Foto omschrijving: Kalverstraat. Mooie zomerdag met drukte van Amsterdammers

Bevolking

Op 1 januari 2022 was bijna 15 procent van de Nederlandse bevolking in het buitenland geboren. Daarnaast had bijna 12 procent van de bevolking ten minste één ouder die in het buitenland is geboren. De afgelopen vijf jaar groeide de bevolking vooral door immigratie: bijna 90 procent van de bevolkingsgroei is het gevolg van internationale migratie, waarbij er meer mensen naar Nederland kwamen dan dat er uit Nederland vertrokken. Dit hoofdstuk beschrijft onder andere bevolkingsgroei, leeftijdsopbouw en de motieven van immigranten die naar Nederland komen. Ook de huishoudenssamenstelling, partnerkeuze en het gemiddelde kindertal komen aan bod.

Bevolkingsgroei door immigratie

De afgelopen vijf jaar groeide de Nederlandse bevolking vooral door immigratie. Tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2022 nam het aantal inwoners van Nederland met 509 duizend toe. Van deze groei was bijna 90 procent het gevolg van internationale migratie: het aantal immigranten was met 1,2 miljoen hoger dan het aantal emigranten (770 duizend). Na een daling in het migratiesaldo in 2020 vanwege de coronapandemie kwam het migratiesaldo in 2021 weer op het niveau van topjaar 2019. De overige bevolkingsgroei komt voort uit natuurlijke aanwas: geboorten minus sterfte. Deze natuurlijke aanwas kende in 2020, vanwege een hoog aantal sterfgevallen door corona, een historisch laag niveau (geboorten en overlijdens hielden elkaar in evenwicht). Ook in 2021 is de natuurlijke aanwas nog lager dan in 2019.

1.1 Bevolkingsontwikkeling
Jaartal Natuurlijke aanwas Migratiesaldo
1995 54838 13904
1996 51960 16804
1997 56660 27887
1998 61926 43118
1999 59958 40372
2000 66092 53873
2001 62226 50838
2002 59728 24332
2003 58361 -317
2004 57454 -16216
2005 51508 -27428
2006 49685 -31320
2007 48314 -5757
2008 49498 25737
2009 50680 34481
2010 48339 33081
2011 44319 29768
2012 35146 13883
2013 30096 19103
2014 35958 35087
2015 23376 55106
2016 23523 79194
2017 19622 80665
2018 15162 86371
2019 17795 108035
2020 3 68359
2021 7704 108275

Van de in dit hoofdstuk besproken groepen immigranten namen de groepen uit nieuwe EU-landen het meest toe in de afgelopen vijf jaar. Op 1 januari 2022 wonen er 415 duizend mensen met een herkomst uit Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië (in 2004 toegetreden tot de EU), Bulgarije en Roemenië (toegetreden in 2007) of Kroatië (toegetreden in 2013) in Nederland, 143 duizend meer dan vijf jaar eerder. Dat zijn zowel mensen die in het buitenland geboren zijn en naar Nederland gemigreerd zijn als mensen van de tweede generatie die in Nederland geboren zijn.

Bij deze nieuwe EU-landen had toetreding tot de EU een duidelijk opwaarts effect op de immigratie uit deze landen. Met name de immigratie uit Polen is sinds de toetreding tot de EU sterk gestegen; het migratiesaldo schommelt sinds 2010 tussen de 8,5 en 12 duizend mensen met een Poolse herkomst per jaar. Ook in coronajaar 2020 bleef het migratiesaldo uit Polen op een hoog niveau: 9,2 duizend tegen ruim duizend meer in 2019.

Eenzelfde ontwikkeling zien we bij Bulgarije en Roemenië. Ook hier zorgde de toetreding tot de EU in 2007 voor een (tijdelijke) toename van de immigratie uit die landen, maar niet zo groot als bij Polen. Na de afschaffing van de tewerkstellingsvergunning voor mensen uit Bulgarije en Roemenië in 2014 is er een meer constante toename van immigranten, wat resulteert in een structureel positief migratiesaldo van rond de 4,5 duizend voor elk van beide landen sinds 2018. Het belangrijkste motief van immigranten uit de nieuwe EU-landen is de arbeidsmarkt, maar gezinsmigratie speelt inmiddels ook een belangrijke rol.noot1

1.2 Migratiesaldo naar geboorteland, nieuwe EU-landen
Jaartal Polen Bulgarije Roemenië Overige nieuwe EU-landen
1995 810 48 148 256
1996 890 84 133 517
1997 824 168 286 548
1998 957 156 351 768
1999 506 167 281 339
2000 1143 212 489 851
2001 1427 261 556 924
2002 1501 357 429 458
2003 1214 345 480 362
2004 3930 274 339 552
2005 5073 234 216 579
2006 5330 216 394 101
2007 6791 4056 1767 1340
2008 9023 3640 1401 2289
2009 6974 1994 927 2324
2010 8702 1676 1254 3555
2011 11782 2492 925 3032
2012 8467 698 573 2492
2013 9870 131 702 1796
2014 12107 1868 2010 2224
2015 9646 1830 1667 2127
2016 9016 1844 2196 2273
2017 9348 2762 3517 3303
2018 9938 3534 4358 4018
2019 10352 4885 4800 4590
2020 9200 4175 3449 2299
2021 9760 4874 4870 5670

De bevolkingstoename van de hieronder besproken zes vluchtelingengroepen was in de afgelopen vijf jaar lager dan die van de groepen uit nieuwe EU-landen. Het aantal mensen met een herkomst uit Afghanistan, Eritrea, Irak, Iran, Somalië of Syrië dat op 1 januari 2022 in Nederland woonde bedroeg 367 duizend, bijna 100 duizend meer dan vijf jaar eerder. Dat zijn zowel mensen die in het buitenland geboren zijn en naar Nederland gemigreerd zijn als mensen van de tweede generatie die in Nederland geboren zijn. Tussen de landen zijn er wel verschillen zichtbaar: iets meer dan de helft van de toename uit deze landen kwam door mensen met een Syrische herkomst (53 duizend), terwijl het aantal mensen met een Somalische herkomst met nog geen 2 duizend toenam.

