Foto omschrijving: Nederlandse fietsers die ‘s ochtends de grens met Belgie bij Maaseik oversteken.

De Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt; overeenkomsten, verschillen en verwevenheden

Auteurs: Harry Bierings, Johan van der Valk, Stef Weijers, Marjolijn Jaarsma

De Nederlandse en de Belgische arbeidsmarkt kennen overeenkomsten, maar ook stevige verschillen. Zo kenmerkt de Nederlandse arbeidsmarkt zich als een flexibele markt, met relatief veel tijdelijke contracten en deeltijdwerk, een hoge arbeidsparticipatie en een grote dienstensector. De Belgische economie kent, naast eveneens een grote dienstensector, een relatief grote industrie en publieke sector, en een grote taaldiversiteit. Als buurlanden zijn beide arbeidsmarkten met elkaar verbonden. Duizenden mensen met de Belgische nationaliteit wonen in Nederland, bijvoorbeeld voor hun werk of studie. Daarnaast pendelen enkele duizenden mensen – met de Belgische, Nederlandse of een andere nationaliteit – regelmatig vanuit hun woonland België naar Nederland. Omgekeerd zijn er ook zulke stromen vanuit Nederland naar België. Dit hoofdstuk schetst een beeld van beide arbeidsmarkten en de verwevenheden tussen deze twee.

5.1Inleiding

Voor een open economie als Nederland is het buitenland nooit ver weg. Dat we met een muisklik toegang hebben tot producten en diensten vanuit de hele wereld is inmiddels gemeengoed. Ook arbeidskrachten, met hun specifieke kennis en vaardigheden, komen regelmatig uit het buitenland. Vrachtwagenchauffeurs, bouwvakkers, zorgmedewerkers of IT’ers zijn voorbeelden van beroepen die niet zelden door mensen uit het buitenland worden uitgeoefend. Ook op het terras, in de supermarkt of het theater word je steeds vaker geholpen door iemand die geen Nederlands spreekt (Witlox, 2023). Groeiende krapte op de arbeidsmarkt met een vergrijzende bevolking en een vraag naar specifieke kennis of vaardigheden, maakt dat werkgevers ook over de grens kunnen kijken bij het zoeken naar personeel. Werknemers, op hun beurt, kijken bij het bepalen van hun carrièrekeuzes ook naar de nabijheid van relevante arbeidsplaatsen. En wie in een grensregio woont, kan daarbij ook het buitenland betrekken. Zeker als die grens geen taalbarrière vormt.

Vrij verkeer van personen en werknemers…

Als één van de oprichters van de Europese Unie (EU) zijn Nederland en België al van oudsher voorvechters van de oorspronkelijke Europese idealen: vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal (Europese Commissie, 2023). Het recht dat EU-burgers hebben om een dienstverband aan te gaan in een andere lidstaat, vrijheid van vestiging, de vrijheid zich te verplaatsen op het grondgebied van de betreffende lidstaat en de vrijheid tot verblijf voor het uitoefenen van een beroep staan hierbij centraal. Het Schengenakkoord, dat in 1995 in werking trad, was hiervoor een belangrijke mijlpaal.

…vindt op allerlei manieren plaats

Wonen en/of werken in het buitenland kent vele verschijningsvormen. Mensen kunnen naar een ander land verhuizen en daar eventueel studeren, een baan accepteren of beroep uitoefenen. Emigratie is daarbij niet altijd noodzakelijk; duizenden studenten en forensen pendelen dagelijks of periodiek tussen hun woonland en Nederland. Dit laatste wordt ook wel grensarbeid of grenspendel genoemd (zie bijvoorbeeld Van der Valk et al., 2020).

Leeswijzer

In de voorgaande hoofdstukken van deze Internationaliseringsmonitor viel te lezen dat de Nederlandse en Belgische economie nauw verbonden zijn. Er vindt over en weer veel goederen- en dienstenhandel plaats, waarbij productieketens sterk met elkaar verweven zijn. Eerder is in een Benelux (2019) studie op basis van cijfers uit 2015 de arbeidsmarkt en de economie in Nederland uitgebreid vergeleken met die in de aangrenzende landen, waaronder dus ook België. In dit hoofdstuk onderzoeken we hoe de Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt zich tot elkaar verhouden: wat zijn overeenkomsten en verschillen? En: in hoeverre zijn beide arbeidsmarkten met elkaar verweven? In paragraaf 5.2 gaan we daarom eerst in op belangrijke kenmerken van de Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt, met een sterke focus op de beroepsbevolking. Arbeidsparticipatie en de kenmerken van werkenden staan hierin centraal. Vervolgens zoomen we in op de verwevenheid tussen beiden arbeidsmarkten. Dit doen we in paragraaf 5.3 met een beschrijving van de groep Belgische ingezetenen van Nederland, en in welke bedrijfstakken Belgische werknemers in Nederland werkzaam zijn (paragraaf 5.4). Paragraaf 5.5 beschouwt eveneens Belgen die in Nederland aan de slag zijn, maar focust op diegenen die dat vanuit België doen (grenspendel). In paragrafen 5.4 en 5.5 worden deze grootheden afgezet tegen deze van andere relevante populaties, bijvoorbeeld het aantal Duitse ingezetenen, grenspendel vanuit Nederland of door andere nationaliteiten.

81,8% van de 15- tot 65‑jarigen in Nederland had werk in 2022
66,5% van 15- tot 65‑jarigen in België werkte in 2022

5.2Vergelijking tussen de Nederlandse en Belgische beroepsbevolking

Aandeel beroepsbevolking in Nederland stabiel groter

In Nederland behoorde in 2022 gemiddeld 84,7 procent van de bevolking van 15 tot 65 jaar tot de beroepsbevolking, tegenover 70,5 procent in België. Het verschil in deze zogenaamde bruto-arbeidsparticipatie was in de periode 2013–2022 tussen Nederland en België tamelijk stabiel rond de 14 procentpunt. De beroepsbevolking bestaat uit personen die ofwel betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking), zie figuur 5.2.1. In Nederland werkte 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarige bevolking. In België was dit minder, namelijk 66,5 procent. Dit wordt ook wel de netto-arbeidsparticipatie genoemd.

De bevolking (15 tot 65 jaar) bestaat uit de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking. De beroepsbevolking wordt verder opgesplitst in de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. 5.2.1 Samenstelling beroepsbevolking Bevolking (15 tot 65 jaar) Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking Zonder werk Niet- beroepsbevolking

Data arbeidsmarkt

De gegevensbron voor de beroepsbevolking (behalve grenspendelaars) in deze paragraaf is de database van Eurostat met gegevens uit de ‘Labour Force Survey (LFS)’, die weer ontleend is aan de Arbeidskrachtenenquête voor België en de Enquête beroepsbevolking (EBB) voor Nederland. De cijfers in dit hoofdstuk ontleend aan de Eurostat-database zijn niet allemaal beschikbaar voor de 15- tot 75-jarigen, wel voor de 15- tot 65-jarigen. Daarom is in deze publicatie, anders dan in de reguliere cijfers van het CBS die betrekking hebben op de 15- tot 75-jarigen, consequent gekozen voor 15 tot 65 jaar. De gegevens omvatten de volledige bevolking die in particuliere huishoudens woont, maar niet de bevolking die in collectieve huishoudens woont, zoals tehuizen, instellingen en ziekenhuizen.

Arbeidsparticipatie Vlaamse Gewest kleinste verschil met Nederland

In 2022 was de bruto-arbeidsparticipatie in Nederland niet alleen hoger dan in België, ook was deze in Nederland gelijkmatiger gespreid over de landsdelen dan in België over de gewesten. In België waren de regionale verschillen in arbeidsparticipatie relatief groot in 2022. Van de gewesten had het Vlaamse Gewest, in het directe grensgebied met Nederland, de hoogste bruto-arbeidsparticipatie met 73,8 procent en het Waalse Gewest de laagste met 65,5 procent. Het cijfer voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest lag daar met 67,7 procent tussenin.

In 2022 had de provincie Hainaut (‘Henegouwen’) in het Waalse Gewest de laagste bruto-arbeidsparticipatie (62,4 procent). De provincie Oost-Vlaanderen, onderdeel van het Vlaamse Gewest, had de hoogste bruto-arbeidsparticipatie (76,2 procent). In Nederland zijn de regionale verschillen in bruto-arbeidsparticipatie kleiner, zowel tussen de landsdelen als ook tussen de provincies. Voor de landsdelen varieerde het cijfer van 84,4 procent in Noord-Nederland tot 85,1 in Oost-Nederland, op provincieniveau van 81,5 procent in Limburg tot 85,9 procent in Noord-Brabant. De participatie van de deelgroep 25- tot 55‑jarigen bedroeg in het Vlaamse Gewest 89,3 procent en was daarmee nagenoeg zo groot als in Nederland (89,1 procent).

