Foto omschrijving: Allochtone buurtbewoners eten met elkaar.

Sociale en maatschappelijke participatie

Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker actief als vrijwilliger of in het verenigingsleven dan mensen met een migratieachtergrond. Verschillen in contacten met vrienden, familie en buren zijn minder groot. Dit hoofdstuk kijkt naar de overeenkomsten en verschillen tussen herkomstgroepen wat betreft sociale en maatschappelijke participatie: sociale contacten met familie, vrienden en buren, het verlenen van informele hulp, de inzet als vrijwilliger en deelname aan het verenigingsleven. Ook is bekeken of de sociale en maatschappelijke participatie is veranderd tussen 2012–2015 en 2016–2019.

Meer contact met familie bij grootste niet-westerse migrantengroepen

Aan de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder is in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn gevraagd hoe vaak ze contact hebben met (1) familie of gezinsleden die niet bij hen in huis wonen; (2) vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen; (3) buren. Dit contact bestaat uit zowel persoonlijke ontmoetingen, telefonische of schriftelijke contacten als contact via e-mail, sms, chat of berichtjes. Mensen met een Nederlandse achtergrond hadden met 84 procent iets vaker wekelijks contact met familie dan personen met een westerse (80 procent) of niet-westerse migratieachtergrond (82 procent). Ook gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, man/vrouw-verdeling en opleidingsniveau blijven deze verschillen bestaan. Mensen met een Surinaamse, Marokkaanse, Turkse of Antilliaanse achtergrond hebben met zo’n 85 procent beduidend vaker wekelijks contact met familie dan mensen met een overig niet-westerse achtergrond (76 procent).

Wekelijks familiecontact verschilt ook tussen generaties. Ruim driekwart van de westerse eerste generatie heeft ten minste iedere week contact met de familie; bij de tweede generatie of mensen met een niet-westerse achtergrond (ongeacht generatie) is dat ongeveer 5 procentpunten hoger.

6.1 Wekelijks contact met familie, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Familiecontact
Totaal 83,3
Nederlands 83,9
Westers 80,2
Niet-westers 81,8
.
Turks 86,5
Marokkaans 85,2
Surinaams 84,6
Antilliaans 85,6
Overig niet-westers 76,2
.
Westers, eerste generatie 77,4
Westers, tweede generatie 82,3
Niet-westers, eerste generatie 81,5
Niet-westers, tweede generatie 82,3

De frequenties van de sociale contacten met familie zijn tussen 2016 en 2019 vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van de periode 2012 tot en met 2015. Bij zowel de groep met een Nederlandse als niet-westerse achtergrond zijn de familiale contacten met 1 procentpunt gedaald, terwijl die bij de groep met een westerse achtergrond met ruim 2 procentpunten zijn toegenomen. Deze stijging is met bijna 5 procentpunten volledig toe te schrijven aan de eerste generatie westerse migranten. Bij de niet-westerse groepen is de daling met bijna 5 procentpunten het scherpst onder de groep met een Surinaamse achtergrond, terwijl bij mensen met een Antilliaanse achtergrond de contacten met hun familie met 3 procentpunten zijn gestegen.

Vooral tweede generatie met niet-westerse achtergrond heeft vaak vriendencontact

Van de groep met een niet-westerse achtergrond heeft 80 procent op weekbasis contact met vrienden. Dit is vaker dan de groep met een westerse of Nederlandse achtergrond van wie ongeveer 75 procent wekelijks contact heeft met vrienden. Gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, man/vrouw-verdeling en opleidingsniveau verdwijnen deze verschillen voor vriendencontact. Dit komt voornamelijk door de leeftijdsverschillen tussen de groepen. Jongeren hebben vaker contact met vrienden en mensen met een niet-westerse achtergrond zijn gemiddeld jonger. Het wekelijkse vriendencontact varieert van 80 tot 83 procent bij mensen met een niet-westerse achtergrond, alleen degenen met een Surinaamse achtergrond zien, schrijven of spreken hun vrienden iets minder vaak (77 procent). Ook deze verschillen verdwijnen na correctie voor de leeftijdsopbouw.

Bijna 9 op de 10 mensen van de tweede generatie met een niet-westerse achtergrond zien of spreken hun vrienden één keer per week of vaker; van de andere groepen is dat zo’n driekwart. Vooral de correctie voor leeftijd maakt de verschillen beduidend kleiner: het vriendencontact neemt bij de eerste generatie toe tot zo’n 77 procent en neemt bij de tweede generatie af tot zo’n 80 procent.