De piek in deze asielmigratie lag in 2016, met name door de aanhoudende burgeroorlog in Syrië, toen bijna 28 duizend Syrische migranten zich in Nederland vestigden. Dat aantal is inmiddels sterk verminderd, maar nog altijd kwamen er in 2021 per saldo 11 duizend Syrische migranten naar Nederland. Ook het aantal Afghaanse migranten dat naar Nederland komt neemt toe.

1.3 Migratiesaldo, naar geboorteland vluchtelingengroepen
Jaartal Afghanistan Irak Iran Somalië Eritrea Syrië
1995 1445 2842 2310 2461 8 236
1996 2740 4428 2375 2837 23 213
1997 3608 5873 1224 873 53 222
1998 3827 6999 797 540 42 231
1999 5302 2626 805 382 37 549
2000 4396 3812 1415 352 76 849
2001 4206 2209 1782 -719 83 1007
2002 2435 -179 856 -1586 70 497
2003 1184 138 39 -2225 42 170
2004 210 -22 -105 -2307 52 49
2005 -376 -604 -222 -1431 32 -38
2006 -608 -507 -37 -766 44 -27
2007 -407 946 440 517 97 80
2008 -200 3135 526 1778 91 153
2009 389 2282 692 4476 189 84
2010 816 116 798 3435 220 186
2011 805 -156 1119 1504 248 164
2012 300 -126 803 6 173 422
2013 314 -3 827 1936 406 1839
2014 35 313 486 820 2042 8461
2015 39 309 557 -426 3266 20623
2016 1740 2339 1934 -669 3125 27506
2017 390 913 1124 -398 2965 16083
2018 566 960 1445 -376 2571 5010
2019 444 767 2935 -187 2382 5244
2020 596 674 1339 -43 1678 5616
2021 2214 687 1852 -17 1278 11120

Tussen 2012 en 2015 was er een dip in de migratie vanuit de landen van de vijf grootste herkomstgroepen. Het migratiesaldo voor mensen die in Turkije of Suriname geboren zijn, was zelfs licht negatief: er vertrokken in die periode meer Turkse en Surinaamse mensen dan er naar Nederland kwamen. Deze dip werd vanaf 2016 gevolgd door een geleidelijk oplopend migratiesaldo uit deze landen. Met name het migratiesaldo van Turkse migranten nam in deze periode toe en lag met 5 duizend weer op het niveau van 2001–2002. De daling in coronajaar 2020, die onder Turkse migranten groter was dan onder de andere hier genoemde landen, werd in 2021 gevolgd door herstel: er kwamen in 2021 per saldo 6,4 duizend Turkse migranten naar Nederland, 1,5 duizend meer dan in piekjaar 2019.

1.4 Migratiesaldo naar geboorteland, vijf grootste herkomstgroepen
Jaartal Turkije Marokko Suriname Nederlandse Cariben Indonesië
1995 1704 976 573 -612 70
1996 2020 2038 1252 557 137
1997 3654 3183 1327 1846 346
1998 3250 4069 2819 5205 929
1999 2957 3238 1575 6167 879
2000 4235 3377 2328 7724 1079
2001 4707 4132 2423 5401 1228
2002 4580 3796 1745 2220 836
2003 4555 3327 1628 -320 536
2004 1749 2050 1099 -1747 336
2005 521 375 -51 -2216 48
2006 -146 -307 -652 -1272 -17
2007 -24 -525 79 22 173
2008 1320 52 607 931 241
2009 1577 892 929 1458 143
2010 1361 830 507 1444 330
2011 744 1129 424 1057 382
2012 -141 465 -253 167 156
2013 -638 814 -332 -11 357
2014 -1601 768 -458 491 358
2015 -773 561 -180 646 400
2016 713 958 452 1009 664
2017 2224 1267 1057 2026 385
2018 3258 2183 1594 2461 549
2019 4920 2578 1920 3177 665
2020 3417 1809 1608 3285 158
2021 6446 2257 1584 3710 1084

Migratiedoelen en migratiemotieven

De redenen waarom immigranten naar Nederland komen, worden niet geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Om toch uitspraken te kunnen doen over de migratiemotieven van immigranten maakt het CBS gebruik van andere bronnen. Voor immigranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit gebruikt het CBS informatie van het migratiemotief zoals dat wordt vastgelegd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Immigranten met een nationaliteit van één van de EU/EFTA-landen hoeven zich niet te melden bij de IND als ze naar Nederland komen; voor hen is vanuit de IND dan ook geen motief voor hun komst naar Nederland bekend. Voor deze immigranten wordt een zogenoemd afgeleid migratiedoel bepaald op basis van de activiteiten die een immigrant ná immigratie in Nederland ontplooit.

 

Ten opzichte van de vorige editie van dit rapport is er een belangrijke wijziging doorgevoerd.

Binnen de statistiek migratiemotieven hanteert het CBS bij de immigratie van niet EU/EFTA-onderdanen een onderscheid van arbeidsmigratie in twee subcategorieën: kennis en overige arbeidsmigratie. In de vorige edities van het Jaarrapport Integratie bestempelde het CBS alleen de IND-kennismigrantenregeling als kennismigratie, alle overige regelingen op het gebied van arbeidsmigratie werden als overige arbeidsmigratie getypeerd. In deze rapportage zijn ook de andere regelingen die met de kennismigrantenregeling samenhangen getypeerd als kennis. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de regelingen voor zelfstandigen, wetenschappelijk onderzoekers en potentiële kennismigranten. Dit betekent dat voor alle vestigingsjaren in dit hoofdstuk de onderverdeling van arbeidsmigranten in kennis en overige arbeidsmigranten is aangepast. Hierdoor zijn de cijfers over deze twee typen arbeidsmigranten niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers die in eerdere edities van deze rapportage zijn gepubliceerd.

Tot slot moet worden opgemerkt dat de cijfers zijn gerubriceerd naar nationaliteit van de immigrant op het moment van immigratie, en niet naar herkomstland of geboorteland zoals elders in dit hoofdstuk. De reden hiervoor is dat de nationaliteit van een persoon bepalend is voor het (al dan niet onder bepaalde voorwaarden) toegelaten worden tot Nederland.

