Verantwoording van de impactmonitor
Het vorige hoofdstuk van de impactmonitor beschrijft de meest recente cijfers over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij is gekeken naar de onderwerpen die de onderzoeksadviescommissie van het programma ‘Geweld hoort nergens thuis’ als het meest relevant heeft bestempeld. Een belangrijk uitgangspunt voor de impactmonitor is dat zo veel mogelijk wordt aangesloten op bestaande bronnen en dat aanvullende registraties worden voorkomen.
Meer achtergrondinformatie over de opzet en inhoud van de monitor is te vinden in:
- Advies opzet monitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, Adviescommissie onderzoeks- en kennisprogramma Geweld hoort nergens thuis, november 2018
- Advies dummy-monitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, Adviescommissie onderzoeks- en kennisprogramma Geweld hoort nergens thuis, juni 2019
In deze eerste editie wordt gerapporteerd op basis van nu reeds beschikbare gegevensbronnen en bestaande publicaties. Dit betreft gegevens op basis van de Beleidsinformatie Veilig Thuis (VT, bron: CBS), een onderzoeksprogramma naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling bestaande uit verschillende deelstudies en een overkoepelend syntheserapport (bron WODC), een recidive-onderzoek onder daders van huiselijk geweld (bron: WODC), cohortstudies onder betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling (bron: Verwey Jonker Instituut) en politieregistratiegegevens (bron Politie). Het CBS heeft geen controle uitgevoerd op de cijfers die door het WODC, Verwey Jonker Instituut en de politie zijn aangeleverd of gepubliceerd. Ook heeft het CBS de methode waarmee de cijfers zijn berekend niet gecontroleerd of beoordeeld.
4.1Beleidsinformatie Veilig Thuis
De indicatoren over Veilig Thuis zijn gebaseerd op het CBS onderzoek ‘Beleidsinformatie Veilig Thuis’. Dit onderzoek levert uitkomsten over huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals dat bij Veilig Thuis in beeld was. Het CBS stelt deze beleidsinformatie halfjaarlijks samen op basis van gegevens afkomstig van de Veilig Thuis organisaties. De aanlevering van deze gegevens aan het CBS is vastgelegd in de wet Wmo 2015, in de vorm van een Informatieprotocol beleidsinformatie Veilig Thuis. Dit informatieprotocol legt gedetailleerd vast welke gegevens aangeleverd moeten worden. De uitkomsten worden op vaste momenten gepubliceerd. De cijfers over het eerste half jaar verschijnen eind oktober, die over het gehele jaar verschijnen eind april.
4.2Politieregistratiegegevens
Het aantal meldingen vanuit de politie aan Veilig Thuis heeft het CBS ontvangen van de politie vanuit de Basisvoorziening Handhaving (BVH). De BVH is het registratiesysteem van de politie waarin de politie meldingen registreert, aangiftes verwerkt en incidenten afhandelt. Bij de melding van een delict kan een rol van de betreffende persoon worden geselecteerd (verdachte, betrokkene, slachtoffer, getuige of benadeelde). Naast de BHV kent de politie ook het registratiesysteem SummiT. Hieronder worden complexe en of gevoelige zaken vastgelegd, bijvoorbeeld zaken over eergerelateerd geweld. Dit gaan om een relatief klein aantal zaken. In deze rapportage is geen gebruik gemaakt van gegevens uit SummIT.
4.3Onderzoeksprogramma prevalentie huiselijk geweld en kindermishandeling WODC
De omvangschatting van het aantal personen dat te maken heeft met kindermishandeling en/of huiselijk geweld is gebaseerd op een drietal deelstudies die onderdeel uitmaken van het onderzoeksprogramma prevalentie huiselijk geweld en kindermishandeling van het WODC. Dit zijn een zelfrapportagestudie over huiselijk geweld onder volwassenen, een zelfrapportage onder scholieren in de eerste vier jaar van het voortgezet onderwijs en een informatenstudie onder professionals over kindermishandeling onder alle kinderen tussen de 0 en 17 jaar.noot1 In de overkoepelende synthese van Ten Boom & Wittebrood (2019) over de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling worden onder meer deze drie studies in samenhang beschreven. Ook wordt ingegaan op de verschillende gebruikte onderzoeksmethoden waarmee gepoogd is deze lastig meetbare verschijnselen in kaart te brengen. Voor meer informatie over de opzet en uitkomsten van deze drie studies en de beperkingen die elk van de studies met zich meebrengt wordt in de eerste plaats verwezen naar deze laatstgenoemde overkoepelende synthese.
- De prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland, A. ten Boom en K. Wittebrood, WODC, 2019
Gedetailleerde informatie is te vinden in de drie genoemde originele publicaties.
- Eijkern, L. van, Downes, R., & Veenstra, R. (2018). Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard,
relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
De resultaten uit dit onderzoek zijn gebaseerd op 6835 respondenten. - Alink, L., Prevoo, M., Berkel, S. van, Linting, M., Klein Velderman, M., & Pannebakker,
F. (2018). NPM 2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Leiden: Leiden University, Institute of Education and Child Studies / TNO Child Health
Dit onderzoek is gebaseerd op informatie van 785 informanten. - Schellingerhout, R., & Ramakers, C. (2017). Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Dit onderzoek is gebaseerd op informatie van 1539 scholieren.
4.4Recidiveonderzoek WODC
Informatie over daders en recidive van huiselijk geweld zijn afkomstig uit een recidive onderzoek van het WODC (Blokdijk, D., Beijersbergen, K.A. & Weijters, G. (2019). Achtergronden en recidive onder daders van huiselijk geweld veroordeeld in 2008–2015. Den Haag: WODC).
4.5Cohortstudies Verwey Jonker Instituut
De outcome-indicatoren in deze impactmonitor, zoals de toe- of afname van geweld en verbetering van welzijn, zijn gebaseerd op cohortonderzoek van het Verwey Jonker Instituut naar het effect van de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld onder gezinnen/huishoudens die in aanraking zijn gekomen met Veilig Thuis. In de periode 2010–2013 is een eerste cohortonderzoek uitgevoerd in de vier grote steden (607 respondenten, waarvan 211 volwassenen en 396 kinderen). In de periode 2016–2020 loopt een grootschalig cohortonderzoek in 13 van de 26 Veilig Thuis-regio’s in Nederland (1204 volwassenen en 1550 kinderen uit in totaal 1068 gezinnen). In het onderzoek worden anderhalf jaar lang gezinnen met kinderen gevolgd, waar (ex-) partnergeweld en/of kindermishandeling speelt. Dit gebeurt vanaf het moment van melding bij Veilig Thuis. Tijdens het onderzoek vinden drie meetmomenten plaats, één kort na de melding bij Veilig Thuis, de tweede meting een jaar na de eerste meting en de derde meting een half jaar na de tweede meting.
Niet alle in deze impactmonitor opgenomen uitkomsten zijn al in deze vorm gepubliceerd. Meer informatie over de cohortstudies is te vinden in:
- Factsheet ‘Werkt de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld’, Augeo Foundation en Verwey Jonker Instituut, 2018
- Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp, B. Tierolf, K. Lünneman, M. Steketee, Verwey Jonker Instituut, Utrecht, mei 2014.
Noten
Binnen het onderzoeksprogramma zijn voor de omvang van huiselijk geweld, net als bij omvang van kindermishandeling, twee deelstudies uitgevoerd. De tweede deelstudie voor huiselijk geweld, de vangst-hervangst omvangschatting huiselijk geweld op basis van politieregistraties van Universiteit Utrecht (Van der Heijden e.a., 2019), leverde echter geen betrouwbare resultaten op.