De Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt; overeenkomsten, verschillen en verwevenheden
De Nederlandse en de Belgische arbeidsmarkt kennen overeenkomsten, maar ook stevige verschillen. Zo kenmerkt de Nederlandse arbeidsmarkt zich als een flexibele markt, met relatief veel tijdelijke contracten en deeltijdwerk, een hoge arbeidsparticipatie en een grote dienstensector. De Belgische economie kent, naast eveneens een grote dienstensector, een relatief grote industrie en publieke sector, en een grote taaldiversiteit. Als buurlanden zijn beide arbeidsmarkten met elkaar verbonden. Duizenden mensen met de Belgische nationaliteit wonen in Nederland, bijvoorbeeld voor hun werk of studie. Daarnaast pendelen enkele duizenden mensen – met de Belgische, Nederlandse of een andere nationaliteit – regelmatig vanuit hun woonland België naar Nederland. Omgekeerd zijn er ook zulke stromen vanuit Nederland naar België. Dit hoofdstuk schetst een beeld van beide arbeidsmarkten en de verwevenheden tussen deze twee.
5.1Inleiding
Voor een open economie als Nederland is het buitenland nooit ver weg. Dat we met een muisklik toegang hebben tot producten en diensten vanuit de hele wereld is inmiddels gemeengoed. Ook arbeidskrachten, met hun specifieke kennis en vaardigheden, komen regelmatig uit het buitenland. Vrachtwagenchauffeurs, bouwvakkers, zorgmedewerkers of IT’ers zijn voorbeelden van beroepen die niet zelden door mensen uit het buitenland worden uitgeoefend. Ook op het terras, in de supermarkt of het theater word je steeds vaker geholpen door iemand die geen Nederlands spreekt (Witlox, 2023). Groeiende krapte op de arbeidsmarkt met een vergrijzende bevolking en een vraag naar specifieke kennis of vaardigheden, maakt dat werkgevers ook over de grens kunnen kijken bij het zoeken naar personeel. Werknemers, op hun beurt, kijken bij het bepalen van hun carrièrekeuzes ook naar de nabijheid van relevante arbeidsplaatsen. En wie in een grensregio woont, kan daarbij ook het buitenland betrekken. Zeker als die grens geen taalbarrière vormt.
Vrij verkeer van personen en werknemers…
Als één van de oprichters van de Europese Unie (EU) zijn Nederland en België al van oudsher voorvechters van de oorspronkelijke Europese idealen: vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal (Europese Commissie, 2023). Het recht dat EU-burgers hebben om een dienstverband aan te gaan in een andere lidstaat, vrijheid van vestiging, de vrijheid zich te verplaatsen op het grondgebied van de betreffende lidstaat en de vrijheid tot verblijf voor het uitoefenen van een beroep staan hierbij centraal. Het Schengenakkoord, dat in 1995 in werking trad, was hiervoor een belangrijke mijlpaal.
…vindt op allerlei manieren plaats
Wonen en/of werken in het buitenland kent vele verschijningsvormen. Mensen kunnen naar een ander land verhuizen en daar eventueel studeren, een baan accepteren of beroep uitoefenen. Emigratie is daarbij niet altijd noodzakelijk; duizenden studenten en forensen pendelen dagelijks of periodiek tussen hun woonland en Nederland. Dit laatste wordt ook wel grensarbeid of grenspendel genoemd (zie bijvoorbeeld Van der Valk et al., 2020).
Leeswijzer
In de voorgaande hoofdstukken van deze Internationaliseringsmonitor viel te lezen dat de Nederlandse en Belgische economie nauw verbonden zijn. Er vindt over en weer veel goederen- en dienstenhandel plaats, waarbij productieketens sterk met elkaar verweven zijn. Eerder is in een Benelux (2019) studie op basis van cijfers uit 2015 de arbeidsmarkt en de economie in Nederland uitgebreid vergeleken met die in de aangrenzende landen, waaronder dus ook België. In dit hoofdstuk onderzoeken we hoe de Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt zich tot elkaar verhouden: wat zijn overeenkomsten en verschillen? En: in hoeverre zijn beide arbeidsmarkten met elkaar verweven? In paragraaf 5.2 gaan we daarom eerst in op belangrijke kenmerken van de Nederlandse en Belgische arbeidsmarkt, met een sterke focus op de beroepsbevolking. Arbeidsparticipatie en de kenmerken van werkenden staan hierin centraal. Vervolgens zoomen we in op de verwevenheid tussen beiden arbeidsmarkten. Dit doen we in paragraaf 5.3 met een beschrijving van de groep Belgische ingezetenen van Nederland, en in welke bedrijfstakken Belgische werknemers in Nederland werkzaam zijn (paragraaf 5.4). Paragraaf 5.5 beschouwt eveneens Belgen die in Nederland aan de slag zijn, maar focust op diegenen die dat vanuit België doen (grenspendel). In paragrafen 5.4 en 5.5 worden deze grootheden afgezet tegen deze van andere relevante populaties, bijvoorbeeld het aantal Duitse ingezetenen, grenspendel vanuit Nederland of door andere nationaliteiten.
5.2Vergelijking tussen de Nederlandse en Belgische beroepsbevolking
Aandeel beroepsbevolking in Nederland stabiel groter
In Nederland behoorde in 2022 gemiddeld 84,7 procent van de bevolking van 15 tot 65 jaar tot de beroepsbevolking, tegenover 70,5 procent in België. Het verschil in deze zogenaamde bruto-arbeidsparticipatie was in de periode 2013–2022 tussen Nederland en België tamelijk stabiel rond de 14 procentpunt. De beroepsbevolking bestaat uit personen die ofwel betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking), zie figuur 5.2.1. In Nederland werkte 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarige bevolking. In België was dit minder, namelijk 66,5 procent. Dit wordt ook wel de netto-arbeidsparticipatie genoemd.
Data arbeidsmarkt
De gegevensbron voor de beroepsbevolking (behalve grenspendelaars) in deze paragraaf is de database van Eurostat met gegevens uit de ‘Labour Force Survey (LFS)’, die weer ontleend is aan de Arbeidskrachtenenquête voor België en de Enquête beroepsbevolking (EBB) voor Nederland. De cijfers in dit hoofdstuk ontleend aan de Eurostat-database zijn niet allemaal beschikbaar voor de 15- tot 75-jarigen, wel voor de 15- tot 65-jarigen. Daarom is in deze publicatie, anders dan in de reguliere cijfers van het CBS die betrekking hebben op de 15- tot 75-jarigen, consequent gekozen voor 15 tot 65 jaar. De gegevens omvatten de volledige bevolking die in particuliere huishoudens woont, maar niet de bevolking die in collectieve huishoudens woont, zoals tehuizen, instellingen en ziekenhuizen.
Arbeidsparticipatie Vlaamse Gewest kleinste verschil met Nederland
In 2022 was de bruto-arbeidsparticipatie in Nederland niet alleen hoger dan in België, ook was deze in Nederland gelijkmatiger gespreid over de landsdelen dan in België over de gewesten. In België waren de regionale verschillen in arbeidsparticipatie relatief groot in 2022. Van de gewesten had het Vlaamse Gewest, in het directe grensgebied met Nederland, de hoogste bruto-arbeidsparticipatie met 73,8 procent en het Waalse Gewest de laagste met 65,5 procent. Het cijfer voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest lag daar met 67,7 procent tussenin.
In 2022 had de provincie Hainaut (‘Henegouwen’) in het Waalse Gewest de laagste bruto-arbeidsparticipatie (62,4 procent). De provincie Oost-Vlaanderen, onderdeel van het Vlaamse Gewest, had de hoogste bruto-arbeidsparticipatie (76,2 procent). In Nederland zijn de regionale verschillen in bruto-arbeidsparticipatie kleiner, zowel tussen de landsdelen als ook tussen de provincies. Voor de landsdelen varieerde het cijfer van 84,4 procent in Noord-Nederland tot 85,1 in Oost-Nederland, op provincieniveau van 81,5 procent in Limburg tot 85,9 procent in Noord-Brabant. De participatie van de deelgroep 25- tot 55‑jarigen bedroeg in het Vlaamse Gewest 89,3 procent en was daarmee nagenoeg zo groot als in Nederland (89,1 procent).