Na asielmigratie volgt gezinsmigratie

Immigratie uit de vluchtelingenlanden bestaat logischerwijs voor het grootste deel uit asielmigratie, maar er vindt een verschuiving plaats richting andere motieven. In de periode 1995–2021 zijn grofweg twee golven van asielmigratie met hun eigen migratiegeschiedenis te onderscheiden. In het midden van de jaren negentig kwamen er veel asielmigranten naar Nederland uit onder andere Afghanistan, Irak, Iran en Somalië, maar ook uit niet in deze rapportage genoemde landen, zoals Bosnië-Herzegovina. Meer dan 80 procent van de immigratie uit de hier genoemde vluchtelingenlanden bestond in het midden van de jaren negentig uit asielmigratie. In de jaren daarna daalde het aantal asielmigranten en kwamen de gezinshereniging en gezinsvorming onder deze asielmigranten op gang. In de jaren 2005–2009 was gezinsmigratie voor deze groep zelfs een belangrijker motief geworden om naar Nederland te komen dan asielmigratie.

Een tweede stroom asielmigranten kwam rond 2014 op gang met vluchtelingen uit Syrië, waar al een paar jaar een oorlog woedde, en Eritrea vanwege onlusten en slechte economische omstandigheden. Sinds kort neemt ook het aantal asielmigranten uit Afghanistan weer toe. Ook bij deze groepen asielmigranten komt de gezinsmigratie, met name gezinshereniging, op gang. In 2020 en 2021 kwam 35 tot 40 procent van de Iraakse en Eritrese immigranten vanwege gezinshereniging naar Nederland, onder Iraanse en Somalische immigranten was dat een kwart.

Arbeid en studie steeds belangrijkere migratiemotieven voor Turkse, Marokkaanse en Surinaamse migranten

Hoewel gezinsmigratie de belangrijkste reden blijft voor Turkse, Marokkaanse en Surinaamse migranten om naar Nederland te komennoot2, worden arbeid en studie steeds belangrijkere motieven voor deze groepen. Van 1995 tot en met 2010 bestond bijna 80 procent van de totale immigratie uit deze landen uit gezinsmigratie. Sindsdien is dit aandeel geleidelijk afgenomen tot 50 procent. Arbeid (met name kennismigratie) en studie zijn inmiddels voor 1 op de 3 immigranten uit deze groepen de voornaamste redenen om naar Nederland te migreren; twintig jaar geleden was dat ongeveer 1 op de 10. Daarnaast is het aantal asielmigranten uit Turkije toegenomen, wellicht veroorzaakt door de politiek instabiele situatie in dat land. Voor migranten uit Indonesië is studie al jarenlang het belangrijkste motief om zich in Nederland te vestigen.

1.5Immigratie naar migratiemotief
Totaal Asiel Gezins­hereniging Gezins­vorming Kennis­migratie Overige arbeids­migratie Studie Overig
x 1 000 %
Periode
Turkije, Marokko, Suriname en Indonesië
1995–1999 67,8 5,3 37,8 45,9 0,2 2,8 4,3 3,7
2000–2004 66,6 2,4 68,9 11,1 0,3 5,0 7,7 4,6
2005–2009 35,0 1,3 32,0 30,6 4,5 5,4 15,5 10,8
2010–2014 34,3 1,1 22,3 36,0 8,7 2,6 18,9 10,4
2015–2019 43,6 5,8 22,5 29,5 11,2 1,8 22,7 6,5
2020–2021 20,9 15,5 22,6 24,6 11,6 2,0 20,5 3,2
Afghanistan, Irak, Iran, Somalië, Eritrea, Syrië
1995–1999 27,0 82,1 10,9 3,3 0,0 0,2 0,6 2,8
2000–2004 13,7 56,5 32,8 2,6 0,1 1,1 2,9 3,7
2005–2009 8,9 27,9 32,7 19,5 4,8 1,7 8,4 4,7
2010–2014 24,1 71,5 10,4 7,7 3,7 0,2 4,2 2,2
2015–2019 115,6 86,4 8,3 2,0 1,6 0,2 1,0 0,5
2020–2021 31,3 73,8 15,2 4,3 3,1 0,4 2,7 0,5

Bron:CBS

Steeds meer kennismigranten uit Turkije

Er zijn verschillen in migratiemotief onder de hier beschreven groepen. Zo speelt kennismigratie bij Marokkaanse en Surinaamse migranten nog nauwelijks een rol van betekenis, maar was het voor bijna 1 op de 5 Turkse migranten in 2021 het belangrijkste motief om naar Nederland te komen. Ook studenten uit Turkije weten meer en meer hun weg naar Nederland te vinden, iets wat overigens ook voor Surinaamse studenten geldt en al veel langer geldt voor Indonesische studenten. De meerderheid van de in Marokko geboren migranten (ongeveer 80 procent) komt nog steeds voor gezinsmigratie naar Nederland.

Voor een aantal vluchtelingenlanden hebben andere motieven dan asiel in 2021 de overhand gekregen. Zo kwam de helft van de Irakese migranten in 2021 voort uit gezinsmigratie. Ook bij migranten uit Eritrea is gezinsmigratie (met name gezinshereniging) een factor van betekenis. Bij migranten uit Iran is werk een belangrijke drijfveer om naar Nederland te komen: inmiddels komt iets meer dan een kwart voor werk naar Nederland. Voor de andere vluchtelingenlanden speelt arbeidsmigratie niet of nauwelijks een rol van betekenis.

1.6 Immigratie naar motief en nationaliteit, 2021 (%)
Herkomstgroep Asiel Gezinshereniging Gezinsvorming Arbeid; kennis Arbeid: overig Studie Overig
Turks 26,7 20,7 14 18,9 2,8 16 0,8
Marokkaans 2,1 34,2 53,1 3,1 0,8 4,1 2,6
Surinaams 0 34,7 32,9 3,7 1,4 25,6 1,8
Indonesisch 0,3 16,4 14,5 5,7 1,4 58,5 3,3
. . . . . . .
Afghaans 84,6 5,9 7,5 0,2 0,2 1,6 0
Irakees 43 37,7 14 1,4 1 1,9 1
Iraans 20,4 25,6 7,3 23,6 2,4 19,6 1,1
Somalisch 66,2 25,4 4,2 0 0 2,8 1,4
Eritrees 62,2 35,9 1,6 0 0 0,3 0
Syrisch 90,7 6,4 2 0,3 0 0,4 0

