Foto omschrijving: Luchtfoto van palmolieplantage in Beaufort Sabah

Import van goederen vanuit een duurzaamheids­perspectief

Auteurs: Marcel van den Berg, Sarah Creemers, Dio Limpens, Pascal Ramaekers, Janneke Rooyakkers, Manon Weusten

In dit hoofdstuk belichten we de Nederlandse goederenimport vanuit een duurzaamheidsperspectief aan de hand van verschillende onderzoeksvragen. Hoeveel goederen die vanuit verschillende perspectieven te boek staan als milieuvervuilend importeren we, en waar komen ze vandaan? Hoe zit dat voor de import van goederen die juist positief bijdragen aan klimaat, natuur en milieu? Hoe heeft deze import zich ontwikkeld in de laatste decennia? Is Nederland op dit vlak een grote importeur in vergelijking met andere EU-landen en wat zijn de grootste exporteurs wereldwijd? In hoeverre is de wereldwijde export geconcentreerd? En welke Nederlandse bedrijven zijn tenslotte afhankelijk van deze import en in welke mate? Deze vragen komen in dit eerste hoofdstuk in beschrijvende zin aan bod voor een aantal productafbakeningen met betrekking tot duurzaamheid.

1.1Inleiding

Klimaatverandering en de aantasting van het milieu stelt de mensheid voor een enorme opgave. Om verdere opwarming van de aarde zoveel mogelijk te beperken worden er steeds meer en steeds ingrijpendere maatregelen genomen teneinde samenlevingen te verduurzamen en te ‘vergroenen’ in brede zin. Vanuit Europees perspectief is de Green Deal een belangrijke bouwsteen bij deze transitie, die van de EU een ‘moderne, grondstoffenefficiënte en concurrerende economie’ moet maken. De Europese Commissie stelt drie doelen bij deze omslag: (1) een netto-uitstoot van broeikasgassen van nul tegen 2050, (2) economische groei zonder uitputting van grondstoffen, (3) geen mens of regio die aan zijn lot wordt overgelaten (Europese Commissie, 2021a).

Deze transitie grijpt uiteraard in op vele terreinen waaronder de internationale handel. Zo omvat de Europese Green Deal diverse ‘groene’ maatregelen die rechtstreeks de internationale handel raken, zoals het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM, een CO2-grensheffing op een aantal grondstoffen, zie paragraaf 1.2 en hoofdstuk 2 en 5 verder in deze publicatie) en regels voor importproducten die geassocieerd worden met ontbossing (zie paragraaf 1.4 en hoofdstuk 2). Ook vormt duurzaamheid inmiddels een kerncomponent van de EU-handelsstrategie. Recentere handelsovereenkomsten van de EU met derde landen bevatten allemaal uitgebreide afspraken over duurzaamheidsaspecten van handel (zie daarover ook hoofdstukken 3 en 4).

Het overkoepelende thema van deze editie van de Internationaliseringsmonitor is de relatie tussen duurzaamheid en handel, waarbij we de samenhang tussen internationale handel en klimaat, natuur en milieu onderzoeken. Internationale handel is van zichzelf geen duurzame aangelegenheid: bij productie en transport van goederen komt veel uitstoot kijken. Tegelijkertijd kan door middel van handel of investeringen kennis worden uitgewisseld, nieuwe technologieën worden ontwikkeld en de handel in milieuvriendelijke goederen een impuls krijgen (Stam & Kempen, 2022). Schaalvergroting en internationale handel kunnen milieuvriendelijke goederen en goederen die bijdragen aan de energietransitie tevens goedkoper en daardoor beter beschikbaar maken, en aantrekkelijker maken om in te investeren en te produceren (WTO, 2022).

Dit eerste hoofdstuk vormt een opstap naar de volgende hoofdstukken van deze publicatie, waarbij er dieper wordt ingegaan op verschillende duurzaamheidsdimensies van internationale handel, zoals de rol van Nederland in importketens van goederen die vallen onder CBAM of die geassocieerd worden met ontbossing (hoofdstuk 2), ‘groene’ normen in handelsverdragen in hoofdstukken 3 en 4, en de voetafdruk van de Nederlandse import (hoofdstuk 5). Om deze verdiepende analyses uit te voeren, wordt er noodzakelijkerwijs gebruik gemaakt van specifieke dwarsdoorsnedes van de Nederlandse handel, die het mogelijk maken om een complex fenomeen (bijvoorbeeld ontbossing) in (handels)cijfers te vatten en handelspatronen in kaart te brengen. Dit wordt gedaan aan de hand van vijf vastgestelde productlijsten, namelijk de goederenclassificatie van CBAM-, koolstofweglekrisico-, veevoer, ontbossingsgerelateerde-, en ‘groene’ goederen. Deze productlijsten worden vertaald naar de goederen zoals die onderscheiden worden in de Statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG) waarin goederen zijn geclassificeerd volgens de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van Eurostat, zie paragraaf 1.8 Data en methode voor verdere toelichting. De handel in, en productie en consumptie van de eerste vier goederengroepen hebben een negatieve tot sterk negatieve impact op klimaat, natuur en milieu, terwijl de laatste groep juist goederen betreft die moeten bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen.

Leeswijzer

Dit hoofdstuk start met een beschrijving van de import van CBAM-goederen (paragraaf 1.2), gevolgd door de goederen met een risico op koolstoflekkage (paragraaf 1.3), ontbossingsgerelateerde goederen (paragraaf 1.4), veevoergrondstoffen (paragraaf 1.5) en groene goederen (op basis van de zogenaamde CLEG-classificatie, paragraaf 1.6). Elk van deze paragrafen volgt een zelfde opbouw. Eerst wordt de Nederlandse invoer besproken, waarna een vergelijking met de invoer van andere EU-landen volgt. Daarna gaan we in op de belangrijkste handelspartners en de wereldwijde exportconcentratie van de goederen. Ten slotte beschrijven we welke typen bedrijven verantwoordelijk zijn voor de Nederlandse import. Paragraaf 1.7 concludeert en vat het hoofdstuk samen. Meer informatie over de gebruikte databronnen en methoden staat in paragraaf 1.8.

2e EU-importeur van goederen die een risico lopen op koolstoflekkage is Nederland
54,7 miljard euro importeerde Nederland aan groene goederen in 2022

1.2CBAM-goederen

CBAM staat voor Carbon Border Adjustment Mechanism en betreft feitelijk een belasting (koolstofcorrectie) op de import van koolstofintensieve goederen in de EU. De reden van invoering van CBAM is tweeledig. Aan de ene kant is het doel het creëren van een gelijk speelveld (EU-producenten maken vanwege relatief strenge milieuwetgeving hogere kosten dan niet-EU-producenten) en aan de andere kant stimuleert het schonere productie buiten de EU. Klimaatverandering is immers een mondiaal probleem dat vraagt om mondiale oplossingen. CBAM moet voorkomen dat producenten hun productie in de EU verplaatsen naar landen buiten de EU waar minder strenge wetgeving is, waardoor EU-productie wordt vervangen door import uit niet-EU-landen. Het idee erachter is dat productie onder minder strenge milieuregels elders in ieder geval niet toeneemt en/of zelfs vervuilender wordt (Europese Commissie, 2023a). Door de heffing worden de ingevoerde producten duurder voor Nederlandse consumenten en producenten. Intermediaire producten zorgen daarmee voor een hogere kostprijs, wat EU-producenten mogelijk minder concurrerend maakt. In Bohn et al. (2022) is onderzocht in hoeverre Nederlandse bedrijven van die import gebruik maken.

In deze publicatie zijn CBAM-goederen gedefinieerd als alle goederen die onder de CBAM-wetgeving (gaan) vallen. Dit omvat cement, elektriciteit, meststoffen, gietijzer/ijzer/staal en aluminium (Europese Commissie, 2021b). Op 1 oktober 2023 gaat een overgangsfase in, waarin aanvankelijk alleen administratieve verplichtingen aan bedrijven worden opgelegd. Vanaf 1 januari 2026 wordt CBAM volledig ingevoerd. Waterstof valt inmiddels ook onder CBAM-wetgeving, maar wordt hier nog niet meegenomen. In de toekomst kijkt de Europese Commissie of er nog andere goederen in de lijst opgenomen moeten worden.

Vervijfvoudiging importwaarde sinds 1996

In de afgelopen jaren is de Nederlandse importwaarde (inclusief quasi-doorvoer) van CBAM-goederen vervijfvoudigd van 6,9 miljard euro in 1996 tot 34,3 miljard euro in 2022 (zonder quasi-doorvoer ging het om 25,8 miljard euro), zie figuur 1.2.1. Dat komt neer op zo’n 4 procent van de totale Nederlandse importwaarde in 2022. De groei van de import van CBAM-goederen is iets kleiner dan de groei van de totale Nederlandse importwaarde in diezelfde periode. De import van gietijzer, ijzer en staal (49 procent van de importwaarde) is in de groep van CBAM-goederen dominant, gevolgd door aluminium (35 procent). Daarbij is de import van de eerste groep in waarde bijna verviervoudigd sinds 1996, terwijl die van aluminium ruim 6 keer groter is geworden.

34,3 miljard euro importeerde Nederland aan CBAM-goederen in 2022

Nederland importeerde in 2022 veel van de CBAM-goederen uit naburige landen. Deze importeurs zullen in de toekomst geen problemen hebben met de invoering van de CBAM-wetgeving, omdat deze goederen al in de EU geproduceerd zijn en/of al onder het Europese handelsemissiesysteem vallen waardoor geen invoerheffing verschuldigd is bij invoer in Nederland. Ongeveer de helft van de importwaarde was in 2022 afkomstig uit de EU. De belangrijkste herkomstlanden zijn Duitsland, België, Noorwegen, IJsland en Finland. Per goederensoort binnen CBAM verschillen de herkomstlanden behoorlijk. Gietijzer, ijzer en staal komt voornamelijk uit Duitsland, België en Finland; aluminium uit Noorwegen, IJsland en Duitsland.