6.2 Wekelijks contact met vrienden, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Contact met vrienden
Totaal 76,8
Nederlands 76,4
Westers 75,6
Niet-westers 80,4
.
Turks 82,9
Marokkaans 81,7
Surinaams 77,1
Antilliaans 83,1
Overig niet-westers 80,1
.
Westers, eerste generatie 74,3
Westers, tweede generatie 76,5
Niet-westers, eerste generatie 75,4
Niet-westers, tweede generatie 88,8

Bij de contacten met vrienden en goede bekenden zijn er nauwelijks veranderingen te zien tussen 2012–2015 en 2016–2019. Dat geldt voor alle onderscheiden groepen.

Marokkaanse en Turkse achtergrond vaakst burencontact

Mensen met een niet-westerse achtergrond hebben minder vaak wekelijks contact met buren (57 procent) dan mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond (respectievelijk 62 en 60 procent). Gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, man/vrouw-verdeling en opleidingsniveau verdwijnen de verschillen voor burencontact. Dit komt door de leeftijdsverschillen tussen de groepen. Jongeren hebben vaker contact met vrienden en minder vaak met buren, en mensen met een niet-westerse achtergrond zijn gemiddeld jonger.

Het aandeel mensen met een Marokkaanse achtergrond dat wekelijks contact heeft met buren is met 67 procent het hoogst, gevolgd door de Turkse (64 procent), Surinaamse (61 procent), Antilliaanse (52 procent) en de overig niet-westerse groep (48 procent). Ook na correctie voor bevolkingssopbouw en opleidingsniveau blijven deze verschillen in stand. Dit betekent dat mensen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond frequenter wekelijks contact hebben met hun buren dan mensen met een Nederlandse achtergrond.

Dat de groep met een niet-westerse achtergrond als geheel minder vaak contact met hun buren heeft, is vooral toe te schrijven aan de tweede generatie: daar geeft 54 procent aan minstens wekelijks contact met de buren te hebben, tegen 58 procent bij de eerste generatie. Bij de westerse groep is het verschil andersom: de tweede generatie heeft met 62 procent vaker contact met hun buren dan de eerste generatie (58 procent).

6.3 Wekelijks contact met buren, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Contact met buren
Totaal 61,0
Nederlands 61,7
Westers 60,1
Niet-westers 56,5
waarvan .
Turks 64,2
Marokkaans 66,6
Surinaams 60,7
Antilliaans 52,0
Overig niet-westers 48,2
.
Westers, eerste generatie 57,9
Westers, tweede generatie 61,7
Niet-westers, eerste generatie 57,9
Niet-westers, tweede generatie 54,1

Het burencontact van de Nederlandse bevolking is tussen 2012–2015 en 2016–2019 gedaald met bijna 4 procentpunten. Bij mensen met een westerse of niet-westerse achtergrond nam het contact met buren met ruim 5 procentpunten af. Tussen de vijf onderscheiden niet-westerse groepen is er weinig verschil in de afname van het burencontact. Bij mensen met een westerse achtergrond is de daling met 8 procentpunten forser onder de tweede generatie dan onder de eerste generatie (–2 procentpunten).

Marokkanen geven vaak informele hulp aan anderen

Ongeveer een derde van de mensen met een Nederlandse of westerse achtergrond heeft in een periode van vier weken minstens één keer informele hulp gegeven. Informele hulp is onbetaalde hulp die buiten organisaties om in de vrije tijd gegeven wordt aan anderen buiten het eigen huishouden. Bij de mensen met een niet-westerse achtergrond is dat 27 procent. Een kwart van de mensen met een Turkse, Antilliaanse of overige niet-westerse achtergrond geeft informele hulp. Dat is minder vaak dan diegenen met een Marokkaanse (33 procent) of Surinaamse achtergrond (29 procent). De tweede generatie (zowel westers als niet-westers) verleent beduidend vaker informele hulp dan de eerste generatie. De correctie (voor geslacht, leeftijd en opleiding) doet hier heel weinig aan af.

6.4 Informele hulp geven, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Informele hulp
Totaal 34,0
Nederlands 35,2
Westers 32,4
Niet-westers 27,3
waarvan .
Turks 24,3
Marokkaans 33,3
Surinaams 29,1
Antilliaans 25,3
Overig niet-westers 25,8
.
Westers, eerste generatie 28,7
Westers, tweede generatie 35,2
Niet-westers, eerste generatie 24,8
Niet-westers, tweede generatie 31,5

Het geven van hulp aan anderen is sinds 2012 nauwelijks veranderd. Er zijn ook weinig verschuivingen zichtbaar tussen de mensen met een Nederlandse, westerse of niet-westerse achtergrond. Wel is de toename van het geven van hulp aan anderen bij zowel mensen met een Turkse als Antilliaanse achtergrond met 4 procentpunten bovengemiddeld.