5.2.2 Bruto-arbeidsparticipatie (15 tot 65 jaar), 2022, NUTS2
Gebied Bruto-arbeidsparticipatie 2022
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 67,7
Prov. Antwerpen 73,8
Prov. Limburg (BE) 73
Prov. Oost-Vlaanderen 76,2
Prov. Vlaams-Brabant 70,3
Prov. West-Vlaanderen 74,9
Prov. Brabant wallon 72,1
Prov. Hainaut 62,4
Prov. Liège 65
Prov. Luxembourg (BE) 70,5
Prov. Namur 66,5
Groningen 83,8
Friesland (NL) 84,6
Drenthe 84,9
Overijssel 85,3
Gelderland 85,2
Flevoland 84,4
Utrecht (NUTS 2021) 86,4
Noord-Holland 85,2
Zuid-Holland (NUTS 2021) 83,6
Zeeland 84,9
Noord-Brabant 85,9
Limburg (NL) 81,5
Bron: Eurostat (2024a)

Bruto-arbeidsparticipatie jongeren hoger in Nederland

In Nederland is de bruto-arbeidsparticipatie van jongeren van 15 tot 25 jaar duidelijk hoger dan in België (81,8 tegenover 31,1 procent), zie figuur 5.2.3. Anders dan in België werken jongeren in Nederland vaker naast school of studie. Driekwart van de onderwijsvolgende jongeren heeft betaald werk naast de opleiding of studie. In de leeftijdsgroep 25 tot 55 jaar waren de verschillen in bruto-arbeidsparticipatie tussen Nederland (89,1 procent) en België (86,1 procent) het kleinst. Bij de 55- tot 65‑jarigen ging het om 75,3 procent tegenover 58,8 procent.

5.2.3 Bruto-arbeidsparticipatie naar leeftijd, 2022 (%)
leeftijd Nederland Vlaamse Gewest Waalse Gewest Brusselse Hoofdstedelijk Gewest België
15 tot 25 jaar 81,8 36,3 26,1 19,7 31,1
25 tot 55 jaar 89,1 89,3 81,7 82,1 86,1
55 tot 65 jaar 75,3 60,8 54,5 60,7 58,8
Bron: Eurostat (2024b)

Deeltijdbaan een Nederlands fenomeen

In 2022 werkte in Nederland 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarigen, in België was dit met 66,5 procent een kleiner aandeel. Hoewel er in België een kleiner aandeel werkzaam is, worden er door de werkenden wel meer uren gewerkt. In Nederland had 42,2 procent van de werkenden volgens eigen opgave een deeltijdbaan, in België 23,8 procent. Deeltijdwerk lag in West-Nederland onder het landelijk gemiddelde (40,1 procent), in Noord-Nederland en Oost-Nederland met 45,9 en 45,0 procent erboven. In België lag het aandeel dat werkzaam was in deeltijd in het Vlaamse Gewest boven het landelijk gemiddelde (25,1 procent), in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest eronder (19,8 en 22,5 procent).

Vooral vrouwen hebben een deeltijdbaan. 63,0 procent van de werkende vrouwen in Nederland in 2022 werkte in deeltijd, voor de werkende mannen was dit 23,3 procent. Vergelijkbare cijfers voor België waren 38,4 procent vrouwen werkzaam in deeltijd en 10,8 procent mannen werkzaam in deeltijd.

5.2.4 Aandeel werkzaam in deeltijd (15 tot 65 jaar), 2022, NUTS2
Gebied Aandeel werkzaam in deeltijd 2022
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 19,8
Prov. Antwerpen 28,2
Prov. Limburg (BE) 28,4
Prov. Oost-Vlaanderen 24,2
Prov. Vlaams-Brabant 20,6
Prov. West-Vlaanderen 23,2
Prov. Brabant wallon 22,6
Prov. Hainaut 19,7
Prov. Liège 23,2
Prov. Luxembourg 28,9
Prov. Namur 24
Groningen 47,5
Friesland (NL) 44,7
Drenthe 45,5
Overijssel 45,9
Gelderland 45,9
Flevoland 39,1
Utrecht 42
Noord-Holland 38,7
Zuid-Holland 40,3
Zeeland 41,8
Noord-Brabant 42
Limburg (NL) 43,3
Bron: Eurostat (2024c)

Ook tijdelijk dienstverband komt in Nederland vaker voor

Werkenden in Nederland werkten bijna drie keer zo vaak in een tijdelijk dienstverband in vergelijking met België (23,2 procent tegenover 8,3 procent). Aan een tijdelijk dienstverband ligt een contract van bepaalde duur ten grondslag. Een dergelijk contract onderscheidt zich van een vast dienstverband, dat van onbepaalde duur is. Naar geslacht verschillen de percentages tijdelijk werk tussen Nederland en België in ongeveer dezelfde mate als tussen de landen totaal. Het zijn vooral de jongeren van 15 tot 25 jaar die in een tijdelijk dienstverband werken, hetgeen voor starters op de arbeidsmarkt niet verrassend is. In Nederland lag het aandeel met een tijdelijk dienstverband in deze leeftijdscategorie hoger dan in België (58,3 procent tegenover 47,4 procent). Van de werkenden in de leeftijd 25 tot 55 jaar had in Nederland 18,0 procent een tijdelijk contract, in België 6,0 procent, bij de 55- tot 65‑jarigen was dit respectievelijk 8,2 en 2,7 procent.

5.2.5 Werkend in een deeltijdbaan of tijdelijk dienstverband (15 tot 65 jaar), 2022 (%)
Land Geslacht Deeltijdbaan Tijdelijk dienstverband
Nederland Totaal 42,2 23,2
Nederland Mannen 23,3 20,9
Nederland Vrouwen 63 25,8
België Totaal 23,8 8,3
België Mannen 10,8 7,1
België Vrouwen 38,4 9,6
Bron: Eurostat (2024d)

Kleine verschillen in aandeel zelfstandigen tussen Nederland en België

Het percentage werkenden dat als zelfstandige werkt, verschilt minder sterk dan deeltijdwerk en tijdelijke dienstverbanden tussen Nederland en België. Dit ligt voor Nederland op 15,2 procent, voor België op 14,3 procent. In Noord-, Oost- en Zuid-Nederland was ongeveer 14 procent als zelfstandige werkzaam, in West-Nederland 16,3 procent. In het Vlaamse Gewest lag het zelfstandigenpercentage op 14,8, in het Waalse Gewest was dit met 12,9 procent het laagst.

5.2.6 Aandeel werkzaam als zelfstandige (exclusief meewerkend gezinslid) (15 tot 65 jaar), 2022, NUTS2
Gebied Aandeel werkzaam als zelfstandige 2022
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 15
Prov. Antwerpen 13,4
Prov. Limburg (BE) 12
Prov. Oost-Vlaanderen 15,4
Prov. Vlaams-Brabant 14,9
Prov. West-Vlaanderen 14,9
Prov. Brabant wallon 17,3
Prov. Hainaut 11,9
Prov. Liège 11,4
Prov. Luxembourg (BE) 10,9
Prov. Namur 12,1
Groningen 13,3
Friesland (NL) 14,4
Drenthe 13,4
Overijssel 12,4
Gelderland 14,3
Flevoland 14,5
Utrecht 15,2
Noord-Holland 18,1
Zuid-Holland 14,9
Zeeland 16,1
Noord-Brabant 14,2
Limburg (NL) 13
Bron: Eurostat (2024e)
3,5% Nederlandse beroepsbevolking werkloos tegenover 5,6% in België

Werkloosheid hoger in België

Van 2013 tot en met 2022 lag het werkloosheidspercentage in Nederland lager dan in België. In 2022 was van de beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar 3,5 procent werkloos tegenover 5,6 procent in België. De werkloosheid in het Vlaamse Gewest was met 3,2 procent laag voor België. De werkloosheidspercentages voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en voor het Waalse Gewest lagen met respectievelijk 11,5 en 8,4 procent duidelijk hoger.

