Bevolking
Inmiddels heeft 23 procent van de Nederlandse bevolking een migratieachtergrond. De afgelopen drie jaar groeide de bevolking vooral door immigratie. Dit hoofdstuk beschrijft onder andere de bevolkingsgroei, leeftijdsopbouw en migratiereden naar migratieachtergrond. Ook de huishoudenssamenstelling, huwelijkspartnerkeuze en het gemiddelde kindertal van verschillende herkomstgroeperingen komen aan bod.
Bevolkingsgroei door immigratie
De afgelopen drie jaar groeide de Nederlandse bevolking vooral door immigratie. Tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 nam het aantal inwoners van Nederland toe met 280 duizend. Minder dan een kwart daarvan was het gevolg van natuurlijke aanwas: geboorten minus sterfte. De overige bevolkingsgroei kwam voort uit internationale migratie: de immigratie overtrof de emigratie ruimschoots.
De afgelopen jaren kwamen vluchtelingen vooral uit Syrië en in mindere mate uit Irak, Eritrea, Iran en Afghanistan. In 2016 piekte deze asielmigratie. Meer dan 20 procent van de immigranten uit deze landen betrof in dat jaar nareizende gezinsleden. Immigranten uit Iran hebben relatief vaak arbeid en studie als migratiereden.
De immigratie uit Polen, Roemenië, Bulgarije en enkele andere Oost-Europese landen is sterk toegenomen nadat deze landen tussen 2004 en 2007 toetraden tot de Europese Unie. De afschaffing van de tewerkstellingsvergunning voor Bulgaren en Roemenen in 2014 ging samen met een nieuwe stijging van Bulgaarse en Roemeense immigranten. Ook de afgelopen twee jaar steeg het aantal mensen dat vanuit nieuwe EU-lidstaten naar Nederland migreert. Immigranten uit nieuwe EU-landen zijn voornamelijk gedreven door de arbeidsmarkt, maar gezinsmigratie speelt inmiddels ook een belangrijke rolnoot1.
Ook de immigratie uit Turkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen is toegenomen. In 2015 vertrokken nog meer Surinamers en Turken uit Nederland dan er kwamen, maar inmiddels is dat door een toegenomen immigratie en een afgenomen emigratie omgedraaid en is het migratiesaldo van deze groepen weer positief. Ook bij Marokkanen en Antillianen steeg de immigratie en daalde de emigratie. Bij immigranten uit deze vier landen is gezinsmigratie met afstand de belangrijkste reden voor hun komst naar Nederland.
Meer mensen met een migratieachtergrond
Met de instroom van migranten en de kinderen die zij krijgen, verandert langzaam de samenstelling van de Nederlandse bevolking voor wat betreft herkomst. Tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 nam het aantal inwoners met een Nederlandse achtergrond met 26 duizend af en kwamen er ruim 306 duizend inwoners met een migratieachtergrond bij. Het aantal mensen met een Syrische achtergrond steeg in deze periode het sterkst en verviervoudigde bijna.
Op 1 januari 2018 had 23 procent van de Nederlandse bevolking een migratieachtergrond; 1 procentpunt meer dan drie jaar eerder. Iets minder dan de helft van deze mensen is in Nederland geboren en behoort daarmee tot de tweede generatie migranten. De tweede generatie is vooral ruim vertegenwoordigd bij de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen, waarvan de immigratiepiek in de tweede helft van de twintigste eeuw lag. Van de mensen met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond is iets meer dan de helft in Nederland geboren. Dit geldt eveneens voor bijna de helft van de mensen met een Antilliaanse achtergrond.
