren, vooral in Limburg, Zeeland en het noordoosten van het land.
Randstad en studentensteden populair onder jongvolwassenen
De ruimtelijke spreiding van jongeren in Nederland kan in kaart worden gebracht door te kijken naar het percentage 24‑jarigen dat niet is geboren in het COROP-gebied waar ze wonen. In de COROP-gebieden Delft en Westland en in Overig Groningen is het aandeel jongeren dat daar niet is geboren het hoogst. Dat hangt samen met de aanwezigheid van studentensteden in deze COROP-gebieden (Groningen en Delft) en in het Westland met de komst van jonge werknemers uit Polen. Ook in Groot-Amsterdam, Utrecht, de Agglomeratie ’s-Gravenhage (Randstad), Noord-Drenthe, Flevoland en Midden-Noord-Brabant (Tilburg) wonen relatief veel jongeren die elders geboren zijn. De randen van Nederland zijn niet populair onder jongeren die daar niet geboren zijn.
2.3Herkomst van jongeren
Kwart jongeren heeft migratieachtergrond
Begin 2018 telde Nederland 1,3 miljoen jongeren met een migratieachtergrond. Dat komt neer op 27 procent van alle jongeren. Van deze jongeren had 67 procent een niet-westerse herkomst, ongeveer 870 duizend. De resterende 425 duizend jongeren waren van westerse herkomst. Van de jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond was 80 procent in Nederland geboren en daarmee van de tweede generatie. Onder jongeren met een westerse migratieachtergrond was dat 65 procent. De verwachting is dat het aantal jongeren met een migratieachtergrond het komende decennium zal blijven toenemen. Dat komt doordat het aantal jongeren met een westerse achtergrond groeit, met name van de tweede generatie. Naar verwachting zal het aantal jongeren met een niet-westerse achtergrond tot 2025 toenemen, om vervolgens op dat niveau te blijven.
De afgelopen jaren steeg het aantal jongeren met een niet-westerse achtergrond van de eerste generatie. Dat kwam door de toestroom van asielzoekers, met name uit Syrië (CBS, 2 januari 2018). De instroom van Syrische jongeren is pas vrij recent begonnen door de burgeroorlog die daar woedt. In 2017 immigreerden 10 duizend 0 tot 25‑jarige Syriërs naar Nederland, die daarmee opnieuw de grootste groep jonge migranten vormden. Wel was de toestroom kleiner dan in de twee jaren daarvoor. Daarnaast groeide vooral de groep personen met een niet-westerse achtergrond van de tweede generatie.
Jongeren met migratieachtergrond vaakst van Marokkaanse komaf
Begin 2018 was 20 procent van de jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond van Marokkaanse herkomst. Hiermee was dit de grootste groep, gevolgd door jongeren van Turkse (17 procent), Surinaamse (11 procent) en Antilliaanse herkomst (7 procent). Daarnaast had een deel een Syrische (6 procent), Iraakse of Somalische (elk 3 procent) of Afghaanse achtergrond (2 procent).
De grootste groep jongeren met een westerse migratieachtergrond was begin 2018 afkomstig uit Duitsland (15 procent). Daarna volgen jongeren met een achtergrond in Polen (13 procent), België (8 procent), het Verenigd Koninkrijk en Indonesië (beide 7 procent).
2.4Gezinssituatie van jongeren
Baby’s hebben steeds vaker een oudere moeder of vader
In 2017 werden kinderen opnieuw vaker bij een 35‑plusmoeder geboren en minder vaak bij een jongere moeder dan rond de eeuwwisseling het geval was (CBS, 30 januari 2018). Vooral onder twintigers werden minder kinderen geboren. Ook daalde het aantal kinderen van tienermoeders opnieuw (CBS, 11 december 2017). Moeders zijn tegenwoordig gemiddeld 29,8 jaar oud wanneer ze hun eerste kind krijgen en vaders 32,7 jaar. Rond de eeuwwisseling was dat nog 29,1 jaar voor vrouwen en 32,0 jaar voor mannen.
Drie op tien vijftienjarigen wonen niet met beide ouders
In 2017 woonde 30 procent van de vijftienjarigen niet met beide ouders op hetzelfde adres, terwijl 22 procent dit nog deed in 2000. In verreweg de meeste gevallen was een scheiding van de ouders de oorzaak. Kinderen van gescheiden ouders wonen het vaakst voornamelijk bij hun moeder (70 procent). Kinderen met een Antilliaanse of Surinaamse moeder wonen veel vaker niet bij hun vader. Van de kinderen met een Turkse of Marokkaanse moeder woont driekwart gezamenlijk met beide ouders. Bij kinderen met een moeder zonder migratieachtergrond is dit percentage ongeveer hetzelfde (CBS, 1 mei 2018).
