Begrippen
Arbeidsongeschiktheidsuitkering
Uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).
Bijstandsuitkering
Uitkering voor huishoudens die niet in staat zijn te voorzien in hun eigen onderhoud. Een bijstandsuitkering is bedoeld voor mensen zonder of met een laag inkomen en geen of een laag eigen vermogen. Deze wordt uitgekeerd in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB, tot en met 2014), de Participatiewet (vanaf 2015) en de bijstandsgerelateerde uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK).
Flexibele arbeidsrelatie
De werkzame beroepsbevolking met flexwerk bestaat uit werknemers met een flexibele arbeidsrelatie en zelfstandigen zonder personeel (Zzp’ers).
Een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Tot de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie behoren:
- Werknemers met een tijdelijk dienstverband;
- Oproep- en invalkrachten;
- Uitzendkrachten;
- Werknemer met een vast dienstverband, zonder vaste uren.
Geregistreerde verdachten van misdrijven
Personen die door de politie worden geregistreerd als verdachte wanneer er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat.
Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen
Het besteedbaar huishoudensinkomen is het jaarinkomen uit loon, winst, vermogen, ontvangen uitkeringen en andere toelagen van alle huishoudensleden opgeteld, verminderd met de betaalde premies en belastingen. Ook ontvangen of betaalde partneralimentatie wordt verrekend. Kinderalimentatie wordt niet meegeteld, want die is belastingvrij. Om de besteedbare inkomens van verschillende typen huishoudens onderling vergelijkbaar te maken, wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Dat resulteert in het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen. Dit inkomen wordt toegekend aan ieder lid van het huishouden en weerspiegelt iemands inkomenswelvaart.
Herkomst
De indeling naar herkomst bestaat uit twee onderdelen:
- Geboren in Nederland: kenmerk dat weergeeft of een persoon en diens ouders in Nederland of het buitenland geboren zijn;
- Herkomstland: kenmerk dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. Daarbij wordt het herkomstland van personen die in het buitenland geboren zijn bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dat die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren, of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
Intergenerationele mobiliteit
De mate waarin kenmerken en uitkomsten van individuen verschillen van die van hun ouders. Hierbij kan bijvoorbeeld gekeken worden naar opleidingsniveau, beroepsniveau, sociale status of inkomen. Een voorbeeld van opwaartse intergenerationele mobiliteit is wanneer kinderen meer verdienen dan hun ouders.
Meergezinswoning
Een meergezinswoning is een woning in een pand waarin zich ook andere verblijfsobjecten bevinden, zoals een bedrijfsruimte of andere woningen. Voorbeelden zijn appartementen, boven- en benedenwoningen, woningen boven winkels en woningsplitsingen.
Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
Het middelbaar beroepsonderwijs kent de volgende niveaus:
Niveau 1 | Entreeopleiding tot assisterend beroepsbeoefenaar; |
Niveau 2 | Basisberoepsopleiding tot basisberoepsbeoefenaar; |
Niveau 3 | Vakopleiding tot zelfstandig beroepsbeoefenaar; |
Niveau 4 | Middenkader- of specialistenopleiding tot middenkaderfunctionaris of specialist. |
Met een diploma op niveau 4 kan worden doorgestroomd naar het hbo.
Migrant
In het buitenland geboren persoon.
Migratiesaldo
Immigratie minus emigratie, inclusief het saldo van administratieve correcties.
Nettoarbeidsparticipatie
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking).
Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar.
Nieuwe EU
In deze publicatie gaat het om de landen die op 1 mei 2004, 1 januari 2007 en 1 juli 2013 lid zijn geworden van de EU. Het betreft Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië (2004), Bulgarije en Roemenië (2007) en Kroatië (2013). Overigens kunnen personen uit deze herkomstgroepen ook al vóór het lidmaatschap van de EU naar Nederland zijn gekomen.
Obesitas
Op basis van de antwoorden van respondenten op de enquêtevragen naar hun lengte en hun gewicht, wordt de body mass index (BMI) van de respondenten bepaald. Daarbij geldt dat de BMI gelijk is aan het gewicht in kilogrammen gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters. Een BMI van 30 of hoger staat gelijk aan obesitas (ernstig overgewicht). Voor jongeren onder de 18 jaar gelden per leeftijd en geslacht iets andere grenswaarden.
Onbenut arbeidspotentieel
Tot het onbenut arbeidspotentieel behoren:
- werklozen (zie Werkloosheid);
- personen zonder betaald werk die wel recent naar werk hebben gezocht maar niet direct beschikbaar zijn;
- personen zonder betaald werk die niet recent hebben gezocht maar wel direct beschikbaar zijn;
- deeltijdwerkers die meer uren willen werken en hiervoor op korte termijn beschikbaar zijn.