1.6Bevolking en bevolkingsgroei naar achtergrond, 1 januari 2018
Aantal personen | Aandeel in bevolking | Toename sinds 1 januari 2015 | Aandeel tweede generatie | |
---|---|---|---|---|
x 1 000 | % | x 1 000 | % | |
Totaal | 17 181 | 100 | 280 | |
Nederlands | 13 209 | 76,9 | -26 | |
Westers | 1 729 | 10,1 | 102 | 52 |
waarvan | ||||
nieuwe EU | 295 | 1,7 | 62 | 23 |
waarvan | ||||
Pools | 173 | 1 | 35 | 22 |
Bulgaars | 31 | 0,2 | 8 | 15 |
Roemeens | 29 | 0,2 | 8 | 20 |
overig nieuwe EU | 61 | 0,4 | 10 | 30 |
overig westers | 1 434 | 8,3 | 41 | 58 |
Niet-westers | 2 243 | 13,1 | 204 | 45 |
waarvan | ||||
Turks | 404 | 2,4 | 7 | 53 |
Marokkaans | 397 | 2,3 | 16 | 57 |
Surinaams | 352 | 2 | 3 | 50 |
Antilliaans | 157 | 0,9 | 8 | 46 |
Afghaans | 48 | 0,3 | 4 | 27 |
Irakees | 61 | 0,4 | 6 | 28 |
Iraans | 42 | 0,2 | 5 | 24 |
Somalisch | 40 | 0,2 | 1 | 35 |
Eritrees | 15 | 0,1 | 10 | 11 |
Syrisch | 91 | 0,5 | 68 | 10 |
overig niet-westers | 636 | 3,7 | 75 | 39 |
Bron:CBS.
De leeftijdsopbouw van veel migrantengroepen verschilt sterk van die van mensen zonder migratieachtergrond. Bij mensen met een Nederlandse achtergrond zijn veertigers, vijftigers en zestigers momenteel het sterkst vertegenwoordigd. Bij de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen (Turkije, Marokko, Suriname en Antillen) ligt het zwaartepunt van de leeftijdsopbouw duidelijk lager. Meer dan 80 procent van de mensen met een Marokkaanse achtergrond is jonger dan vijftig jaar. Deze herkomstgroep heeft naar verhouding ook veel tieners; dit zijn vrijwel uitsluitend Marokkanen van de tweede generatie. De groep met een Turkse migratieachtergrond is gemiddeld iets ouder met vooral veel twintigers, dertigers en veertigers. Van de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen lijkt de leeftijdsopbouw van mensen met een Surinaamse achtergrond het meest op die van mensen met een Nederlandse achtergrond: in beide groepen zitten veel veertigers en vijftigers. De tweede generatie Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen is met een gemiddelde leeftijd van 20 jaar nog betrekkelijk jong.
Herkomstgroepen die vooral sinds de eeuwwisseling naar Nederland kwamen, bestaan logischerwijs voornamelijk uit migranten van de eerste generatie. Dit geldt niet alleen voor vluchtelingen, maar ook voor mensen uit Oost-Europese landen die na de eeuwwisseling toetraden tot de Europese Unie. Van deze laatste groep migranten is de grote meerderheid tussen de twintig en vijftig jaar; de leeftijdsklasse met de grootste arbeidsdeelname.
Kinderen van de tweede generatie
Personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn en van wie minstens één van beide ouders van de tweede generatie is, worden gekenmerkt als de kinderen van tweede generatie personen met een migratieachtergrond; in dit hoofdstuk verder aangeduid als ‘kinderen van de tweede generatie’ of als ‘kinderen van tweede generatie ouders’. Zij hebben zelf een Nederlandse achtergrond en worden in andere onderzoeken ook wel de ‘derde generatie’ genoemd.
Omdat bij oudere personen de herkomst van de ouders vaak niet bekend is, is in onderstaande figuren de groep kinderen van de tweede generatie opgenomen tot de leeftijd van 50 jaar; in figuur 1.8, met een tijdreeks vanaf 1998, tot de leeftijd van 25 jaar aangezien zo’n 15 tot 20 jaar geleden nog vaker niet bekend was of iemand al dan niet tot deze groep behoorde. Op 1 januari 2018 is van ruim 280 duizend personen jonger dan 50 jaar niet vast te stellen of ze kinderen van de tweede generatie zijn. Dit is minder vaak dan bij de 50-plussers en komt, zeker bij de jongeren, vrijwel altijd omdat de vader niet bekend is.
Nog weinig kinderen van niet-westerse tweede generatie ouders
Het aantal kinderen van de niet-westerse tweede generatie jonger dan 25 jaar is gestegen van ruim 15 duizend in 1998 naar bijna 135 duizend in 2018. Het aantal kinderen van de tweede generatie met een westerse achtergrond in diezelfde leeftijdscategorie laat de laatste jaren juist een dalende trend zien. Door een groter wordende Poolse tweede generatie zal deze groep in de toekomst mogelijk weer gaan groeien.