![[ Ontbreekt! ]](../assets/img/Infographic-2-1.png)
Bijna 100 duizend kinderen met co-ouderschap
Meer dan 600 duizend kinderen onder de 16 jaar (20 procent) woonden in 2015 niet in een gezin met twee eigen ouders, tegen ruim 400 duizend in 1995. De verwachting is dat de stijgende trend aanhoudt. Van de in 2010 gescheiden ouders koos 27 procent voor co-ouderschap. Dat betekent dat de kinderen dan ongeveer net zo vaak bij de vader als bij de moeder wonen. In 2015 hadden naar schatting 80 tot 100 duizend kinderen tot 16 jaar te maken met co-ouderschap. Ruim de helft van de kinderen die niet bij beide eigen ouders wonen, maakte een scheiding van hun ouders mee (CBS, 18 december 2017). Een toenemend aantal kinderen woont al vanaf de geboorte in een eenoudergezin; in 2017 ging het om 15 duizend kinderen.
80 tot 100 duizend kinderen tot 16 jaar hebben te maken met co-ouderschap
Meer informatie
- Cijfers over het aantal jongeren zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.
- Cijfers over het aantal jongeren met een migratieachtergrond zijn te vinden op StatLine.
- Regionale cijfers over het aantal jongeren zijn te vinden op StatLine.
- De prognose van het aantal jongeren is te vinden op StatLine.
In dit hoofdstuk wordt verwezen naar de volgende publicaties:
Beer, J. de (2012). Crisis in de economie, crisis in de relatie- en gezinsvorming? Bevolkingstrends, 12 november 2012.
Berg, L. van den en R. van Gaalen (2018). Studeren en uit huis gaan nog haalbaar? Statistische Trends, januari 2018.
CBS (2017, 2 januari). Weer minder jongeren verhuisd naar universiteitssteden. CBS nieuwsbericht.
CBS (2017, 12 mei). Een op de honderd moeders heeft meer dan vijf kinderen. CBS nieuwsbericht.
CBS (2017, 27 september). Vrouwen met flexbaan minder vaak moeder. CBS nieuwsbericht.
CBS (2017, 7 november). Veel jonge gezinnen verlaten de grote stad. CBS nieuwsbericht.
CBS (2017, 11 december). Relatief weinig tienermoeders in Nederland. CBS nieuwsbericht.
CBS (2017, 18 december). Ruim kwart gescheiden ouders kiest voor co-ouderschap. CBS nieuwsbericht.
CBS, (2018, 2 januari). Ruim 100 duizend inwoners erbij in 2017. CBS nieuwsbericht.
CBS (2018, 30 januari). Vrouwen steeds later moeder. CBS nieuwsbericht.
CBS (2018, 1 mei). 3 op 10 vijftienjarigen wonen niet met beide ouders. CBS nieuwsbericht.
Kooiman, N. en L. Stoeldraijer, 2015, Twee kinderen, maar wanneer en met wie? Bevolkingstrends, 2015/3.
Riele, S. te, en S. Loozen, 2017. Vruchtbaarheid aan het begin van de 21e eeuw. Statistische Trends, december 2017.
Begrippen
COROP-gebied
Regionaal niveau tussen gemeenten en provincies in. De indeling dankt haar naam aan de Coördinatie Commissie Regionaal Onderzoeksprogramma, die deze in 1970 heeft ontworpen. Nederland telt 40 COROP-gebieden.
Eenoudergezin
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen (en met mogelijk ook overige leden).
Eerste generatie
Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren.
Migratieachtergrond
Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf of dat van de moeder, tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval geldt het geboorteland van de vader. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen personen met een westerse en met een niet-westerse achtergrond.
Nederlandse achtergrond:
Persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren.
Niet-westerse migratieachtergrond
Persoon met een migratieachtergrond met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (excl. Indonesië en Japan) of Turkije. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de personen met een westerse achtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin
Tweede generatie
Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren.
Westerse migratieachtergrond
Persoon met een migratieachtergrond met een herkomst in een van de landen van de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de personen met een westerse achtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.