Ook de exportwaarde van CBAM-goederen is vervijfvoudigd, tot 36,2 miljard euro in 2022. Bijna de helft van de totale CBAM-export in 2022 betreft Nederlandse makelijnoot1 en het overige deel is wederuitvoer of quasi-doorvoer. De export van Nederlandse makelij is daarbij minder hard gegroeid dan de totale export. De Nederlandse industrie is de afgelopen decennia dan ook relatief kleiner geworden terwijl de logistieke functie van Nederland is blijven groeien (zowel in werknemers als in toegevoegde waarde, zie CBS 2023a, CBS 2023b en CBS 2023c).

Uiteraard heeft een aanzienlijk deel van de ontwikkeling van de handelswaarde te maken met prijsstijgingen: tussen 1996 en 2022 is het invoergewicht van CBAM-goederen met 80 procent toegenomen tot 22,7 miljard kilo in 2022. Dat is veel minder dan de vervijfvoudiging van de waardegroei. Vooral in de laatste jaren zijn de prijzen van CBAM-goederen, zoals metalen en kunstmest, fors gestegen: tussen 2021 en 2022 is het invoergewicht met 12 procent toegenomen terwijl de invoerwaarde met 43 procent steeg. Voor aluminium uit het buitenland bijvoorbeeld, betaalden Nederlandse industriële producenten in 2022 bijna 44 procent meer dan een jaar eerder. Voor ijzer en staal was de prijsstijging ruim 28 procent. Ingevoerde meststoffen waren in 2022 zo’n 126 procent duurder vergeleken met een jaar eerder (CBS, 2023d).

1.2.1 Nederlandse import van CBAM-goederen (inclusief quasi-doorvoer) (mld euro)
Aluminium Cement Elektriciteit Gietijzer, ijzer en staal Meststoffen
1996 2,0 0,2 0,2 4,3 0,2
1997 2,6 0,2 0,2 4,6 0,2
1998 2,8 0,2 0,2 5,1 0,2
1999 2,7 0,2 0,2 4,4 0,2
2000 3,1 0,2 0,4 5,2 0,2
2001 3,0 0,2 0,4 5,0 0,3
2002 2,7 0,2 0,4 4,9 0,2
2003 2,6 0,2 0,6 4,9 0,3
2004 2,9 0,2 0,5 6,5 0,3
2005 3,2 0,2 0,9 7,1 0,4
2006 5,1 0,3 1,4 9,2 0,5
2007 5,9 0,2 1,2 10,8 0,5
2008 5,3 0,3 1,5 11,5 0,8
2009 3,2 0,2 0,9 7,3 0,4
2010 4,6 0,2 0,8 8,5 0,4
2011 5,4 0,2 0,9 10,4 0,5
2012 4,8 0,2 1,8 9,7 0,6
2013 4,8 0,2 1,7 9,0 0,5
2014 5,7 0,2 1,4 9,2 0,7
2015 5,8 0,2 1,2 9,1 0,6
2016 5,5 0,2 0,9 9,4 0,5
2017 6,5 0,2 0,7 10,4 0,6
2018 7,2 0,3 1,1 11,5 0,6
2019 6,0 0,3 0,8 10,8 0,6
2020 5,2 0,3 0,7 9,4 0,6
2021 8,0 0,3 1,4 13,4 0,9
2022* 11,9 0,5 3,5 16,8 1,6

Nederland vierde EU-importeur CBAM-goederen

In 2022 was Nederland de vierde importeur van de EU als het gaat om de invoerwaarde van CBAM-goederen, zie tabel 1.2.2. Wat betreft de invoerwaarde uit enkel niet-EU-landen is Nederland zelfs de tweede grootste EU-importeur, waar met name de grote aluminiumimport uit IJsland voor verantwoordelijk is. EFTA-landen (Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland) zijn per definitie vrijgesteld van CBAM vanwege hun deelname of koppeling aan het EU emissiehandelssysteem (Dumitru et al., 2021).

Een belangrijk deel van de ingevoerde CBAM-goederen (uit niet-EU-landen) wordt vervolgens weer (weder) uitgevoerd of doorgevoerd naar andere landen in Europa. Met name cement, kunstmest en aluminium worden weer grotendeels onbewerkt uitgevoerd (Bohn et al., 2022).

1.2.2Positie van Nederland in EU, importwaarde CBAM-goederen
Import uit niet-EU Totale import
2002 2022 2002 2022
CBAM totaal 3 2 5 4
Aluminium 1 1 4 2
Cement 10 10 3 2
Elektriciteit 9 13 5 17
IJzer en staal 7 5 6 5
Meststoffen 9 7 6 7

Bron:Eurostat

China en Duitsland grootste CBAM-exporteurs ter wereld

China, Duitsland, Rusland, Japan en Zuid-Korea waren in 2021 de grootste exporteurs van CBAM-goederen wereldwijd (VN Comtrade, 2023). Deze vijf landen exporteerden samen ruim 35 procent van alle CBAM-goederen wereldwijd (zie figuur 1.2.3). Het belang van deze landen is, op Duitsland na, echter maar klein in de Nederlandse import van deze goederen. Ondanks dat het belang van China in de wereldwijde CBAM-export tussen 2001 en 2021 is toegenomen van 2,5 tot 14,7 procent, was in 2021 slechts zo’n 2 procent van de Nederlandse importwaarde van CBAM-goederen afkomstig uit China. Tussen 2001 en 2021 daalde het EU-27 aandeel in de totale wereldwijde CBAM-uitvoer van 44,9 naar 35,0 procent. De export van individuele goederen binnen CBAM is behoorlijk geconcentreerd bij één of enkele landen (China, Rusland, Vietnam, Turkije) waar Nederland nog niet zoveel uit importeert; er zijn dus alternatieven beschikbaar voor de huidige importpartners (met name EU).

CBAM heeft als doel om de wereldwijde CO2‑uitstoot, die gepaard gaat met de productie van bovengenoemde goederen, te beprijzen, waarbij de belasting aan de grens wordt geheven. Geïmporteerde goederen stijgen dan net zo hard in prijs als dezelfde goederen die binnen de EU geproduceerd worden (Poelhekke, 2021). Exporterende landen zoals Rusland, Turkije, India en China lopen een aanzienlijk risico te worden getroffen door CBAM, maar ook kleine exporterende landen kunnen grote negatieve gevolgen van de heffingen aan de EU-grens ondervinden (zie hiervoor ook hoofdstuk 2). Deze landen exporteren namelijk een hoge waarde aan CBAM-goederen naar de EU. Daarbij komt dat de effectieve CO2‑prijs in deze landen ofwel ver onder die van de EU ligt of zelfs niet bestaat (Dumitru et al., 2021). Ook Zuid-Korea exporteert veel CBAM-goederen naar de EU, maar dit land heeft een goed ontwikkeld emissiehandelssysteem en hogere CO2-prijzen. Daarom wordt Zuid-Korea mogelijk vrijgesteld van CBAM of zal het land slechts te maken krijgen met een lage CBAM-heffing op hun producten, net als het Verenigd Koninkrijk en andere landen met vergelijkbare bestaande, of in ontwikkeling zijnde, systemen (Dumitru et al., 2021; Kardish et al., 2021).

1.2.3 Aandeel van de top 5 landen in de wereldexport van CBAM-goederen, 2021 (%)
Type product Aandeel top 5
CBAM totaal¹⁾ 35,5
Aluminium²⁾ 37,4
Cement³⁾ 38,9
Elektriciteit⁴⁾ 41,0
Gietijzer, ijzer en staal⁵⁾ 39,8
Meststoffen⁶⁾ 45,2
Bron: VN Comtrade
1)China, Duitsland, Rusland, Japan en Zuid-Korea
2)China, Duitsland, Canada, Rusland en India
3)Vietnam, Turkije, VAE, Duitsland en Canada
4)Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Spanje en België
5)China, Duitsland, Japan, Zuid-Korea en Italië
6)Rusland, China, Saoedi-Arabië, Trinidad en Tobago en Nederland

De groep bedrijven in Nederland die CBAM-goederen importeert is niet groot. In 2021 importeerde ongeveer 2 procent van de importeurs in ons land goederen die vanaf eind 2023 onder de CBAM-regeling gaan vallen. Dit percentage is in de afgelopen vijf jaar nauwelijks veranderd. Effectief gaat het vooralsnog om vijf productgroepen die te maken krijgen met deze grensheffing: aluminium, cement, elektriciteit, meststoffen, gietijzer, ijzer en staal. Het aantal goederencodes dat onder deze productgroepen valt, is nog uitgebreider, aangezien ook bewerkingen van deze productgroepen worden meegenomen (bijvoorbeeld: draden, buizen, pijpen, etc.). Ook als we kijken naar de waarde van de geïmporteerde producten die onder CBAM vallen, blijft dit stabiel op ongeveer 2 tot 2,5 procent van de Nederlandse importwaarde. Eerder zagen we een aandeel van 4 procent, maar dat betrof 2022 en bovendien waren die cijfers met quasi-doorvoer. Quasi-doorvoer betreft handel via Nederlands grondgebied door en voor buitenlandse bedrijven. Daardoor betreft de analyse met bedrijfsdimensie dan ook de import zonder quasi-doorvoer.

