Foto omschrijving: Luchtfoto van een diversiteit aan mensen die op een markt lopen.

Scroll naar Samenvatting

Samenvatting

De Rapportage Integratie en Samenleven beschrijft hoe verschillende herkomstgroepen zich verhouden tot het gemiddelde van de bevolking in Nederland. Zijn de verschillen in de afgelopen jaren afgenomen? Hoe zijn de ontwikkelingen bij migranten en bij de in Nederland geboren tweede generatie? Dit rapport beschrijft de ontwikkeling van integratie tot en met 2023.

Deze samenvatting begint met hoofdpunten op het gebied van integratie, en geeft daarna de belangrijkste uitkomsten per hoofdstuk.

Hoofdpunten

De positie van mensen met een herkomst buiten Nederland wijkt op verschillende domeinen af van het gemiddelde van de totale bevolking. Zo wonen ze gemiddeld in kleinere woningen, verlaten ze vaker het onderwijs zonder startkwalificatie, hebben ze minder vaak werk, een lager inkomen, en zijn ze vaker uitkeringsafhankelijk. Ook worden hun arbeidsloopbanen zwaarder getroffen door laagconjunctuur.

Na een terugslag in de sociaaleconomische positie van alle herkomstgroepen in 2020 ten gevolge van de coronapandemie heeft er duidelijk herstel plaatsgevonden: de voor die tijd ingezette toename in nettoarbeidsparticipatie werd voortgezet, en de (jeugd)werkloosheid en het aandeel ontvangers van een werkloosheidsuitkering namen af. Na een aanvankelijk sterkere stagnatie in arbeidsparticipatie voor sommige buitenlandse herkomstgroepen tijdens de pandemie vond nadien een sterkere stijging plaats.

Binnen de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, en Nederlands-Caribische herkomstgroepen verschilt de tweede generatie op het gebied van wonen, sociaaleconomische positie en onderwijs minder van het bevolkingsgemiddelde dan migranten. De tweede generatie woont groter, heeft vaker een koophuis, een hogere arbeidsparticipatie, een hoger inkomen, en vaker een hbo- of wo-diploma. Wel verschilt de positie van de tweede generatie op al deze domeinen ook in 2023 nog van het gemiddelde. In de overgang naar het voortgezet onderwijs lijkt er sprake van een inhaalslag: Het aandeel leerlingen van de tweede generatie dat havo of vwo volgt steeg sterker dan gemiddeld. Toch lijkt deze trend sinds 2019/’20 te stagneren in de latere onderwijsfasen, met een sterkere afname dan gemiddeld in het slagingspercentage en het aandeel dat het onderwijs verlaat met een startkwalificatie.

Binnen de vijf grote Buiten-Europese herkomstgroepen vormt de Indonesische een uit­zondering. Zowel migranten als de tweede generatie van Indonesische herkomst nemen een bovengemiddelde positie op de woningmarkt in, hebben een bovengemiddeld inkomen en zijn relatief hoog opgeleid. Ook ervaren zij hun gezondheid vaker als goed en is hun beroep op de zorg relatief beperkt.

Migranten uit vluchtelingenlanden nemen op vrijwel alle sociaaleconomische domeinen de minst gunstige positie in. Ze wonen het kleinst, hebben zelden een koopwoning, zijn vaak uitkeringsafhankelijk en hebben de laagste inkomens. In het onderwijs vormen leerlingen van Iraanse en Afghaanse herkomst een uitzondering: Zij volgen vaker dan gemiddeld havo of vwo, en hebben relatief vaak een hbo- of wo-diploma.

Het percentage verdachten van een misdrijf neemt al jaren af, maar de mate van over­vertegen­woordiging van verdachten met een buitenlandse herkomst blijft stabiel. Mannen van de tweede generatie van Marokkaanse, Nederlands-Caribische en Surinaamse herkomst zijn relatief vaak verdachte. In 2023 is het aandeel mensen dat slachtoffer werd van een misdrijf en dat zich onveilig voelt licht gestegen, na een lange periode van daling. De verschillen tussen de herkomstgroepen zijn stabiel.

