Sociale en maatschappelijke participatie
Mensen met een Nederlandse herkomst zijn vaker dan gemiddeld actief als vrijwilliger of in het verenigingsleven. Verschillen tussen herkomstgroepen in contacten met vrienden, familie en buren zijn minder groot. In dit hoofdstuk worden de overeenkomsten en verschillen tussen herkomstgroepen in de sociale en maatschappelijke participatie beschreven. Er is ook bekeken of de sociale en maatschappelijke participatie is veranderd tussen drie perioden: 2012/2015, 2016/2019 en 2020/2023.
In het onderzoek Sociale samenhang en welzijn is aan mensen van 15 jaar of ouder gevraagd hoe vaak ze contact hebben met (1) familie of gezinsleden die niet bij hen in huis wonen, (2) vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen, en met (3) buren. Dat kunnen persoonlijke ontmoetingen zijn, maar ook contacten via telefoon, e-mail of sociale media.
Mensen met Marokkaanse of Turkse herkomst hebben iets vaker familiecontact
Gemiddeld in de afgelopen twaalf jaar had 83 procent van de bevolking wekelijks contact met hun familie. Mensen van Nederlandse herkomst hebben met 84 procent iets vaker contact met familie dan migranten of mensen van de tweede generatie, van wie respectievelijk 81 en 82 procent wekelijks of dagelijks met hun familie communiceert. Deze drie groepen verschillen qua samenstelling in man/vrouw-verdeling, leeftijdsopbouw, onderwijsniveau en inkomen. Indien hiervoor wordt gecorrigeerd, dan veranderen de verschillen in familiecontact nauwelijks tussen de mensen met een Nederlandse herkomst, migranten en de tweede generatie.
Migranten met herkomst Marokko, Turkije, Suriname of de Nederlandse Cariben hebben vaker wekelijks contact met familie dan migranten geboren in Indonesië of andere landen binnen of buiten Europa. Ook mensen van de tweede generatie van Turkse (89 procent) of Marokkaanse herkomst (87 procent) hebben een bovengemiddeld familiecontact. Vooral mensen met een herkomst uit andere landen buiten Europa hebben met 76 procent minder vaak contact met hun familie. De correctie voor de samenstelling van de onderzochte herkomstgroepen verandert dit beeld niet.
De frequentie van de contacten met familie is tussen de drie perioden 2012/2015, 2016/2019 en 2020/2023 met 84, 83 en 83 procent wekelijkse contacten vrijwel stabiel gebleven. Bij de Nederlandse herkomstgroep en de tweede generatie is het tussen de eerste en derde periode met bijna een procentpunt gedaald, terwijl het familiecontact bij migranten met bijna 3 procentpunt toenam. Daardoor is het verschil met de Nederlandse groep verkleind, en is er geen verschil meer met de tweede generatie in het familiecontact. De toename onder migranten is vooral toe te schrijven aan migranten met een Europese of overig Buiten-Europese herkomst.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 83,2 | 83,8 | 82,0 | 80,6 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 82,1 | 78,4 |
| Turkije | . | . | 89,3 | 84,7 |
| Marokko | . | . | 87,1 | 85,0 |
| Suriname | . | . | 81,3 | 87,7 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 80,7 | 86,0 |
| Indonesië | . | . | 81,4 | 79,0 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 76,1 | 78,1 |
Jongere tweede generatie heeft vaakst vriendencontact
Van de tweede generatie heeft 81 procent wekelijks contact met vrienden of goede kennissen. Dit is vaker dan gemiddeld (76 procent). Gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, man/vrouw-verdeling, onderwijsniveau en inkomen verdwijnen deze verschillen in het vriendencontact. Dit komt voornamelijk door de leeftijdsverschillen tussen de groepen. Jongeren hebben vaker contact met vrienden, en mensen van de tweede generatie zijn gemiddeld jonger. Vooral de tweede generatie van Marokkaanse (91 procent) of Turkse herkomst (89 procent) heeft relatief veel vriendencontact. Hier speelt de leeftijd ook een rol. Na correctie is er geen verschil meer met de Nederlandse herkomstgroep.
Gemiddeld zijn de contacten met vrienden en goede bekenden met 2 procentpunt afgenomen tussen 2012/2015 en 2020/2023. Dat geldt voor zowel mensen met een Nederlandse herkomst, als voor migranten en de tweede generatie. Bij sommige herkomstgroepen zijn de veranderingen groter. Vooral opvallend zijn de forse dalingen in het vriendencontact bij de tweede generatie met een Nederlands-Caribische of overig Buiten-Europese herkomst.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 76,2 | 75,8 | 81,2 | 74,9 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 76,3 | 75,1 |
| Turkije | . | . | 89,3 | 74,5 |
| Marokko | . | . | 91,3 | 73,6 |
| Suriname | . | . | 82,4 | 71,6 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 85,4 | 77,5 |
| Indonesië | . | . | 75,9 | 71,2 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 87,4 | 76,3 |
Burencontact in alle herkomstgroepen afgenomen
Mensen met een Nederlandse herkomst hebben ongeveer even vaak wekelijks contact met hun buren (60 procent) als gemiddeld (59 procent), migranten en de tweede generatie iets minder vaak (56 en 57 procent). Gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, man/vrouw-verdeling, onderwijsniveau en inkomen verdwijnt dit verschil bij de tweede generatie en wordt het bij migranten kleiner. Hierbij speelt dat er onder jongeren minder burencontact is, en dat de tweede generatie gemiddeld jonger is.