Van de kinderen die in 2017 in Nederland werden geboren, is ongeveer 14 procent een kind van de tweede generatie. De totale groep kinderen (tot 50 jaar) van de tweede generatie is in Nederland nog behoorlijk klein, zeker bij diegenen van wie de ouders een niet-westerse achtergrond hebben. Ongeveer 145 duizend personen die jonger zijn dan 50 jaar kunnen worden gekenmerkt als kinderen van de niet-westerse tweede generatie; dat is 1,9 procent van de bevolking met een Nederlandse achtergrond in die leeftijdscategorie.
De groep kinderen van de niet-westerse tweede generatie is nog zeer jong: bijna 86 procent is minderjarig en meer dan 70 procent is jonger dan 12. Bij kinderen van de Turkse of Marokkaanse tweede generatie is meer dan 95 procent minderjarig. Bij kinderen van de westerse tweede generatie is dit niet zo; die leeftijdsopbouw komt overeen met die van de personen met een Nederlandse achtergrond die geen kinderen van de tweede generatie zijn.
Eritreeërs vaak alleenstaand, Turkse en Marokkaanse huishoudens vaak een paar
De huishoudenssamenstelling verschilt sterk tussen herkomstgroepen. Personen met een Eritrese achtergrond vormen in meer dan driekwart van de gevallen een eenpersoonshuishouden. Bij andere vluchtelingengroepen zoals Syriërs, Iraniërs, Afghanen en Irakezen bestaat minder dan de helft van de huishoudens uit één persoon. De meerderheid van de Turkse of Marokkaanse huishoudens bestaat uit een paar, met of zonder kinderen. Van die paren heeft in een van de acht gevallen een van beide partners geen migratieachtergrond; bij Marokkanen iets meer dan bij Turken. Van de paren met een Surinaamse achtergrond heeft bijna de helft een partner met een Nederlandse achtergrond en van de paren met een Antilliaanse achtergrond bijna twee derde. Onder deze laatste twee groepen zijn eveneens meer alleenstaanden en eenoudergezinnen dan onder huishoudens van personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Ook Roemenen, Polen en vooral Bulgaren vormen relatief vaak eenpersoonshuishoudens. Als zij wel een paar vormen, is dit betrekkelijk vaak met een partner met een Nederlandse achtergrond. Dit geldt het sterkst voor Roemenen: meer dan de helft heeft een Nederlandse partner.
Tweede generatie Turken en Marokkanen trouwen vaak binnen eigen groep
Personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond trouwdennoot2 in 2017 voornamelijk met een partner van gelijke herkomst. Dit geldt voor de tweede generatie net zo sterk als voor de eerste. Van alle tweede generatie Turken had 83 procent een partner met een Turkse achtergrond, vaak betrof het een partner die al in Nederland woonde.
Het aandeel migratiehuwelijken is de afgelopen twintig jaar sterk gedaald. Bij een migratiehuwelijk heeft de ene partner zich in het jaar van huwelijkssluiting of daarna in Nederland gevestigd, terwijl de andere partner al in Nederland woonde of een persoon is met een tweede generatie achtergrond. Vlak na de eeuwwisseling was meer dan de helft van de huwelijken van tweede generatie Turken een migratiehuwelijk, in 2017 was dat ruim 11 procent. Van de tweede generatie Turken trouwde 8 procent in 2017 met een partner met een Nederlandse achtergrond.
Ook tweede generatie Marokkanen trouwen meestal met een partner van gelijke herkomst: in ongeveer 8 van de 10 gevallen. In vergelijking met tweede generatie Turken trouwen zij iets vaker met een partner uit een andere migratiegroep of met een partner met een Nederlandse achtergrond. Tweede generatie Surinamers (35 procent) en vooral Antillianen (64 procent) trouwen aanzienlijk vaker met een partner met een Nederlandse achtergrond.