Contact met buren en vrienden nam het afgelopen decennium af, net als deelname aan het verenigingsleven en vrijwilligerswerk. Dit geldt voor alle herkomstgroepen. Mensen van buitenlandse herkomst hebben minder vaak contact met familie dan gemiddeld. De tweede generatie van Marokkaanse en Turkse herkomst heeft relatief veel contact met buren. Participatie in het verenigingsleven en vrijwilligerswerk is relatief laag onder mensen van niet-Nederlandse herkomst. Ook verlenen zij minder vaak informele hulp, met uitzondering van de tweede generatie van Marokkaanse herkomst.

Hoofdstuk 1: Bevolking

Van de 17,9 miljoen inwoners die Nederland op 1 januari 2024 telde, zijn er 2,9 miljoen in het buitenland geboren (migranten). Van in Nederland geboren mensen hebben 2,1 miljoen tenminste één ouder geboren buiten Nederland (de tweede generatie). Samen vormen deze groepen 28 procent van de bevolking, waarvan ongeveer twee derde een Buiten-Europese herkomst heeft. Mensen met Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Indonesische of Nederlands Caribische herkomst vormen de grootste Buiten-Europese herkomstgroepen.

Deze infographic geeft de grootste bevolkingsgroepen naar herkomst weer. Op 1 januari 2024 telde Nederland 17,9 miljoen inwoners. Daarvan zijn 12941700 mensen in Nederland geboren en hebben twee in Nederland geboren ouders. Zij hebben een Nederlandse herkomst. 2914900 mensen zijn geboren in het buitenland. Zij zijn als migrant naar Nederland gekomen. 2086300 mensen zijn geboren in Nederland en hebben één of twee ouders die in het buitenland geboren zijn. Zij behoren tot de tweede generatie. De vijf grootste Europese herkomstlanden zijn: Duitsland met 124600 migranten en 224100 mensen van de tweede generatie. Polen met 189400 migranten en 52000 mensen van de tweede generatie. België met 66900 migranten en 71100 mensen van de tweede generatie. Oekraïne met 114700 migranten en 7100 mensen van de tweede generatie. Verenigd Koninkrijk met 61300 migranten en 42200 mensen van de tweede generatie. De vijf grootste herkomstlanden buiten Europa zijn: Turkije met 225500 migranten en 231600 mensen van de tweede generatie. Marokko met 176300 migranten en 252900 mensen van de tweede generatie. Suriname met 178700 migranten en 186600 mensen van de tweede generatie. Indonesië met 101500 migranten en 255100 mensen van de tweede generatie. Nederlandse Cariben met 107800 migranten en 86700 mensen van de tweede generatie. De 5 grootste vluchtelingenlanden zijn: Syrië met 142300 migranten en 23300 mensen van de tweede generatie. Irak met 48300 migranten en 23300 mensen van de tweede generatie. Afghanistan met 42700 migranten en 18800 mensen van de tweede generatie. Iran met 45500 migranten en 13800 mensen van de tweede generatie. Somalië met 26600 migranten en 17500 mensen van de tweede generatie. Polen 189 400 België 66 900 71 100 52 000 61 300 42 200 Geboren in buitenland Geboren in Nederland Vluchtelingenlanden Buiten-Europa Europa Legenda Duitsland 124 600 224 100 Oekraïne Verenigd Koninkrijk Geboren in het buitenland Geboren in Nederland 114 700 7 100 Marokko Suriname Nederlandse Cariben Turkije Indonesië Irak 48 300 Afghanistan 42700 Somalië 26 600 17 500 Syrië 142 300 Iran 45 500 13 800 18 800 23 300 23 300 Grootste bevolkingsgroepen naar herkomst Eén of twee ouders geboren in het buitenland 2 086 300 2 914 900 176 300 252 900 178 700 186 600 107 800 225 500 231 600 101 500 255 100 86 700 Op 1 januari 2024 telde Nederland 17,9 miljoen inwoners. Welke herkomst hebben de grootste niet-Nederlandse groepen? Twee ouders geboren in Nederland 12 941 700

De afgelopen vijf jaar was de groei van de bevolking voor 97 procent het gevolg van migratie. Naast de toename van Oekraïense migranten in 2022 en in mindere mate in 2023, nam de migratie vanuit de nieuwe EU-landen het meest toe. Daarvan kwamen de meeste migranten uit Polen, al is het migratiesaldo van dat land in 2023 aanzienlijk lager dan een jaar eerder. In vergelijking was de groei vanuit vluchtelingenlanden (exclusief Oekraïne) de afgelopen vijf jaar kleiner, maar er zijn grote verschillen tussen herkomstlanden, met als grootste herkomst­groep de Syrische. Het migratiesaldo van de vijf grootste Buiten-Europese herkomst­groepen in Nederland nam vanaf 2016 gestaag toe, vooral onder de Turkse herkomst­groep.