Het aandeel mensen dat wekelijks contact heeft met buren is, met respectievelijk 66 en 64 procent, het hoogst onder migranten met een Marokkaanse of Surinaamse herkomst. Mensen met een Nederlands-Caribische of overig Buiten-Europese herkomst hebben juist relatief weinig contact met hun buren. Dat geldt vooral voor de tweede generatie, waar een minderheid van respectievelijk 46 en 42 procent minstens wekelijks contacten met hun buren onderhoudt.
Na correctie voor geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en inkomen daalt het burencontact onder de Surinaamse migranten. Bij de tweede generatie met herkomst buiten Europa neemt het burencontact meestal juist toe. Dan heeft de tweede generatie van Turkse herkomst, gevolgd door de tweede generatie van Marokkaanse herkomst, het vaakst burencontact. Daarnaast verdwijnt bij de tweede generatie van Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomst het verschil met de Nederlandse groep. Bij de tweede generatie van Indonesische en overig Buiten-Europese herkomst wordt het sterk gereduceerd. Hierbij speelt mee dat de tweede generatie jonger is, en jongeren minder contacten met hun buren onderhouden dan ouderen.
Het burencontact is in alle herkomstgroepen afgenomen. Waar in de periode 2012/2015 nog 63 procent van de mensen met een Nederlandse herkomst minstens wekelijks met hun buren communiceerde, is dat in de periode 2016/2019 gedaald naar 60 procent en vervolgens naar 56 procent in de periode 2020/2023. Een dergelijke afname in het burencontact is vergelijkbaar met die van migranten (van 60 naar 53 procent) en is iets groter bij de tweede generatie (van 62 naar 53 procent). De trends bij de migrantengroepen zijn vergelijkbaar met die van mensen met een Nederlandse herkomst, met als uitzondering de sterkere daling – van 76 naar 56 procent – bij migranten uit Marokko.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 59,2 | 60,1 | 56,5 | 55,8 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 62,3 | 54,8 |
| Turkije | . | . | 62,6 | 60,9 |
| Marokko | . | . | 61,2 | 65,5 |
| Suriname | . | . | 50,9 | 64,4 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 45,8 | 52,4 |
| Indonesië | . | . | 57,4 | 63,2 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 42,1 | 50,2 |
Migranten geven het minst vaak informele hulp
Informele hulp is onbetaalde hulp die mensen buiten organisaties om in hun vrije tijd geven aan mensen buiten hun eigen huishouden. Gemiddeld heeft 34 procent in de vier weken voor het onderzoek minstens één keer informele hulp gegeven. In de Nederlandse herkomstgroep is dat met 36 procent iets hoger. Bij de tweede generatie is dit gelijk aan het gemiddelde van 34 procent. Migranten geven met 27 procent minder vaak hulp aan anderen, variërend van 21 procent bij mensen met een Turkse herkomst tot 31 procent bij mensen met een Marokkaanse herkomst. Bij de tweede generatie loopt dit op van 29 procent bij mensen met een Nederlands-Caribische herkomst, tot 40 procent bij mensen met een Marokkaanse herkomst. De correctie voor geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en inkomen verandert hier weinig in. Wel neemt dan de informele hulp iets toe bij de Marokkaanse herkomstgroepen.
Het geven van hulp aan anderen is sinds 2012 iets toegenomen. In de periode 2012/2015 gaf 34 procent hulp, en in 2020/2023 is dat 35 procent. De kleine toename is te zien in alle herkomstgroepen.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 34,4 | 35,6 | 34,3 | 26,9 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 34,6 | 28,0 |
| Turkije | . | . | 31,0 | 21,0 |
| Marokko | . | . | 39,7 | 30,8 |
| Suriname | . | . | 33,6 | 27,6 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 28,9 | 27,1 |
| Indonesië | . | . | 36,5 | 29,6 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 31,8 | 25,8 |
Minder vrijwilligerswerk onder migranten
Wie vrijwilligerswerk doet, komt in contact met anderen. Hierdoor kunnen sociale netwerken ontstaan die van belang zijn voor de sociale samenhang. Niet-beroepsmatig participeren in georganiseerd verband heeft daarmee naast een maatschappelijke, ook een sociale functie.