| Gebied | Bruto-arbeidsparticipatie 2022 | |
|---|---|---|
| Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 67,7 | |
| Prov. Antwerpen | 73,8 | |
| Prov. Limburg (BE) | 73 | |
| Prov. Oost-Vlaanderen | 76,2 | |
| Prov. Vlaams-Brabant | 70,3 | |
| Prov. West-Vlaanderen | 74,9 | |
| Prov. Brabant wallon | 72,1 | |
| Prov. Hainaut | 62,4 | |
| Prov. Liège | 65 | |
| Prov. Luxembourg (BE) | 70,5 | |
| Prov. Namur | 66,5 | |
| Groningen | 83,8 | |
| Friesland (NL) | 84,6 | |
| Drenthe | 84,9 | |
| Overijssel | 85,3 | |
| Gelderland | 85,2 | |
| Flevoland | 84,4 | |
| Utrecht (NUTS 2021) | 86,4 | |
| Noord-Holland | 85,2 | |
| Zuid-Holland (NUTS 2021) | 83,6 | |
| Zeeland | 84,9 | |
| Noord-Brabant | 85,9 | |
| Limburg (NL) | 81,5 | |
| Bron: Eurostat (2024a) | ||
Bruto-arbeidsparticipatie jongeren hoger in Nederland
In Nederland is de bruto-arbeidsparticipatie van jongeren van 15 tot 25 jaar duidelijk hoger dan in België (81,8 tegenover 31,1 procent), zie figuur 5.2.3. Anders dan in België werken jongeren in Nederland vaker naast school of studie. Driekwart van de onderwijsvolgende jongeren heeft betaald werk naast de opleiding of studie. In de leeftijdsgroep 25 tot 55 jaar waren de verschillen in bruto-arbeidsparticipatie tussen Nederland (89,1 procent) en België (86,1 procent) het kleinst. Bij de 55- tot 65‑jarigen ging het om 75,3 procent tegenover 58,8 procent.
| leeftijd | Nederland | Vlaamse Gewest | Waalse Gewest | Brusselse Hoofdstedelijk Gewest | België |
|---|---|---|---|---|---|
| 15 tot 25 jaar | 81,8 | 36,3 | 26,1 | 19,7 | 31,1 |
| 25 tot 55 jaar | 89,1 | 89,3 | 81,7 | 82,1 | 86,1 |
| 55 tot 65 jaar | 75,3 | 60,8 | 54,5 | 60,7 | 58,8 |
| Bron: Eurostat (2024b) | |||||
Deeltijdbaan een Nederlands fenomeen
In 2022 werkte in Nederland 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarigen, in België was dit met 66,5 procent een kleiner aandeel. Hoewel er in België een kleiner aandeel werkzaam is, worden er door de werkenden wel meer uren gewerkt. In Nederland had 42,2 procent van de werkenden volgens eigen opgave een deeltijdbaan, in België 23,8 procent. Deeltijdwerk lag in West-Nederland onder het landelijk gemiddelde (40,1 procent), in Noord-Nederland en Oost-Nederland met 45,9 en 45,0 procent erboven. In België lag het aandeel dat werkzaam was in deeltijd in het Vlaamse Gewest boven het landelijk gemiddelde (25,1 procent), in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest eronder (19,8 en 22,5 procent).
Vooral vrouwen hebben een deeltijdbaan. 63,0 procent van de werkende vrouwen in Nederland in 2022 werkte in deeltijd, voor de werkende mannen was dit 23,3 procent. Vergelijkbare cijfers voor België waren 38,4 procent vrouwen werkzaam in deeltijd en 10,8 procent mannen werkzaam in deeltijd.
| Gebied | Aandeel werkzaam in deeltijd 2022 | |
|---|---|---|
| Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 19,8 | |
| Prov. Antwerpen | 28,2 | |
| Prov. Limburg (BE) | 28,4 | |
| Prov. Oost-Vlaanderen | 24,2 | |
| Prov. Vlaams-Brabant | 20,6 | |
| Prov. West-Vlaanderen | 23,2 | |
| Prov. Brabant wallon | 22,6 | |
| Prov. Hainaut | 19,7 | |
| Prov. Liège | 23,2 | |
| Prov. Luxembourg | 28,9 | |
| Prov. Namur | 24 | |
| Groningen | 47,5 | |
| Friesland (NL) | 44,7 | |
| Drenthe | 45,5 | |
| Overijssel | 45,9 | |
| Gelderland | 45,9 | |
| Flevoland | 39,1 | |
| Utrecht | 42 | |
| Noord-Holland | 38,7 | |
| Zuid-Holland | 40,3 | |
| Zeeland | 41,8 | |
| Noord-Brabant | 42 | |
| Limburg (NL) | 43,3 | |
| Bron: Eurostat (2024c) | ||
Ook tijdelijk dienstverband komt in Nederland vaker voor
Werkenden in Nederland werkten bijna drie keer zo vaak in een tijdelijk dienstverband in vergelijking met België (23,2 procent tegenover 8,3 procent). Aan een tijdelijk dienstverband ligt een contract van bepaalde duur ten grondslag. Een dergelijk contract onderscheidt zich van een vast dienstverband, dat van onbepaalde duur is. Naar geslacht verschillen de percentages tijdelijk werk tussen Nederland en België in ongeveer dezelfde mate als tussen de landen totaal. Het zijn vooral de jongeren van 15 tot 25 jaar die in een tijdelijk dienstverband werken, hetgeen voor starters op de arbeidsmarkt niet verrassend is. In Nederland lag het aandeel met een tijdelijk dienstverband in deze leeftijdscategorie hoger dan in België (58,3 procent tegenover 47,4 procent). Van de werkenden in de leeftijd 25 tot 55 jaar had in Nederland 18,0 procent een tijdelijk contract, in België 6,0 procent, bij de 55- tot 65‑jarigen was dit respectievelijk 8,2 en 2,7 procent.
| Land | Geslacht | Deeltijdbaan | Tijdelijk dienstverband |
|---|---|---|---|
| Nederland | Totaal | 42,2 | 23,2 |
| Nederland | Mannen | 23,3 | 20,9 |
| Nederland | Vrouwen | 63 | 25,8 |
| België | Totaal | 23,8 | 8,3 |
| België | Mannen | 10,8 | 7,1 |
| België | Vrouwen | 38,4 | 9,6 |
| Bron: Eurostat (2024d) | |||
Kleine verschillen in aandeel zelfstandigen tussen Nederland en België
Het percentage werkenden dat als zelfstandige werkt, verschilt minder sterk dan deeltijdwerk en tijdelijke dienstverbanden tussen Nederland en België. Dit ligt voor Nederland op 15,2 procent, voor België op 14,3 procent. In Noord-, Oost- en Zuid-Nederland was ongeveer 14 procent als zelfstandige werkzaam, in West-Nederland 16,3 procent. In het Vlaamse Gewest lag het zelfstandigenpercentage op 14,8, in het Waalse Gewest was dit met 12,9 procent het laagst.
| Gebied | Aandeel werkzaam als zelfstandige 2022 | |
|---|---|---|
| Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 15 | |
| Prov. Antwerpen | 13,4 | |
| Prov. Limburg (BE) | 12 | |
| Prov. Oost-Vlaanderen | 15,4 | |
| Prov. Vlaams-Brabant | 14,9 | |
| Prov. West-Vlaanderen | 14,9 | |
| Prov. Brabant wallon | 17,3 | |
| Prov. Hainaut | 11,9 | |
| Prov. Liège | 11,4 | |
| Prov. Luxembourg (BE) | 10,9 | |
| Prov. Namur | 12,1 | |
| Groningen | 13,3 | |
| Friesland (NL) | 14,4 | |
| Drenthe | 13,4 | |
| Overijssel | 12,4 | |
| Gelderland | 14,3 | |
| Flevoland | 14,5 | |
| Utrecht | 15,2 | |
| Noord-Holland | 18,1 | |
| Zuid-Holland | 14,9 | |
| Zeeland | 16,1 | |
| Noord-Brabant | 14,2 | |
| Limburg (NL) | 13 | |
| Bron: Eurostat (2024e) | ||
Werkloosheid hoger in België
Van 2013 tot en met 2022 lag het werkloosheidspercentage in Nederland lager dan in België. In 2022 was van de beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar 3,5 procent werkloos tegenover 5,6 procent in België. De werkloosheid in het Vlaamse Gewest was met 3,2 procent laag voor België. De werkloosheidspercentages voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en voor het Waalse Gewest lagen met respectievelijk 11,5 en 8,4 procent duidelijk hoger.
| jaar | Nederland | België |
|---|---|---|
| 2013 | 7,3 | 8,5 |
| 2014 | 7,5 | 8,6 |
| 2015 | 6,9 | 8,6 |
| 2016 | 6,1 | 7,9 |
| 2017 | 4,9 | 7,1 |
| 2018 | 3,8 | 6,0 |
| 2019 | 3,4 | 5,4 |
| 2020 | 3,9 | 5,6 |
| 2021 | 4,2 | 6,3 |
| 2022 | 3,5 | 5,6 |
| Bron: Eurostat (2024f) | ||
| 1)Als percentage van de beroepsbevolking. | ||
| Gebied | Werkloosheidspercentage 2022 | |
|---|---|---|
| Vlaams Gewest | 3,2 | |
| Région wallonne | 8,4 | |
| Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 11,5 | |
| Noord-Nederland | 3,8 | |
| Oost-Nederland | 3,4 | |
| West-Nederland | 3,6 | |
| Zuid-Nederland | 3,1 | |
| Bron: Eurostat (2024g) | ||
Gemiddeld jaarloon gelijkgetrokken in 2022
Van 2013 tot en met 2021 lag het gemiddeld jaarloon in Nederland hoger dan in België. In 2022 is het verschil (nagenoeg) verdwenen. Het gemiddeld jaarinkomen van beide landen per voltijdequivalent werknemer bedroeg in 2022 52 duizend euro.