Voor immigranten uit de nieuwe EU-landen is arbeid een steeds belangrijker motief geworden om naar Nederland te komen. Nauwkeuriger geformuleerd: uit het gedrag van deze immigranten ná binnenkomst in Nederland blijkt dat hun belangrijkste reden om naar Nederland te komen steeds vaker het verrichten van arbeid is. Tegelijkertijd neemt het belang van gezinsmigratie af. Sinds 2004 heeft een verschuiving plaatsgevonden in de motieven van EU-onderdanen om naar Nederland te komen, van voornamelijk gezinsmigratie in de periode 2004–2008 naar arbeidsmigratie. Deze verschuiving heeft voor een groot deel te maken met de toetreding tot de EU in mei 2004 (vrij verkeer van personen en diensten waardoor iedere EU-burger overal mag werken), en de afschaffing van de verplichte tewerkstellingsvergunning voor mensen uit Polen in mei 2007 en voor mensen uit Bulgarije en Roemenië in januari 2014. Het aandeel arbeidsmigratie in de totale immigratie liep in 2019 en 2020 iets terug, wat te maken kan hebben met de coronapandemie die in 2020 begon.

1.7Immigratie naar afgeleid migratiedoel, nieuwe EU-nationaliteiten
Totaal Arbeid Gezin Studie Overig/onbekend
x 1 000 %
Periode
Nieuwe EU
2004–2008 69,8 27,2 35,4 8,8 28,6
2009–2013 156,0 30,7 32,4 11,1 25,8
2014–2018 224,2 42,5 28,6 8,9 20
2019–2020 115,8 38,5 27,8 10,8 22,9

Bron:CBS

Van de nieuwe EU-landen is het aandeel arbeidsmigranten onder in Roemenië geboren mensen het grootst. In 2019 en 2020 had 40 tot 45 procent van de arbeidsmigranten uit de nieuwe EU-landen de Roemeense nationaliteit. Migranten uit Bulgarije komen juist minder dan gemiddeld voor arbeid naar Nederland, voor hen is studie een steeds belangrijker motief geworden. Voor migranten uit Polen speelt studie nauwelijks een rol, minder dan 5 procent van de totale immigratie van Polen bestaat uit studenten. Onder migranten uit Polen is gezinsmigratie (vaak gezinshereniging van arbeidsmigranten) in verhouding een belangrijk motief om naar Nederland te komen.

1.8 Immigratie naar afgeleid migratiedoel en nationaliteit, 2021 (%)
Herkomstgroep Arbeid Gezin Studie Overig/onbekend
Pools 38,0 32,2 4,3 25,6
Bulgaars 33,1 26,0 14,6 26,3
Roemeens 40,0 24,2 11,7 24,1
Overig nieuwe EU 33,7 25,4 18,5 22,4

Meer mensen met herkomst buiten Nederland

Nederland telde op 1 januari 2022 17,6 miljoen inwoners, van wie er 15 miljoen in Nederland waren geboren en 2,6 miljoen in het buitenland. Van de in Nederland geboren personen hebben ruim 2 miljoen mensen één of twee ouders die in het buitenland geboren zijn.

Met de toename van het aantal migranten en mensen van de tweede generatie verandert langzaam de samenstelling van de Nederlandse bevolking wat betreft herkomstland. Tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2022 kwamen er 580 duizend migranten en mensen van de tweede generatie bij, terwijl het aantal inwoners met een Nederlandse herkomst met bijna 70 duizend afnam. Van alle in dit hoofdstuk onderscheiden herkomstgroepen nam de bevolking in de afgelopen vijf jaar toe. De enige uitzondering zijn de Indonesische migranten: hun aantal nam met 18 duizend af. Door de (veel) hogere gemiddelde leeftijd (zie verder in dit hoofdstuk) vinden onder deze groep in verhouding meer overlijdens plaats dan onder de andere migrantengroepen. Bovendien komen er per saldo minder migranten uit Indonesië bij dan bij de meeste andere migrantengroepen.

Het aantal mensen met een Poolse herkomst steeg in deze periode tot ruim 222 duizend. Daarmee vormen de mensen met een Poolse herkomst bijna 55 procent van de totale nieuwe EU-migrantengroepen. Het aantal mensen met een Syrische herkomst steeg met ruim 50 duizend tot 126 duizend, waarmee zij na de Turkse, Marokkaanse, Indonesische, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomstgroepen de grootste herkomstgroepen van buiten Europa vormen.

Op 1 januari 2022 had 26 procent van de Nederlandse bevolking een Buiten-Nederlandse herkomst, 2,5 procentpunten meer dan vijf jaar eerder. De groei van het aantal migranten en de tweede generatie komt voor het grootste deel door migranten van buiten Europa: asielmigratie is daar voor een belangrijk deel de oorzaak van, maar ook arbeids- en gezinsmigratie uit landen als India en China spelen een rol. De groei in het aantal mensen met een Europese herkomst komt voor bijna drie kwart voor rekening van de nieuwe EU-landen, met name Polen.

Rond de 40 procent van de mensen met een Europese herkomst en 46 procent van degenen met een Buiten-Europese herkomst is in Nederland geboren. De toename van het aantal mensen van de tweede generatie komt vrijwel geheel voor rekening van groepen van buiten Europa, de groei bij Europese herkomstgroepen komt vrijwel volledig door immigratie.

De tweede generatie is vooral vertegenwoordigd bij de vijf grootste herkomstlanden buiten Europa, waarbij de immigratiepiek in de jaren veertig en vijftig (Indonesië) of de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw lag (de andere vier groepen). Van deze vijf groepen (met uitzondering van personen met een Nederlands-Caribische herkomst) is iets meer dan de helft in Nederland geboren, over het algemeen met twee in het buitenland geboren ouders (ook weer met uitzondering van de Nederlands-Caribische groep). Het beeld bij mensen met een Indonesische herkomst is iets anders. Vanwege de langere migratiegeschiedenis tussen Nederland en Indonesië is inmiddels 70 procent van de mensen met een Indonesische herkomst in Nederland geboren in Nederland, vaak met één in het buitenland geboren ouder.