Multinationals sterk vertegenwoordigd

Als we kijken naar welke bedrijven goederen importeren die onder CBAM vallen, dan valt op dat Nederlandse multinationals (multinationale bedrijven met hun hoofdzetel gevestigd in Nederland) zich relatief veel bezighouden met deze tak van sport. Waar deze groep bedrijven verantwoordelijk is voor 28 procent van de totale Nederlandse goedereninvoer, verzorgen zij bijna 40 procent van de import van CBAM-goederen. Het aandeel dat buitenlandse multinationals vormen in de Nederlandse CBAM-import is zeer beperkt. In één van de productgroepen die onder CBAM gaat vallen, zijn slechts een zeer beperkt aantal bedrijven actief waarbij het wel om zeer forse bedragen gaat. Vanwege geheimhoudingsverplichtingen is het niet mogelijk om daar meer over te zeggen.

Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf importeert relatief veel van de CBAM-goederen uit EU-landen (driekwart van de totale CBAM-import van deze bedrijven), net zoals de Nederlandse multinationals. Buitenlandse multinationals importeren relatief veel uit niet-EU-landen, waardoor zij in grotere mate te maken zullen krijgen met de CBAM-wetgeving.

De belangrijkste productgroep die onder CBAM valt betreft de verzamelgroep gietijzer, ijzer en staal, zoals ook bleek uit figuur 1.2.1. Daarbij valt op dat het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zonder buitenlandse dochters) een relatief groot deel van de Nederlandse import verzorgt. Deze groep bedrijven is goed voor een vijfde van de import van gietijzer, ijzer en staal, terwijl het van de totale Nederlandse goederenimport slechts 14 procent voor zijn rekening neemt. De import van cement en aluminium wordt dan weer relatief vaak door buitenlandse multinationals verzorgd.

1.3Koolstofweglekrisico-goederen

Een tweede classificatie betreft goederen met een hoog koolstofweglekrisico. Het gaat om bedrijfstakken, en daaraan gekoppelde goederen, die volgens de EU een koolstofweglekrisico lopen (Europese Commissie, 2019). Koolstofweglekrisico is het fenomeen waarbij ondernemingen uit de EU op de wereldmarkt een concurrentienadeel kunnen ondervinden doordat de milieuregels binnen de EU strenger zijn dan regels buiten de EU, en hierdoor mogelijk hun productie verplaatsen naar landen met een minder strenge regelgeving. Centraal staat hier de veiling van broeikasgasemissies binnen de EU (EU Emissiehandelssysteem, ofwel EU-ETS) sinds 2003. Daarbij worden er gratis rechten toegewezen in verband met het risico op verplaatsing van productie en daarmee koolstoflekkage. De Europese Raad oordeelde in oktober 2014 dat de kosteloze toewijzing niet behoort af te lopen en dat de bestaande maatregelen na 2020 moeten blijven bestaan in een bepaalde vorm om het koolstofweglekrisico ten gevolge van het klimaatbeleid tegen te gaan, zolang er in andere grote economieën geen vergelijkbare inspanningen worden geleverd (Europese Commissie, 2019). Wanneer bedrijven hun energie-intensieve productie buiten de EU verplaatsen, verliezen ze onder minder strenge milieuregelgeving mogelijk de stimulans om hun productie te verduurzamen. De uitstoot van koolstof kan daarmee hetzelfde blijven, of zelfs toenemen wanneer de productie buiten de EU opgeschroefd wordt (Europese Commissie, 2023b).

Bij CBAM gaat het om een belasting op de import van koolstof-intensieve goederen uit niet-EU-landen en hier gaat het om bedrijfstakken met een koolstofweglekrisico en daarom, onder voorwaarden, een gratis toewijzing krijgen van EU-ETS-emissierechten binnen de EU. Beide initiatieven zijn van belang om verdere opwarming van de aarde als gevolg van broeikasgassen te beperken. CBAM zal geleidelijk in de plaats komen van de bestaande EU-mechanismen tegen het risico van koolstof­lekkage. De afschaffing van gratis rechten maakt onderdeel uit van een herziene EU ETS. Dit moet ervoor zorgen dat CBAM verenigbaar is met internationale handels­afspraken (Raad van de EU, 2022; Europese Commissie, 2019). De recente uitbreiding van de lijst van CBAM-goederen past in deze lijn.

De EU-wetgeving omtrent koolstofweglekrisico heeft betrekking op een groot aantal (energie-intensieve) bedrijfstakken en omvat veel meer goederen dan de CBAM-classificatie. Naast de productgroepen die onder de CBAM-classificatie vallen (cement, elektriciteit, meststoffen, gietijzer/ijzer/staal en aluminium, zie de bijlage voor cijfers over de overlap), vallen hier ook een groot deel andere sectoren en bijbehorende goederen onder, variërend van o.a. aardolieraffinage en de vervaardiging van kunststoffen tot vervaardiging van bijvoorbeeld farmaceutische producten of voedingsmiddelen. De producten die door deze bedrijfstakken geproduceerd worden, is dan ook uiteenlopend en betreft bij de import bijna een derde van de totale Nederlandse importwaarde.

6,5 keer hogere importwaarde dan in 1996

Sinds 1996 is de importwaarde van koolstofweglekrisico-goederen 6,5 keer groter geworden, van 38,3 miljard euro in 1996 tot 247,6 miljard euro in 2022 (zie figuur 1.3.1). Daarmee groeide de importwaarde van deze goederen harder dan de totale Nederlandse import. In 2022 kan 29 procent van de totale Nederlandse importwaarde daarmee tot de goederen met koolstofweglekrisico’s worden gerekend. Zonder quasi-doorvoer betrof de importwaarde 199,3 miljard euro in 2022.

Met zo’n 10 procent van de importwaarde in 2022 is Rusland het belangrijkste land van herkomst van de goederen die een risico lopen op koolstoflekkage. Goederen als aardolie, aardolieproducten, steenkool, (bestanddelen van) kunstmest, koper en andere metalen en mineralen kwamen in grote mate uit dat land. Andere belangrijke landen van herkomst zijn België, de VS, Duitsland en het VK.

De import van aardolie (27 procent van de importwaarde) en aardolieproducten (17 procent) is dominant, gevolgd door organische basischemie (12 procent). Daarbij is de importwaarde van aardolie en aardolieproducten sterk gestegen sinds 1996. De exportwaarde is eveneens 6,5 keer groter geworden en kwam in 2022 uit op 267,5 miljard euro.

Ook voor deze goederen geldt dat een aanzienlijk deel van de ontwikkeling van de handelswaarde te wijten is aan prijsstijgingen. Zo zijn bijvoorbeeld de prijzen van aardolie en aardolieproducten fors gestegen in de laatste jaren, mede onder invloed van de oorlog in Oekraïne (CBS, 2023e). Sinds 1996 is het invoergewicht van koolstofweglekrisico-goederen bijna verdubbeld tot 312,0 miljard kilogram, terwijl de waardegroei 6,5 keer groter werd. Het exportgewicht is ruim verdubbeld.

1.3.1 Nederlandse import van goederen met koolstofweglekrisico (inclusief quasi-doorvoer)1) (mld euro)
Jaar Aluminium Basischemie Aardolieproducten IJzer en staal Vetten Aardolie Kunststof Overig
1996 2,1 4,5 2,7 2,5 1,3 7,4 2,7 15,1
1997 2,7 5,3 3,2 2,9 1,0 7,5 2,8 17,1
1998 2,9 5,5 2,5 3,3 1,6 5,2 2,8 17,5
1999 2,9 5,3 3,0 2,7 1,5 9,1 2,7 16,8
2000 3,3 7,6 5,5 3,6 1,4 16,0 3,4 19,8
2001 3,2 7,3 5,2 3,3 1,8 12,3 3,0 20,7
2002 2,9 7,1 5,7 3,2 2,1 13,8 3,1 19,6
2003 2,7 7,5 5,9 3,4 2,2 14,0 3,0 19,2
2004 3,1 9,1 7,7 5,3 2,6 16,3 3,4 22,1
2005 3,4 10,8 10,8 6,2 2,8 26,1 3,9 25,4
2006 5,3 12,1 14,9 7,6 2,8 31,9 4,1 30,7
2007 6,1 13,7 16,8 9,3 3,5 32,4 4,5 35,5
2008 5,6 14,4 21,0 10,4 5,0 41,5 4,4 35,6
2009 3,4 10,2 15,7 5,5 3,8 26,3 3,3 24,9
2010 4,9 13,9 23,5 7,6 4,5 37,9 4,2 33,5
2011 5,7 17,2 36,2 9,3 5,6 45,5 4,9 38,5
2012 5,0 18,2 43,2 8,7 7,0 60,6 5,2 36,1
2013 5,0 18,2 42,1 7,7 7,1 51,3 5,2 34,4
2014 5,9 16,8 34,6 7,8 6,1 48,6 5,4 33,4
2015 6,1 15,9 28,0 7,6 5,7 31,9 5,6 34,0
2016 5,8 13,5 24,2 7,4 5,2 26,5 5,3 32,0
2017 6,9 17,2 27,5 8,5 5,6 33,3 5,8 35,6
2018 7,7 17,8 30,4 9,2 5,3 41,4 6,2 38,4
2019 6,5 18,2 28,8 8,6 5,2 41,6 6,1 36,4
2020 5,4 15,3 17,8 7,0 5,8 25,7 5,4 31,5
2021 8,4 22,5 26,7 10,8 7,0 41,9 7,6 42,1
2022* 12,3 30,0 43,2 14,6 9,0 67,9 9,6 61,1
1)De importwaarde van steenkool is in verband met geheimhouding niet weergegeven.