Data gemiddeld jaarloon
De gegevensbron voor de gemiddelde jaarlonen zijn de Nationale Rekeningen van Nederland en België. De cijfers zijn ontleend aan de databank van de OESO. Het gemiddeld jaarloon is berekend per voltijdequivalent werknemer, door de totale loonsom op basis van de Nationale Rekeningen te delen door het gemiddeld aantal werknemers en vervolgens te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het gemiddeld gebruikelijk aantal uren per voltijdequivalent werknemer en het gemiddeld gebruikelijk aantal uren per week voor alle werknemers.
| Jaar | België | Nederland |
|---|---|---|
| 2013 | 42,8 | 45,2 |
| 2014 | 43,3 | 45,3 |
| 2015 | 43,4 | 45,9 |
| 2016 | 44,2 | 46,4 |
| 2017 | 44,7 | 46,7 |
| 2018 | 45,8 | 47,2 |
| 2019 | 46,9 | 48,1 |
| 2020 | 45,9 | 50,0 |
| 2021 | 48,4 | 51,0 |
| 2022 | 52,0 | 52,3 |
| Bron: OESO (2023) | ||
5.3Belgen in Nederland
Op 1 januari 2023 woonden er ongeveer 17,8 miljoen mensen in Nederland. Ruim 1,4 miljoen van deze inwoners had een andere nationaliteitnoot1 dan de Nederlandse. Van deze groep komt bijna de helft uit een ander EU-land. De grootste groep met een andere dan de Nederlandse nationaliteit in Nederland, zijn de bijna 187 duizend Polen. Na de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 zijn de Oekraïners de op een na grootste groep geworden, gevolgd door respectievelijk Turken, Duitsers, Syriërs, Bulgaren, Italianen, Indiërs, Roemenen, Spanjaarden, Britten en Chinezen. Met ruim 39 duizend personen vormden Belgen in omvang de 13e groep niet-Nederlanders woonachtig in Nederland.
Bijna 40 duizend Belgen woonachtig in Nederland begin 2023
In figuur 5.3.1 wordt het aantal inwoners in Nederland met de Belgische nationaliteit weergegeven voor de periode 1995–2023. Hieruit blijkt dat het aantal Belgen dat woonachtig is in Nederland van 1995 tot ongeveer 2010 vrij stabiel was: rond de 25 duizend. Daarna is dit aantal gestegen naar ruim 39 duizend op 1 januari 2023. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor, is de actieve werving door makelaars van potentiële Belgische woningkopers in Zeeuws-Vlaanderen sinds 2011, waardoor het aantal Belgen dat zich in die streek vestigt toeneemt (Van der Werf, 2021). Tussen 2014 en 2023 vestigden zich ruim 2,3 duizend Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, een toename van 39 procent (CBS, 2023a). Daarnaast valt de groei van de Belgische bevolking over deze periode in de COROP-gebieden op: Groot-Amsterdam (+1 700 inwoners; +74 procent), West-Noord-Brabant (+1 200; +44 procent), Zuid-Limburg (+700; +29 procent), Groot-Rijnmond (+700; +45 procent) en Utrecht (+500; +37 procent). In deze regio’s zijn veel Belgische multinationals gevestigd (CBS, 2022). Tussen 2015 en 2020 steeg het aantal Belgische multinationals in Nederland met 34 procent van 1 140 naar 1 530 (CBS, 2022). Op gemeenteniveau is er naast deze trends ook een duidelijke toename van het aantal Belgen te zien in typische studentensteden als Wageningen, Delft en Groningen (CBS, 2023a). Dit geldt ook voor de Zeeuwse gemeentes Middelburg en Reimerswaal.
Meer Belgische vrouwen dan mannen woonachtig in Nederland
Slechts 0,16 procent van alle inwoners in Nederland had in 1995 de Belgische nationaliteit. Over de tijd is dit aandeel gestegen naar 0,22 procent in 2023. Er wonen iets meer Belgische vrouwen dan mannen in Nederland, zie figuur 5.3.1. Gemiddeld over de periode 1995–2023 was 53 procent van de inwoners met de Belgische nationaliteit vrouw.
| Belgisch totaal | Belgische mannen | Belgische vrouwen | |
|---|---|---|---|
| 1995 | 24135 | 11568 | 12567 |
| 1996 | 24111 | 11536 | 12575 |
| 1997 | 24021 | 11431 | 12590 |
| 1998 | 24443 | 11636 | 12807 |
| 1999 | 24826 | 11812 | 13014 |
| 2000 | 25382 | 12094 | 13288 |
| 2001 | 25860 | 12233 | 13627 |
| 2002 | 26148 | 12383 | 13765 |
| 2003 | 26306 | 12331 | 13975 |
| 2004 | 26223 | 12207 | 14016 |
| 2005 | 26105 | 12122 | 13983 |
| 2006 | 25994 | 11986 | 14008 |
| 2007 | 25999 | 11947 | 14052 |
| 2008 | 26210 | 12018 | 14192 |
| 2009 | 26591 | 12224 | 14367 |
| 2010 | 26877 | 12345 | 14532 |
| 2011 | 27184 | 12474 | 14710 |
| 2012 | 27601 | 12723 | 14878 |
| 2013 | 28209 | 12978 | 15231 |
| 2014 | 28810 | 13308 | 15502 |
| 2015 | 29629 | 13750 | 15879 |
| 2016 | 30560 | 14158 | 16402 |
| 2017 | 31887 | 14820 | 17067 |
| 2018 | 33186 | 15518 | 17668 |
| 2019 | 34447 | 16120 | 18327 |
| 2020 | 35868 | 16850 | 19018 |
| 2021 | 37034 | 17468 | 19566 |
| 2022 | 38156 | 17969 | 20187 |
| 2023 | 39023 | 18451 | 20572 |
Belgen wonen in heel het land, hoge concentraties aan grens en in Randstad
In figuur 5.3.2 is de concentratie-index van inwoners met de Belgische nationaliteit per gemeente afgebeeld op 1 januari 2023. Deze concentratie-index voor een gemeente is de verhouding tussen het percentage Belgische inwoners in de gemeente en het percentage Belgen in de totale bevolking van Nederland, vermenigvuldigd met 100. Belgen zijn vrijwel in heel Nederland woonachtig: in slechts twee van de 342 Nederlandse gemeenten woonde geen enkele Belg. De concentratie Belgen is hoger in gemeenten aan of nabij de grens met België, in de Randstad en in studentensteden als Delft en Wageningen. Ook in 2006 was dit al het geval (CBS, 2008).
In Terneuzen wonen in absolute zin de meeste Belgen, gevolgd door Amsterdam. Beide gemeenten tellen meer dan 3,3 duizend inwoners met de Belgische nationaliteit. De top 5 gemeenten met de meeste Belgische inwoners wordt verder gevormd door de gemeenten Hulst en Sluis, net als Terneuzen gelegen in Zeeuws-Vlaanderen, en het nabijgelegen Noord-Brabantse Woensdrecht, dat zich direct boven Antwerpen bevindt. Zeeuws-Vlaanderen is in trek bij Belgische woningzoekenden, met name door de in vergelijking met Vlaanderen lage woningprijzen aldaar (Van der Werf, 2021). In de drie bovengenoemde gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen en Woensdrecht tezamen woont meer dan een kwart van de Belgen in Nederland. In de top 10 staan verder Den Haag, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven. Werk, studie of een al in Nederland wonende partner zijn belangrijke redenen voor Belgen om zich in Nederland te vestigen (CBS, 2023b). Voor Belgische mannen is werk vaker een motief dan voor Belgische vrouwen. Belgische vrouwen komen dan weer vaker naar Nederland om te studeren. Ongeveer evenveel Belgische mannen als vrouwen vestigen zich vanwege een partner in Nederland.