Onderwijsstromen
In hoofdstuk 9 wordt het onderwijsniveau op vijftienjarige leeftijd vergeleken met het onderwijsniveau op 28‑jarige leeftijd:
- Geen startkwalificatie: geen afgeronde havo-, vwo-, of mbo-opleiding op minimaal niveau 2 (basisberoepsopleiding);
- Afstroom (‘onder niveau’): eindigen met een lager onderwijsniveau dan te verwachten valt op grond van het niveau op vijftienjarige leeftijd, maar wel met een diploma op startkwalificatie-niveau;
- Op niveau: eindigen met het onderwijsniveau dat te verwachten valt op grond van het niveau op vijftienjarige leeftijd;
- Opstroom (‘boven niveau’): eindigen met een hoger onderwijsniveau dan te verwachten valt op grond van het niveau op vijftienjarige leeftijd. Bereikt via doorstroom (tussentijds overstappen naar een hoger niveau) of via stapelen (na het behalen van een diploma overstappen naar een hoger niveau).
Diploma’s behaald via deelcertificaten en de vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) zijn ook meegeteld.
Persoonlijk primair inkomen
Het persoonlijk primair inkomen omvat iemands bruto jaarinkomen uit arbeid en uit eigen onderneming. Inkomen uit arbeid bestaat uit het bruto loon (inclusief de werknemers- en werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen), bonussen, spaarloon en de beloning van arbeid die niet in dienstbetrekking is verricht. Ook loon in natura, zoals de waarde van het privégebruik van de auto van de werkgever, is gerekend tot het bruto inkomen. Inkomen uit eigen onderneming is het fiscaal resultaat uit onderneming, vermeerderd met het bedrag van de ondernemersaftrek en de investeringsaftrek.
Relatieve inkomenspositie
De relatieve inkomenspositie in hoofdstuk 10 is bepaald door de bevolking te ordenen op basis van het gestandaardiseerd inkomen (of het bruto inkomen uit werk). Vervolgens worden de personen in 100 groepen van gelijke omvang verdeeld. De relatieve positie van een bevolkingsgroep komt neer op de gemiddelde percentielgroep van de personen binnen die groep. De gemiddelde percentielgroep van de gehele bevolking is 50,5 zijn (personen zijn immers ingedeeld in even grote groepen, variërend van 1 tot 100).
Schuldig verklaard door de rechter
Personen die door de rechter schuldig zijn bevonden aan een misdrijf. Het gaat om schuldigverklaringen uitgesproken door de rechter in eerste aanleg, dus voordat de zaak eventueel is behandeld in hoger beroep of cassatie.
Sociaaleconomische positie
De sociaaleconomische positie is vastgesteld op basis van de voornaamste inkomstenbron. De volgende vijf sociaaleconomische categorieën worden onderscheiden:
- Werkzaam: inkomen uit arbeid of inkomen als zelfstandige is de voornaamste inkomstenbron;
- Uitkeringsontvanger: een werkloosheids-, ziekte- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, of een uitkering uit een sociale voorziening (o.a. bijstand) is de voornaamste inkomstenbron;
- Pensioenontvanger: een pensioenuitkering is de voornaamste inkomstenbron;
- School(kind) of student: voltijdonderwijs volgen is de belangrijkste activiteit. Als een scholier of student inkomen heeft uit een bijbaan en dit meer is dan de lage-inkomensgrens (zie Laag inkomen (cbs.nl), in 2020 was de grens 1 100 euro netto per maand), dan wordt deze persoon gezien als werkzaam;
- Geen inkomen: persoon zonder eigen inkomen. Het is mogelijk dat iemand wordt betaald door een buitenlands bedrijf, waardoor mogelijk in Nederland geen inkomen wordt waargenomen. Hierdoor kan deze persoon onterecht in de categorie ‘geen inkomen’ terechtkomen.
Bij het bepalen van de sociaaleconomische positie wordt een persoon ingedeeld in de categorie waar hij of zij het meeste inkomen uit krijgt (voornaamste inkomstenbron). De sociaaleconomische positie is alleen vastgesteld voor mensen in particuliere huishoudens met inkomen.
Startkwalificatie
Een afgeronde havo- of vwo-opleiding of afgeronde mbo-opleiding op minimaal niveau 2 (basisberoepsopleiding).