Minst vrijwilligerswerk bij Surinaamse achtergrond

Wie vrijwilligerswerk doet komt in contact met anderen waardoor sociale netwerken kunnen ontstaan die van belang zijn voor de sociale samenhang. Niet-beroepsmatig participeren in georganiseerd verband heeft dus, naast een maatschappelijke, ook een sociale functie. Bijna de helft van de bevolking verricht minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk voor een organisatie zoals de school, sportclub, verzorging of religieuze organisatie (49 procent). Mensen met een Nederlandse achtergrond doen dit met 51 procent aanzienlijk vaker dan mensen met een westerse (42 procent) of niet-westerse migratieachtergrond (37 procent). Dit verandert niet na correctie voor leeftijd, opleidingsniveau en geslacht. Van de niet-westerse groepen zijn ruim 4 op de 10 mensen met een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond actief als vrijwilliger. Dat is vaker dan mensen met een Surinaamse (33 procent), Turkse (37 procent) of overige niet-westerse achtergrond (38 procent). Van de eerste generatie, zowel westers als niet-westers, doet 35 procent vrijwilligerswerk. Bij de tweede generatie is het aandeel vrijwilligers van zowel de niet-westerse (40 procent) als westerse groep (46 procent) een stuk hoger.

6.5 Vrijwilligerswerk, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Vrijwilligerswerk
Totaal 48,6
Nederlands 51,1
Westers 41,9
Niet-westers 37,3
.
Turks 36,6
Marokkaans 41,0
Surinaams 33,4
Antilliaans 41,8
Overig niet-westers 37,6
.
Westers, eerste generatie 36,0
Westers, tweede generatie 46,2
Niet-westers, eerste generatie 35,6
Niet-westers, tweede generatie 40,3

Het aandeel dat vrijwilligerswerk doet is tussen 2012–2015 en 2016–2019 nauwelijks veranderd. De verschuivingen bij de drie groepen—Nederlands, westers en niet-westers—laten weinig verschillen zien. Ook mensen van de eerste of tweede generatie (zowel westers als niet-westers) verschillen niet in de ontwikkeling van het aandeel vrijwilligers.

Deelname aan verenigingsleven vooral bij niet-westerse groep laag

Deelname aan verenigingsleven is ook een indicator voor betrokkenheid bij de samenleving. Van de Nederlandse bevolking neemt 45 procent minstens één keer per maand deel aan activiteiten van verenigingen. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn hierin met 47 procent actiever dan mensen met een westerse (40 procent) en vooral niet-westerse migratieachtergrond (31 procent). Dat beeld verandert nauwelijks wanneer de drie groepen niet zouden verschillen in man/vrouw–verdeling, leeftijdsopbouw en opleidingsniveau. Van de vijf onderscheiden niet-westerse groepen zijn mensen met een Turkse achtergrond iets minder actief in verenigingen dan mensen van de andere niet-westerse groepen. Vooral de eerste generatie met een niet-westerse achtergrond is relatief weinig betrokken bij het verenigingsleven.

6.6 Verenigingsactiviteiten, naar achtergrond, 2012/2019 (% bevolking van 15 jaar of ouder)
Achtergrond Aandeel
Totaal 44,7
Nederlands 47,3
Westers 39,7
Niet-westers 30,6
.
Turks 27,0
Marokkaans 29,9
Surinaams 31,1
Antilliaans 33,5
Overig niet-westers 31,5
.
Westers, eerste generatie 32,1
Westers, tweede generatie 45,1
Niet-westers, eerste generatie 25,3
Niet-westers, tweede generatie 39,4

De deelname aan het verenigingsleven is tussen 2012–2015 en 2016–2019 iets gedaald onder de groep met een westerse achtergrond, terwijl deze bij mensen met een Nederlandse of niet-westerse achtergrond gemiddeld genomen vrijwel gelijk bleef. De sterkste daling, met 4 procentpunten, geldt voor mensen met een Surinaamse achtergrond. Ook is deelname aan verenigingsactiviteiten sterker gedaald onder de tweede generatie dan onder de eerste generatie.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Sabrina de Regt

Eindredactie

Annelie Hakkenes

Opmaak figuren

Annelie Hakkenes

Janneke Hendriks

Mart Landman

Hans Westerbeek

Monitordeel

  1. Bevolking
    Han Nicolaas en Dominique van Roon
  1. Onderwijs
    Dion Dieleman en Frank Linder
  1. Sociaaleconomische positie
    Willem Gielen, Noortje Pouwels, Sabrina de Regt en Sander van Schie
  1. Criminaliteit
    Kim Knoops, Sabrina de Regt en Wim Vissers
  1. Gezondheid
    Kim Knoops, Sabrina de Regt en Laura Voorrips
  1. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. De transitie van onderwijs naar arbeidsmarkt
    Niels Kooiman
  1. De rol van gezin, opleiding en migratieachtergrond bij veroordeelde jongvolwassenen
    Dion Dieleman, Ruben van Gaalen en Sabrina de Regt
  1. Familienetwerken van niet-westerse oudere migranten
    Tineke Fokkema (NIDI) en Marjolijn Das