Nederland tweede EU-importeur koolstofweglekrisico-goederen

In 2022 was Nederland, na Duitsland, de grootste importeur van koolstofweglekrisico-goederen in de EU, zie tabel 1.3.2. Als het gaat om de invoerwaarde uit enkel niet-EU-landen dan is Nederland zelfs de grootste EU-importeur. Daarbij is de Nederlandse import flink gegroeid: in 2002 was Nederland een kleinere importeur van deze goederen voor zowel de totale als de niet-EU import.

Meer in detail zien we dat Nederland in 2022 de grootste EU-importeur van ruwe aardolie en aardolieproducten is en ook een grote importeur van organische basischemienoot2 is, waarbij nogmaals opgemerkt moet worden dat een groot deel hiervan verwerkt wordt voor verdere export, of meteen wederuitgevoerd of doorgevoerd wordt (zie ook figuur 7.3.1 in Aerts et al., 2023). Een relatief klein deel (11 procent) van de koolstofweglekrisico-goederen wordt geïmporteerd voor de Nederlandse markt (waarvan 1 procentpunt direct consumptie en 10 procentpunt consumptie na verwerking hier).

1.3.2Positie van Nederland in de EU, importwaarde koolstofweglekrisico-goederen
Import uit niet-EU Totale import
2002 2022 2002 2022
Koolstofrisico totaal 4 1 5 2
Basischemie (organisch) 4 2 6 3
Aardolieproducten 3 2 3 1
Aardolie 4 1 4 1
Kunststof 4 4 7 6
Overig 4 1 6 3

Bron:Eurostat

Afname belang EU-27 in wereldexport van koolstofweglekrisico-goederen

We zien in figuur 1.3.3 dat het belang van de EU-27 landen in de wereldexport van koolstofweglekrisico-goederen afnam met 8,9 procentpunt sinds 2001 tot 20,9 procent in 2021 (VN Comtrade, 2023). Deze daling komt voornamelijk door een lager exportaandeel van Duitsland, België, Italië en Frankrijk.

De vijf grootste exporteurs van koolstofweglekrisico-goederen exporteerden in 2021 samen ruim 31 procent van alle koolstofweglekrisico-goederen. Dat is 10 procentpunt meer dan in 2001. China zag haar aandeel met 5,1 procentpunt toenemen tot 7,8 procent, wat samenhangt met de algehele handelsgroei van China. De toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 stimuleerde de groei van de Chinese internationale handel. Tegelijkertijd steeg ook de CO2-uitstoot in China. Een aanzienlijk deel van de Chinese broeikasgasemissies kan echter worden toegeschreven aan de eindconsumptie van andere landen en regio’s, aangezien ongeveer een kwart van het Chinese bbp afkomstig is van de export (Yang et al., 2020). De Chinese export van koolstofweglekrisico-goederen betrof in 2021 met name ijzer en staalproducten, chemische producten, farmaceutische grondstoffen en aluminium. Momenteel is China de grootste aluminiumproducent en -‍consument ter wereld. Dit kan toegeschreven worden aan de robuuste binnenlandse consumptie en de gestegen vraag buiten China. De primaire aluminiumproductie is echter een van de meest energie- en emissie-intensieve industriële processen (Li & Zhang, 2022).

Ook Rusland en Australië wonnen in diezelfde periode aan belang als exporteur van koolstofweglekrisico-goederen. Het Russische exportpakket bestond hoofdzakelijk uit aardolie en geraffineerde aardolieproducten. Australië exporteerde met name ijzererts en steenkool. Tegenwoordig is Australië een belangrijke exporteur van zowel fossiele brandstoffen als van cruciale mineralen, die in veel schone energietechnologieën worden gebruikt (IEA, 2023). Door de grote verscheidenheid aan producten binnen deze categorie zijn er niet één of enkele landen dominant in de wereldwijde export, waardoor er voor Nederland voldoende alternatieve leveranciers voorhanden zijn. Dit is natuurlijk anders wanneer er naar specifieke goederensoorten gekeken wordt.

1.3.3 Aandeel van de top 5 landen1) en de EU-27 in de wereldexport van koolstofweglekrisico-goederen (%)
Jaar Top 5 EU-27
2001 21,2 29,8
2021 31,2 20,9
Bron: VN Comtrade
1)De top 5 bestond in 2021 uit de VS, China, Rusland, de VAE en Saoedi-Arabië. Het aandeel van de VAE ontbreekt in de data voor 2001 waardoor er hier omwille van vergelijkbaarheid door de tijd gekozen is om Australië (plek 6) op te nemen in de top 5 in plaats van de VAE.

Kleine groep buitenlandse multinationals domineert Nederlandse import

De groep goederen die met koolstofweglekrisico’s worden geassocieerd laten een opmerkelijk beeld zien. Ongeveer een zesde van alle goederenimporteurs in Nederland voert producten uit deze categorie in, maar gezamenlijk vormt deze categorie een aanzienlijk groter deel van de Nederlandse import in termen van waarde (29 procent zonder quasi-doorvoer). Het aandeel importeurs lag op 17–18 procent enkele jaren geleden, maar is in 2020 en 2021 gedaald naar 14 procent. Dit betekent dus dat het bij import van dit soort producten gaat om grote transacties, en dus om grote spelers. Dat is ook zichtbaar in het feit dat de buitenlandse multinationals deze invoer domineren. Twee derde van de invoer is voor rekening van deze relatief kleine groep bedrijven in termen van aantallen, terwijl zij in de totale goedereninvoer 56 procent vertegenwoordigen. Dit komt met name doordat deze categorie, de goederen geassocieerd met koolstofweglekrisico’s, in termen van waarde wordt gedomineerd door goederen zoals aardolieproducten, chemische basisproducten, farmaceutische grondstoffen, kunststoffen en aluminium. Dit zijn producten die met name door grote, multinationale bedrijven worden verwerkt. Dat zien we ook terug in de samenstelling van de import van deze producten in termen van type bedrijven waar de buitenlandse multinationals sterk domineren. Het zelfstandig mkb (zonder buitenlandse dochters) komt in deze categorie echter ook bovendrijven als dominante groep bij enkele kleinere producten in termen van importwaarde. Te denken valt dan aan producten als aardewerk, houtfineer en keramische tegels.

1.4Ontbossingsgerelateerde goederen

Het voorkomen van ontbossing is een actueel thema binnen de EU. Op 20 april 2023 heeft het Europees Parlement ingestemd met een nieuwe wet die bedrijven in de EU verplicht te garanderen dat de productie van in de EU verkochte producten niet heeft geleid tot ontbossing of landdegradatie ter plekke. Bedrijven moeten verder onderzoeken of de producten voldoen aan alle relevante wetgeving van het land van oorsprong en of ze de rechten van de inheemse bevolking respecteren (Europees Parlement, 2023). Ontbossingsgerelateerde goederen zijn in deze wetgeving levende runderen en producten van rund, soja, koffie, cacao, palmolie, hout en alle afgeleiden daarvan zoals leer, chocolade of houten meubelen. Dit zijn de goederen met de grootste impact op ontbossing bij productie (Europese Commissie, 2021c).

Bossen nemen koolstof op in het hout, ontbossing en verbranding van bos leiden daarom tot een toename van broeikasgasemissies. Door het verlies aan biodiversiteit en toegenomen emissies zorgt ontbossing voor klimaatverandering (Europese Commissie, 2021c). Tropische ontbossing heeft binnen dit thema bijzondere aandacht, omdat het met hoge snelheid plaatsvindt en een grote rol speelt bij klimaatverandering (Balboni et al., 2022).

Nederland speelt een belangrijke rol als consument, doorvoerhaven en verwerker van ontbossingsgerelateerde goederen, maar ook als intermediair en financier van mondiale stromen (Kuepper & Warmerdam, 2021).

Verdrievoudiging importwaarde sinds 1996

In 2022 betreft de import van ontbossingsgerelateerde goederen 32,1 miljard euro (zie figuur 1.4.1): zo’n 4 procent van de Nederlandse import in dat jaar (28,5 miljard euro zonder quasi-doorvoer). Sinds 1996 is het invoergewicht van ontbossingsgerelateerde goederen ongeveer verdubbeld en is de waarde bijna verdrievoudigd (11,5 miljard euro in 1996).

Belangrijkste landen van herkomst wat betreft de importwaarde zijn Duitsland, Brazilië, België, de VS en Ivoorkust (vanwege de import van cacao). Brazilië is met name dominant bij de import van soja met ongeveer de helft van de importwaarde en uit de VS halen we nog eens een kwart. Duitsland is dominant in de houtimport. Palmolie importeren we met name uit Maleisië, Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.

De import van hout en houtproducten is in de groep van ontbossingsgerelateerde goederen dominant met 52 procent van de importwaarde, op grote afstand gevolgd door cacao en afgeleiden (13 procent) en soja (12 procent). De importwaarde van cacao en soja is sterker in waarde gestegen dan het geval is bij hout en houtproducten. Soja is de laatste jaren sterk in prijs gestegen (CBS, 2022a), maar de grootste relatieve stijger hier betreft de import van palmolie. Palmolie kende in 2022 een 7,5 keer grotere importwaarde dan in 1996, zie ook Creemers et al. (2023a) over de prijsstijgingen van de internationale handel tussen 2021 en 2022.