| Gemnaam | Concentratie index | |
|---|---|---|
| 's-Gravenhage | 133,6 | |
| 's-Hertogenbosch | 71,3 | |
| Aa en Hunze | 17,7 | |
| Aalsmeer | 31,8 | |
| Aalten | 11,7 | |
| Achtkarspelen | 3,2 | |
| Alblasserdam | 33,6 | |
| Albrandswaard | 55,4 | |
| Alkmaar | 41,2 | |
| Almelo | 27,2 | |
| Almere | 55,3 | |
| Alphen aan den Rijn | 36 | |
| Alphen-Chaam | 379,5 | |
| Altena | 31,6 | |
| Ameland | 0 | |
| Amersfoort | 41,2 | |
| Amstelveen | 94,3 | |
| Amsterdam | 165,4 | |
| Apeldoorn | 23,8 | |
| Arnhem | 47,9 | |
| Assen | 25 | |
| Asten | 74,1 | |
| Baarle-Nassau | 1587,9 | |
| Baarn | 43,8 | |
| Barendrecht | 41,1 | |
| Barneveld | 26,7 | |
| Beek (L.) | 186,7 | |
| Beekdaelen | 111,7 | |
| Beesel | 50,9 | |
| Berg en Dal | 41,2 | |
| Bergeijk | 251 | |
| Bergen (L.) | 27,8 | |
| Bergen (NH.) | 77,2 | |
| Bergen op Zoom | 241,9 | |
| Berkelland | 17,6 | |
| Bernheze | 35,4 | |
| Best | 84,2 | |
| Beuningen | 42,9 | |
| Beverwijk | 43,8 | |
| Bladel | 139 | |
| Blaricum | 98,7 | |
| Bloemendaal | 63 | |
| Bodegraven-Reeuwijk | 35,2 | |
| Boekel | 36,8 | |
| Borger-Odoorn | 24,7 | |
| Borne | 26,1 | |
| Borsele | 134 | |
| Boxtel | 51,4 | |
| Breda | 140,3 | |
| Bronckhorst | 16,4 | |
| Brummen | 28,1 | |
| Brunssum | 75,8 | |
| Bunnik | 71,2 | |
| Bunschoten | 20,3 | |
| Buren | 36,2 | |
| Capelle aan den IJssel | 55,4 | |
| Castricum | 49 | |
| Coevorden | 17,9 | |
| Cranendonck | 221,1 | |
| Culemborg | 67,6 | |
| Dalfsen | 12,3 | |
| Dantumadiel | 4,8 | |
| De Bilt | 63,4 | |
| De Fryske Marren | 24,6 | |
| De Ronde Venen | 47,1 | |
| De Wolden | 9,3 | |
| Delft | 228 | |
| Den Helder | 28,3 | |
| Deurne | 31,8 | |
| Deventer | 21,8 | |
| Diemen | 114,2 | |
| Dijk en Waard | 19 | |
| Dinkelland | 13,7 | |
| Doesburg | 8,2 | |
| Doetinchem | 16,2 | |
| Dongen | 58,7 | |
| Dordrecht | 66,9 | |
| Drechterland | 13,4 | |
| Drimmelen | 79,9 | |
| Dronten | 25,1 | |
| Druten | 53,8 | |
| Duiven | 23,8 | |
| Echt-Susteren | 184,2 | |
| Edam-Volendam | 27,3 | |
| Ede | 33,3 | |
| Eemnes | 99,9 | |
| Eemsdelta | 25,1 | |
| Eersel | 105 | |
| Eijsden-Margraten | 281 | |
| Eindhoven | 122,8 | |
| Elburg | 7,6 | |
| Emmen | 25,6 | |
| Enkhuizen | 24,2 | |
| Enschede | 39,1 | |
| Epe | 11 | |
| Ermelo | 13,3 | |
| Etten-Leur | 114,7 | |
| Geertruidenberg | 64 | |
| Geldrop-Mierlo | 86,9 | |
| Gemert-Bakel | 37,8 | |
| Gennep | 28,3 | |
| Gilze en Rijen | 88,5 | |
| Goeree-Overflakkee | 36,3 | |
| Goes | 164,4 | |
| Goirle | 139,7 | |
| Gooise Meren | 61,3 | |
| Gorinchem | 52,2 | |
| Gouda | 48,5 | |
| Groningen | 55,4 | |
| Gulpen-Wittem | 221,6 | |
| Haaksbergen | 16,8 | |
| Haarlem | 84,2 | |
| Haarlemmermeer | 53,2 | |
| Halderberge | 130,9 | |
| Hardenberg | 12,4 | |
| Harderwijk | 30,8 | |
| Hardinxveld-Giessendam | 14,7 | |
| Harlingen | 25,4 | |
| Hattem | 29,1 | |
| Heemskerk | 23,2 | |
| Heemstede | 62,4 | |
| Heerde | 23,8 | |
| Heerenveen | 27,4 | |
| Heerlen | 143,5 | |
| Heeze-Leende | 76,9 | |
| Heiloo | 24,4 | |
| Hellendoorn | 8,8 | |
| Helmond | 76 | |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 19,9 | |
| Hengelo (O.) | 25 | |
| Het Hogeland | 18,9 | |
| Heumen | 132,9 | |
| Heusden | 51,8 | |
| Hillegom | 44,7 | |
| Hilvarenbeek | 83 | |
| Hilversum | 74,3 | |
| Hoeksche Waard | 33,1 | |
| Hof van Twente | 15,4 | |
| Hollands Kroon | 32,3 | |
| Hoogeveen | 21,8 | |
| Hoorn | 32,2 | |
| Horst aan de Maas | 38,7 | |
| Houten | 46,9 | |
| Huizen | 38,7 | |
| Hulst | 5090,9 | |
| IJsselstein | 42,2 | |
| Kaag en Braassem | 43,1 | |
| Kampen | 18,1 | |
| Kapelle | 160,9 | |
| Katwijk | 37 | |
| Kerkrade | 116,1 | |
| Koggenland | 23,3 | |
| Krimpen aan den IJssel | 27,8 | |
| Krimpenerwaard | 31,6 | |
| Laarbeek | 43,2 | |
| Land van Cuijk | 38,9 | |
| Landgraaf | 72,4 | |
| Landsmeer | 62,4 | |
| Lansingerland | 45,1 | |
| Laren (NH.) | 85,7 | |
| Leeuwarden | 24,8 | |
| Leiden | 122,8 | |
| Leiderdorp | 49,5 | |
| Leidschendam-Voorburg | 95,1 | |
| Lelystad | 34,6 | |
| Leudal | 138,9 | |
| Leusden | 46,4 | |
| Lingewaard | 10,6 | |
| Lisse | 35,1 | |
| Lochem | 25,3 | |
| Loon op Zand | 65,2 | |
| Lopik | 43,5 | |
| Losser | 17,6 | |
| Maasdriel | 28,1 | |
| Maasgouw | 176,5 | |
| Maashorst | 26,3 | |
| Maassluis | 53 | |
| Maastricht | 568,2 | |
| Medemblik | 16,9 | |
| Meerssen | 139,9 | |
| Meierijstad | 41,4 | |
| Meppel | 18 | |
| Middelburg (Z.) | 184,6 | |
| Midden-Delfland | 53,9 | |
| Midden-Drenthe | 24,2 | |
| Midden-Groningen | 27,4 | |
| Moerdijk | 82,3 | |
| Molenlanden | 32,3 | |
| Montferland | 14,9 | |
| Montfoort | 19,7 | |
| Mook en Middelaar | 79,4 | |
| Neder-Betuwe | 7,2 | |
| Nederweert | 93,9 | |
| Nieuwegein | 45,3 | |
| Nieuwkoop | 15,5 | |
| Nijkerk | 24,4 | |
| Nijmegen | 73,8 | |
| Nissewaard | 44,7 | |
| Noardeast-Fryslân | 16,9 | |
| Noord-Beveland | 546,1 | |
| Noordenveld | 13 | |
| Noordoostpolder | 14,7 | |
| Noordwijk | 56,6 | |
| Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 79,8 | |
| Nunspeet | 7,9 | |
| Oegstgeest | 131,2 | |
| Oirschot | 52,3 | |
| Oisterwijk | 87,3 | |
| Oldambt | 16,4 | |
| Oldebroek | 7,5 | |
| Oldenzaal | 18,6 | |
| Olst-Wijhe | 19,5 | |
| Ommen | 14,4 | |
| Oost Gelre | 13,8 | |
| Oosterhout | 89,8 | |
| Ooststellingwerf | 10,6 | |
| Oostzaan | 32,9 | |
| Opmeer | 11,2 | |
| Opsterland | 18,2 | |
| Oss | 39,1 | |
| Oude IJsselstreek | 16,1 | |
| Ouder-Amstel | 92,7 | |
| Oudewater | 13,4 | |
| Overbetuwe | 20,6 | |
| Papendrecht | 33,9 | |
| Peel en Maas | 36,3 | |
| Pekela | 18,4 | |
| Pijnacker-Nootdorp | 80,7 | |
| Purmerend | 27,7 | |
| Putten | 11 | |
| Raalte | 15,4 | |
| Reimerswaal | 374,9 | |
| Renkum | 40,6 | |
| Renswoude | 7,9 | |
| Reusel-De Mierden | 148,3 | |
| Rheden | 37,7 | |
| Rhenen | 49,4 | |
| Ridderkerk | 26 | |
| Rijssen-Holten | 13 | |
| Rijswijk (ZH.) | 123,6 | |
| Roerdalen | 103,6 | |
| Roermond | 86 | |
| Roosendaal | 254,1 | |
| Rotterdam | 96,2 | |
| Rozendaal | 78,1 | |
| Rucphen | 173,8 | |
| Schagen | 19,2 | |
| Scherpenzeel | 0 | |
| Schiedam | 53,8 | |
| Schiermonnikoog | 93 | |
| Schouwen-Duiveland | 74 | |
| Simpelveld | 162,4 | |
| Sint-Michielsgestel | 53 | |
| Sittard-Geleen | 192 | |
| Sliedrecht | 29,6 | |
| Sluis | 3860,7 | |
| Smallingerland | 17,1 | |
| Soest | 40,4 | |
| Someren | 56,9 | |
| Son en Breugel | 60,8 | |
| Stadskanaal | 21,3 | |
| Staphorst | 5,2 | |
| Stede Broec | 16,5 | |
| Steenbergen | 103,9 | |
| Steenwijkerland | 26,2 | |
| Stein (L.) | 232,2 | |
| Stichtse Vecht | 59 | |
| Súdwest-Fryslân | 19,6 | |
| Terneuzen | 2787,1 | |
| Terschelling | 55,6 | |
| Texel | 42,4 | |
| Teylingen | 56,9 | |
| Tholen | 200,8 | |
| Tiel | 48,2 | |
| Tilburg | 110 | |
| Tubbergen | 8,5 | |
| Twenterand | 12,1 | |
| Tynaarlo | 21,1 | |
| Tytsjerksteradiel | 9,9 | |
| Uitgeest | 13,6 | |
| Uithoorn | 18,9 | |
| Urk | 8,4 | |
| Utrecht | 93,8 | |
| Utrechtse Heuvelrug | 55,2 | |
| Vaals | 362,8 | |
| Valkenburg aan de Geul | 186,2 | |
| Valkenswaard | 192,6 | |
| Veendam | 9,9 | |
| Veenendaal | 18 | |
| Veere | 229,8 | |
| Veldhoven | 97,3 | |
| Velsen | 27,2 | |