Gezinsmigratie is voor veel herkomstgroepen het belangrijkste motief om naar Nederland te komen. Migratie uit vluchtelingenlanden bestaat voor het grootste deel uit asielmigratie, gevolgd door gezinsmigratie. Voor migranten uit andere landen, zowel Europese als Buiten-Europese, spelen de motieven arbeid en studie een rol van toenemend belang. Daarnaast verblijven er sinds 2022 veel Oekraïense vluchtelingen in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie.

Tussen de herkomstgroepen in Nederland bestaan demografische verschillen. Zo is de bevolking met buitenlandse herkomst jonger dan gemiddeld, vooral de tweede generatie. Migranten van de Buiten-Europese herkomstgroepen zijn ouder dan de gemiddelde bevolking. Onder huishoudens met een herkomst uit de nieuwe EU en Eritrea zijn relatief veel eenpersoons­huishoudens. Mensen met een Turkse of Marokkaanse herkomst trouwen in vergelijking met andere buitenlandse herkomstgroepen relatief vaak met een partner van dezelfde herkomst. Vrouwen die in Europa (buiten Nederland) geboren zijn, krijgen minder kinderen dan gemiddeld.

Hoofdstuk 2: Wonen

Mensen met een herkomst buiten Nederland wonen vaker dan gemiddeld in huurwoningen en meergezinswoningen, en hebben een kleiner woonoppervlak. Het verschil met de gemiddelde bevolking is voor de tweede generatie wat kleiner dan voor migranten.

Van de mensen met een buitenlandse herkomst hebben diegenen met een Indonesische herkomst de meest gunstige positie op de woningmarkt, vooral degenen ouder dan 30 jaar. Zij hebben relatief vaak een koopwoning en een relatief groot woonoppervlak. Onder jongeren hebben huishoudens met een Turkse herkomst een overwegend goede woon­positie, vooral de tweede generatie. Zij hebben relatief vaak een koopwoning, wonen bovengemiddeld groot en hebben bovengemiddeld vaak een eengezinswoning. Daarmee nemen zij bijna eenzelfde positie in als hun leeftijdsgenoten met een Nederlandse herkomst.

Migranten uit vluchtelingenlanden hebben de minst gunstige positie op het gebied van wonen. Zij wonen relatief vaak in huurwoningen en meergezinswoningen, en hebben een relatief klein woonoppervlak. Dit geldt vooral voor migranten uit Somalië en Eritrea. Van de vijf grootste Buiten-Europese herkomstgroepen hebben mensen met een Marokkaanse herkomst een relatief ongunstige woonpositie, vooral het aandeel met een koopwoning is relatief laag.

Mensen met een niet-Nederlandse herkomst wonen relatief vaak in de grote steden, waar rond de helft een niet-Nederlandse herkomst heeft. Binnen de vijf grote Buiten-Europese herkomst­groepen wonen migranten gemiddeld iets vaker in een van de vier grote steden dan de tweede generatie. Mensen afkomstig uit de nieuwe EU-landen of uit vluchtelingen­landen wonen in vergelijking met de vijf grootste Buiten-Europese herkomstlanden minder geconcen­treerd in de grote steden.

Hoofdstuk 3: Onderwijs

Leerlingen van Buiten-Europese herkomst volgen minder vaak havo of vwo dan gemiddeld. Wel is hun onderwijsniveau gestegen. Zo krijgen zij na de basisschool vaker een havo- of vwo-advies en volgen zij die niveaus vaker dan voorheen. Dit geldt vooral voor leerlingen van Turkse herkomst. Bij leerlingen van Nederlands-Caribische herkomst is de stijging van het onderwijs­niveau minder groot. Dit is ook te zien op het vmbo, waar zij vaker de vmbo-basis­beroeps­gerichte of -kaderberoepsgerichte leerweg volgen dan leerlingen uit andere herkomstgroepen.