5.2.7 Werkloosheid (15 tot 65 jaar)1) (%)
jaar Nederland België
2013 7,3 8,5
2014 7,5 8,6
2015 6,9 8,6
2016 6,1 7,9
2017 4,9 7,1
2018 3,8 6,0
2019 3,4 5,4
2020 3,9 5,6
2021 4,2 6,3
2022 3,5 5,6
Bron: Eurostat (2024f)
1)Als percentage van de beroepsbevolking.
5.2.8 Werkloosheidspercentage (15 tot 65 jaar), 2022, NUTS1
Gebied Werkloosheidspercentage 2022
Vlaams Gewest 3,2
Région wallonne 8,4
Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest 11,5
Noord-Nederland 3,8
Oost-Nederland 3,4
West-Nederland 3,6
Zuid-Nederland 3,1
Bron: Eurostat (2024g)

Gemiddeld jaarloon gelijkgetrokken in 2022

Van 2013 tot en met 2021 lag het gemiddeld jaarloon in Nederland hoger dan in België. In 2022 is het verschil (nagenoeg) verdwenen. Het gemiddeld jaarinkomen van beide landen per voltijdequivalent werknemer bedroeg in 2022 52 duizend euro.

Data gemiddeld jaarloon

De gegevensbron voor de gemiddelde jaarlonen zijn de Nationale Rekeningen van Nederland en België. De cijfers zijn ontleend aan de databank van de OESO. Het gemiddeld jaarloon is berekend per voltijdequivalent werknemer, door de totale loonsom op basis van de Nationale Rekeningen te delen door het gemiddeld aantal werknemers en vervolgens te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het gemiddeld gebruikelijk aantal uren per voltijdequivalent werknemer en het gemiddeld gebruikelijk aantal uren per week voor alle werknemers.

5.2.9 Gemiddeld jaarloon (x 1 000 euro)
Jaar België Nederland
2013 42,8 45,2
2014 43,3 45,3
2015 43,4 45,9
2016 44,2 46,4
2017 44,7 46,7
2018 45,8 47,2
2019 46,9 48,1
2020 45,9 50,0
2021 48,4 51,0
2022 52,0 52,3
Bron: OESO (2023)

5.3Belgen in Nederland

Op 1 januari 2023 woonden er ongeveer 17,8 miljoen mensen in Nederland. Ruim 1,4 miljoen van deze inwoners had een andere nationaliteitnoot1 dan de Nederlandse. Van deze groep komt bijna de helft uit een ander EU-land. De grootste groep met een andere dan de Nederlandse nationaliteit in Nederland, zijn de bijna 187 duizend Polen. Na de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 zijn de Oekraïners de op een na grootste groep geworden, gevolgd door respectievelijk Turken, Duitsers, Syriërs, Bulgaren, Italianen, Indiërs, Roemenen, Spanjaarden, Britten en Chinezen. Met ruim 39 duizend personen vormden Belgen in omvang de 13e groep niet-Nederlanders woonachtig in Nederland.

Bijna 40 duizend Belgen woonachtig in Nederland begin 2023

In figuur 5.3.1 wordt het aantal inwoners in Nederland met de Belgische nationaliteit weergegeven voor de periode 1995–2023. Hieruit blijkt dat het aantal Belgen dat woonachtig is in Nederland van 1995 tot ongeveer 2010 vrij stabiel was: rond de 25 duizend. Daarna is dit aantal gestegen naar ruim 39 duizend op 1 januari 2023. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor, is de actieve werving door makelaars van potentiële Belgische woningkopers in Zeeuws-Vlaanderen sinds 2011, waardoor het aantal Belgen dat zich in die streek vestigt toeneemt (Van der Werf, 2021). Tussen 2014 en 2023 vestigden zich ruim 2,3 duizend Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, een toename van 39 procent (CBS, 2023a). Daarnaast valt de groei van de Belgische bevolking over deze periode in de COROP-gebieden op: Groot-Amsterdam (+1 700 inwoners; +74 procent), West-Noord-Brabant (+1 200; +44 procent), Zuid-Limburg (+700; +29 procent), Groot-Rijnmond (+700; +45 procent) en Utrecht (+500; +37 procent). In deze regio’s zijn veel Belgische multinationals gevestigd (CBS, 2022). Tussen 2015 en 2020 steeg het aantal Belgische multinationals in Nederland met 34 procent van 1 140 naar 1 530 (CBS, 2022). Op gemeenteniveau is er naast deze trends ook een duidelijke toename van het aantal Belgen te zien in typische studentensteden als Wageningen, Delft en Groningen (CBS, 2023a). Dit geldt ook voor de Zeeuwse gemeentes Middelburg en Reimerswaal.

Meer Belgische vrouwen dan mannen woonachtig in Nederland

Slechts 0,16 procent van alle inwoners in Nederland had in 1995 de Belgische nationaliteit. Over de tijd is dit aandeel gestegen naar 0,22 procent in 2023. Er wonen iets meer Belgische vrouwen dan mannen in Nederland, zie figuur 5.3.1. Gemiddeld over de periode 1995–2023 was 53 procent van de inwoners met de Belgische nationaliteit vrouw.

5.3.1 Aantal inwoners in Nederland met de Belgische nationaliteit
Belgisch totaal Belgische mannen Belgische vrouwen
1995 24135 11568 12567
1996 24111 11536 12575
1997 24021 11431 12590
1998 24443 11636 12807
1999 24826 11812 13014
2000 25382 12094 13288
2001 25860 12233 13627
2002 26148 12383 13765
2003 26306 12331 13975
2004 26223 12207 14016
2005 26105 12122 13983
2006 25994 11986 14008
2007 25999 11947 14052
2008 26210 12018 14192
2009 26591 12224 14367
2010 26877 12345 14532
2011 27184 12474 14710
2012 27601 12723 14878
2013 28209 12978 15231
2014 28810 13308 15502
2015 29629 13750 15879
2016 30560 14158 16402
2017 31887 14820 17067
2018 33186 15518 17668
2019 34447 16120 18327
2020 35868 16850 19018
2021 37034 17468 19566
2022 38156 17969 20187
2023 39023 18451 20572

Belgen wonen in heel het land, hoge concentraties aan grens en in Randstad

In figuur 5.3.2 is de concentratie-index van inwoners met de Belgische nationaliteit per gemeente afgebeeld op 1 januari 2023. Deze concentratie-index voor een gemeente is de verhouding tussen het percentage Belgische inwoners in de gemeente en het percentage Belgen in de totale bevolking van Nederland, vermenigvuldigd met 100. Belgen zijn vrijwel in heel Nederland woonachtig: in slechts twee van de 342 Nederlandse gemeenten woonde geen enkele Belg. De concentratie Belgen is hoger in gemeenten aan of nabij de grens met België, in de Randstad en in studentensteden als Delft en Wageningen. Ook in 2006 was dit al het geval (CBS, 2008).

In Terneuzen wonen in absolute zin de meeste Belgen, gevolgd door Amsterdam. Beide gemeenten tellen meer dan 3,3 duizend inwoners met de Belgische nationaliteit. De top 5 gemeenten met de meeste Belgische inwoners wordt verder gevormd door de gemeenten Hulst en Sluis, net als Terneuzen gelegen in Zeeuws-Vlaanderen, en het nabijgelegen Noord-Brabantse Woensdrecht, dat zich direct boven Antwerpen bevindt. Zeeuws-Vlaanderen is in trek bij Belgische woningzoekenden, met name door de in vergelijking met Vlaanderen lage woningprijzen aldaar (Van der Werf, 2021). In de drie bovengenoemde gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen en Woensdrecht tezamen woont meer dan een kwart van de Belgen in Nederland. In de top 10 staan verder Den Haag, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven. Werk, studie of een al in Nederland wonende partner zijn belangrijke redenen voor Belgen om zich in Nederland te vestigen (CBS, 2023b). Voor Belgische mannen is werk vaker een motief dan voor Belgische vrouwen. Belgische vrouwen komen dan weer vaker naar Nederland om te studeren. Ongeveer evenveel Belgische mannen als vrouwen vestigen zich vanwege een partner in Nederland.