1.4.1 Nederlandse import van ontbossings-gerelateerde goederen (inclusief quasi-doorvoer) (mld euro)
Jaar Cacao(producten) Hout(producten) Koffie Palmolie(producten) Rund(producten) Soja(producten)
1996 1,1 7,4 0,4 0,4 0,9 1,3
1997 0,9 7,9 0,6 0,2 1,1 1,3
1998 1,0 8,1 0,5 0,5 1,0 1,2
1999 1,2 8,4 0,5 0,5 1,1 1,3
2000 1,0 9,3 0,5 0,4 1,2 1,6
2001 1,3 9,2 0,4 0,4 1,1 2,1
2002 1,6 8,9 0,3 0,5 1,2 1,9
2003 1,9 8,5 0,3 0,6 1,2 1,9
2004 1,6 8,7 0,3 0,6 1,2 2,2
2005 1,7 8,9 0,3 0,7 1,2 1,9
2006 1,6 9,5 0,4 0,8 1,5 1,8
2007 1,9 10,3 0,5 1,1 1,5 2,1
2008 2,2 10,4 0,3 1,6 1,7 3,0
2009 2,6 8,3 0,4 1,1 1,6 2,4
2010 2,9 9,5 0,5 1,4 1,7 2,9
2011 3,3 9,8 0,6 1,8 2,0 2,9
2012 2,7 9,2 0,7 2,5 2,2 3,3
2013 2,8 8,9 0,6 2,3 2,2 3,8
2014 3,3 9,0 0,9 2,0 2,2 3,5
2015 4,0 10,0 1,0 1,9 2,5 3,2
2016 4,4 9,7 0,9 1,8 2,4 2,9
2017 4,3 10,3 1,1 2,2 2,5 2,5
2018 4,3 11,4 1,1 2,0 2,5 2,5
2019 4,4 11,5 1,0 1,8 2,4 2,4
2020 4,0 11,3 1,0 1,9 2,1 2,5
2021 4,2 14,2 1,1 2,3 2,3 3,0
2022* 4,3 16,7 1,6 2,6 3,0 3,9

Nederland tweede EU-importeur ontbossingsgerelateerde goederen

Nederland was in 2022 de tweede EU-importeur van ontbossingsgerelateerde goederen.

Als het gaat om de waarde van de invoer uit enkel niet-EU-landen dan is Nederland zelfs de grootste importeur van alle EU-landen. Een aanzienlijk deel van de import komt als doorvoer, wederuitvoer of na verwerking in Nederland uiteindelijk weer in het buitenland terecht. Zie hoofdstuk 2 voor een verdere uiteenzetting van de bestemming van de Nederlandse import van ontbossingsgerelateerde goederen. Zo wordt palmolie vaak verwerkt door de voedingsindustrie, terwijl soja naar de veehouderij gaat.

Meer in detail zien we dat Nederland de grootste EU-importeur van palmolie en soja is. Nederland is ook een grote importeur van de overige ontbossingsgerelateerde goederen. Indien we enkel kijken naar de import uit niet-EU-landen dan is Nederland ook de grootste cacao-importeur van de EU. Koffie wordt door Nederland relatief weinig uit de producerende landen gehaald. Het wordt voor het grootste deel indirect via andere EU-landen gehaald (vooral Duitsland en België). Voor alle andere ontbossingsgerelateerde goederen geldt wel dat Nederland relatief veel direct uit de producerende landen (buiten de EU) haalt. Het is wel zo dat Nederland nog altijd ruim twee keer meer hout en houtproducten uit EU-landen haalt dan uit niet-EU-landen (waaronder tropisch hout).

1.4.2Positie van Nedeland in de EU, importwaarde ontbossingsgerelateerde goederen
Import uit niet-EU Totale import
2002 2022 2002 2022
Ontbossing 3 1 4 2
Cacao(producten) 1 1 3 2
Hout(producten) 4 2 4 4
Koffie 6 6 5 5
Palmolie(producten) 1 1 1 1
Rund(producten) 4 2 5 2
Soja(producten) 1 1 1 1

Bron:Eurostat

Indonesië en Maleisië samen goed voor 86 procent van wereldexport palmolie

Brazilië, de VS, China, Duitsland en Indonesië waren de grootste exporteurs van ontbossingsgerelateerde goederen in 2021. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij bijna 40 procent van de totale export van ontbossingsgerelateerde goederen, zie figuur 1.4.3. De 27 EU-landen waren goed voor 33 procent. Vooral bij de export van palmolie en soja is de rol van de top 5 dominant, wat in het geval van agrarische producten natuurlijkerwijs volgt uit waar deze producten het meest efficiënt verbouwd kunnen worden. Met name voor deze goederen (soja, rund(producten), cacao en palmolie) geldt dat er daarom maar in beperkte mate alternatieve leveranciers voorhanden zijn.

De EU-landen zijn dominant bij de export van cacao en cacaoproducten. Daarbij gaat het om verwerkte cacao (zoals chocolade) en niet om cacaobonen die Europa, en met name Nederland, uit landen als Ivoorkust en Ghana haalt en verwerkt (CBS, 2019). De vijf belangrijkste exporteurs wereldwijd behoren allen tot de EU-27: Duitsland, Nederland, België, Italië en Polen. Nederland is bijvoorbeeld een vooraanstaande schakel in de mondiale handel in cacaobonen en halffabricaten (CBS, 2019).

Sterke stijgers in de export van ontbossingsgerelateerde goederen zijn Brazilië, China, en Indonesië. Het Braziliaanse aandeel steeg van 4,5 procent in 2001 naar 10,3 procent in 2021; het hoogtepunt van de ontbossing werd bereikt in de laatste jaren tijdens de ambtsperiode van Bolsonaro (Roy, 2022). Brazilië is een relatief grote exporteur van koffie, rund(producten) en soja. Met 39,3 procent is Brazilië met afstand de grootste exporteur van soja ter wereld. Ook Nederland koopt veel Braziliaanse soja (CBS, 2022a) voor veevoer of export naar andere Europese landen. De productie ervan gaat gepaard met ontbossing. Naast Brazilië is ook de VS wereldwijd een grote soja-exporteur, terwijl China juist een rol speelt aan de importzijde (FD, 2020). China zag haar aandeel in de export van ontbossingsgerelateerde goederen toenemen van 2 procent in 2001 tot 7,1 procent in 2021. Deze groei komt vooral op conto van de houtproducten, zoals houten meubelen, en vond met name plaats in de eerste tien jaar, toen China de ‘houtwerkplaats’ van de wereld genoemd werd (Laurance, 2011). Tot slot nam het aandeel van Indonesië flink toe van 3 procent in 2001 tot bijna 6 procent in 2021. Dit hangt voornamelijk samen met de sterk toegenomen export van palmolie: Indonesië was in 2021 met een aandeel van 56,1 procent de grootste exporteur van palmolie ter wereld. Twintig jaar eerder was het Indonesische aandeel in de totale export van palmolie nog maar 27,1 procent. Het land heeft sinds 2022 echter enkele exportverboden en -beperkingen opgelegd om binnenlandse tekorten en prijsstijgingen te beperken waardoor de wereldwijde exportdominantie mogelijk af kan nemen (Christina & Nangoy, 2022; Christina, 2023). Maleisië maakte de omgekeerde ontwikkeling door: de productie van palmolie in het land neemt al sinds de start van de coronapandemie af. Personeelstekorten zorgen er namelijk voor dat de palmproductie in Maleisië onder druk kwam te staan (Slegers, 2022).

1.4.3 Aandeel van de top 5 landen in de wereldexport van ontbossingsgerelateerde goederen, 2021 (%)
Product Top 5
Ontbossing totaal¹⁾ 39,7
.
Cacao(producten)²⁾ 46,0
Hout(producten)³⁾ 39,6
Koffie⁴⁾ 51,4
Palmolie(producten)⁵⁾ 91,4
Rund(producten)⁶⁾ 44,9
Soja(producten)⁷⁾ 85,5
Bron: VN Comtrade
1)Brazilië, VS, China, Duitsland en Indonesië
2)Duitsland, Nederland, België, Italië en Polen
3)China, Duitsland, Canada, VS en Zweden
4)Brazilië, Zwitserland, Colombia, Duitsland en Vietnam
5)Indonesië, Maleisië, Nederland, Thailand en Guatemala
6)VS, Brazilië, Australië, Canada en Nederland
7)Brazilië, VS, Argentinië, Paraguay en Canada

Relatief groot belang zelfstandig mkb bij import goederen gerelateerd aan ontbossing

Bijna 5 procent van de Nederlandse importeurs voerde in 2021 producten in die worden geassocieerd met ontbossing. Deze tak van sport wordt gekenmerkt door een relatief groot belang van het zelfstandig mkb (zonder buitenlandse dochters) in de invoer. Een kwart van de totale import is voor rekening van het zelfstandig mkb, terwijl we eerder zagen dat het zelfstandig mkb slechts 14 procent van de totale Nederlandse import verzorgt. Vooral de productgroep hout springt er in dit opzicht uit: iets meer dan een derde van de houtimport is voor rekening van het zelfstandig mkb. De import van levende runderen en producten van runderen wordt zelfs nog sterker gedomineerd door het zelfstandig mkb. Deze bedrijven zijn goed voor bijna de helft van deze productgroep. In andere productgroepen is de betrokkenheid van het zelfstandig mkb juist relatief beperkt en zijn de buitenlandse multinationals zeer dominant. Dit geldt voor de palmolie, soja, cacao en koffie.

1.5Veevoergrondstoffen

De vierde classificatie in deze publicatie betreft veevoergrondstoffen, waarbij er deels een overlap is met ontbossingsgerelateerde goederen (zoals soja). Er wordt daarbij gekeken naar de meest voorkomende veevoer-ingrediënten die tevens ook internationaal verhandeld worden. In deze paragraaf wordt ingegaan op de directe import van veevoergrondstoffen, terwijl het onderwerp in hoofdstuk 2 veel breder benaderd wordt door te kijken naar de hele veehouderijketen en uiteindelijke output van veevoergrondstoffen in de vorm van vlees, melk of eieren. Daarnaast wordt het belang van de veevoerketen voor de Nederlandse economie gekwantificeerd alsook de emissies die geassocieerd zijn met de binnenlandse productie en import gerelateerd aan de veehouderijketen.