De slagingspercentages in het voortgezet onderwijs zijn lange tijd toegenomen. Na de coronacrisis is echter een grote daling te zien op alle niveaus en in vrijwel alle herkomst­groepen. Bij de eindexamens van 2023/’24 slaagden leerlingen van Marokkaanse, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomst zelfs minder vaak dan in 2011/’12. Sinds de coronacrisis is ook het voortijdig schoolverlaten weer toegenomen. Vooral jongeren van Nederlands-Caribische herkomst verlaten het onderwijs vaker dan gemiddeld voortijdig.

Op het mbo volgen studenten vaker een opleiding op niveau 4 dan voorheen. De verschui­ving van mbo-2 en mbo-3 naar mbo-4 heeft plaatsgevonden in alle herkomst­groepen. Mbo-opleidingen in de richting zorg, welzijn en sport zijn het populairst. Zeker bij studenten van Marokkaanse herkomst is dat het geval. In het buitenland geboren mbo-studenten volgen vaker een opleiding in de richting zakelijke dienstverlening en veiligheid en minder vaak in de richting voedsel, groen en gastvrijheid dan gemiddeld.

Het onderwijsniveau van in Nederland geboren 25- tot 45‑jarigen verschilt sterk naar het geboorteland van de ouders. Degenen met één of twee in Nederland geboren ouders hebben iets vaker dan gemiddeld een hbo- of wo-onderwijsniveau; degenen met twee in het buiten­land geboren ouders minder vaak. Opvallend is het hoge onderwijsniveau van jong­volwassen vrouwen van de tweede generatie met een Iraanse herkomst.

Hoofdstuk 4: Sociaaleconomische positie

De nettoarbeidsparticipatie neemt al lange tijd toe. Ook zijn de werkloosheid, de jeugd­werkloos­heid en het aandeel ontvangers van een werkloosheidsuitkering afgenomen. Wel hebben migranten van Buiten-Europese herkomst minder vaak betaald werk dan gemiddeld. Migranten uit de nieuwe EU-landen hebben juist iets vaker betaald werk dan gemiddeld, de tweede generatie heeft ongeveer even vaak betaald werk als gemiddeld.

Niet alleen het aandeel met werk, maar ook de aard van dat werk verschilt naar herkomst. Migranten en de tweede generatie werken betrekkelijk vaak als werknemer met een flexibel in plaats van een vast dienstverband. Migranten werken vaker dan gemiddeld in een technisch beroep en minder vaak in de zorg. De tweede generatie werkt juist minder vaak in een technisch beroep en iets vaker in een commercieel beroep.

Het inkomen van migranten ligt beneden het gemiddelde. Bij de tweede generatie is een duidelijk verschil te zien naar het geboorteland van de ouders: degenen met één in het buitenland geboren ouder hebben een inkomen dicht bij het gemiddelde, terwijl degenen met twee in het buitenland geboren ouders een lager inkomen hebben. Deze verschillen zijn wel iets afgenomen.

Migranten uit vluchtelingenlanden hebben de laagste inkomens. Zij zijn relatief vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering. In de meeste groepen neemt het bijstandsgebruik wel iets af naarmate men langer in Nederland woont. De tweede generatie met een herkomst in een vluchtelingenland is gemiddeld nog erg jong. Zij zijn vaak scholier of student. Voor zover zij wel werkzaam zijn, liggen hun inkomens hoger dan die van migranten, maar lager dan in de totale bevolking. Een uitzondering vormt de tweede generatie van Iraanse herkomst, waarvan het inkomen meer op het gemiddelde lijkt.

Hoofdstuk 5: Criminaliteit

Sinds 2005 is het percentage geregistreerde verdachten van misdrijven gedaald. Vooral migranten en mensen van de tweede generatie worden nu minder vaak van een misdrijf verdacht dan voorheen. Wel ligt het percentage verdachten in die groepen nog boven het gemiddelde.

Mannen van de tweede generatie van Marokkaanse, Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst worden relatief vaak verdacht, mensen van Indonesische herkomst relatief weinig.

Ook het aandeel mensen dat aangeeft het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geworden van criminaliteit is afgenomen. Vanaf 2012 heeft een sterke daling plaatsgevonden, die vanaf 2021 weer door een kleine stijging is gevolgd. Mensen van buitenlandse herkomst zijn vaker slachtoffer van criminaliteit dan gemiddeld. Migranten van Indonesische herkomst vormen daarop een uitzondering en zijn juist minder vaak slachtoffer.