5.3.2 Concentratie index inwoners met Belgische nationaliteit, 20231)
Gemnaam Concentratie index
's-Gravenhage 133,6
's-Hertogenbosch 71,3
Aa en Hunze 17,7
Aalsmeer 31,8
Aalten 11,7
Achtkarspelen 3,2
Alblasserdam 33,6
Albrandswaard 55,4
Alkmaar 41,2
Almelo 27,2
Almere 55,3
Alphen aan den Rijn 36
Alphen-Chaam 379,5
Altena 31,6
Ameland 0
Amersfoort 41,2
Amstelveen 94,3
Amsterdam 165,4
Apeldoorn 23,8
Arnhem 47,9
Assen 25
Asten 74,1
Baarle-Nassau 1587,9
Baarn 43,8
Barendrecht 41,1
Barneveld 26,7
Beek (L.) 186,7
Beekdaelen 111,7
Beesel 50,9
Berg en Dal 41,2
Bergeijk 251
Bergen (L.) 27,8
Bergen (NH.) 77,2
Bergen op Zoom 241,9
Berkelland 17,6
Bernheze 35,4
Best 84,2
Beuningen 42,9
Beverwijk 43,8
Bladel 139
Blaricum 98,7
Bloemendaal 63
Bodegraven-Reeuwijk 35,2
Boekel 36,8
Borger-Odoorn 24,7
Borne 26,1
Borsele 134
Boxtel 51,4
Breda 140,3
Bronckhorst 16,4
Brummen 28,1
Brunssum 75,8
Bunnik 71,2
Bunschoten 20,3
Buren 36,2
Capelle aan den IJssel 55,4
Castricum 49
Coevorden 17,9
Cranendonck 221,1
Culemborg 67,6
Dalfsen 12,3
Dantumadiel 4,8
De Bilt 63,4
De Fryske Marren 24,6
De Ronde Venen 47,1
De Wolden 9,3
Delft 228
Den Helder 28,3
Deurne 31,8
Deventer 21,8
Diemen 114,2
Dijk en Waard 19
Dinkelland 13,7
Doesburg 8,2
Doetinchem 16,2
Dongen 58,7
Dordrecht 66,9
Drechterland 13,4
Drimmelen 79,9
Dronten 25,1
Druten 53,8
Duiven 23,8
Echt-Susteren 184,2
Edam-Volendam 27,3
Ede 33,3
Eemnes 99,9
Eemsdelta 25,1
Eersel 105
Eijsden-Margraten 281
Eindhoven 122,8
Elburg 7,6
Emmen 25,6
Enkhuizen 24,2
Enschede 39,1
Epe 11
Ermelo 13,3
Etten-Leur 114,7
Geertruidenberg 64
Geldrop-Mierlo 86,9
Gemert-Bakel 37,8
Gennep 28,3
Gilze en Rijen 88,5
Goeree-Overflakkee 36,3
Goes 164,4
Goirle 139,7
Gooise Meren 61,3
Gorinchem 52,2
Gouda 48,5
Groningen 55,4
Gulpen-Wittem 221,6
Haaksbergen 16,8
Haarlem 84,2
Haarlemmermeer 53,2
Halderberge 130,9
Hardenberg 12,4
Harderwijk 30,8
Hardinxveld-Giessendam 14,7
Harlingen 25,4
Hattem 29,1
Heemskerk 23,2
Heemstede 62,4
Heerde 23,8
Heerenveen 27,4
Heerlen 143,5
Heeze-Leende 76,9
Heiloo 24,4
Hellendoorn 8,8
Helmond 76
Hendrik-Ido-Ambacht 19,9
Hengelo (O.) 25
Het Hogeland 18,9
Heumen 132,9
Heusden 51,8
Hillegom 44,7
Hilvarenbeek 83
Hilversum 74,3
Hoeksche Waard 33,1
Hof van Twente 15,4
Hollands Kroon 32,3
Hoogeveen 21,8
Hoorn 32,2
Horst aan de Maas 38,7
Houten 46,9
Huizen 38,7
Hulst 5090,9
IJsselstein 42,2
Kaag en Braassem 43,1
Kampen 18,1
Kapelle 160,9
Katwijk 37
Kerkrade 116,1
Koggenland 23,3
Krimpen aan den IJssel 27,8
Krimpenerwaard 31,6
Laarbeek 43,2
Land van Cuijk 38,9
Landgraaf 72,4
Landsmeer 62,4
Lansingerland 45,1
Laren (NH.) 85,7
Leeuwarden 24,8
Leiden 122,8
Leiderdorp 49,5
Leidschendam-Voorburg 95,1
Lelystad 34,6
Leudal 138,9
Leusden 46,4
Lingewaard 10,6
Lisse 35,1
Lochem 25,3
Loon op Zand 65,2
Lopik 43,5
Losser 17,6
Maasdriel 28,1
Maasgouw 176,5
Maashorst 26,3
Maassluis 53
Maastricht 568,2
Medemblik 16,9
Meerssen 139,9
Meierijstad 41,4
Meppel 18
Middelburg (Z.) 184,6
Midden-Delfland 53,9
Midden-Drenthe 24,2
Midden-Groningen 27,4
Moerdijk 82,3
Molenlanden 32,3
Montferland 14,9
Montfoort 19,7
Mook en Middelaar 79,4
Neder-Betuwe 7,2
Nederweert 93,9
Nieuwegein 45,3
Nieuwkoop 15,5
Nijkerk 24,4
Nijmegen 73,8
Nissewaard 44,7
Noardeast-Fryslân 16,9
Noord-Beveland 546,1
Noordenveld 13
Noordoostpolder 14,7
Noordwijk 56,6
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 79,8
Nunspeet 7,9
Oegstgeest 131,2
Oirschot 52,3
Oisterwijk 87,3
Oldambt 16,4
Oldebroek 7,5
Oldenzaal 18,6
Olst-Wijhe 19,5
Ommen 14,4
Oost Gelre 13,8
Oosterhout 89,8
Ooststellingwerf 10,6
Oostzaan 32,9
Opmeer 11,2
Opsterland 18,2
Oss 39,1
Oude IJsselstreek 16,1
Ouder-Amstel 92,7
Oudewater 13,4
Overbetuwe 20,6
Papendrecht 33,9
Peel en Maas 36,3
Pekela 18,4
Pijnacker-Nootdorp 80,7
Purmerend 27,7
Putten 11
Raalte 15,4
Reimerswaal 374,9
Renkum 40,6
Renswoude 7,9
Reusel-De Mierden 148,3
Rheden 37,7
Rhenen 49,4
Ridderkerk 26
Rijssen-Holten 13
Rijswijk (ZH.) 123,6
Roerdalen 103,6
Roermond 86
Roosendaal 254,1
Rotterdam 96,2
Rozendaal 78,1
Rucphen 173,8
Schagen 19,2
Scherpenzeel 0
Schiedam 53,8
Schiermonnikoog 93
Schouwen-Duiveland 74
Simpelveld 162,4
Sint-Michielsgestel 53
Sittard-Geleen 192
Sliedrecht 29,6
Sluis 3860,7
Smallingerland 17,1
Soest 40,4
Someren 56,9
Son en Breugel 60,8
Stadskanaal 21,3
Staphorst 5,2
Stede Broec 16,5
Steenbergen 103,9
Steenwijkerland 26,2
Stein (L.) 232,2
Stichtse Vecht 59
Súdwest-Fryslân 19,6
Terneuzen 2787,1
Terschelling 55,6
Texel 42,4
Teylingen 56,9
Tholen 200,8
Tiel 48,2
Tilburg 110
Tubbergen 8,5
Twenterand 12,1
Tynaarlo 21,1
Tytsjerksteradiel 9,9
Uitgeest 13,6
Uithoorn 18,9
Urk 8,4
Utrecht 93,8
Utrechtse Heuvelrug 55,2
Vaals 362,8
Valkenburg aan de Geul 186,2
Valkenswaard 192,6
Veendam 9,9
Veenendaal 18
Veere 229,8
Veldhoven 97,3
Velsen 27,2
Venlo 49,5
Venray 43
Vijfheerenlanden 42,6
Vlaardingen 38,3
Vlieland 35,4
Vlissingen 245,7
Voerendaal 84,6
Voorne aan Zee 49,4
Voorschoten 67,6
Voorst 16,3
Vught 81
Waadhoeke 12,7
Waalre 142,2
Waalwijk 71,3
Waddinxveen 35
Wageningen 159,3
Wassenaar 219
Waterland 18,1
Weert 184,8
West Betuwe 28,6
West Maas en Waal 22,7
Westerkwartier 15,5
Westerveld 25,3
Westervoort 27,2
Westerwolde 20,6
Westland 31,8
Weststellingwerf 17,2
Wierden 14,7
Wijchen 29,7
Wijdemeren 29,6
Wijk bij Duurstede 62,8
Winterswijk 12,5
Woensdrecht 3772,2
Woerden 36,9
Wormerland 19,2
Woudenberg 31,8
Zaanstad 40,9
Zaltbommel 36,1
Zandvoort 49,4
Zeewolde 23,1
Zeist 69,2
Zevenaar 14,2
Zoetermeer 47,8
Zoeterwoude 77,3
Zuidplas 39,8
Zundert 527
Zutphen 31
Zwartewaterland 5,9
Zwijndrecht 48,7
Zwolle 33,8
1)De concentratie-index voor een gemeente is de verhouding tussen het percentage Belgische inwoners in de gemeente en het percentage Belgen in de totale bevolking van Nederland, vermenigvuldigd met 100.