Onder groepen die meer recent naar Nederland zijn gekomen (uit Syrië en Eritrea, maar ook uit Bulgarije en Roemenië) is het aandeel tweede generatie in de totale herkomstgroep met ongeveer 15 procent nog steeds beperkt.

1.9Bevolking naar herkomstland, 1 januari 2022
Aantal personen Aandeel in bevolking Toename sinds 1 januari 2017 Aandeel geboren in Nederland waarvan
2 ouders geboren in Nederland 1 ouder geboren in buitenland 2 ouders geboren in buitenland
x 1 000 % x 1 000 %
Totaal 17 591 100 509 85,5 74,0 6,3 5,2
Nederland 13 013 74,0 –69 100 100
Europa (excl. NL) 1477 8,4 198 40,7 32,7 8,1
waarvan
nieuwe EU 415 2,4 143 21,8 11,5 10,3
waarvan
Polen 222 1,3 60 21,7 10,0 11,7
Bulgarije 50 0,3 23 13,7 4,0 9,8
Roemenië 49 0,3 23 16,3 9,5 6,8
Buiten-Europa 3 100 17,6 381 46,0 20,5 25,5
waarvan
Turkije 431 2,4 30 52,4 14,0 38,4
Marokko 419 2,4 28 58,6 13,5 45,2
Suriname 362 2,1 10 50,8 20,4 30,3
Nederlandse Cariben 185 1,1 24 44,4 25,0 19,4
Indonesië 364 2,1 –18 70,8 52,3 18,6
overig Buiten-Europa 1 340 7,6 307 32,1 15,5 16,6
waarvan
Afghanistan 55 0,3 8 30,2 3,3 26,9
Irak 68 0,4 8 31,5 5,6 25,9
Iran 52 0,3 11 24,1 10,0 14,1
Somalië 41 0,2 2 39,9 3,3 36,6
Eritrea 25 0,1 13 16,1 0,4 15,7
Syrië 126 0,7 53 14,2 1,2 13,0
overige landen 972 5,5 211 35,0 19,9 15,1

Bron:CBS

Mensen met een herkomst buiten Nederland zijn gemiddeld (veel) jonger

De leeftijdsopbouw van herkomstgroepen verschilt van die van de totale Nederlandse bevolking. Gemiddeld genomen zijn herkomstgroepen vijf jaar (binnen Europa) tot acht jaar (buiten Europa) jonger dan de gemiddelde bevolking van Nederland. Onder mensen met een Nederlandse herkomst zijn vijftigers en zestigers momenteel het sterkst vertegenwoordigd. Bij de vijf grootste Buiten-Europese herkomstlanden (Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben en Indonesië) ligt het zwaartepunt van de leeftijdsopbouw bij de vier eerstgenoemde groepen duidelijk lager, terwijl die voor mensen met een Indonesische herkomst nog iets hoger ligt.

Van de vijf grootste Buiten-Europese herkomstlanden lijkt de leeftijdsopbouw van mensen met een Surinaamse herkomst het meest op die van mensen met een Nederlandse herkomst. De gemiddelde leeftijd van mensen met een Surinaamse herkomst ligt ongeveer anderhalf jaar lager dan die van de totale bevolking van Nederland, en ook de Surinaamse herkomstgroep telt veel veertigers en vijftigers. Onder mensen met een Surinaamse herkomst zijn in verhouding ook veel zestigers: dit zijn migranten die na de onafhankelijkheid in 1975 en in de overgangssituatie tot 1980 naar Nederland kwamen. De gemiddelde leeftijd van mensen met een Indonesische herkomst is met bijna 55 jaar veruit het hoogst van alle hier onderscheiden groepen en ook hoger dan die voor de totale Nederlandse bevolking.

De migratiegeschiedenis van Indonesische migranten is een belangrijke verklarende factor voor deze hoge gemiddelde leeftijd. Velen kwamen na de Tweede Wereldoorlog en na de onafhankelijkheid in 1949 (terug) naar Nederland. Ook onder mensen met een Turkse of Marokkaanse herkomst weerspiegelt hun migratiegeschiedenis zich voor een deel in de leeftijdsopbouw. Onder deze groepen bevinden zich veel migranten in de leeftijd van 45–60 jaar, die als gezinshereniger of gezinsvormer in de jaren tachtig en negentig naar Nederland kwamen. De Marokkaanse herkomstgroep, met name de Nederlands-Marokkaanse tweede generatie, is wat jonger dan de Turkse herkomstgroep in Nederland. Meer dan onder de andere vier grote Buiten-Europese herkomstgroepen zijn er veel tieners met een Marokkaanse herkomst, zij zijn vrijwel allemaal in Nederland geboren.

Herkomstgroepen die meer recent naar Nederland zijn gekomen, bestaan logischerwijs voornamelijk uit mensen die in het buitenland geboren zijn, en zijn gemiddeld (veel) jonger dan de eerder genoemde groepen. Dit geldt niet alleen voor vluchtelingen (85 procent van de mensen met een Syrische of Eritrese herkomst is in het buitenland geboren), maar ook voor mensen uit Oost-Europese landen die sinds 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie. Van deze laatste groep migranten is een meerderheid tussen de 25 en 50 jaar: de leeftijdsgroep met de grootste arbeidsdeelname.

In figuur B1.1 van de bijlage is de leeftijdsopbouw van de diverse herkomstgroepen in bevolkingspiramides opgenomen.

1.10 Gemiddelde leeftijd naar herkomstland en geboorteland1), 1 januari 2022 (leeftijd)
herkomst Nederlandse herkomst Geboren in Nederland, één of twee ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland Totaal
Totaal 43,8 29,6 42,6 .
. . . .
Europa (excl. NL) . 38,2 39,3 38,9
Nieuwe EU . 18,8 36,0 32,3
. . . .
Buiten-Europa . 25,9 44,4 35,8
Turkije . 22,8 48,0 34,8
Marokko . 19,9 50,5 32,5
Suriname . 26,8 54,6 40,5
Nederlandse Cariben . 21,7 43,2 33,6
Indonesië . 49,6 66,2 54,4
Overig Buiten-Europa . 16,8 37,8 31,1
Afghanistan . 10,2 39,2 30,5
Irak . 11,9 42,3 32,7
Iran . 13,7 43,5 36,3
Somalië . 10,8 35,6 25,7
Eritrea . 4,1 21,7 18,9
Syrië . 6,6 29,7 26,4
1) Referentielijn toont de gemiddelde leeftijd voor de totale populatie.