| Venlo | 49,5 | |
| Venray | 43 | |
| Vijfheerenlanden | 42,6 | |
| Vlaardingen | 38,3 | |
| Vlieland | 35,4 | |
| Vlissingen | 245,7 | |
| Voerendaal | 84,6 | |
| Voorne aan Zee | 49,4 | |
| Voorschoten | 67,6 | |
| Voorst | 16,3 | |
| Vught | 81 | |
| Waadhoeke | 12,7 | |
| Waalre | 142,2 | |
| Waalwijk | 71,3 | |
| Waddinxveen | 35 | |
| Wageningen | 159,3 | |
| Wassenaar | 219 | |
| Waterland | 18,1 | |
| Weert | 184,8 | |
| West Betuwe | 28,6 | |
| West Maas en Waal | 22,7 | |
| Westerkwartier | 15,5 | |
| Westerveld | 25,3 | |
| Westervoort | 27,2 | |
| Westerwolde | 20,6 | |
| Westland | 31,8 | |
| Weststellingwerf | 17,2 | |
| Wierden | 14,7 | |
| Wijchen | 29,7 | |
| Wijdemeren | 29,6 | |
| Wijk bij Duurstede | 62,8 | |
| Winterswijk | 12,5 | |
| Woensdrecht | 3772,2 | |
| Woerden | 36,9 | |
| Wormerland | 19,2 | |
| Woudenberg | 31,8 | |
| Zaanstad | 40,9 | |
| Zaltbommel | 36,1 | |
| Zandvoort | 49,4 | |
| Zeewolde | 23,1 | |
| Zeist | 69,2 | |
| Zevenaar | 14,2 | |
| Zoetermeer | 47,8 | |
| Zoeterwoude | 77,3 | |
| Zuidplas | 39,8 | |
| Zundert | 527 | |
| Zutphen | 31 | |
| Zwartewaterland | 5,9 | |
| Zwijndrecht | 48,7 | |
| Zwolle | 33,8 | |
| 1)De concentratie-index voor een gemeente is de verhouding tussen het percentage Belgische inwoners in de gemeente en het percentage Belgen in de totale bevolking van Nederland, vermenigvuldigd met 100. | ||
5.4Belgische werknemers in Nederland
Deze paragraaf beschrijft een aantal achtergrondkenmerken van Belgische werknemers in Nederland, ongeacht hun woonland. Met werknemers worden hier personen bedoeld die in Nederland werken en onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving vallen; zzp’ers en overige zelfstandigen vallen buiten deze groep. Van deze groep bekijken we onder meer de leeftijdsopbouw, in welke sectoren zij werkzaam zijn, en wat hun uurloon is. Deze statistieken worden vergeleken met die van Duitse werknemers in Nederland en werknemers met de Nederlandse nationaliteit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens voor het jaar 2022.
Belgische werknemers relatief vaak werkzaam in industrie
In 2022 werkten een kleine 30 duizend werknemers met de Belgische nationaliteit in Nederland. In hetzelfde jaar waren ruim 48 duizend Duitse werknemers in Nederland werkzaam. Werknemers met de Belgische nationaliteit zijn vaker werkzaam in de Nederlandse industrie (15 procent) dan werknemers met de Nederlandse nationaliteit (nog geen 10 procent), zie figuur 5.4.1. Ook Duitsers werken in Nederland vaker in de industrie dan Nederlanders: ruim 12 procent van de Duitse werknemers is werkzaam in die bedrijfstak. Belgen werkzaam in de Nederlandse industrie zijn vaker dan Nederlanders actief in de machine-, chemische, of auto- en aanhangwagenindustrie. Nederlanders werken binnen de industrie, net als Duitse werknemers in Nederland, het vaakst in de voedingsmiddelenindustrie. Ook Duitse werknemers werken iets vaker dan Nederlanders in de machine-industrie.
Het grootse aandeel van de Belgische werknemers werkt echter in de gezondheids- en welzijnszorg: 16 procent. Van de Nederlandse werknemers is ruim 19 procent werkzaam in deze bedrijfstak. Duitse werknemers zijn opvallend minder vaak werkzaam in de gezondheidszorg: ruim 8 procent van de Duitsers werkzaam in Nederland werkt in deze bedrijfstak. Zowel Belgen als Duitsers werkzaam binnen de gezondheids- en welzijnszorg in Nederland zijn vaker dan hun Nederlandse collega’s werkzaam in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld in ziekenhuizen, en minder vaak in de verpleging of welzijnszorg.
Belgen zijn vrijwel even vaak actief in de bedrijfstak handel als Nederlanders: respectievelijk 14,6 en 14,7 procent. Duitsers zijn opvallend vaak werkzaam in deze bedrijfstak. Ruim 18 procent van de Duitse werknemers in Nederland werkt in de handel. Binnen de zakelijke dienstverlening – verhuur en overige zakelijke diensten, en specialistische zakelijke diensten – zijn relatief veel Belgische werknemers in dienst: bijna één op de vijf werknemers met de Belgische nationaliteit werkzaam in Nederland werkt in een van deze twee bedrijfstakken. Dit geldt nog sterker voor Duitsers werkzaam in Nederland: bijna een kwart van deze groep werkt in een van de twee bedrijfstakken in de zakelijke dienstverlening. Ter vergelijking: van de Nederlandse werknemers is een kleine 16 procent actief in deze bedrijfstakken.
| Gezondheids- en welzijnszorg | Industrie | Handel | Verhuur en overige zakelijke diensten | Specialistische zakelijke diensten | Onderwijs | Overig | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Duitse | 8,3 | 12,3 | 18,2 | 13,6 | 9,9 | 10,8 | 26,9 |
| Nederlandse | 19,2 | 9,8 | 14,7 | 9,5 | 6,2 | 7,4 | 33,0 |
| Belgische | 16,0 | 14,9 | 14,6 | 10,7 | 9,1 | 7,5 | 27,2 |
Relatief veel jonge Belgische werknemers in Nederland
De gemiddelde leeftijd van Belgische werknemers in Nederland is afgerond 40 jaar, zie figuur 5.4.2. Ze zijn daarmee net wat jonger dan hun Nederlandse (43 jaar) en Duitse (41 jaar) collega’s. Meer dan de helft van de Belgische werknemers (54,8 procent) valt in de leeftijdscategorieën 26 tot en met 35 jaar (30,7 procent) of 36 tot en met 45 jaar (24,1 procent). Eén op de vijf Belgische werknemers is tussen de 46 en 55 jaar oud, wat vergelijkbaar is met Nederlandse en Duitse werknemers (figuur 5.4.3). In de leeftijdscategorie 56–65 jaar zijn de verschillen tussen de nationaliteiten groter. Meer dan één op de vijf Nederlandse werknemers valt in deze categorie. Van de Belgische werknemers is dit een krappe 14 procent en van de Duitse werknemers 16 procent.
| Leeftijdsgroep | Belgische | Nederlandse | Duitse |
|---|---|---|---|
| 18- | 0,3 | 0,4 | 0,1 |
| 18-25 | 9,4 | 11,1 | 8,7 |
| 26-35 | 30,7 | 22,6 | 28,3 |
| 36-45 | 24,1 | 20,1 | 25,7 |
| 46-55 | 20,3 | 22,0 | 19,6 |
| 56-65 | 13,8 | 20,8 | 16,0 |
| 66-75 | 1,3 | 2,8 | 1,6 |
| 75+ | 0,1 | 0,1 | 0,1 |
Belgen verdienen goed, vooral in industrie, zakelijke dienstverlening en handel
Belgische werknemers verdienden in Nederland per uur gemiddeld 7 euro meer dan Nederlandse werknemers, zie figuur 5.4.2. In 2022 was het gemiddelde uurloon van Belgen in Nederland 36 euro. Nederlandse werknemers verdienden gemiddeld 29 euro per uur. Het uurloon van Duitse werknemers lag gemiddeld nog een stuk hoger dan dat van Belgische werknemers, namelijk op 43 euro. Als we naar het mediane uurloon kijken dan zijn de verschillen een stuk kleiner. Het mediane uurloon van Nederlandse werknemers lag in 2022 op 25 euro. Dat van Belgen was 2 euro hoger en dat van Duitsers 1 euro lager (figuur 5.4.2). De grote verschillen in gemiddeld uurloon tussen Belgen, Duitsers en Nederlanders kunnen we dus voor een deel verklaren door grote uitschieters naar boven. Een relatief klein aantal zeer goed verdienende Duitsers haalt het gemiddelde uurloon van de Duitse werknemers omhoog, terwijl het uurloon van de meeste Duitse werknemers in Nederland lager ligt dan dat van Nederlanders en Belgen. Dat laatste blijkt uit het lagere mediane uurloon.