5.4Belgische werknemers in Nederland

Deze paragraaf beschrijft een aantal achtergrondkenmerken van Belgische werknemers in Nederland, ongeacht hun woonland. Met werknemers worden hier personen bedoeld die in Nederland werken en onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving vallen; zzp’ers en overige zelfstandigen vallen buiten deze groep. Van deze groep bekijken we onder meer de leeftijdsopbouw, in welke sectoren zij werkzaam zijn, en wat hun uurloon is. Deze statistieken worden vergeleken met die van Duitse werknemers in Nederland en werknemers met de Nederlandse nationaliteit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens voor het jaar 2022.

Belgische werknemers relatief vaak werkzaam in industrie

In 2022 werkten een kleine 30 duizend werknemers met de Belgische nationaliteit in Nederland. In hetzelfde jaar waren ruim 48 duizend Duitse werknemers in Nederland werkzaam. Werknemers met de Belgische nationaliteit zijn vaker werkzaam in de Nederlandse industrie (15 procent) dan werknemers met de Nederlandse nationaliteit (nog geen 10 procent), zie figuur 5.4.1. Ook Duitsers werken in Nederland vaker in de industrie dan Nederlanders: ruim 12 procent van de Duitse werknemers is werkzaam in die bedrijfstak. Belgen werkzaam in de Nederlandse industrie zijn vaker dan Nederlanders actief in de machine-, chemische, of auto- en aanhangwagenindustrie. Nederlanders werken binnen de industrie, net als Duitse werknemers in Nederland, het vaakst in de voedingsmiddelenindustrie. Ook Duitse werknemers werken iets vaker dan Nederlanders in de machine-industrie.

Het grootse aandeel van de Belgische werknemers werkt echter in de gezondheids- en welzijnszorg: 16 procent. Van de Nederlandse werknemers is ruim 19 procent werkzaam in deze bedrijfstak. Duitse werknemers zijn opvallend minder vaak werkzaam in de gezondheidszorg: ruim 8 procent van de Duitsers werkzaam in Nederland werkt in deze bedrijfstak. Zowel Belgen als Duitsers werkzaam binnen de gezondheids- en welzijnszorg in Nederland zijn vaker dan hun Nederlandse collega’s werkzaam in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld in ziekenhuizen, en minder vaak in de verpleging of welzijnszorg.

Belgen zijn vrijwel even vaak actief in de bedrijfstak handel als Nederlanders: respectievelijk 14,6 en 14,7 procent. Duitsers zijn opvallend vaak werkzaam in deze bedrijfstak. Ruim 18 procent van de Duitse werknemers in Nederland werkt in de handel. Binnen de zakelijke dienstverlening – verhuur en overige zakelijke diensten, en specialistische zakelijke diensten – zijn relatief veel Belgische werknemers in dienst: bijna één op de vijf werknemers met de Belgische nationaliteit werkzaam in Nederland werkt in een van deze twee bedrijfstakken. Dit geldt nog sterker voor Duitsers werkzaam in Nederland: bijna een kwart van deze groep werkt in een van de twee bedrijfstakken in de zakelijke dienstverlening. Ter vergelijking: van de Nederlandse werknemers is een kleine 16 procent actief in deze bedrijfstakken.

5.4.1 Werknemers per bedrijfstak naar nationaliteit, 2022 (%)
Gezondheids- en welzijnszorg Industrie Handel Verhuur en overige zakelijke diensten Specialistische zakelijke diensten Onderwijs Overig
Duitse 8,3 12,3 18,2 13,6 9,9 10,8 26,9
Nederlandse 19,2 9,8 14,7 9,5 6,2 7,4 33,0
Belgische 16,0 14,9 14,6 10,7 9,1 7,5 27,2

Relatief veel jonge Belgische werknemers in Nederland

De gemiddelde leeftijd van Belgische werknemers in Nederland is afgerond 40 jaar, zie figuur 5.4.2. Ze zijn daarmee net wat jonger dan hun Nederlandse (43 jaar) en Duitse (41 jaar) collega’s. Meer dan de helft van de Belgische werknemers (54,8 procent) valt in de leeftijdscategorieën 26 tot en met 35 jaar (30,7 procent) of 36 tot en met 45 jaar (24,1 procent). Eén op de vijf Belgische werknemers is tussen de 46 en 55 jaar oud, wat vergelijkbaar is met Nederlandse en Duitse werknemers (figuur 5.4.3). In de leeftijdscategorie 56–65 jaar zijn de verschillen tussen de nationaliteiten groter. Meer dan één op de vijf Nederlandse werknemers valt in deze categorie. Van de Belgische werknemers is dit een krappe 14 procent en van de Duitse werknemers 16 procent.

Drie nationaliteiten (Belgische, Nederlandse en Duitse) vergeleken op basis van leeftijd, gemiddeld uurloon in euro en mediaan uurloon in euro. Belgische werknemers zijn het jongst en het mediane uurloon is het hoogst. 5.4.2 Leeftijd en uurloon naar nationaliteit, 2022 40 jr Gem. leeftijd € 36 Gem. uurloon € 27 Mediaan uurloon Belgische 43 jr € 29 € 25 Nederlandse 41 jr € 43 € 24 Duitse
5.4.3 Werknemers naar leeftijdsgroep per nationaliteit, 2022 (%)
Leeftijdsgroep Belgische Nederlandse Duitse
18- 0,3 0,4 0,1
18-25 9,4 11,1 8,7
26-35 30,7 22,6 28,3
36-45 24,1 20,1 25,7
46-55 20,3 22,0 19,6
56-65 13,8 20,8 16,0
66-75 1,3 2,8 1,6
75+ 0,1 0,1 0,1

Belgen verdienen goed, vooral in industrie, zakelijke dienstverlening en handel

Belgische werknemers verdienden in Nederland per uur gemiddeld 7 euro meer dan Nederlandse werknemers, zie figuur 5.4.2. In 2022 was het gemiddelde uurloon van Belgen in Nederland 36 euro. Nederlandse werknemers verdienden gemiddeld 29 euro per uur. Het uurloon van Duitse werknemers lag gemiddeld nog een stuk hoger dan dat van Belgische werknemers, namelijk op 43 euro. Als we naar het mediane uurloon kijken dan zijn de verschillen een stuk kleiner. Het mediane uurloon van Nederlandse werknemers lag in 2022 op 25 euro. Dat van Belgen was 2 euro hoger en dat van Duitsers 1 euro lager (figuur 5.4.2). De grote verschillen in gemiddeld uurloon tussen Belgen, Duitsers en Nederlanders kunnen we dus voor een deel verklaren door grote uitschieters naar boven. Een relatief klein aantal zeer goed verdienende Duitsers haalt het gemiddelde uurloon van de Duitse werknemers omhoog, terwijl het uurloon van de meeste Duitse werknemers in Nederland lager ligt dan dat van Nederlanders en Belgen. Dat laatste blijkt uit het lagere mediane uurloon.

In tabel 5.4.4 zijn de gemiddelde leeftijd, het gemiddelde en mediane uurloon en het aandeel werknemers per bedrijfstak en nationaliteit weergegeven voor de zes grootste bedrijfstakken naar aandeel werknemers. In deze bedrijfstakken werkt bijna driekwart van de werknemers met de Belgische nationaliteit, bijna driekwart van de werknemers met de Duitse nationaliteit en ruim twee derde van de Nederlandse werknemers (zie ook figuur 5.4.1). Uit tabel 5.4.4 komt naar voren dat Belgische werknemers vooral in de industrie, specialistische zakelijke diensten en handel gemiddeld meer per uur verdienen dan hun Nederlandse collega’s. In de overige sectoren zijn de verschillen (veel) kleiner.

Het grootste verschil vinden we in de industrie. In deze bedrijfstak verdienen Belgische werknemers gemiddeld bijna 11 euro meer dan Nederlandse werknemers. Het verschil in gemiddelde leeftijd is ook het grootst in deze bedrijfstak: Belgen (41,6 jaar) zijn in deze bedrijfstak gemiddeld 4,6 jaar jonger dan Nederlanders (46,2 jaar). Ook in de specialistische zakelijke diensten (46,7 euro) en in de handel (33,3 euro) ligt het uurloon van Belgische werknemers ongeveer 10 euro hoger dan dat van Nederlandse (respectievelijk 36,4 en 23,7 euro).

Het gemiddelde uurloon van Duitsers werkzaam in die twee laatstgenoemde bedrijfstakken is opmerkelijk hoger: respectievelijk 50,8 en 73,1 euro. Dit komt door een relatief kleine groep die dat jaar een hoge tot zeer hoge (bijzondere) beloning voor hun werkzaamheden kregen. Opvallend is dat het mediane uurloon van Duitse werknemers in alle bedrijfstakken, behalve in de specialistische zakelijke diensten, lager dan dat van Belgische werknemers ligt.