Bijna 1 miljoen mensen heeft ouders van de tweede generatie

Van de mensen met een Nederlandse herkomst tot 55 jaar had begin 2022 12 procent ouders van de tweede generatie. Dat zijn bijna 1 miljoen mensen. Van hen hebben 457 duizend mensen tweede generatie ouders met een Europese en 515 duizend met een Buiten-Europese herkomst. Bij de 0- tot 4‑jarigen met ouders van de tweede generatie gaat het vooral om ouders met een Europese herkomst, bij 35 tot 55‑jarigen om ouders met een Buiten-Europese herkomst.

Mensen met ouders van de tweede generatie

Mensen met ouders van de tweede generatie zijn, in de definitie van het CBS, mensen die zelf in Nederland geboren zijn, uit ouders die beiden in Nederland geboren zijn, maar met één of meer grootouders die in een ander land geboren zijn. Zij hebben zelf wel een Nederlandse herkomst, maar minstens één van de ouders behoort tot de tweede generatie.

 

Het CBS stelt, mede naar aanleiding van vragen vanuit de samenleving, vast hoeveel mensen ouders hebben van de tweede generatie.

Omdat bij oudere mensen de herkomst van de ouders vaak niet bekend is, is alleen gekeken naar mensen jonger dan 55 jaar. Op 1 januari 2022 is van ruim 286 duizend personen jonger dan 55 jaar niet vast te stellen of ze ouders van de tweede generatie hebben. Dit is minder vaak dan bij de 55‑plussers en komt, zeker bij de jongeren, vrijwel altijd omdat de vader niet bekend is in het bevolkingsregister.

Mensen met ouders van de tweede generatie hebben het vaakst ouders met een Indonesische herkomst (30 procent) of Duitse herkomst (28 procent). Als er gekeken wordt naar de groep kinderen in de basisschoolleeftijd, zijn er naast hen met ouders van de Nederlands-Indonesische tweede generatie, ook veel die ouders hebben van de Nederlands-Surinaamse, Nederlands-Turkse, of Nederlands-Marokkaanse tweede generatie.

Van de kinderen die in 2021 in Nederland zijn geboren, heeft ongeveer 15 procent een of twee ouders van de tweede generatie; 3 procent heeft ouders van de Nederlands-Europese tweede generatie en 12 procent heeft ouders van de Nederlands-Buiten-Europese tweede generatie.

Van de groep kinderen (tot 55 jaar) met ouders van de Nederlands-Buiten-Europese tweede generatie is 55 procent minderjarig en 40 procent jonger dan 12 jaar.

1.11 Bevolking met Nederlandse herkomst naar leeftijd en herkomst ouder(s), 1 januari 20221) (%)
Leeftijd Ouders Nederlandse herkomst Ouder(s) in Nederland geboren met Europese herkomst Ouders in Nederland geboren met Buiten-Europese herkomst Herkomst ouders onbekend
Totaal (tot 55 jaar) 84,4 5,7 6,4 3,5
0 tot 4 jaar 77,6 4,4 15,8 2,1
4 tot 12 jaar 81,1 4,5 12,6 1,8
12 tot 18 jaar 84,8 4,6 9,0 1,6
18 tot 25 jaar 86,8 4,6 7,3 1,3
25 tot 35 jaar 88,2 4,6 5,6 1,6
35 tot 55 jaar 83,9 7,4 2,2 6,5
1)De herkomst van de moeder is bepalend, tenzij zij een Nederlandse of onbekende herkomst heeft. Dan wordt uitgegaan van de herkomst van de vader.
1.12 Bevolking met Nederlandse herkomst naar leeftijd en herkomstland ouder(s) 1), 1 januari 2022 (%)
herkomst 0 tot 4 jaar 4 tot 12 jaar 12 tot 18 jaar 18 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 55 jaar
Totaal (N=8 073 495) 6,2 12,7 10,3 13,3 18,5 39,0
. . . . . .
Nederland²⁾ (N=6 815 951) 5,7 12,2 10,4 13,7 19,3 38,8
. . . . . .
Europa (excl. NL) (N=456 765) 4,8 10,1 8,4 10,8 15,0 50,8
. . . . . .
Buiten-Europa (N=514 602) 15,3 25,1 14,7 15,2 16,2 13,5
waarvan . . . . . .
Turkije (N=36 196) 35,1 44,1 13,7 5,7 1,3 0,2
Marokko (N=32 876) 39,9 44,5 11,2 3,6 0,8 0,0
Suriname (N=64 351) 22,2 37,5 18,2 11,9 6,2 4,1
Nederlandse Cariben (N=25 454) 22,5 36,0 18,4 13,1 7,2 2,8
Indonesië (N=294 272) 5,4 14,6 14,4 20,2 25,0 20,5
Overig Buiten-Europa (N=61 453) 27,6 36,8 13,3 7,5 5,8 9,0
. . . . . .
Onbekend (N=286 177) 3,6 6,4 4,6 5,0 8,5 71,9
1) De herkomst van de moeder is bepalend, tenzij zij een Nederlandse of onbekende herkomst heeft. Dan wordt uitgegaan van de herkomst van de vader.
2)Exclusief kinderen van ouders van de tweede generatie.

Mensen met Turkse of Marokkaanse herkomst trouwen vaker binnen eigen groep

Mensen met een Turkse of Marokkaanse herkomst trouwdennoot3 in 2021 vaker met een partner met dezelfde herkomst dan mensen met een Surinaamse of Antilliaanse herkomst. Dit geldt zowel voor mensen die in Nederland geboren zijn, als voor mensen die in het buitenland geboren zijn. Van de Nederlands-Turkse en Nederlands-Marokkaanse tweede generatie had bijna 80 procent een partner met een Turkse, respectievelijk Marokkaanse herkomst. Voor het overgrote deel betrof het een partner die al in Nederland woonde en was er geen sprake van een zogenoemd migratiehuwelijk. Een migratiehuwelijk is een huwelijk waarbij één van de partners zich in het jaar van huwelijkssluiting of erna in Nederland heeft gevestigd, en de andere partner zich al voor die tijd in Nederland heeft gevestigd of in Nederland is geboren.