Ook de algemene gevoelens van onveiligheid zijn vanaf 2012 gedaald en na 2021 weer iets gestegen. De tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder voelt zich iets onveiliger dan gemiddeld, migranten voelen zich juist minder vaak onveilig. Mensen van Marokkaanse herkomst voelen zich het minst vaak onveilig. Wanneer specifiek wordt gevraagd naar de eigen buurt, is de veiligheidsbeleving in alle herkomstgroepen positiever. De veiligheidsbeleving hangt sterk samen met persoonskenmerken. Vrouwen, jongeren en stedelingen voelen zich (in het algemeen en in de eigen buurt) vaker onveilig dan mannen, ouderen en niet-stedelingen.

Hoofdstuk 6: Gezondheid

Migranten en mensen van de tweede generatie ervaren hun gezondheid minder vaak als goed dan gemiddeld. Dit geldt voor alle leeftijdsgroepen. Vooral mensen boven de 40 met een Turkse of Marokkaanse herkomst ervaren minder vaak een goede gezondheid dan gemiddeld. Voor mensen boven de 40 jaar zijn de zorgkosten van migranten en de tweede generatie ook hoger dan gemiddeld. In bijna alle herkomstgroepen zijn in 2022 minder mensen positief over hun gezondheid dan tien jaar eerder. Boven de 60 jaar is de daling in het aandeel mensen met als goed ervaren gezondheid het kleinst.

Onder 18- tot 60‑jarigen is het aandeel rokers in vrijwel alle herkomstgroepen afgenomen. Mensen met een Turkse herkomst roken gemiddeld het vaakst, mensen met een Marokkaanse herkomst het minst vaak. Het aandeel mensen met obesitas is in bijna alle leeftijds- en herkomstgroepen gestegen tussen 2012 en 2022. Onder de 18- tot 40‑jarige tweede generatie van Nederlands-Caribische herkomst is het aandeel mensen met obesitas het sterkst gestegen, van 6 naar 21 procent. Ook onder de tweede generatie van Marokkaanse herkomst is het aandeel sterk gestegen, van 7 naar 18 procent. Onder 40- tot 60‑jarige Nederlandse Caribische migranten steeg het aandeel met obesitas ook sterk: van 31 naar 43 procent.

Het aandeel mensen met kosten voor specialistische ggz is het hoogst voor de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder. Migranten maken het minst gebruik van deze zorgvorm. Bij mensen met een Europese herkomst ligt het aandeel met kosten voor specialistische ggz lager dan gemiddeld. Bij vrouwen ligt het aandeel met specialistische ggz het hoogst binnen de Turkse en Surinaamse herkomstgroepen, bij mannen binnen de Marokkaanse en Surinaamse herkomstgroepen. Gemiddeld krijgen mensen met Turkse of Marokkaanse herkomst het vaakst antipsychotica. Bij mensen van Marokkaanse herkomst zijn het vooral mannen die antipsychotica verstrekt krijgen. In alle herkomstgroepen krijgen vrouwen anderhalf tot twee keer zo vaak antidepressiva verstrekt als mannen. Vooral aan vrouwen met een Turkse herkomst wordt relatief vaak antidepressiva verstrekt. In alle leeftijdscategorieën krijgen migranten het vaakst diabetesmiddelen. Bij 55- tot 65‑jarigen is dat bijna tweemaal zo vaak als gemiddeld. Bij 75‑plussers met een Marokkaanse herkomst is het percentage het hoogst: van hen krijgt de helft diabetesmiddelen.

Hoofdstuk 7: Sociale en maatschappelijke participatie

Migranten en mensen van de tweede generatie hebben iets minder vaak wekelijks contact met familie of buren dan gemiddeld. De tweede generatie heeft wel het vaakst contact met vrienden. De verschillen in contact met vrienden en buren zijn deels te verklaren door verschillen in achtergrondkenmerken, vooral leeftijdsopbouw. Jongeren hebben bijvoorbeeld in alle herkomstgroepen meer contact met vrienden. Ook na correctie voor geslacht, leeftijd en onderwijsniveau hebben mensen met een Nederlandse herkomst iets frequenter contact met familie, al is het verschil klein. Voor burencontact verdwijnt na correctie het verschil bij de tweede generatie en wordt het bij migranten kleiner.