5.4.4Leeftijd, uurloon en aandeel werknemers naar nationaliteit en bedrijfstak, 2022
Gemiddelde leeftijd Gemiddeld uurloon Mediaan uurloon Aandeel werknemers
Bedrijfstak jaar euro euro %
Gezondheids- en welzijnszorg
Belgische nationaliteit 40,7 33,5 29,2 16,0
Duitse nationaliteit 44,9 34,6 28,1 8,3
Nederlandse nationaliteit 43,7 28,9 27,0 19,2
Industrie
Belgische nationaliteit 41,6 42,0 31,2 14,9
Duitse nationaliteit 43,9 37,1 26,5 12,3
Nederlandse nationaliteit 46,2 31,3 26,2 9,8
Handel
Belgische nationaliteit 40,0 33,3 22,6 14,6
Duitse nationaliteit 40,0 73,1 20,7 18,2
Nederlandse nationaliteit 40,3 23,7 19,1 14,7
Verhuur en overige zakelijke diensten
Belgische nationaliteit 37,0 22,5 18,8 10,7
Duitse nationaliteit 39,5 22,3 18,0 13,6
Nederlandse nationaliteit 39,4 21,5 18,7 9,5
Specialistische zakelijke diensten
Belgische nationaliteit 37,6 46,7 29,7 9,1
Duitse nationaliteit 38,1 50,8 30,3 9,9
Nederlandse nationaliteit 40,7 36,4 28,1 6,2
Onderwijs
Belgische nationaliteit 40,1 37,7 35,8 7,5
Duitse nationaliteit 39,1 34,0 30,8 10,8
Nederlandse nationaliteit 44,5 34,8 35,2 7,4

Belgische werknemers zijn vaker man

Hoewel Belgische inwoners van Nederland vaker vrouw zijn, zijn Belgische werknemers werkzaam in Nederland vaker man (54,5 procent; tabellen 5.4.5 en 5.4.6). Daarbij valt op dat het verschil in gemiddeld uurloon tussen Belgische en Nederlandse mannen aanmerkelijk groter is dan dat tussen Belgische en Nederlandse vrouwen: Belgische mannen verdienen gemiddeld 8,81 euro per uur meer dan Nederlandse mannen, terwijl het uurloon van Belgische vrouwen gemiddeld 3,38 euro hoger ligt dan dat van Nederlandse vrouwen.

5.4.5Leeftijd en uurloon van mannen naar nationaliteit, 2022
Belgische Nederlandse Duitse
Gemiddelde leeftijd (jaar) 40,35 42,95 41,79
Gemiddeld uurloon (euro) 40,35 31,54 56,64
Mediaan uurloon (euro) 27,78 26,12 25,00
Aandeel (%) 54,50 50,80 48,30
5.4.6Leeftijd en uurloon van vrouwen naar nationaliteit, 2022
Belgische Nederlandse Duitse
Gemiddelde leeftijd (jaar) 40,15 42,59 40,60
Gemiddeld uurloon (euro) 30,37 26,99 29,29
Mediaan uurloon (euro) 25,59 24,82 23,35
Aandeel (%) 45,50 49,20 51,70

Het relatief grote verschil in uurloon tussen Belgische en Nederlandse mannen kan verklaard worden door het feit dat Belgische mannen vaker dan Belgische vrouwen werkzaam zijn in de industriële sector. Ruim één vijfde van de mannelijke Belgische werknemers werkt in deze bedrijfstak. Vrouwelijke werknemers met de Belgische nationaliteit werken dan weer vaker in de gezondheids- en welzijnszorg: meer dan een kwart van de Belgische vrouwen is werkzaam in deze bedrijfstak. Het uurloon in de gezondheidszorg (tabel 5.4.4) is lager dan het gemiddelde uurloon (figuur 5.4.2). In de industrie is dit juist hoger.

5.5Grenspendel tussen Nederland en België

In de voorgaande paragraaf werden de Belgische werknemers in Nederland uitgelicht. Ongeveer de helft van deze Belgische werknemers woont in Nederland, de andere helft steekt periodiek de grens over om in Nederland te werken. Deze inkomende grenspendelaars komen in deze paragraaf aan bod, net als grenspendelaars vanuit Nederland naar België. Cijfers over grenspendel en andere arbeidsmarktindicatoren over grensregio’s zijn te vinden op het Internetportal Grensdata.

Verschil tussen inkomende grenspendelaars en arbeidsmigranten uit het buurland

Om het verschil tussen inkomende grenspendelaars en arbeidsmigranten uit te leggen, zijn de volgende kenmerken van belang: werkland, woonland en nationaliteit. Als voorbeeld laten we mensen zien die in Nederland werkzaam zijn. Zij kunnen in Nederland, België of een ander land wonen, en de Nederlandse, Belgische of andere nationaliteit hebben. Figuur 5.5.1 stelt de verschillende categorieën visueel voor. Belgische arbeidsmigranten zijn mensen met de Belgische nationaliteit die wonen én werken in Nederland (aan bod gekomen in paragraaf 5.4). Inkomende grenspendelaars werken in Nederland als werknemer maar wonen in België. Zij kunnen de Belgische nationaliteit hebben, maar ook de Nederlandse of zelfs een andere nationaliteit. Alle drie de categorieën in de bovenste rij rekenen we dan ook tot de inkomende grenspendelaars uit België.

Relatie tussen inkomende grenspendelaars en arbeidsmigranten voor de Nederlands-Belgische casus, met Nederland als werkland. Woonland België bepaalt of het om grenspendelaars gaat, ongeacht nationaliteit. Woonland Nederland en niet-Nederlandse nationaliteit bepalen of het arbeidsmigranten zijn. 5.5.1 Grenspendelaars versus arbeidsmigranten Nederland Belgische grens- pendelaars Nederlandse grens- pendelaars Overige grens- pendelaars Belgische arbeids- migranten Nederland Werkland Woonland Nederlandse nationaliteit nationaliteit Belgische Overige nationaliteit Overige arbeids- migranten - België Woonland

Tot slot is het van belang te realiseren dat de categorie werknemers in Nederland met de Belgische nationaliteit meer is dan de Belgische arbeidsmigranten en Belgische grenspendelaars alleen. Zo zijn er ook mensen met de Belgische nationaliteit die in Nederland werken maar noch in Nederland, noch in België wonen (maar bijvoorbeeld in Duitsland). Dit zijn geen Belgische arbeidsmigranten, en geen grenspendelaars vanuit België. Dit betreft echter een kleine groep.

42 duizend grenspendelaars vanuit België naar Nederland in 2021

Het totaal aantal inkomende grenspendelaarsnoot2 in Nederland vanuit België bedroeg ruim 42 duizend in 2021, zie figuur 5.5.2. Dit aantal is vrijwel stabiel over de tijd sinds 2017. Van de grenspendelaars had in 2019 de meerderheid de Nederlandse nationaliteit (56 procent) en 36 procent de Belgische nationaliteit, zie figuur 5.5.3.noot3 Voor deze Nederlandse pendelaars geldt dat het in een groot deel van de gevallen gaat om Nederlanders die in België zijn gaan wonen en in Nederland hun baan hebben gehouden of gevonden.

Omgekeerd is het aantal grenspendelaars vanuit Nederland naar België met circa 12 duizend in 2021 een stuk lager. Dit aantal daalde licht sinds 2017. Hiervan had in 2019 circa de helft de Nederlandse nationaliteit en ruim 40 procent de Belgische.

5.5.2 Grenspendelaars in Nederland en België (x 1 000)
jaar Werkland België, woonland Nederland Werkland Nederland, woonland België
2017 12,79 40,14
2018 13,04 42,47
2019 12,49 41,54
2020 12,10 40,82
2021 11,84 42,14
Bron: Grensdata (2024a)
5.5.3 Grenspendelaars in Nederland en België naar nationaliteit, 2019 (x 1 000)
Type Belgische nationaliteit Nederlandse nationaliteit Overige nationaliteit
Werkland Nederland woonland België 15,1 23,5 3,0
Werkland België woonland Nederland 5,2 6,2 1,1
Bron: Grensdata (2024a)

Grote regionale verschillen in mate van grenspendel

Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben het hoogste aandeel werknemers dat in België woont maar in Nederland werkt, afgezet tegen het totaal aantal werknemers in die regio, zie figuur 5.5.4. In 2021 was dat aandeel in die regio’s ruim 4 procent, terwijl het gemiddelde aandeel voor Nederland in totaliteit slechts 0,5 procent is. Andere regio’s met een meer dan gemiddeld aandeel grenspendelaars vanuit België zijn Zuidoost-Noord-Brabant, Midden-Limburg, West-Noord-Brabant en Midden-Noord-Brabant, alle grenzend aan België met aandelen tussen 1 en 2 procent. Qua nationaliteit wijken de inkomende grenspendelaars in Zeeuws-Vlaanderen duidelijk af van de andere regio’s. Van de pendelaars naar Zeeuws-Vlaanderen heeft slechts een derde de Nederlandse nationaliteit, terwijl dit aandeel bij andere regio’s ruim meer dan de helft is.