In mei 2020 presenteerde de Europese Commissie haar ‘van boer tot bord’-strategie, een van de belangrijkste onderdelen van de Europese Green Deal. De strategie beoogt het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050 door het huidige EU-voedselsysteem te veranderen in een duurzaam systeem (Raad van de EU, 2020). Het huidige voedselsysteem is verantwoordelijk voor bijna een derde van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, verlies van biodiversiteit en groot verbruik van natuurlijk hulpbronnen (Europese Commissie, 2023c). Een problematisch onderdeel van het huidige voedingssysteem is het vrijkomen van broeikasgassen bij de productie van dierlijke producten (vlees, eieren en zuivel).

Specifiek in Nederland speelt er het probleem van stikstofkuitstoot door (intensieve) veehouderij (dichtbij natuurgebieden), met negatieve gevolgen voor mens en milieu. Nederland spant zich nu extra in om de stikstofuitstoot terug te dringen en de veehouderij te beperken (Rijksoverheid, 2023). Nederland heeft internationaal gezien een grote veehouderijsector en had in 2020 de grootste veedichtheid per hectare landbouwgrond van alle EU-landen (Eurostat, 2023a). Het overgrote deel van de productie van de veehouderij is echter niet voor Nederland bestemd: ruim driekwart van de ingevoerde veevoergrondstoffen komt dan ook uiteindelijk terecht in het buitenland. Dat kan direct zijn, via doorvoer of wederuitvoer, of indirect via de Nederlandse productie van veevoer, zuivel, eieren, vlees of andere voedingsmiddelen.

3,5 keer grotere importwaarde sinds 1996

Sinds 1996 is de importwaarde van veevoergrondstoffen 3,5 keer groter geworden; van 2,6 miljard euro in 1996 tot 9,1 miljard euro in 2022, waarmee het ongeveer 1 procent van de totale Nederlandse importwaarde vertegenwoordigt (inclusief quasi-doorvoer), zie figuur 1.5.1. De invoer van deze goederengroep (8 miljard euro zónder quasi-doorvoer) groeide minder hard dan de totale Nederlandse import (groei met factor 5,7) in diezelfde periode. Soja (en afgeleiden) is in de invoer van veevoergrondstoffen dominant met 41 procent van de importwaarde, op grote afstand gevolgd door palmolie en -schroot (21 procent) en maïs (18 procent).noot3 Nederland importeert veel veevoergrondstoffen uit Brazilië en de VS (met name soja) en Duitsland (veelal gerst en maïs). Brazilië is met ruim 21 procent van de totale importwaarde van veevoergrondstoffen in 2022 verreweg de grootste leverancier.

Soja en palmolie zijn de laatste jaren sterk in prijs gestegen en dat geldt in mindere mate ook voor maïs, waarvan de prijs onder andere is gestegen door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Oekraïne was vóór de oorlog namelijk de belangrijkste maïsleverancier voor Nederland (CBS, 2022b). Sinds 1996 is het invoergewicht van veevoergrondstoffen met 47 procent gegroeid tot 21,8 miljard kilogram. Het exportgewicht is in dezelfde periode met 41 procent toegenomen.

1.5.1 Nederlandse import van veevoergrondstoffen (inclusief quasi-doorvoer) (mld euro)
Jaar Maïs Tarwe/Gerst Palmolie(producten) Soja(producten) Overig
1996 0,3 0,2 0,2 1,3 0,5
1997 0,3 0,2 0,1 1,2 0,4
1998 0,3 0,1 0,2 1,1 0,3
1999 0,3 0,2 0,2 1,2 0,4
2000 0,3 0,1 0,2 1,6 0,4
2001 0,3 0,2 0,3 2 0,5
2002 0,3 0,2 0,4 1,9 0,5
2003 0,3 0,2 0,4 1,9 0,5
2004 0,4 0,2 0,4 2,1 0,5
2005 0,3 0,2 0,5 1,9 0,5
2006 0,4 0,3 0,6 1,7 0,5
2007 0,6 0,3 0,9 1,9 0,7
2008 0,8 0,4 1,3 2,8 0,8
2009 0,5 0,3 0,9 2,3 0,6
2010 0,5 0,3 1,1 2,9 0,6
2011 0,8 0,4 1,5 2,9 0,7
2012 1 0,4 2,2 3,1 0,9
2013 1 0,5 1,9 3,7 0,9
2014 0,9 0,4 1,6 3,4 0,8
2015 0,9 0,3 1,5 3,1 0,8
2016 0,8 0,4 1,4 2,8 0,7
2017 0,9 0,4 1,6 2,4 0,6
2018 1,1 0,5 1,5 2,4 0,7
2019 1,2 0,5 1,5 2,3 0,7
2020 1,1 0,5 1,5 2,4 0,7
2021 1,2 0,6 1,7 2,9 0,8
2022* 1,6 0,9 1,9 3,7 1

Nederland grootste importeur van veevoergrondstoffen in de EU

Nederland importeerde in 2022 iets meer veevoergrondstoffen dan Spanje en was daarmee de grootste importeur van deze goederen van de EUnoot4, zie tabel 1.5.2. De grote importwaarde en -gewicht heeft te maken met de grote veehouderijsector in Nederland t.o.v. andere EU-landen. Als het gaat om de waarde van de invoer uit enkel niet-EU-landen dan is Nederland de tweede importeur van alle EU-landen, na Spanje.

Zoals we eerder zagen is Nederland de grootste EU-importeur van palmolie en soja, maar het is ook een grote importeur van tarwe en gerst (nummer twee) en maïs (nummer drie). Nederland is zich sinds 2002 wat betreft de import van maïs en tarwe/gerst steeds meer gaan richten op landen buiten de EU, maar dat is de laatste jaren wel wat minder geworden door de oorlog in Oekraïne. Zo is de import van maïs uit Oekraïne sterk afgenomen en is dat deels opgevangen door meer import uit Frankrijk en Duitsland (Creemers et al., 2023b).

1.5.2Positie van Nederland in de EU, importwaarde veevoergrondstoffen
Import uit niet-EU Totale import
2002 2022 2002 2022
Veevoer totaal 1 2 1 1
Maïs 7 2 2 3
Tarwe/Gerst 12 3 3 2
Palmolie(producten) 1 1 1 1
Soja 1 1 1 1
Overig 1 3 1 2

Bron:Eurostat

Wereldwijde export van veevoergrondstoffen erg geconcentreerd

De EU-27 was verantwoordelijk voor zo’n 15 procent van de export van veevoergrondstoffen in 2021. De wereldexport van deze goederen is erg geconcentreerd bij de top 5 (allemaal landen buiten de EU): zo’n 65 procent van de wereldwijde export komt op conto van de VS, Brazilië, Argentinië, Oekraïne en Canada. Nederland is echter niet volledig afhankelijk van deze landen: andere belangrijke landen van herkomst voor de Nederlandse import zijn Duitsland, Australië en Frankrijk.

Brazilië is als wereldwijde exporteur flink belangrijker geworden: het Braziliaanse aandeel steeg met 12,4 procentpunt tot 23,2 procent in 2021. Hiermee is het na de VS de tweede grootste exporteur van veevoergrondstoffen. Deze groei hangt samen met de uitbreiding van de export van sojabonen, zoals ook te zien is bij de Braziliaanse export van ontbossings­gerelateerde goederen in paragraaf 1.4. Ook Oekraïne speelt wereldwijd een steeds grotere rol, met name bij de export van maïs en tarwe. Sinds de oorlog in Oekraïne in 2022 kan het land echter minder exporteren.

1.5.3 Aandeel van de top 5 landen in de wereldexport van veevoergrondstoffen (%)
2001 2021
VS 32,8 26,6
Brazilië 10,8 23,2
Argentinië 12,3 8,7
Oekraïne 0,7 4,3
Canada 4,9 2,8
Bron: VN Comtrade

Buitenlandse multinationals dominant in de import grondstoffen veevoer

Als we kijken naar de productgroepen die als grondstof voor veevoer dienen dan gaat het om een relatief lange lijst van goederen. Niettemin houdt slechts 0,2 procent van de importeurs in Nederland zich bezig met de invoer van dit soort goederen. Dit aandeel verandert bovendien nauwelijks doorheen de tijd. In termen van waarde gaat het echter om grofweg 0,9 procent. Dat impliceert dat het gemiddeld genomen dus om forse importbedragen gaat. Dat beeld wordt bevestigd als we kijken naar de samenstelling van de import naar type bedrijf. Dan zien we dat de Nederlandse import van producten voor de productie van veevoer vooral door buitenlandse multinationals wordt verzorgd. Liefst 80 procent van de totale waarde van de import komt voor rekening van deze bedrijven waar hun aandeel in de totale goederenimport ‘slechts’ 56 procent is. Dit zien we met name terug bij enkele van de belangrijkste producten in deze categorie: de Nederlandse import van sojabonen en palmolie komt voor meer dan 90 procent voor rekening van buitenlandse multinationals. Gerst valt hier ook op. Dit is ook een van de belangrijkere productgroepen in het kader van de productie van veevoer, maar hier is juist het zelfstandig mkb (zonder buitenlandse dochters) een relatief belangrijke importeur. Deze groep bedrijven is goed voor bijna een kwart van de invoer van gerst.