Iets minder dan de helft van de bevolking verricht minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk voor een organisatie zoals school, sportclub, verzorgingshuis of religieuze organisatie (47 procent). Mensen met een Nederlandse herkomst doen dit met 50 procent vaker dan gemiddeld. Migranten en mensen van de tweede generatie doen minder vaak vrijwilligerswerk, respectievelijk 35 en 42 procent. De verschillen tussen deze groepen veranderen niet na correctie voor geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en inkomen.
Onder mensen die in het buitenland zijn geboren zetten Surinaamse migranten zich met 30 procent het minst vaak in als vrijwilliger. Dat varieert verder van 32 procent bij de Turkse tot 38 procent bij de Indonesische migranten. Bij de tweede generatie zijn de verschillen tussen de herkomstgroepen groter. Van de tweede generatie van Surinaamse herkomst doet 35 procent vrijwilligerswerk, bij de tweede generatie van Indonesische herkomst is dat 47 procent. De correctie voor de samenstelling van migrantengroepen qua geslacht, leeftijd, onderwijs en inkomen zorgt ervoor dat het vrijwilligerswerk onder mensen geboren in Turkije of Marokko iets toeneemt. Hier speelt vooral het lager dan gemiddelde onderwijsniveau een rol, aangezien vrijwilligerswerk toeneemt naarmate het onderwijsniveau hoger is (CBS StatLine, 2024).
Het aandeel mensen dat vrijwilligerswerk doet is tussen 2012/2015 en 2020/2023 afgenomen: van 49 naar 43 procent. Dat komt vooral door de afname tijdens de coronapandemie. De afname is het kleinst bij mensen met een Nederlandse herkomst (–5 procentpunt), gevolgd door migranten (–6 procentpunt) en de tweede generatie (–7 procentpunt). Er zijn geen afwijkende patronen tussen de herkomstgroepen in deze trends.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 46,8 | 49,6 | 41,6 | 34,7 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 42,2 | 34,8 |
| Turkije | . | . | 37,2 | 31,8 |
| Marokko | . | . | 39,6 | 35,7 |
| Suriname | . | . | 34,9 | 30,2 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 44,0 | 34,4 |
| Indonesië | . | . | 47,3 | 38,2 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 40,3 | 35,8 |
Turkse en Marokkaanse migranten minst vaak actief in vereniging
Deelname aan verenigingsleven is ook een indicator voor betrokkenheid bij de samenleving. Gemiddeld neemt 43 procent van de bevolking minstens één keer per maand deel aan activiteiten van verenigingen. Mensen met een Nederlandse herkomst zijn hierin met 46 procent actiever dan migranten (28 procent) en de tweede generatie (41 procent). Na correctie voor man/vrouw-verdeling, leeftijdsopbouw, onderwijsniveau en inkomen verandert er weinig: de deelname van migranten neemt iets toe, en die van de tweede generatie iets af.
Er zijn verschillen tussen de herkomstgroepen. Onder Turkse en Marokkaanse migranten is minder dan 1 op de 5 actief in een vereniging, terwijl dit bij Indonesische migranten ruim 1 op de 3 is. Ook bij de tweede generatie zijn er verschillen in de deelname aan het verenigingsleven: van 31 procent van de tweede generatie van Turkse herkomst, tot 44 procent van de tweede generatie met een herkomst in Europa. De correctie voor de verschillen in de samenstelling van de herkomstgroepen zorgt ervoor dat de verschillen iets kleiner worden. Zo neemt het aandeel dat actief is in het verenigingsleven onder de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en overig Buiten-Europese migranten iets toe. Bij de tweede generatie herkomstgroepen verandert er echter heel weinig.
Het aandeel mensen dat actief is in verenigingen is afgenomen, van 45 procent in de periode 2012/2015, via 43 procent in 2016/2019, naar 42 procent in 2020/2023. Deze afname is bovengemiddeld, van 45 naar 40 procent, bij de tweede generatie. Deze afname vindt plaats onder alle groepen, met uitzondering van migranten van Nederlands-Caribische en overig Buiten-Europese herkomst, en de tweede generatie van Turkse en Indonesische herkomst.
| Herkomst | Totale bevolking | Nederlandse herkomst | Geboren in Nederland, 1 of 2 ouders geboren in buitenland | Geboren in buitenland |
|---|---|---|---|---|
| Totaal | 43,2 | 46,1 | 40,8 | 27,6 |
| Europa (excl. NL) | . | . | 43,8 | 31,9 |
| Turkije | . | . | 31,0 | 19,3 |
| Marokko | . | . | 35,7 | 18,1 |
| Suriname | . | . | 37,1 | 24,9 |
| Nederlandse Cariben | . | . | 37,4 | 27,6 |
| Indonesië | . | . | 42,6 | 35,9 |
| Overig Buiten-Europa | . | . | 43,1 | 26,6 |
Literatuur
Literatuur
CBS StatLine (2024). Sociale contacten en maatschappelijke participatie.