In tabel 5.4.4 zijn de gemiddelde leeftijd, het gemiddelde en mediane uurloon en het aandeel werknemers per bedrijfstak en nationaliteit weergegeven voor de zes grootste bedrijfstakken naar aandeel werknemers. In deze bedrijfstakken werkt bijna driekwart van de werknemers met de Belgische nationaliteit, bijna driekwart van de werknemers met de Duitse nationaliteit en ruim twee derde van de Nederlandse werknemers (zie ook figuur 5.4.1). Uit tabel 5.4.4 komt naar voren dat Belgische werknemers vooral in de industrie, specialistische zakelijke diensten en handel gemiddeld meer per uur verdienen dan hun Nederlandse collega’s. In de overige sectoren zijn de verschillen (veel) kleiner.
Het grootste verschil vinden we in de industrie. In deze bedrijfstak verdienen Belgische werknemers gemiddeld bijna 11 euro meer dan Nederlandse werknemers. Het verschil in gemiddelde leeftijd is ook het grootst in deze bedrijfstak: Belgen (41,6 jaar) zijn in deze bedrijfstak gemiddeld 4,6 jaar jonger dan Nederlanders (46,2 jaar). Ook in de specialistische zakelijke diensten (46,7 euro) en in de handel (33,3 euro) ligt het uurloon van Belgische werknemers ongeveer 10 euro hoger dan dat van Nederlandse (respectievelijk 36,4 en 23,7 euro).
Het gemiddelde uurloon van Duitsers werkzaam in die twee laatstgenoemde bedrijfstakken is opmerkelijk hoger: respectievelijk 50,8 en 73,1 euro. Dit komt door een relatief kleine groep die dat jaar een hoge tot zeer hoge (bijzondere) beloning voor hun werkzaamheden kregen. Opvallend is dat het mediane uurloon van Duitse werknemers in alle bedrijfstakken, behalve in de specialistische zakelijke diensten, lager dan dat van Belgische werknemers ligt.
| Gemiddelde leeftijd | Gemiddeld uurloon | Mediaan uurloon | Aandeel werknemers | |
|---|---|---|---|---|
| Bedrijfstak | jaar | euro | euro | % |
| Gezondheids- en welzijnszorg | ||||
| Belgische nationaliteit | 40,7 | 33,5 | 29,2 | 16,0 |
| Duitse nationaliteit | 44,9 | 34,6 | 28,1 | 8,3 |
| Nederlandse nationaliteit | 43,7 | 28,9 | 27,0 | 19,2 |
| Industrie | ||||
| Belgische nationaliteit | 41,6 | 42,0 | 31,2 | 14,9 |
| Duitse nationaliteit | 43,9 | 37,1 | 26,5 | 12,3 |
| Nederlandse nationaliteit | 46,2 | 31,3 | 26,2 | 9,8 |
| Handel | ||||
| Belgische nationaliteit | 40,0 | 33,3 | 22,6 | 14,6 |
| Duitse nationaliteit | 40,0 | 73,1 | 20,7 | 18,2 |
| Nederlandse nationaliteit | 40,3 | 23,7 | 19,1 | 14,7 |
| Verhuur en overige zakelijke diensten | ||||
| Belgische nationaliteit | 37,0 | 22,5 | 18,8 | 10,7 |
| Duitse nationaliteit | 39,5 | 22,3 | 18,0 | 13,6 |
| Nederlandse nationaliteit | 39,4 | 21,5 | 18,7 | 9,5 |
| Specialistische zakelijke diensten | ||||
| Belgische nationaliteit | 37,6 | 46,7 | 29,7 | 9,1 |
| Duitse nationaliteit | 38,1 | 50,8 | 30,3 | 9,9 |
| Nederlandse nationaliteit | 40,7 | 36,4 | 28,1 | 6,2 |
| Onderwijs | ||||
| Belgische nationaliteit | 40,1 | 37,7 | 35,8 | 7,5 |
| Duitse nationaliteit | 39,1 | 34,0 | 30,8 | 10,8 |
| Nederlandse nationaliteit | 44,5 | 34,8 | 35,2 | 7,4 |
Belgische werknemers zijn vaker man
Hoewel Belgische inwoners van Nederland vaker vrouw zijn, zijn Belgische werknemers werkzaam in Nederland vaker man (54,5 procent; tabellen 5.4.5 en 5.4.6). Daarbij valt op dat het verschil in gemiddeld uurloon tussen Belgische en Nederlandse mannen aanmerkelijk groter is dan dat tussen Belgische en Nederlandse vrouwen: Belgische mannen verdienen gemiddeld 8,81 euro per uur meer dan Nederlandse mannen, terwijl het uurloon van Belgische vrouwen gemiddeld 3,38 euro hoger ligt dan dat van Nederlandse vrouwen.
| Belgische | Nederlandse | Duitse | |
|---|---|---|---|
| Gemiddelde leeftijd (jaar) | 40,35 | 42,95 | 41,79 |
| Gemiddeld uurloon (euro) | 40,35 | 31,54 | 56,64 |
| Mediaan uurloon (euro) | 27,78 | 26,12 | 25,00 |
| Aandeel (%) | 54,50 | 50,80 | 48,30 |
| Belgische | Nederlandse | Duitse | |
|---|---|---|---|
| Gemiddelde leeftijd (jaar) | 40,15 | 42,59 | 40,60 |
| Gemiddeld uurloon (euro) | 30,37 | 26,99 | 29,29 |
| Mediaan uurloon (euro) | 25,59 | 24,82 | 23,35 |
| Aandeel (%) | 45,50 | 49,20 | 51,70 |
Het relatief grote verschil in uurloon tussen Belgische en Nederlandse mannen kan verklaard worden door het feit dat Belgische mannen vaker dan Belgische vrouwen werkzaam zijn in de industriële sector. Ruim één vijfde van de mannelijke Belgische werknemers werkt in deze bedrijfstak. Vrouwelijke werknemers met de Belgische nationaliteit werken dan weer vaker in de gezondheids- en welzijnszorg: meer dan een kwart van de Belgische vrouwen is werkzaam in deze bedrijfstak. Het uurloon in de gezondheidszorg (tabel 5.4.4) is lager dan het gemiddelde uurloon (figuur 5.4.2). In de industrie is dit juist hoger.
5.5Grenspendel tussen Nederland en België
In de voorgaande paragraaf werden de Belgische werknemers in Nederland uitgelicht. Ongeveer de helft van deze Belgische werknemers woont in Nederland, de andere helft steekt periodiek de grens over om in Nederland te werken. Deze inkomende grenspendelaars komen in deze paragraaf aan bod, net als grenspendelaars vanuit Nederland naar België. Cijfers over grenspendel en andere arbeidsmarktindicatoren over grensregio’s zijn te vinden op het Internetportal Grensdata.
Verschil tussen inkomende grenspendelaars en arbeidsmigranten uit het buurland
Om het verschil tussen inkomende grenspendelaars en arbeidsmigranten uit te leggen, zijn de volgende kenmerken van belang: werkland, woonland en nationaliteit. Als voorbeeld laten we mensen zien die in Nederland werkzaam zijn. Zij kunnen in Nederland, België of een ander land wonen, en de Nederlandse, Belgische of andere nationaliteit hebben. Figuur 5.5.1 stelt de verschillende categorieën visueel voor. Belgische arbeidsmigranten zijn mensen met de Belgische nationaliteit die wonen én werken in Nederland (aan bod gekomen in paragraaf 5.4). Inkomende grenspendelaars werken in Nederland als werknemer maar wonen in België. Zij kunnen de Belgische nationaliteit hebben, maar ook de Nederlandse of zelfs een andere nationaliteit. Alle drie de categorieën in de bovenste rij rekenen we dan ook tot de inkomende grenspendelaars uit België.
Tot slot is het van belang te realiseren dat de categorie werknemers in Nederland met de Belgische nationaliteit meer is dan de Belgische arbeidsmigranten en Belgische grenspendelaars alleen. Zo zijn er ook mensen met de Belgische nationaliteit die in Nederland werken maar noch in Nederland, noch in België wonen (maar bijvoorbeeld in Duitsland). Dit zijn geen Belgische arbeidsmigranten, en geen grenspendelaars vanuit België. Dit betreft echter een kleine groep.
Het totaal aantal inkomende grenspendelaarsnoot2 in Nederland vanuit België bedroeg ruim 42 duizend in 2021, zie figuur 5.5.2. Dit aantal is vrijwel stabiel over de tijd sinds 2017. Van de grenspendelaars had in 2019 de meerderheid de Nederlandse nationaliteit (56 procent) en 36 procent de Belgische nationaliteit, zie figuur 5.5.3.noot3 Voor deze Nederlandse pendelaars geldt dat het in een groot deel van de gevallen gaat om Nederlanders die in België zijn gaan wonen en in Nederland hun baan hebben gehouden of gevonden.