Het contact met familie is tussen 2012/2016 en 2020/2023 stabiel gebleven. In diezelfde periode is het contact met vrienden en buren onder alle herkomstgroepen afgenomen.

Onder migranten ligt het aandeel mensen dat informele hulp geeft lager dan gemiddeld, bij de tweede generatie is dat ongeveer even vaak. Daarnaast doen migranten gemiddeld het minst vaak vrijwilligerswerk. Onder de tweede generatie is het aandeel dat vrijwilligerswerk doet lager dan gemiddeld. Hetzelfde beeld is zichtbaar voor deelname aan het verenigingsleven. De verschillen in informele hulp, vrijwilligerswerk en deelname aan het verenigingsleven blijven overeind na controle voor leeftijd, geslacht en onderwijsniveau.

Het aandeel mensen dat vrijwilligerswerk doet of deelneemt aan het verenigingsleven is tussen 2012/2016 en 2020/2023 afgenomen. Dat geldt voor alle onderzochte herkomst­groepen. De afname in deelname aan het verenigingsleven is vooral bij de tweede generatie boven­gemiddeld groot. Het geven van informele hulp aan anderen is tussen 2012/2016 en 2020/2023 onder alle groepen iets toegenomen.

Hoofdstuk 8: De invloed van het netwerk op taalvaardigheid van kinderen

De onderwijsresultaten van kinderen van migranten worden beter, maar zijn nog steeds minder goed dan die van kinderen van Nederlandse herkomst. Daarom is het maat­schappelijk van belang zicht te krijgen op de taalvaardigheid van kinderen van wie beide ouders niet in Nederland geboren zijn, en welke factoren daarmee samenhangen. Dit hoofdstuk focust op de rol van het netwerk, en onderzoekt het verband tussen het aandeel mensen van de eigen herkomst in het netwerk van een kind en diens Nederlandse taalvaardigheid.

Een groter aandeel mensen van de eigen herkomstgroep in het netwerk (een hogere isolatie­score) gaat samen met lagere prestaties op leesvaardigheid in de eindtoets in groep 8, ook na correctie voor verschillende achtergrondkenmerken. Voor taalverzorging is er eenzelfde relatie tussen hogere isolatie en het behalen van een lager referentieniveau, maar deze valt weg na correctie voor de totaalscore van de eindtoets als indicatie voor de schoolprestaties in het algemeen. Dat is echter een conservatief model, omdat de totaalscore van de eindtoets deels bestaat uit de score van de afhankelijke variabelen leesvaardigheid en taalverzorging.

Al met al geeft deze studie duidelijke aanwijzingen voor een netwerkinvloed: blootstelling aan de Nederlandse taal, of het gebrek daaraan, in de netwerken van kinderen is waarschijnlijk een van de oorzaken van verschillen in hun taalvaardigheid.

Hoofdstuk 9: Loopbanen van afgestudeerden in hoog- en laagconjunctuur

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat mensen van Buiten-Europese herkomst na hun studie moeilijker aansluiting vinden op de arbeidsmarkt. Dit is vooral voor mannen het geval. Waar­schijnlijk speelt de conjunctuur daarbij een rol. Dit hoofdstuk vergelijkt daarom de loopbanen van in Nederland geboren mannen die zijn afgestudeerd in tijden van hoog­conjunctuur (na studiejaar 2007/’08 of 2017/’18) en laagconjunctuur (na studie­jaar 2012/’13).

De resultaten bevestigen dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt moeizamer verloopt bij laagconjunctuur dan bij hoogconjunctuur. In tijden van laagconjunctuur vinden recent afgestudeerde mannen minder snel betaald werk met voldoende inkomen (tenminste het voltijds minimumloon). De gevolgen van een moeizamere aansluiting zijn langdurig. Mannen die niet tijdig werk met voldoende inkomen vinden, doen in de jaren daarna gemiddeld minder werkervaring op en onderbreken vaker hun loopbaan. Dit werkt door in een lager uurloon. Wel zijn de gevolgen van werkervaring en loopbaanonderbrekingen op het uurloon klein in vergelijking met andere kenmerken, zoals het onderwijsniveau of de onderwijsrichting.