Aan de Belgische zijde van de grens zijn de aandelen inkomende grenspendelaars vanuit Nederland lager. Voor heel België is dit aandeel 0,3 procent. Bij de Belgische grensregio’s laat het arrondissement Eeklo net over de grens bij Zeeuws-Vlaanderen echter een aandeel zien van ruim 2 procent in 2021. Dit wil zeggen dat ruim 2 procent van de werknemers in dit arrondissement wordt gevormd door grenspendelaars vanuit Nederland. Daarnaast hebben de arrondissementen Tongeren, Sint-Niklaas en Maaseik in Belgisch Limburg aandelen inkomende pendelaars van boven de 1 procent.

Naar nationaliteit zijn ook duidelijke verschillen zichtbaar tussen de regio’s. Zo betreft de inkomende grenspendel vanuit Nederland in de arrondissementen Tongeren, Maaseik en Turnhout voor twee derde pendelaars met de Nederlandse nationaliteit, terwijl dit aandeel in de arrondissementen Eeklo en Sint-Niklaas slechts een derde is. Dit is niet heel vreemd, gezien de specifieke ligging van Zeeuws-Vlaanderen dat min of meer ingebed is in België. Tenslotte kan vermeld worden dat hoewel het aandeel grenspendel uit Nederland voor arrondissement Antwerpen net geen 1 procent van de werknemers betreft, dit nog steeds meer dan gemiddeld is. En omdat het totaal aantal werknemers in Antwerpen omvangrijk is, gaat het in absolute zin om toch ruim 5 duizend mensen die vanuit Nederland naar Antwerpen pendelen.

Regionale verschillen in mate van grenspendel tussen Nederland en België. Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben het hoogste aandeel werknemers dat in België woont maar in Nederland werkt, afgezet tegen het totaal aantal werknemers in die regio. 5.5.4 Grenspendelaars naar regio, 2021 onder 0,1% 0,1-1% 1-3% 3% en hoger Bron: Grensdata (2024a)

Grenspendelaars uit België vooral werkzaam in de industrie

Vergeleken met alle werknemers in Nederland werken grenspendelaars uit België relatief vaak in de industrie, zie figuur 5.5.5. In 2019 werkte circa een op de vijf grenspendelaars in die bedrijfstak tegenover een op de tien van alle werknemers. Grenspendelaars uit België werkten relatief iets minder vaak in de bedrijfstak overheid, zorg en cultuur. Met name bij de overheid waren minder pendelaars werkzaam.

Ook de grenspendelaars die vanuit Nederland in België werken laten op hoofdlijnen een vergelijkbaar beeld zien qua verdeling over de bedrijfstakken. Zij zijn relatief vaak in de Belgische industrie werkzaam en minder vaak binnen de overheid, zorg en cultuur. Dit geldt alleen niet voor de deelsector cultuur. Dat betekent dat grenspendelaars naar Nederland relatief vaker werkzaam zijn in de deelsectoren zorg en onderwijs dan dat grenspendelaars naar België dat zijn.

5.5.5 Grenspendelaars naar bedrijfstak, 2019 (%)
Landbouw, bosbouw en visserij Nijverheid (geen bouw) en energie Bouwnijverheid Handel, vervoer, horeca, ICT Zakelijke dienstverlening Overheid, zorg en cultuur Extraterritoriale organisaties en onbekend
Werkt in Nederland Woont in België 1 20 3 26 22 27 1
Werkt in Nederland Alle werknemers 1 10 4 30 22 32 1
Werkt in België Woont in Nederland 1 24 7 28 20 20 0
Werkt in België Alle werknemers 1 13 5 24 19 38 0
Bron: Grensdata (2024b)

5.6Samenvatting en conclusie

In 2022 was de bruto-arbeidsparticipatie in Nederland hoger dan in België. Ook was deze in Nederland gelijkmatiger verdeeld over de landsdelen dan over de gewesten in België. Van de 15- tot 65‑jarigen, namen mensen in het Vlaamse Gewest – met 73,8 procent – het vaakst deel aan de arbeidsmarkt, vaker dan in het Waalse Gewest (65,5 procent) en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (67,7 procent). De arbeidsparticipatie in het Vlaamse Gewest komt daarmee het dichtst in de buurt van die in Nederland (84,7 procent). De verschillen in arbeidsparticipatie tussen Nederland en België concentreren zich vooral in de jongste en oudste leeftijdsgroepen; voor de groep 25- tot 55‑jarigen is er nagenoeg geen verschil in arbeidsparticipatie tussen beide landen.

In Nederland werkte 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarigen. In België was dit aandeel kleiner, namelijk 66,5 procent. Dit gaat samen met een grotere variëteit aan arbeidsvormen in Nederland: in Nederland werkten 15- tot 65‑jarigen vaker in deeltijd of in een tijdelijk dienstverband dan in België, met name het aandeel werkende scholieren en studenten ligt in Nederland fors hoger dan in België. Het aandeel zelfstandigen is in Nederland ook iets hoger, maar gelijk aan dat in het Vlaamse Gewest. Het werkloosheidspercentage lag in Nederland lager dan in België.

Van de ruim 1,4 miljoen inwoners van Nederland met een andere dan de Nederlandse nationaliteit, waren er op 1 januari 2023 ruim 39 duizend Belg. Meer dan de helft van deze Belgen (53 procent) is vrouw. Belgen wonen met name in de grensregio, maar ook in de Randstad en studentensteden. Bijna een kwart van de Belgen woonachtig in Nederland woont in Zeeuws-Vlaanderen of het nabije Noord-Brabantse Woensdrecht. Belgische vrouwen vestigen zich relatief vaak voor een studie en Belgische mannen relatief vaak voor werk in Nederland. Het vaakst vestigen Belgen zich echter vanwege een partner in Nederland.

In tegenstelling tot Belgische inwoners van Nederland zijn Belgische werknemers in Nederland vaker man. Ook zijn Belgische werknemers relatief jong: gemiddeld 40 jaar. De gemiddelde Nederlandse werknemer is 43 jaar oud. Belgische werknemers zijn in Nederland relatief vaak werkzaam in de industrie: bijna 15 procent van de Belgische werknemers in Nederland is actief in deze bedrijfstak, tegen 10 procent van de Nederlandse werknemers. Belgische werknemers zijn nog iets vaker actief in de gezondheids- en welzijnszorg: in deze bedrijfstak is 16 procent van hen werkzaam. Van de Nederlandse werknemers werkt 19 procent in deze bedrijfstak.

Belgische werknemers verdienen in Nederland over het algemeen meer dan hun Nederlandse collega’s, wat tot uitdrukking komt in een hoger gemiddeld en mediaan uurloon. Het verschil in uurloon tussen Belgen en Nederlanders is groter bij de mannen dan bij de vrouwen. Dit kan verklaard worden door het feit dat Belgische mannen in Nederland vaker dan Belgische vrouwen werkzaam zijn in de industrie, handel of specialistische zakelijke dienstverlening. In deze sectoren zijn de verschillen in uurloon tussen Belgische en Nederlandse werknemers het grootst: gemiddeld (ruim) 10 euro.

Iedere EU-burger is vrij om te beslissen in welk land van de Europese Unie hij/zij wil wonen of werken. Dit grondrecht is in de Europese wet verankerd: ‘alle burgers van de EU hebben de vrijheid om in elke lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen of diensten te verlenen’. Deze vrijheid van wonen en werken opent voor elke EU-burger meerdere arbeidsmarkten en zorgt niet alleen voor verhuizingen binnen de EU, maar ook voor grensoverschrijdende pendelbewegingen. In 2021 waren er ruim 42 duizend inkomende grenspendelaars vanuit België. Dit aantal is stabiel over de tijd sinds 2017. Van de grenspendelaars had de meerderheid de Nederlandse nationaliteit (56 procent) en 36 procent de Belgische nationaliteit. Voor de eerste groep geldt dat het in een groot deel van de gevallen gaat om Nederlanders die in België zijn gaan wonen en in Nederland een baan hebben behouden (of gevonden). De tweede groep grenspendelaars (met de Belgische nationaliteit) vormt ongeveer de helft van de Belgische werknemers in Nederland. Het aantal grenspendelaars vanuit Nederland naar België bedroeg in 2021 circa 12 duizend. Dit aantal daalt heel licht sinds 2017. Hiervan had circa de helft de Nederlandse nationaliteit en ruim 40 procent de Belgische.