Stedelijkheid
De stedelijkheid is een maat voor concentratie van menselijke activiteiten (zoals wonen, werken, schoolgaan, winkelen en uitgaan) en gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (OAD). Voor de berekening van de gemiddelde OAD wordt eerst voor ieder adres de OAD vastgesteld. Dat is het aantal adressen binnen een cirkel met een straal van één kilometer rondom een adres, gedeeld door de oppervlakte van de cirkel. De OAD wordt uitgedrukt in adressen per vierkante kilometer. Daarna is het gemiddelde berekend van de OAD van alle afzonderlijke adressen binnen het beschouwde gebied.
Er worden vijf categorieën onderscheiden:
- zeer sterk stedelijk: Gebied met een OAD groter of gelijk aan 2 500 adressen per vierkante kilometer;
- sterk stedelijk: Gebied met een OAD groter of gelijk aan 1 500 en kleiner dan 2 500 adressen per vierkante kilometer;
- matig stedelijk: Gebied met een OAD groter of gelijk aan 1 000 en kleiner dan 1 500 adressen per vierkante kilometer;
- weinig stedelijk: Gebied met een OAD groter of gelijk aan 5 00 en kleiner dan 1 000 adressen per vierkante kilometer;
- niet stedelijk: Gebied met een OAD kleiner dan 5 00 adressen per vierkante kilometer.
Tweede generatie
Personen die in Nederland geboren zijn met één of twee ouders die in het buitenland geboren zijn.
Veroordeelden
Personen die door de rechter schuldig zijn bevonden aan een misdrijf of die een strafbeschikking, voorwaardelijk sepot of transactie door het Openbaar Ministerie hebben opgelegd gekregen.
Bij veroordelingen door de rechter gaat het om schuldigverklaringen uitgesproken in eerste aanleg, dus voordat de zaak eventueel is behandeld in hoger beroep of cassatie.
Vluchtelingengroepen
In deze publicatie gaat het om personen met als herkomstland Afghanistan, Eritrea, Irak, Iran, Somalië of Syrië. De meeste immigranten uit deze landen zijn als asielmigrant of via gezinshereniging naar Nederland gekomen. In deze publicatie worden alle personen met deze herkomstlanden tot de vluchtelingengroepen gerekend, ongeacht hun migratiereden.
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Voortzetting vanaf augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier onderwijsprogramma’s, leerwegen genoemd, die een voorgeschreven aantal vakken en relatief vaststaand eindexamenpakket hebben: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg.
- De theoretische leerweg (vmbo-t) is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo;
- De gemengde leerweg (vmbo-g) is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo;
- De kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k) is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveaus van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, resp. op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo;
- De basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b) is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveaus van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo.
Voortijdig schoolverlater (vsv)
Leerlingen die in een gegeven jaar het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie. Het gaat hierbij dus om de jaarlijkse aanwas. De periode 2020/’21, bijvoorbeeld, beschrijft leerlingen die op 1 oktober 2020 staan ingeschreven in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en op 1 oktober 2021 het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten. Een leerling beschikt over een startkwalificatie met een havo- of vwo-diploma of met een mbo-2 diploma. Een vmbo-diploma of een mbo-1 diploma volstaat niet als startkwalificatie.
Werkloosheid
Personen die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn, vormen de werkloze beroepsbevolking. De werkloze en werkzame beroepsbevolking vormen samen de beroepsbevolking. Het werkloosheidspercentage drukt uit welk aandeel van de beroepsbevolking werkloos is.
Werkloosheidsuitkering
Uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De WW biedt werknemers een (verplichte) verzekering tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. Iemand heeft recht op een werkloosheidsuitkering als hij of zij
- (onvrijwillig) is ontslagen;
- verlies heeft van minimaal 5 uur per week werk;
- ten minste 26 kalenderweken heeft gewerkt in de periode van 36 weken direct voorafgaand aan de werkloosheid;
- direct beschikbaar is voor betaald werk.
Werkzame beroepsbevolking
Het gaat hierbij om personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking) met betaald werk. De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Woning
De kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik, ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte. Voorbeelden zijn vrijstaande woningen, eengezinswoningen, flat- of portiekwoningen en studentenhuizen. Alle verblijfsobjecten met minimaal één woonfunctie volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en eventueel één of meer andere gebruiksfuncties worden als woning aangemerkt.
Woningcorporatie
Dit is een zogenaamde ‘toegelaten instelling’ die zich richt op het bouwen, beheren en verhuren van woonruimte met een betaalde huur, hoofdzakelijk voor mensen met een laag inkomen of die bijzondere woonvoorzieningen behoeven.