1.6Groene goederen

De vijfde en laatste duurzaamheidsclassificatie in deze publicatie betreft 248 zogenaamde ‘groene goederen’ (HS-6‑codes) volgens de CLEG-indeling, de zogenaamde Combined List of Environmental Goods. Dit is een combinatie van: (1) een lijst van de OESO met goederen die relevant zijn in het beperken van klimaatverandering, (2) een lijst van goederen voorgesteld door de ‘Vriendengroep’, die een subset vormt van de goederenlijst die door WTO-leden werd ingediend voor het onderdeel handel en milieu van de Doha-onderhandelingen (Yu, 2007); en (3) een lijst van milieugoederen zoals de Azië-Pacific Economic Cooperation (APEC) deze heeft opgesteld (APEC, 2012). Het betreft bijvoorbeeld goederen die een rol spelen in het opwekken van hernieuwbare energie, zoals zonnepanelen, maar ook goederen waarbij de duurzame toepassing mogelijk niet direct duidelijk is. Voorbeelden zijn gasturbines en biomassaketels, welke in principe vervuilende stoffen uitstoten. Gasturbines hebben echter een relatief lagere uitstoot van vervuilende stoffen in vergelijking met de opwekking van elektriciteit door verbranding, waardoor de APEC deze heeft opgenomen in de lijst van milieugoederen. Bij verwarmingssystemen op basis van biomassaketels wordt er vanuit gegaan dat er gebruik wordt gemaakt van diverse residuen en afval om warmte en elektriciteit te produceren, waardoor deze minder impact hebben op het milieu dan fossiele brandstoffen. Daarnaast maakt de koolstof uit biomassa deel uit van de natuurlijke koolstofcyclus waardoor er een beperkt langetermijneffect op het milieu is. Andere goederen op de lijst zijn bijvoorbeeld goederen voor waterzuivering of goederen vervaardigd uit bamboe. Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit de 248 goederen omvattende lijst.

De internationale handel in groene goederen (of milieugoederen) kan bijdragen aan de doelstellingen van de Green Deal en duurzaamheid in het algemeen door het breed beschikbaar maken van milieuvriendelijke goederen, goederen die bijdragen aan de energietransitie en simpelweg de meest duurzame alternatieven van producten. Bovendien kan handel fungeren als mechanisme om (technologische) kennis en innovaties omtrent duurzaamheid en duurzaam produceren wereldwijd te verspreiden. Een wereldwijde markt met een grote, voorspelbare vraag kan onderzoek en investeringen in de groene sector stimuleren en werkgelegenheid in die sector vergroten (WTO, 2022; Ecorys, 2023).

Importwaarde ruim verzesvoudigd sinds 1996

In 2022 importeerde Nederland (inclusief quasi-doorvoer) voor 54,7 miljard euro aan groene goederen volgens de CLEG-classificatie (40,9 miljard euro zonder quasi-doorvoer); ruim 6 procent van de totale Nederlandse import. Dat is een ruim een verzesvoudiging in vergelijking met 1996, zie figuur 1.6.1. De import van hernieuwbare energiegoederen (zoals zonnepanelen) is in de groep van groene goederen dominant (52 procent), op grote afstand gevolgd door watermanagement-goederennoot5 (14 procent) en goederen ter monitoring van de leefomgevingnoot6 (10 procent). Nederland importeerde in 2022 ongeveer 36 procent van alle groene goederen uit China (overwegend zonnepanelen), bijna een 17 procent uit Duitsland en zo’n 6 procent uit de VS.

Ook hier zijn de prijzen fors gestegen in 2022. Dat verklaart mede de sterk toegenomen invoerwaarde van groene goederen, met maar liefst 31 procent ten opzichte van 2021. Zo waren bijvoorbeeld zonnepanelen in 2022 veel duurder dan in 2021 door een fors grotere vraag en hogere productie- en transportkosten (Milieu Centraal, 2023).

Het invoergewicht is sinds 1996 bijna verviervoudigd en dat verklaart bijna twee derde van de groei van de invoerwaarde. De import van hernieuwbare energiegoederen is het hardst gestegen zowel qua invoerwaarde als qua invoergewicht.

1.6.1 Nederlandse import van groene goederen (inclusief quasi-doorvoer) (mld euro)
Jaar Hernieuwbare energie Watermanagement Monitoring Afvalmanagement Lucht management Hitte- en energiemanagement Overig
1996 2,1 1,8 1,1 0,9 0,5 1,0 1,3
1997 2,6 1,9 1,4 1,0 0,5 1,0 1,3
1998 2,6 2,0 1,5 1,1 0,5 1,0 1,3
1999 2,8 2,1 1,5 1,1 0,5 1,1 1,3
2000 3,3 2,1 1,8 1,3 0,6 1,1 1,4
2001 3,7 2,2 1,9 1,3 0,8 1,1 1,5
2002 3,6 2,1 1,7 1,2 0,7 1,2 1,5
2003 3,7 2,1 1,6 1,2 0,7 1,2 1,9
2004 4,0 2,2 1,7 1,3 0,8 1,3 2,3
2005 4,3 2,2 1,7 1,4 0,8 1,4 2,4
2006 4,5 2,7 1,9 1,6 1,1 1,7 2,5
2007 5,4 3,5 2,1 1,5 1,5 1,9 2,7
2008 6,1 3,8 2,2 1,8 1,4 2,0 3,1
2009 6,7 3,0 1,9 1,5 0,9 1,7 2,9
2010 9,8 3,4 2,3 1,7 1,2 1,7 3,4
2011 11,4 3,8 2,5 1,7 1,5 1,9 3,1
2012 10,1 3,8 2,6 1,6 1,4 1,9 3,1
2013 7,7 4,1 2,6 1,7 1,4 1,9 3,0
2014 7,8 4,3 2,8 1,8 1,4 1,9 3,4
2015 8,7 4,7 3,3 2,0 1,3 2,2 4,1
2016 8,9 4,9 3,3 2,0 1,4 2,3 4,0
2017 10,1 5,1 3,3 2,2 1,5 2,6 3,9
2018 11,8 5,6 3,6 2,3 1,6 2,9 4,0
2019 13,6 6,3 4,1 2,5 1,6 3,0 4,6
2020 13,6 5,8 3,7 2,5 1,6 2,8 4,5
2021 17,0 6,8 4,3 3,0 2,0 3,2 5,4
2022* 28,2 7,5 5,6 3,4 2,0 2,0 6,0

Nederland tweede EU-importeur groene goederen

Als importeur van groene goederen volgens de CLEG-classificatie is Nederland in 2022 uitgekomen op een tweede plek in de EU, zie tabel 1.6.2. Wat betreft hernieuwbare energie is Nederlands zelfs de grootste EU-importeur uit niet-EU-landen, wat wederom te maken heeft met de doorvoerfunctie van Nederland. Zo haalde Nederland in 2022 bijvoorbeeld voor maar liefst 10,5 miljard euro aan zonnepanelen uit China, waarvan het grootste deel bestemd is voor andere EU-landen en niet voor Nederland zelf (Creemers et al., 2023a). Nederland is als toegangspoort tot Europa zelfs de grootste importeur van zonnepanelen wereldwijd (Van Gastel, 2023; CBS, 2023f). Circa 89 procent van alle door Nederland ingevoerde zonnepanelen komt uit China (CBS, 2023f). Daarnaast haalde Nederland in 2022 voor bijna 4 miljard euro aan statische omvormers (zoals voor de toepassing van zonnepanelen) uit China.

1.6.2Positie van Nederland in de EU, importwaarde groene groederen
Import uit niet-EU Totale import
2002 2022 2002 2022
Groene goederen totaal 4 2 5 2
Hernieuwbare energie 4 1 4 2
Water management 4 3 6 3
Monitoring 3 2 4 2
Afval management 4 3 6 3
Overig 4 2 7 4

Bron:Eurostat

China goed voor kwart van de wereldexport van groene goederen

De vijf grootste exporterende landen vertegenwoordigen in 2021 samen meer dan de helft van de totale exportwaarde van groene goederen. Daarmee is de export geconcentreerder bij de grootste exporteurs dan in 2001. De EU is minder belangrijk geworden, met een aandeel van 40 procent in 2001 en zo’n 35 procent in 2021. Nederland is voor deze goederen in grote mate afhankelijk van import uit China, Duitsland en de VS: ook wereldwijd grote exporteurs van dergelijke goederen. Echter worden veel verschillende goederensoorten geclassificeerd als groene goederen, waardoor de concentratie en het aanbod alternatieve leveranciers per goederensoort varieert.

25% was het Chinese aandeel in de wereldwijde export van groene goederen

Het Chinese aandeel in de wereldexport van groene goederen is sterk toegenomen sinds 2001. In figuur 1.6.3 zien we dat het Chinese aandeel steeg van 4 naar 25 procent in 2021. Door de ontwikkeling die China meemaakte qua industrialisatie en internationale handel, kreeg het te maken met ernstige vervuiling. Dientengevolge ontwikkelde de Chinese regering milieubescherming wetgeving en stimuleerde investeringen in eco-innovaties (Foresti & Trenti, 2012). Door deze investeringen vergaarde het kennis voor de productie van groene goederen, en tezamen met de verplaatsing van productie door multinationals naar China maakt dat het land nu exportleider is in deze goederen (Foresti & Trenti, 2012). Dit is ook terug te zien bij de andere landen in de top 5, waarbij het aandeel afnam in dezelfde periode. Waar de daling van het Duitse en Italiaanse aandeel nog beperkt is (minder dan 2,3 procentpunt), daalden het Amerikaanse en Japanse exportaandeel forser (meer dan 6,2 procentpunt).