De regio’s Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg kenden in 2021 met ruim 4 procent het grootste aandeel werknemers dat in België woont maar in Nederland werkt. In 2021 was dat aandeel voor Nederland gemiddeld 0,5 procent. Andere COROP-gebieden met relatief veel grenspendelaars vanuit België zijn Zuidoost-Noord-Brabant, Midden-Limburg, West-Noord-Brabant en Midden-Noord-Brabant, alle grenzend aan België. Vanuit Belgisch perspectief zijn de aandelen inkomende grenspendelaars vanuit Nederland lager. Voor heel België is dit aandeel 0,3 procent. Bij de Belgische grensregio’s laat het arrondissement Eeklo net over de grens bij Zeeuws-Vlaanderen echter een aandeel zien van ruim 2 procent in 2021. Ook de arrondissementen Tongeren, Sint-Niklaas en Maaseik in Belgisch Limburg hebben aandelen inkomende pendelaars van boven de 1 procent.

5.7Data en methoden

Belgische werknemers

Om de populatie van Belgische werknemers in Nederland te beschrijven, is een microdataset samengesteld op basis van het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB). Het SSB bevat databestanden met gegevens over natuurlijke personen, banen, inkomen, onderwijs­deelnemers en andere informatie, zoals nationaliteit. Voor de analyses over werknemers in dit hoofdstuk, hebben we gegevens uit registraties gekoppeld op persoonsniveau. Deze cijfers zijn uitsluitend bedoeld om een vergelijking te maken tussen verschillende groepen werknemers en zijn niet bedoeld, noch geschikt, om als randtotalen of als op zichzelf staande feiten over de Nederlandse bevolking te gebruiken.

Er worden in dit hoofdstuk drie groepen werknemers vergeleken: mensen werkzaam in Nederland met een Belgische, Duitse, of Nederlandse nationaliteit. Om deze groepen af te bakenen hebben we informatie uit SSB-databronnen voor het verslagjaar 2022 gebruikt. Tevens hanteren we de definities in deze bronnen. Concreet gaat het daarbij om de volgende SSB-bronnen:

  • Nationaliteitskenmerken van alle in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven personen. Nationaliteit is het wettelijk onderdaan zijn van een bepaalde staat (staatsburgerschap);
  • Persoonskenmerken van alle in de BRP ingeschreven personen. Dit bestand bevat algemeen beschrijvende persoonskenmerken zoals geslacht en geboortedatum.
  • Personen sociaaleconomische categorie. Dit bestand bevat gegevens over de sociaaleconomische categorie van personen in een bepaalde maand. Van de afzonderlijke inkomensbronnen (onder andere salaris, uitkeringen), die aan de afbakening van de sociaaleconomische categorie ten grondslag liggen, wordt aangegeven welk type inkomensbronnen een persoon in de betreffende periode heeft. Een persoon kan binnen een jaar in meerdere categorieën vallen. Vóór het bepalen van de groepen werknemers in 2022 is aan alle personen één sociaaleconomische categorie toegekend, namelijk de categorie waartoe zij gedurende het jaar het langst behoorden;
  • Banen en lonen op basis van de Polisadministratie.noot4 De Polisadministratie is afkomstig van het UWV en op haar beurt gebaseerd op de loonaangiften die bedrijven en uitkeringsinstanties bij de Belastingdienst moeten doen. Op basis van deze gegevens wordt onder meer de groep werknemers in Nederland bepaald, plus de daarbij behorende sectoren en hun loon (bruto). Voor het toekennen van de bedrijfstak is per persoon geselecteerd op het bedrijf waar die persoon gedurende het jaar de meeste reguliere uren gewerkt heeft. Het loon is inclusief bijzondere beloning (bedrag) (onder andere vakantiebijslag, eindejaarsuitkeringen, prestatiebeloningen, gratificaties en winstuitkeringen) en het (bruto) bedrag dat aan loon is uitbetaald in verband met overwerk.
  • De groep werknemers in onze analyses in paragraaf 5.4 en verder is echter geen exacte weerspiegeling van de werkzame bevolking (de groep zelfstandigen is bijvoorbeeld niet opgenomen in onze analyses), maar een weerspiegeling van alle personen die binnen de BRP en de Polisadministratie vallen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijd- en voltijdbanen, en er is geen rekening gehouden met het feit of de baan de belangrijkste inkomensbron is.

5.8Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Benelux Unie (2019). Economie en arbeidsmarkt in de grensregio’s van de Benelux landen en aangrenzende gebieden: Een verkenning op NUTS-3 niveau. Secretaris-generaal van de Benelux Unie. Brussel: België.

CBS (2008, 9 januari). België in trek bij Nederlanders. Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022, 30 september). In vijf jaar 34 procent meer Belgische bedrijven in Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023a). Bevolking; geslacht, leeftijd, nationaliteit en regio, 1 januari. [Dataset]. Geraadpleegd op 19 februari 2024.

CBS (2023b). Immigranten EU/EFTA; afgeleid migratiedoel, sociaaleconomische categorie. [Dataset]. Geraadpleegd op 19 februari 2024.

Europese Commissie (2023). Vrij verkeer van werknemers.

Eurostat (2024a). Economic activity rates by sex, age and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024b). Activity rates by sex, age, educational attainment level, citizenship and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024c). Employment by sex, age, full-time/part-time, professional status and NUTS 2 regions (1 000). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024d). Part-time employment and temporary contracts – annual data. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024e). Employment by sex, age, professional status and NUTS 2 regions (1 000). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024f). Unemployment rates by sex, age and country of birth (%). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Eurostat (2024g). Unemployment rates by sex, age, citizenship and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Grensdata (2024a). Grenspendel werknemers; nationaliteit, woonland, werkregio (NUTS 3). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

Grensdata (2024b). Grenspendel werknemers; bedrijfstak, woonland, werkregio (NUTS 3). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.

OESO (2023). Average annual wages. [Dataset]. Geraadpleegd op 20 februari 2024.

Van der Valk, J., Creemers, S., Ter Horst, M., Rooyakkers, J., & Rud, I. (2020). Grensoverschrijdende mobiliteit van mensen. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2020, eerste kwartaal, Duitsland. Centraal Bureau voor de Statistiek.

Van der Werf (2021). Vestiging van recordaantal Belgen in Zeeuws-Vlaanderen in coronajaar 2020. Provinciale Zeeuwse Courant.

Witlox, M. (2023). ‘Can I help you?’ wordt steeds normaler door personeelstekort. RTL Nieuws.

Noten

Personen kunnen meerdere nationaliteiten hebben. Om dubbeltellingen te voorkomen wordt in statistische overzichten aan personen die meerdere nationaliteiten hebben slechts één nationaliteit toegekend. Daartoe worden prioriteringsregels gesteld. Die komen erop neer dat iemand met de Nederlandse nationaliteit in de statistiek steeds Nederlander is. Voor mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, geldt de volgorde: nationaliteit van één van de Benelux-landen (België, Nederland en Luxemburg), nationaliteit van een staat binnen de Europese Unie, andere Europese nationaliteit, niet-Europese nationaliteit.

Een grenspendelaar is eenieder die onderweg van zijn/haar woonplaats naar de werkplek een landsgrens passeert. Een beperking op basis van hoe vaak deze grens gepasseerd wordt, is in dit geval niet meegenomen. De werknemer moet in het land waar hij werkt onder de sociale zekerheidswetgeving vallen. In deze paragraaf betreft het enkel werknemers en dus geen zzp’ers en overige zelfstandigen.

Voor België is de onderverdeling naar nationaliteit gebaseerd op de cijfers over verslagjaar 2019 omdat geen cijfers over recentere jaren beschikbaar zijn.

De Polisadministratie is een register waarin Nederlandse inkomstengegevens worden opgeslagen zoals lonen, sociale uitkeringen, lijfrentes en pensioenen. Inkomsten zoals de zorgtoeslag en kinderbijslag staan daar niet in. De Polisadministratie wordt beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Jacqueline van Beuningen

Harry Bierings

Sarah Creemers

Marjolijn Jaarsma

Bas Kerckhoffs

Dio Limpens

Tom Notten

Johan van der Valk

Christiaan Visser

Stef Weijers

Manon Weusten

Redactie

Sarah Creemers

Janneke Rooyakkers

Manon Weusten

Eindredactie

Sarah Creemers

Manon Weusten

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Fintan van Berkel

Deirdre Bosch

Dennis Cremers

Henk-Jan Dirven

Mathijs Jacobs

Tim Peeters

Davey Poulissen

Roos Smit

Martijn Souren

Roger Voncken

Khee Fung Wong

CBS CCN Logistiek

CBS CCN Redactie en Visualisatie

CBS Vertaalbureau