Omgekeerd is het aantal grenspendelaars vanuit Nederland naar België met circa 12 duizend in 2021 een stuk lager. Dit aantal daalde licht sinds 2017. Hiervan had in 2019 circa de helft de Nederlandse nationaliteit en ruim 40 procent de Belgische.
| jaar | Werkland België, woonland Nederland | Werkland Nederland, woonland België |
|---|---|---|
| 2017 | 12,79 | 40,14 |
| 2018 | 13,04 | 42,47 |
| 2019 | 12,49 | 41,54 |
| 2020 | 12,10 | 40,82 |
| 2021 | 11,84 | 42,14 |
| Bron: Grensdata (2024a) | ||
| Type | Belgische nationaliteit | Nederlandse nationaliteit | Overige nationaliteit |
|---|---|---|---|
| Werkland Nederland woonland België | 15,1 | 23,5 | 3,0 |
| Werkland België woonland Nederland | 5,2 | 6,2 | 1,1 |
| Bron: Grensdata (2024a) | |||
Grote regionale verschillen in mate van grenspendel
Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben het hoogste aandeel werknemers dat in België woont maar in Nederland werkt, afgezet tegen het totaal aantal werknemers in die regio, zie figuur 5.5.4. In 2021 was dat aandeel in die regio’s ruim 4 procent, terwijl het gemiddelde aandeel voor Nederland in totaliteit slechts 0,5 procent is. Andere regio’s met een meer dan gemiddeld aandeel grenspendelaars vanuit België zijn Zuidoost-Noord-Brabant, Midden-Limburg, West-Noord-Brabant en Midden-Noord-Brabant, alle grenzend aan België met aandelen tussen 1 en 2 procent. Qua nationaliteit wijken de inkomende grenspendelaars in Zeeuws-Vlaanderen duidelijk af van de andere regio’s. Van de pendelaars naar Zeeuws-Vlaanderen heeft slechts een derde de Nederlandse nationaliteit, terwijl dit aandeel bij andere regio’s ruim meer dan de helft is.
Aan de Belgische zijde van de grens zijn de aandelen inkomende grenspendelaars vanuit Nederland lager. Voor heel België is dit aandeel 0,3 procent. Bij de Belgische grensregio’s laat het arrondissement Eeklo net over de grens bij Zeeuws-Vlaanderen echter een aandeel zien van ruim 2 procent in 2021. Dit wil zeggen dat ruim 2 procent van de werknemers in dit arrondissement wordt gevormd door grenspendelaars vanuit Nederland. Daarnaast hebben de arrondissementen Tongeren, Sint-Niklaas en Maaseik in Belgisch Limburg aandelen inkomende pendelaars van boven de 1 procent.
Naar nationaliteit zijn ook duidelijke verschillen zichtbaar tussen de regio’s. Zo betreft de inkomende grenspendel vanuit Nederland in de arrondissementen Tongeren, Maaseik en Turnhout voor twee derde pendelaars met de Nederlandse nationaliteit, terwijl dit aandeel in de arrondissementen Eeklo en Sint-Niklaas slechts een derde is. Dit is niet heel vreemd, gezien de specifieke ligging van Zeeuws-Vlaanderen dat min of meer ingebed is in België. Tenslotte kan vermeld worden dat hoewel het aandeel grenspendel uit Nederland voor arrondissement Antwerpen net geen 1 procent van de werknemers betreft, dit nog steeds meer dan gemiddeld is. En omdat het totaal aantal werknemers in Antwerpen omvangrijk is, gaat het in absolute zin om toch ruim 5 duizend mensen die vanuit Nederland naar Antwerpen pendelen.
Grenspendelaars uit België vooral werkzaam in de industrie
Vergeleken met alle werknemers in Nederland werken grenspendelaars uit België relatief vaak in de industrie, zie figuur 5.5.5. In 2019 werkte circa een op de vijf grenspendelaars in die bedrijfstak tegenover een op de tien van alle werknemers. Grenspendelaars uit België werkten relatief iets minder vaak in de bedrijfstak overheid, zorg en cultuur. Met name bij de overheid waren minder pendelaars werkzaam.
Ook de grenspendelaars die vanuit Nederland in België werken laten op hoofdlijnen een vergelijkbaar beeld zien qua verdeling over de bedrijfstakken. Zij zijn relatief vaak in de Belgische industrie werkzaam en minder vaak binnen de overheid, zorg en cultuur. Dit geldt alleen niet voor de deelsector cultuur. Dat betekent dat grenspendelaars naar Nederland relatief vaker werkzaam zijn in de deelsectoren zorg en onderwijs dan dat grenspendelaars naar België dat zijn.
| Landbouw, bosbouw en visserij | Nijverheid (geen bouw) en energie | Bouwnijverheid | Handel, vervoer, horeca, ICT | Zakelijke dienstverlening | Overheid, zorg en cultuur | Extraterritoriale organisaties en onbekend | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Werkt in Nederland | Woont in België | 1 | 20 | 3 | 26 | 22 | 27 | 1 |
| Werkt in Nederland | Alle werknemers | 1 | 10 | 4 | 30 | 22 | 32 | 1 |
| Werkt in België | Woont in Nederland | 1 | 24 | 7 | 28 | 20 | 20 | 0 |
| Werkt in België | Alle werknemers | 1 | 13 | 5 | 24 | 19 | 38 | 0 |
| Bron: Grensdata (2024b) | ||||||||
5.6Samenvatting en conclusie
In 2022 was de bruto-arbeidsparticipatie in Nederland hoger dan in België. Ook was deze in Nederland gelijkmatiger verdeeld over de landsdelen dan over de gewesten in België. Van de 15- tot 65‑jarigen, namen mensen in het Vlaamse Gewest – met 73,8 procent – het vaakst deel aan de arbeidsmarkt, vaker dan in het Waalse Gewest (65,5 procent) en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (67,7 procent). De arbeidsparticipatie in het Vlaamse Gewest komt daarmee het dichtst in de buurt van die in Nederland (84,7 procent). De verschillen in arbeidsparticipatie tussen Nederland en België concentreren zich vooral in de jongste en oudste leeftijdsgroepen; voor de groep 25- tot 55‑jarigen is er nagenoeg geen verschil in arbeidsparticipatie tussen beide landen.
In Nederland werkte 81,8 procent van de 15- tot 65‑jarigen. In België was dit aandeel kleiner, namelijk 66,5 procent. Dit gaat samen met een grotere variëteit aan arbeidsvormen in Nederland: in Nederland werkten 15- tot 65‑jarigen vaker in deeltijd of in een tijdelijk dienstverband dan in België, met name het aandeel werkende scholieren en studenten ligt in Nederland fors hoger dan in België. Het aandeel zelfstandigen is in Nederland ook iets hoger, maar gelijk aan dat in het Vlaamse Gewest. Het werkloosheidspercentage lag in Nederland lager dan in België.
Van de ruim 1,4 miljoen inwoners van Nederland met een andere dan de Nederlandse nationaliteit, waren er op 1 januari 2023 ruim 39 duizend Belg. Meer dan de helft van deze Belgen (53 procent) is vrouw. Belgen wonen met name in de grensregio, maar ook in de Randstad en studentensteden. Bijna een kwart van de Belgen woonachtig in Nederland woont in Zeeuws-Vlaanderen of het nabije Noord-Brabantse Woensdrecht. Belgische vrouwen vestigen zich relatief vaak voor een studie en Belgische mannen relatief vaak voor werk in Nederland. Het vaakst vestigen Belgen zich echter vanwege een partner in Nederland.
In tegenstelling tot Belgische inwoners van Nederland zijn Belgische werknemers in Nederland vaker man. Ook zijn Belgische werknemers relatief jong: gemiddeld 40 jaar. De gemiddelde Nederlandse werknemer is 43 jaar oud. Belgische werknemers zijn in Nederland relatief vaak werkzaam in de industrie: bijna 15 procent van de Belgische werknemers in Nederland is actief in deze bedrijfstak, tegen 10 procent van de Nederlandse werknemers. Belgische werknemers zijn nog iets vaker actief in de gezondheids- en welzijnszorg: in deze bedrijfstak is 16 procent van hen werkzaam. Van de Nederlandse werknemers werkt 19 procent in deze bedrijfstak.
Belgische werknemers verdienen in Nederland over het algemeen meer dan hun Nederlandse collega’s, wat tot uitdrukking komt in een hoger gemiddeld en mediaan uurloon. Het verschil in uurloon tussen Belgen en Nederlanders is groter bij de mannen dan bij de vrouwen. Dit kan verklaard worden door het feit dat Belgische mannen in Nederland vaker dan Belgische vrouwen werkzaam zijn in de industrie, handel of specialistische zakelijke dienstverlening. In deze sectoren zijn de verschillen in uurloon tussen Belgische en Nederlandse werknemers het grootst: gemiddeld (ruim) 10 euro.