Het aandeel migratiehuwelijken is de afgelopen twintig jaar sterk gedaald. Vlak na de eeuwwisseling was meer dan de helft van de huwelijken van mensen met een Turkse herkomst een migratiehuwelijk; in 2021 was dat een kwart voor Turkse migranten en 10 procent voor de Nederlands-Turkse tweede generatie. Mensen met een Surinaamse herkomst (50 procent), maar vooral mensen met een Nederlands-Caribische herkomst (bijna 75 procent) trouwen aanzienlijk vaker met een partner buiten de eigen groep dan mensen met een Turkse of Marokkaanse herkomst (beiden ongeveer 20 procent).

Van de hier onderscheiden groepen trouwen mensen met een Indonesische herkomst het vaakst met een partner van Nederlandse herkomst (66 tot 71 procent). Migratiehuwelijken komen onder deze groep niet of nauwelijks voor, dit geldt ook voor mensen met een Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst. Rekening houdend met leeftijd en inkomen blijven de verschillen tussen herkomstgroepen bestaan.

1.13 Huwelijkspartnerkeuze naar herkomst en geboorteland, 2021 (%)
herkomst geboren Partner met Nederlandse achtergrond Overig Zelfde herkomst, migratiehuwelijk Zelfde herkomst, uit Nederland
Nederland Nederland, Nederland 82,7 17,3 . .
Nederland Buitenland, Nederland . . . .
Europa (excl. NL) Nederland, Europa (excl. NL) 68,3 27,6 0,8 3,3
Europa (excl. NL) Buitenland, Europa (excl. NL) 32,2 27,1 3,8 37,0
Turkije Nederland, Turkije 7,5 12,5 9,8 70,2
Turkije Buitenland, Turkije 8,2 15,4 24,5 51,9
Marokko Nederland, Marokko 10,2 13,6 7,9 68,3
Marokko Buitenland, Marokko 9,9 11,0 35,5 43,7
Suriname Nederland, Suriname 32,8 24,7 1,6 40,9
Suriname Buitenland, Suriname 26,8 16,8 7,2 49,2
Nederlandse Cariben Nederland, Nederlandse Cariben 58,4 30,9 0,2 10,5
Nederlandse Cariben Buitenland, Nederlandse Cariben 33,2 27,1 1,7 37,9
Indonesië Nederland, Indonesië 70,8 21,2 0,8 7,3
Indonesië Buitenland, Indonesië 65,7 16,9 5,0 12,4
Overig Buiten-Europa Nederland, Overig Buiten-Europa 42,9 37,1 6,5 13,5
Overig Buiten-Europa Buitenland, Overig Buiten-Europa 30,8 28,3 18,9 21,9

In Nederland geboren vrouwen met een Turkse of Marokkaanse herkomst krijgen minder kinderen

Het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen met een Turkse of een Marokkaanse herkomst krijgen is sinds 1980 sterk gedaald. Marokkaanse migrantenvrouwen kregen in de eerste helft van de jaren tachtig gemiddeld 7 kinderen, Turkse migrantenvrouwen bijna 5. Inmiddels is het gemiddeld kindertal van deze groepen gedaald naar 2,6 voor vrouwen met een Marokkaanse herkomst en 1,7 voor vrouwen met een Turkse herkomst. Het gemiddeld kindertal van vrouwen met een Surinaamse, Nederlands-Caribische, of Nederlandse herkomst is in deze periode veel stabieler gebleven, en schommelt sinds 1980 tussen de 1,5 en 2 kinderen. Daarmee ligt het gemiddeld kindertal van deze drie groepen onder het vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw, het kindertal dat nodig is voor een stabiele bevolking als er geen sprake zou zijn van internationale migratie.

Ondanks de daling van het gemiddeld kindertal onder vrouwen met een Marokkaanse herkomst, krijgen zij van de vijf grootste herkomstgroepen nog steeds de meeste kinderen. Gemiddeld kregen Marokkaanse migrantenvrouwen in 2021 2,6 kinderen. Vrouwen van de Nederlands-Marokkaanse tweede generatie kregen gemiddeld 2,2 kinderen. Voor vrouwen van de Nederlands-Turkse tweede generatie was dit met 1,8, nauwelijks hoger dan dat van vrouwen met een Nederlandse herkomst. Het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen met een Nederlands-Caribische herkomst krijgen, verschilt eveneens weinig van dat van vrouwen met een Nederlandse herkomst. Vrouwen met een Surinaamse of Indonesische herkomst krijgen gemiddeld minder kinderen dan vrouwen met een Nederlandse herkomst. Rekening houdend met leeftijd en inkomen worden de verschillen tussen herkomstgroepen kleiner, maar blijven wel bestaan.

1.14 Gemiddeld kindertal, naar herkomst en geboorteland, 20211) (kindertal)
herkomst Nederlandse herkomst Geboren in Nederland, één of twee ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland Totaal
Totaal 1,7 1,7 1,5 .
. . . .
Europa (excl. NL) . 1,5 1,3 1,3
. . . .
Buiten-Europa . 1,7 1,7 1,7
Turkije . 1,8 1,7 1,7
Marokko . 2,2 2,6 2,2
Suriname . 1,5 1,5 1,5
Nederlandse Cariben . 1,9 1,4 1,6
Indonesië . 1,5 1,2 1,4
Overig Buiten-Europa . 1,6 1,6 1,6
1) Referentielijn geeft het gemiddeld kindertal voor de totale populatie weer.

Turkse en Marokkaanse huishoudens vaak een paar, mensen met Oost-Europese en Eritrese herkomst vaak alleenstaand

Nederland telde op 1 januari 2022 ruim 8,1 miljoen huishoudens. De herkomst van een huishouden wordt bepaald op basis van de herkomst van een referentiepersoon.noot4 In 6,7 miljoen huishoudens had de referentiepersoon een Nederlandse herkomst, in de overige 1,5 miljoen huishoudens had de referentiepersoon een herkomst buiten Nederland.