Turkse en Marokkaanse stellen relatief stabiel
Van alle stellen die in 2003 gehuwd of ongehuwd gingen samenwonen is onderzocht welk deel eind 2015 is gescheiden. Hieruit blijkt dat bijna driekwart van de stellen met twee Turkse of twee Marokkaanse partners na die periode van ruim 12 jaar nog bij elkaar is. Dat is even vaak als koppels met beiden een Nederlandse achtergrond. Stellen met twee partners van Surinaamse of Antilliaanse herkomst scheiden aanzienlijk vaker: na 12 jaar was ongeveer de helft uit elkaar. Het minst stabiel zijn gemengde stellen van een man met een Turkse of Marokkaanse achtergrond en een vrouw met een Nederlandse achtergrond. Gemengde stellen van een Turkse of Marokkaanse vrouw en een man met een Nederlandse achtergrond komen wat minder vaak voor, maar eindigen minder vaak in een scheiding.
Tweede generatie Marokkaanse en Turkse vrouwen krijgen minder kinderen dan eerste generatie
Het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen met een Turkse of een Marokkaanse achtergrond krijgen is sinds 1980 sterk gedaald. Vrouwen van de tweede generatie krijgen minder kinderen dan de eerste generatie. Desondanks krijgen vrouwen met een Marokkaanse achtergrond gemiddeld nog steeds de meeste kinderen. Het gemiddelde kindertal van eerste generatie Marokkaanse vrouwen lag in 2017 op 2,8. Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie kregen gemiddeld 2,1 kind. Het gemiddeld kindertal voor Turkse vrouwen van de tweede generatie ligt met 1,8 slechts een fractie hoger dan dat van vrouwen met een Nederlandse achtergrond. Het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond krijgen verschilt eveneens weinig van die van vrouwen met een Nederlandse achtergrond. De afgelopen jaren is het gemiddeld kindertal per vrouw bij geen van deze groepen sterk veranderd.
Migranten oververtegenwoordigd in grote steden
In heel Nederland had 23 procent van de bevolking op 1 januari 2018 een migratieachtergrond, maar in grote steden was dat aandeel hoger. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag heeft iets meer dan de helft van de inwoners een migratieachtergrond; in Utrecht een derde. In Almere, Amstelveen, Diemen, Schiedam, Vaals en Capelle aan den IJssel ligt het aandeel inwoners met een migratieachtergrond hoger dan in Utrecht. Rotterdam heeft het grootste aandeel inwoners met een niet-westerse achtergrond (38 procent), gevolgd door Amsterdam en Den Haag (35 procent). In die laatste twee steden wonen relatief veel personen met een westerse migratieachtergrond.
Van alle personen met een Surinaamse of Marokkaanse achtergrond woont iets minder dan de helft in één van de vier grote steden. Bij Turken en Antillianen is dat iets meer dan een derde. Ter vergelijking: van mensen met een Nederlandse achtergrond woont 9 procent in één van de vier grote steden. Vooral bij Surinamers en Antillianen valt op dat de tweede generatie minder vaak in de grote steden woont dan de eerste generatie. Bij Turken en Marokkanen woont de tweede generatie ook iets minder vaak in de grote stad dan de eerste generatie, maar is het verschil tussen de generaties kleiner.
Migranten uit nieuwe EU-landen meer verspreid over Nederland
Personen uit Polen, Bulgarije, Roemenië en andere Oost-Europese landen die meer recentelijk zijn toegetreden tot de Europese Unie wonen in vergelijking met de vier grootste niet-westerse migrantengroepen minder geconcentreerd in de grote steden en meer verspreid over Nederland. Zij zijn in het algemeen oververtegenwoordigd in gebieden met veel agrarische bedrijvigheid. Op 1 januari 2018 had de gemeente Steenbergen het grootste aandeel personen uit nieuwe EU-landen (9 procent). Ook in het Westland, de Kop van Noord-Holland, de Bollenstreek, Flevoland, grote delen van Noord-Brabant en Noord-Limburg zijn verhoudingsgewijs veel inwoners ingeschreven die komen uit de nieuwe EU-landen.
Noten
Voor immigranten uit EU/EFTA-landen is de migratiereden gebaseerd op de afgeleide migratiedoelen die door het CBS zijn bepaald. Via zwaartepunttypering wordt aan iedere immigrant uit EU/EFTA-landen een migratiedoel toegekend, maar uiteraard kunnen zij meerdere beweegredenen hebben. Zo heeft ongeveer 30 procent van de immigranten uit nieuwe EU-landen met ‘gezin’ als eerste afgeleid doel ook ‘arbeid’ als afgeleid doel.
Exclusief geregistreerde partnerschappen.