Iedere EU-burger is vrij om te beslissen in welk land van de Europese Unie hij/zij wil wonen of werken. Dit grondrecht is in de Europese wet verankerd: ‘alle burgers van de EU hebben de vrijheid om in elke lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen of diensten te verlenen’. Deze vrijheid van wonen en werken opent voor elke EU-burger meerdere arbeidsmarkten en zorgt niet alleen voor verhuizingen binnen de EU, maar ook voor grensoverschrijdende pendelbewegingen. In 2021 waren er ruim 42 duizend inkomende grenspendelaars vanuit België. Dit aantal is stabiel over de tijd sinds 2017. Van de grenspendelaars had de meerderheid de Nederlandse nationaliteit (56 procent) en 36 procent de Belgische nationaliteit. Voor de eerste groep geldt dat het in een groot deel van de gevallen gaat om Nederlanders die in België zijn gaan wonen en in Nederland een baan hebben behouden (of gevonden). De tweede groep grenspendelaars (met de Belgische nationaliteit) vormt ongeveer de helft van de Belgische werknemers in Nederland. Het aantal grenspendelaars vanuit Nederland naar België bedroeg in 2021 circa 12 duizend. Dit aantal daalt heel licht sinds 2017. Hiervan had circa de helft de Nederlandse nationaliteit en ruim 40 procent de Belgische.
De regio’s Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg kenden in 2021 met ruim 4 procent het grootste aandeel werknemers dat in België woont maar in Nederland werkt. In 2021 was dat aandeel voor Nederland gemiddeld 0,5 procent. Andere COROP-gebieden met relatief veel grenspendelaars vanuit België zijn Zuidoost-Noord-Brabant, Midden-Limburg, West-Noord-Brabant en Midden-Noord-Brabant, alle grenzend aan België. Vanuit Belgisch perspectief zijn de aandelen inkomende grenspendelaars vanuit Nederland lager. Voor heel België is dit aandeel 0,3 procent. Bij de Belgische grensregio’s laat het arrondissement Eeklo net over de grens bij Zeeuws-Vlaanderen echter een aandeel zien van ruim 2 procent in 2021. Ook de arrondissementen Tongeren, Sint-Niklaas en Maaseik in Belgisch Limburg hebben aandelen inkomende pendelaars van boven de 1 procent.
5.7Data en methoden
Belgische werknemers
Om de populatie van Belgische werknemers in Nederland te beschrijven, is een microdataset samengesteld op basis van het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB). Het SSB bevat databestanden met gegevens over natuurlijke personen, banen, inkomen, onderwijsdeelnemers en andere informatie, zoals nationaliteit. Voor de analyses over werknemers in dit hoofdstuk, hebben we gegevens uit registraties gekoppeld op persoonsniveau. Deze cijfers zijn uitsluitend bedoeld om een vergelijking te maken tussen verschillende groepen werknemers en zijn niet bedoeld, noch geschikt, om als randtotalen of als op zichzelf staande feiten over de Nederlandse bevolking te gebruiken.
Er worden in dit hoofdstuk drie groepen werknemers vergeleken: mensen werkzaam in Nederland met een Belgische, Duitse, of Nederlandse nationaliteit. Om deze groepen af te bakenen hebben we informatie uit SSB-databronnen voor het verslagjaar 2022 gebruikt. Tevens hanteren we de definities in deze bronnen. Concreet gaat het daarbij om de volgende SSB-bronnen:
- Nationaliteitskenmerken van alle in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven personen. Nationaliteit is het wettelijk onderdaan zijn van een bepaalde staat (staatsburgerschap);
- Persoonskenmerken van alle in de BRP ingeschreven personen. Dit bestand bevat algemeen beschrijvende persoonskenmerken zoals geslacht en geboortedatum.
- Personen sociaaleconomische categorie. Dit bestand bevat gegevens over de sociaaleconomische categorie van personen in een bepaalde maand. Van de afzonderlijke inkomensbronnen (onder andere salaris, uitkeringen), die aan de afbakening van de sociaaleconomische categorie ten grondslag liggen, wordt aangegeven welk type inkomensbronnen een persoon in de betreffende periode heeft. Een persoon kan binnen een jaar in meerdere categorieën vallen. Vóór het bepalen van de groepen werknemers in 2022 is aan alle personen één sociaaleconomische categorie toegekend, namelijk de categorie waartoe zij gedurende het jaar het langst behoorden;
- Banen en lonen op basis van de Polisadministratie.noot4 De Polisadministratie is afkomstig van het UWV en op haar beurt gebaseerd op de loonaangiften die bedrijven en uitkeringsinstanties bij de Belastingdienst moeten doen. Op basis van deze gegevens wordt onder meer de groep werknemers in Nederland bepaald, plus de daarbij behorende sectoren en hun loon (bruto). Voor het toekennen van de bedrijfstak is per persoon geselecteerd op het bedrijf waar die persoon gedurende het jaar de meeste reguliere uren gewerkt heeft. Het loon is inclusief bijzondere beloning (bedrag) (onder andere vakantiebijslag, eindejaarsuitkeringen, prestatiebeloningen, gratificaties en winstuitkeringen) en het (bruto) bedrag dat aan loon is uitbetaald in verband met overwerk.
- De groep werknemers in onze analyses in paragraaf 5.4 en verder is echter geen exacte weerspiegeling van de werkzame bevolking (de groep zelfstandigen is bijvoorbeeld niet opgenomen in onze analyses), maar een weerspiegeling van alle personen die binnen de BRP en de Polisadministratie vallen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijd- en voltijdbanen, en er is geen rekening gehouden met het feit of de baan de belangrijkste inkomensbron is.
5.8Literatuur
Literatuur
Benelux Unie (2019). Economie en arbeidsmarkt in de grensregio’s van de Benelux landen en aangrenzende gebieden: Een verkenning op NUTS-3 niveau. Secretaris-generaal van de Benelux Unie. Brussel: België.
CBS (2008, 9 januari). België in trek bij Nederlanders. Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2022, 30 september). In vijf jaar 34 procent meer Belgische bedrijven in Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2023a). Bevolking; geslacht, leeftijd, nationaliteit en regio, 1 januari. [Dataset]. Geraadpleegd op 19 februari 2024.
CBS (2023b). Immigranten EU/EFTA; afgeleid migratiedoel, sociaaleconomische categorie. [Dataset]. Geraadpleegd op 19 februari 2024.
Europese Commissie (2023). Vrij verkeer van werknemers.
Eurostat (2024a). Economic activity rates by sex, age and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024b). Activity rates by sex, age, educational attainment level, citizenship and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024c). Employment by sex, age, full-time/part-time, professional status and NUTS 2 regions (1 000). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024d). Part-time employment and temporary contracts – annual data. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024e). Employment by sex, age, professional status and NUTS 2 regions (1 000). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024f). Unemployment rates by sex, age and country of birth (%). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Eurostat (2024g). Unemployment rates by sex, age, citizenship and NUTS 2 regions. [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Grensdata (2024a). Grenspendel werknemers; nationaliteit, woonland, werkregio (NUTS 3). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
Grensdata (2024b). Grenspendel werknemers; bedrijfstak, woonland, werkregio (NUTS 3). [Dataset]. Geraadpleegd op 26 januari 2024.
OESO (2023). Average annual wages. [Dataset]. Geraadpleegd op 20 februari 2024.
Van der Valk, J., Creemers, S., Ter Horst, M., Rooyakkers, J., & Rud, I. (2020). Grensoverschrijdende mobiliteit van mensen. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2020, eerste kwartaal, Duitsland. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Van der Werf (2021). Vestiging van recordaantal Belgen in Zeeuws-Vlaanderen in coronajaar 2020. Provinciale Zeeuwse Courant.
Witlox, M. (2023). ‘Can I help you?’ wordt steeds normaler door personeelstekort. RTL Nieuws.
Noten
Personen kunnen meerdere nationaliteiten hebben. Om dubbeltellingen te voorkomen wordt in statistische overzichten aan personen die meerdere nationaliteiten hebben slechts één nationaliteit toegekend. Daartoe worden prioriteringsregels gesteld. Die komen erop neer dat iemand met de Nederlandse nationaliteit in de statistiek steeds Nederlander is. Voor mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, geldt de volgorde: nationaliteit van één van de Benelux-landen (België, Nederland en Luxemburg), nationaliteit van een staat binnen de Europese Unie, andere Europese nationaliteit, niet-Europese nationaliteit.
Een grenspendelaar is eenieder die onderweg van zijn/haar woonplaats naar de werkplek een landsgrens passeert. Een beperking op basis van hoe vaak deze grens gepasseerd wordt, is in dit geval niet meegenomen. De werknemer moet in het land waar hij werkt onder de sociale zekerheidswetgeving vallen. In deze paragraaf betreft het enkel werknemers en dus geen zzp’ers en overige zelfstandigen.
Voor België is de onderverdeling naar nationaliteit gebaseerd op de cijfers over verslagjaar 2019 omdat geen cijfers over recentere jaren beschikbaar zijn.
De Polisadministratie is een register waarin Nederlandse inkomstengegevens worden opgeslagen zoals lonen, sociale uitkeringen, lijfrentes en pensioenen. Inkomsten zoals de zorgtoeslag en kinderbijslag staan daar niet in. De Polisadministratie wordt beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).