Inleiding
In het Jaarrapport 2017 van de Landelijke Jeugdmonitor werd een onderzoek door het tijdschrift Binnenlands Bestuur en de NOS aangehaald waarin raadsleden aangaven weinig grip te hebben op de jeugdhulp door een gebrek aan informatie. In september 2018, bijna een jaar later, constateert de Algemene Rekenkamer in een rapport over de monitoring van het sociaal domein dat er te veel data voor het sociaal domein beschikbaar is.noot1 Jaap van Sandijk (hoofdstuk 11) komt tot een vergelijkbare conclusie na zijn jaarlijkse ronde langs gemeenten om het gebruik van data uit de Landelijke Jeugdmonitor te peilen. Beleidsmedewerkers kennen de Jeugdmonitor steeds beter, raadplegen deze ook, maar verdrinken in de hoeveelheid data en zouden graag zien dat data meer op lokale leest wordt geschoeid. Kennelijk ontstaat er bij ambtenaren drie jaar na de invoering van de Jeugdwet tijd voor verdieping. En wie zoekt naar data, stuit op een overvloed. Dit leidt tot een behoefte aan ordening van data, het liefst op lokaal niveau.
Op zich worden gemeentelijke beleidsmedewerkers, raadsleden en bestuurders op hun wenken bediend. Per 30 april 2018 zijn factsheets over lokaal jeugdhulpgebruik 2017 beschikbaar en hierover zijn de griffies van gemeenten verwittigd. Niet één van de door Van Sandijk bezochte gemeenteambtenaren kende echter deze lokale rapporten, die het jeugdhulpgebruik en de daaraan verbonden verwijzingen vergelijken met een regionaal en landelijk gemiddelde. Hier ligt nog een schone communicatieopdracht voor VWS, JenV, CBS en de VNG om meer bekendheid te geven aan deze lokale rapporten over jeugdhulpgebruik, maar ook aan de VNG app waarmee het jeugdhulpgebruik per jeugdregio kan worden ingezien. Ook worden er cijfers bijgehouden over maatschappelijke indicatoren, waarvan de hoogtepunten jaarlijks worden samengevat in het Jaarrapport dat nu voor u ligt. Dit jaar gaat er in het rapport extra aandacht uit naar het inkomen van jongeren. Op de site van de Jeugdmonitor is meer informatie te vinden.
Aan de vraag van gemeenteambtenaren om een selectie van items uit het datamoeras die een relatie onderhouden met het jeugdhulpgebruik, wordt dus mede voldaan via de Jeugdmonitor en dit Jaarrapport. Informatie over de meest relevante maatschappelijke indicatoren is in het Jaarrapport per gemeente in landkaarten verwerkt. Dit betreft cijfers over kinderen die opgroeien in een gezin dat rondkomt van een bijstandsuitkering, jongeren op het vmbo, jonge geregistreerde verdachten en werkende jongeren tussen de 15 en 27 jaar. Op de site van de Jeugdmonitor is het nu mogelijk om in de benchmark jeugdhulp twee landkaarten naast elkaar in beeld te brengen. Zo wordt niet alleen de regionale samenhang zichtbaar, maar ook de correlatie van bijvoorbeeld het jeugdhulpgebruik met de meest relevante maatschappelijke indicatoren, zoals kinderen in bijstandsgezinnen of jonge geregistreerde verdachten.noot2 Een dergelijke vergelijking beantwoordt geen vragen, maar stelt beschouwers wel in staat de juiste vragen te stellen.
![[ Ontbreekt! ]](../assets/img/Infographic-1-1.png)
Hoe gaat het eigenlijk met de jeugd van Nederland? In hoofdstuk 2 valt te lezen dat het percentage jongeren in de samenleving blijft afnemen. De verwachting was dat het aantal geboorten zou toenemen als de economie weer aantrekt. Dit is niet gebeurd. Dit komt doordat vrouwen meer tijd nodig hebben om zich te settelen en later moeder worden. Ze volgen langer onderwijs, hebben meer tijd nodig voor het vinden van een vaste baan in de moderne flexmaatschappij en gaan later samenwonen en/of trouwen.
De belangrijkste indicator die samenhangt met jeugdhulpgebruik, is het percentage kinderen die deel uitmaken van een gezin dat rond moet komen van een bijstandsuitkeringnoot3 (hoofdstuk 4). Dit aantal is in 2017 voor het eerst sinds jaren gedaald. In totaal betreft het 7 procent van alle minderjarige jongeren, waarbij degenen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd. Een andere belangrijke indicator is het vóórkomen van criminaliteit. Op dit front is in hoofdstuk 8 vooral goed nieuws: er zijn minder jeugdige verdachten én slachtoffers van criminaliteit.
In hoofdstuk 7 leren we dat het alcoholgebruik onder jongvolwassenen min of meer gelijk blijft in vergelijking met voorgaande jaren. Het drinken van alcoholische dranken hangt samen met roken en drugsgebruik en het zijn vooral de jongvolwassenen met een hoog opleidingsniveau die drinken. Er is geen relatie tussen alcoholgebruik en bewegen en enkel onder tieners bestaat er een relatie tussen drankgebruik en overgewicht. In hoofdstuk 5 is vermeld dat niet-westerse jongeren vaker dan jongeren zonder migratieachtergrond op een hoger niveau onderwijs volgen dan hun – gemiddeld genomen lagere – schooladvies in groep 8. In dit kader doen de meisjes het beter dan de jongens. Het aandeel derdeklassers dat een vmbo-opleiding volgde, is licht gedaald tot 52 procent.
In het Caribisch gebied is de helft van de jongeren niet beschikbaar voor werk, vaak omdat ze een studie of opleiding volgen (hoofdstuk 9). In Europees Nederland hebben veel leerlingen en studenten wel een bijbaan en vormt de studie of opleiding blijkbaar minder een belemmering. Steeds meer jongeren tussen de 15 en 27 jaar hebben werk. Sommige leerlingen en studenten verdienen zoveel geld dat zij buiten de statistische categorie ‘leerling’ of ‘student’ vallen (hoofdstuk 10). Veel werkende jongeren hebben als voordeel dat zij deel uitmaken van een sociaal netwerk en dat dit de problemen bij de overgang van 18– naar 18+ kan verkleinen. Zij kunnen immers om raad vragen bij collega´s. Van de vier grote steden was de arbeidsdeelname onder jongeren het laagst in Rotterdam en Den Haag. In hoofdstuk 6 valt verder te lezen dat de jeugdwerkloosheid in 2017 verder is afgenomen.
Kortom, veruit de meeste maatschappelijke indicatoren die van invloed kunnen zijn op het jeugdhulpgebruik staan op groen. Het gaat goed met de jeugdigen in Nederland, maar niet overal en met ze allemaal. In 2017 was er een stijging van het jeugdhulpgebruik (hoofdstuk 3), terwijl in de eerste helft van 2018 een daling viel waar te nemen. De komende jaren zal duidelijk worden of dit een boeggolf is vanwege meer inzet aan de (preventieve of ambulante) voorkant van jeugdhulp waarvan de baten pas later zichtbaar worden, of dat het hoogwater blijft, of dat het toch een golfslagbad blijkt te zijn.