De conjunctuur treft bepaalde herkomstgroepen harder dan gemiddeld. Van alle mannen die bij laagconjunctuur afstuderen, vindt de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst het minst vaak betaald werk met voldoende inkomen. Hierdoor ontwikkelen hun loopbanen en uurlonen zich in de jaren daarna minder gunstig. Ook vergeleken met andere mannen die niet tijdig werk met voldoende inkomen vinden, zien de loopbanen van de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst er minder gunstig uit.

Alhoewel veel mannen na hun studie last hebben van laagconjunctuur, komen de nadelige gevolgen vooral terecht bij de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst. Dit heeft een langdurige weerslag op hun arbeidspositie.

Hoofdstuk 10: Contact tussen buurtbewoners en opvattingen over diversiteit

In dit hoofdstuk is gekeken naar de buurten waar mensen wonen, het contact tussen bevolkings­groepen en opvattingen over culturele diversiteit. Dat is gedaan met gegevens uit een enquête onder mensen van Nederlandse, Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Nederlands-Caribische, Poolse en Iraanse herkomst.

Mensen van Nederlandse herkomst wonen vaak in homogene buurten waar weinig mensen uit verschillende herkomstgroepen wonen, terwijl mensen uit de overige herkomstgroepen vooral in diverse buurten wonen. Dit is ook zichtbaar in de sociale contacten die mensen onderhouden. Mensen van Nederlandse herkomst hebben vooral contact met buren, vrienden, kennissen en anderen die ook een Nederlandse herkomst hebben. Alleen de mensen van Nederlandse herkomst die in een diverse buurt wonen, onderhouden meer contact met andere groepen. Mensen van buitenlandse herkomst onderhouden relatief veel contact met andere herkomst­groepen, ongeacht de samenstelling van de buurt.

Er is een positief verband tussen contact en opvattingen. Hoe meer contact met mensen uit andere herkomstgroepen, des te positiever hun opvattingen over culturele diversiteit. Mensen van Nederlandse (en in mindere mate Poolse) herkomst, die in homogene buurten wonen, hebben geen uitgesproken positieve of negatieve opvatting over diversiteit. Mensen uit de overige herkomstgroepen denken juist erg positief over diversiteit.

Dit wekt de suggestie dat de samenstelling van de buurt van invloed is op de waardering van diversiteit. Toch lijkt dat niet het geval. Inwoners van diverse buurten onderhouden weliswaar meer contact met andere herkomstgroepen, maar de mate van extra contact is onvoldoende om tot andere opvattingen te leiden. De reden dat inwoners van diverse buurten positiever denken over diversiteit, heeft eerder te maken met andere buurt- en persoonskenmerken. Wanneer daarmee rekening wordt gehouden, is er geen statistisch verband meer tussen de samen­stelling van de buurt en opvattingen over diversiteit.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Bram Hogendoorn, Kirsten van Houdt en Fijnanda van Klingeren

Eindredactie

Elma Wobma

Opmaak figuren

Bram Hogendoorn en Fijnanda van Klingeren

Monitordeel

  1. Bevolking
    Yannick Geel, Han Nicolaas, Dominique van Roon
  2. Wonen
    Aafke Heringa, Fijnanda van Klingeren, Han Nicolaas en Hans Vreeken
  3. Onderwijs
    Bram Hogendoorn, Irene Kuin, Francis van der Mooren
  4. Sociaaleconomische positie
    Frank Hoekema, Bram Hogendoorn, Paul Horikx, Sander van Schie en Eveline Vandewal
  5. Criminaliteit
    Bram Hogendoorn, Mathilde Kennis, Carlijn Verkleij en Wim Vissers
  6. Gezondheid
    Myrthe Jansen, Fijnanda van Klingeren, Floor van Oers, Carin Reep en Laura Voorrips
  7. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. De invloed van het netwerk op taalvaardigheid van kinderen
    Marjolijn Das, Fijnanda van Klingeren en Jan van der Laan
  2. Loopbanen van afgestudeerden in hoog- en laagconjunctuur
    Karen van Hedel en Bram Hogendoorn
  3. Contact tussen buurtbewoners en opvattingen over diversiteit
    Bram Hogendoorn