De huishoudenssamenstelling verschilt tussen herkomstgroepen. Ruim de helft van de Turkse en Marokkaanse huishoudens vormen een paar met of zonder kinderen. Surinaamse en Nederlands-Caribische huishoudens daarentegen bestaan voor 30 tot 35 procent uit een paar. 1 op de 5 Surinaamse en Nederlands-Caribische huishoudens is een eenoudergezin, waarin vrijwel altijd de vrouw de ouder is. Onder Turkse, Marokkaanse, en met name onder Indonesische huishoudens komen minder eenoudergezinnen voor.

Paren met een Turkse of Marokkaanse herkomst bestaan voor het overgrote deel uit koppels waarbij beide partners een Buiten-Nederlandse herkomst hebben. Onder Surinaamse en Nederlands-Caribische paren komt dit minder vaak voor. In bijna drie kwart van de Indonesische paren heeft één van de partners een Nederlandse herkomst.

Eritrese huishoudens bestaan voor 60 procent uit één persoon, veel meer dan de andere hier besproken vluchtelingengroepen; die vormen in 35 tot 50 procent van de gevallen een paar. In de afgelopen drie jaar is er wel sprake van een licht gewijzigde huishoudenssamenstelling onder mensen met een Eritrese herkomst. Tussen 2016 en 2022 nam het aandeel Eritrese paren door onder andere gezinshereniging toe van 13 naar 23 procent. Ook mensen met een Syrische herkomst vormen steeds vaker een paar. Met iets meer dan 50 procent vormen Syrische huishoudens inmiddels bijna net zo vaak een paar als Turkse en Marokkaanse huishoudens.

Huishoudens uit de nieuwe EU-landen laten over het algemeen een gevarieerd beeld zien. Aan de ene kant is het aandeel paren vergelijkbaar met dat van de meeste vluchtelingengroepen. Daarbij is wel vaker sprake van een gemengd paar, waarin één van de partners een Nederlandse achtergrond heeft. Dit geldt het sterkst voor mensen met een Roemeense herkomst: iets meer dan 40 procent heeft een partner met een Nederlandse herkomst. Aan de andere kant vormen mensen met een herkomst uit de nieuwe EU-landen relatief vaak een eenpersoonshuishouden en minder vaak een eenouderhuishouden.

1.15 Huishoudenssamenstelling naar herkomstland, 1 januari 2022
Herkomstgroep Paar, 2 partners Nederlandse herkomst Paar, 1 partner Buiten-Nederlandse herkomst Paar, 2 partners Buiten-Nederlandse herkomst Eenpersoonshuishouden Eenouderhuishouden Overig huishouden
Nederland 2993012 323769 . 2224286 376093 22484
. . . . . .
Polen . 14492 42706 54547 8141 758
Bulgarije . 1441 8846 15892 1864 234
Roemenië . 3522 8030 17153 1163 188
. . . . . .
Turkije . 4707 89863 50675 19767 1771
Marokko . 4359 74818 51546 21770 3420
Suriname . 21320 44034 85040 35396 1798
Nederlandse Cariben . 12157 13688 45551 16404 1111
Indonesië . 81497 28174 89819 18293 913
. . . . . .
Afghanistan . 329 9472 7183 2166 524
Irak . 647 11025 11057 3056 599
Iran . 1815 8421 13316 2337 197
Somalië . 229 3027 7557 4370 425
Eritrea . 36 1919 5138 1388 58
Syrië . 320 21753 16609 3633 528

Noten

Voor immigranten uit EU/EFTA-landen is de migratiereden gebaseerd op de afgeleide migratiedoelen die door het CBS zijn bepaald. Via zwaartepunttypering wordt aan iedere immigrant uit EU/EFTA-landen een migratiedoel toegekend, maar uiteraard kunnen zij meerdere beweegredenen hebben. Zo heeft ongeveer 30 procent van de immigranten uit nieuwe EU-landen met ‘gezin’ als eerste afgeleid doel ook ‘arbeid’ als afgeleid doel.

Voor mensen die geboren zijn in de Nederlandse Cariben is geen migratiemotief bekend, zij hebben de Nederlandse nationaliteit.

Exclusief geregistreerde partnerschappen.

In een paar is de (oudste) vrouw bepalend voor de herkomst van een huishouden. Als er in een paar geen vrouw aanwezig is, is de oudste man de referentiepersoon. In een eenpersoonshuishouden, eenouderhuishouden of overig huishouden kan de referentiepersoon de man of vrouw zijn.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Kirsten van Houdt en Lucille Mattijssen

Eindredactie

Annelie Hakkenes, Karolien van Wijk en Paul de Winden

Opmaak figuren

Saskia Stavenuiter en Karolien van Wijk

Monitordeel

  1. Bevolking
    Han Nicolaas en Dominique van Roon
  2. Wonen
    Dion Dieleman, Mariëtte Goedhuys, Aafke Heringa en Hans Vreeken
  3. Onderwijs
    Sascha de Breij, Frank Linder en Lucille Mattijssen
  4. Sociaaleconomische positie
    Marion van den Brakel, Willem Gielen, Kirsten van Houdt, Noortje Pouwels, Marlou van de Sande, Sander van Schie
  5. Criminaliteit
    Charlotte Brand, Elianne Derksen, Lona Verkooijen en Wim Vissers
  6. Gezondheid
    Elianne Derksen, Kim Knoops, Lucille Mattijssen Floor van Oers en Laura Voorrips
  7. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. Verschillen tussen bevolkingsgroepen in COVID-19‑ziekenhuisopnamen in 2020
    Coen van Duin en Anton Kunst (Amsterdam UMC, Public and Occupational Health)
  2. Schoolloopbanen van de tweede generatie
    Joeke Kuyvenhoven (NIDI) en Marjolijn Das
  3. Inkomensmobiliteit tussen familiegeneraties naar herkomst
    Marion van den Brakel

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 23 maart 2023

Tabel 1.9 is aangepast, omdat de cijfers over het aandeel in Nederland geboren onder de totale bevolking onjuist waren. Ook bij overige landen, in de onderste regel, werden verkeerde cijfers genoemd.

Figuur 6.3a is aangepast, omdat het totaalcijfer van personen geboren in Nederland met één of twee ouders geboren in het buitenland onjuist was.

Datum: 29 november 2022

In de tekst over huwelijkspartnerkeuze in hoofdstuk 1 werden twee verkeerde cijfers genoemd. In de longread en de PDF is de tekst aangepast met de juiste cijfers.