1.6.3 Aandeel van de top 5 landen in de wereldexport van groene goederen (%)
Land 2001 2021
China 4,0 25,0
Duitsland 13,6 12,1
VS 16,9 8,0
Japan 11,0 4,8
Italië 6,4 4,1
Bron: VN Comtrade

Relatief kleine transacties bij de import van groene goederen

De import van groene goederen laat een afwijkend beeld zien ten opzichte van de andere classificaties. Hier zien we dat er gemiddeld genomen sprake is van relatief kleine importstromen. Immers, 8–9 procent van de goederenimporteurs handelt gezamenlijk slechts 4–5 procent van de totale Nederlandse import(waarde) van deze goederen af, wat op relatief kleine importtransacties duidt. Daarbij loopt het percentage importeurs dat groene producten invoert wel wat terug over de jaren, terwijl het aandeel van groene producten in de totale importwaarde juist licht is gegroeid.

Ook hier zien we dat dit beeld wordt verklaard door de samenstelling van de populatie importeurs van groene goederen. Daar zien we namelijk dat het zelfstandig mkb (zonder buitenlandse dochters) goed vertegenwoordigd is. Terwijl het zelfstandig mkb zorgt voor 14 procent van de totale Nederlands import, zijn zij goed voor 19 procent van de import van groene goederen. Het aandeel van Nederlandse multinationals in deze importstroom is in de afgelopen jaren kleiner geworden. De belangrijkste productgroep in deze categorie, goederen die geassocieerd worden met de productie van hernieuwbare energie, bestaat uit een breed spectrum van ongeveer 150 gedetailleerde producten. Sommige daarvan, zoals warmtepompen, milieuvriendelijke airconditioners, zonnepanelen en onderdelen voor windmolens hebben een duidelijke groene signatuur, maar bij andere producten is dat veel minder evident. De import van deze goederen wordt voor een kwart door het zelfstandig mkb verzorgd. Ook de import van goederen in enkele andere aanzienlijk groepen in termen van importwaarde, zoals afvalmanagement en -recycling, warmte- en energiemanagement en watermanagement, wordt relatief vaak door bedrijven uit het zelfstandig mkb afgewikkeld. Maar er zijn ook enkele productgroepen van belang qua waarde waar multinationals domineren. Te denken valt dan aan de import van apparatuur voor milieutechnische monitoring- en analysedoeleinden en een productgroep die vrij vertaald draait om schonere of efficiëntere technologieën of producten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om producten als fietsen en materieel voor het openbaar vervoer.

1.7Samenvatting en conclusie

Duurzaamheid en internationale handel hebben een complexe relatie met elkaar: afhankelijk van de typen goederen kunnen ze een positieve dan wel negatieve uitwerking op elkaar hebben. Goederen gerelateerd aan ontbossing zorgen bij productie, winning of oogst voor een hoge CO2‑uitstoot en verlies aan biodiversiteit en hebben derhalve een negatieve impact op het klimaat. Goederen die een koolstofweglekrisico hebben of onder CBAM-wetgeving vallen, hebben in de basis ook een negatieve uitwerking op het klimaat door de milieuonvriendelijke manier waarop ze geproduceerd zijn, of door de uitstoot bij consumptie ervan. Echter geldt voor deze goederen ook dat ze in andere delen van de wereld, met minder strenge milieuwetgeving, mogelijk nog vervuilender geproduceerd worden. Door handel (export) kan een bedrijf bovendien grotere volumes produceren, in de basis niet duurzaam, maar dat zorgt wel voor relatief schonere productie per product (Forslid et al., 2018). Handel in groene (of milieuvriendelijke) goederen is in de regel goed voor duurzaamheid, omdat het ervoor zorgt dat goederen die bijdragen aan de energietransitie of de meest milieuvriendelijke alternatieven van producten wereldwijd beschikbaar zijn, en milieuvriendelijke technologieën en innovaties wereldwijd verspreid kunnen worden. Echter zorgt de internationale handel in deze goederen zelf ook voor uitstoot door het transport en eventuele schaalvergroting van vervuilende producenten. Door concurrentie van bedrijven wereldwijd kan mogelijk bovendien een race to the bottom ontstaan, waarbij de laagste prijzen geboden worden door bedrijven in landen met lage milieustandaarden (Prakash & Potoski, 2006).

De Nederlandse internationale handel heeft op allerlei verschillende manieren impact op het milieu en klimaat. Nederland is een grote speler in de internationale handel, zowel van milieuvriendelijke als van vervuilende goederen. Nederland is voor alle vijf de besproken classificaties de grootste of één na grootse importeur in de EU wanneer het om de extra-EU import gaat. Dat heeft niet zozeer met Nederland als consument of producent te maken, maar vooral met de logistieke functie die het voor Europa vervult. De hiernavolgende verdiepende hoofdstukken kunnen dan ook meer inzicht geven in de rol van Nederland in de internationale handel met betrekking tot duurzaamheid.

Zowel de import als de export van alle vijf besproken classificaties is in de afgelopen decennia toegenomen, maar wel in verschillende mate. We hebben gezien dat het importgewicht van de CBAM-goederen en van de goederen met een koolstofweglekrisico sinds 1996 bijna is verdubbeld en zelfs een ruime verdubbeling bij de goederen gerelateerd aan ontbossing. Dat is vergelijkbaar met de ontwikkeling van de totale Nederlandse handel qua gewicht. De groei van het invoergewicht van veevoergrondstoffen was met nog geen 50 procent relatief klein. De groene goederen groeiden met een verviervoudiging van het importgewicht verreweg het hardst. Hoewel het positief stemt dat de import van groene goederen in de afgelopen decennia het meest groeide, is het ook zo dat veel van die goederen pas de laatste jaren breed beschikbaar zijn of vroeger helemaal niet bestonden, waardoor de grote groei deels logisch is. Ze vertegenwoordigen in waarde en in gewicht met respectievelijk 6 en 2 procent nog altijd maar een klein deel van de Nederlandse goederenimport.

Opvallend is ook de relatief grote rol die het zelfstandig midden- en kleinbedrijf speelt in de import van groene goederen (relatief veel kleinere importtransacties). Bij CBAM-goederen, goederen met een koolstofweglekrisico en de veevoergrondstoffen waren de (buitenlandse) multinationals oververtegenwoordigd in de Nederlandse import. Bij de goederen gerelateerd aan ontbossing speelt het zelfstandig mkb een relatief grote rol, wat uitsluitend komt door de import van hout(producten) en levende runderen en producten van runderen.

1.8Data en methoden

Internationale handel in goederen

In de volgende alinea’s zal voor de vijf goederenclassificaties apart aangegeven worden welke databronnen gebruikt zijn, om zodoende inzicht te geven in de Nederlandse en Europese handel in elk van deze duurzaamheidsclassificaties. Voor de ontwikkeling van de Nederlandse importwaarde (inclusief quasi-doorvoer) maken we gebruik van de Statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG) van het CBS.

Eurostat

Vervolgens worden de Nederlandse importniveaus per goederenclassificatie vergeleken met de import door andere EU-landen, aan de hand van Eurostat data (Eurostat, 2023b). Daarbij wordt de wereldwijde import door EU-landen bekeken, maar ook specifiek de import van EU-landen uit niet-EU-landen. Dit laatste doen we omdat er veel intra-EU-handel plaatsvindt die feitelijk doorvoer van goederen betreft en er dus dubbeltellingen plaatsvinden.

VN Comtrade

Om te zien welke landen deze type goederen exporteren en om te weten welke mogelijke leveranciers er voor de verschillende goederen zijn, maken we gebruik van VN Comtrade data (VN Comtrade, 2023). Aan de hand van deze wereldwijde bilaterale data kunnen we zien in hoeverre de handel geconcentreerd is bij exporteurs, en welke alternatieven Nederland heeft voor de import hiervan.

Bedrijvendimensie

Tot slot wordt CBS data van de Statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG) gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) om vast te stellen welke (typen) bedrijven betrokken zijn bij de handel in de verschillende goederenclassificaties. Voor deze koppeling wordt IHG-data exclusief quasi-doorvoer gebruikt. Een deel van de goederenhandel kan niet worden toegewezen aan individuele bedrijfseenheden in het ABR en laten we in dit hoofdstuk buiten beschouwing. Het betreft in dat geval hoofdzakelijk internationale handel door buitenlandse bedrijven die een Nederlands btw-nummer hebben om hun internationale handel die via Nederland loopt te rapporteren, maar die verder geen fysieke aanwezigheid in Nederland hebben in de vorm van bijvoorbeeld een fabriek. Dit onbekende deel vertegenwoordigt ongeveer 28 procent van de totale Nederlandse importwaarde. De analyses op bedrijfsniveau zijn uitgevoerd naar land en type product om de diverse classificaties te analyseren. Ongeveer 6 procent van de importwaarde kan niet uitgesplitst worden naar land en product. Dit betreffen kleine ondernemingen die buiten de steekproef vallen, waardoor geen gegevens beschikbaar zijn op dit niveau. Kleine ondernemingen zijn derhalve ondervertegenwoordigd in het onderdeel bedrijfsdimensie.

Classificaties

CBAM-goederen

De in paragaaf 1.2 gehanteerde indeling van CBAM-goederen is gebaseerd op een lijst zoals beschreven door de Europese Commissie in 2021 (Europese Commissie, 2021b). Het betrof een bijlage bij de verordening van het Europees Parlement en de Europese Raad tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens. De verordening is van toepassing op cement, elektriciteit, meststoffen, gietijzer/ijzer/staal, aluminium. Verdere (mogelijke) uitbreidingen van deze lijst worden zijn in deze publicatie niet meegenomen.

Koolstofweglekrisico-goederen

De in paragraaf 1.3 gehanteerde indeling van koolstofweglekrisico-goederen is gebaseerd op een lijst zoals beschreven door de Europese Commissie in 2019 (Europese Commissie, 2019). Het betrof een gedelegeerd besluit van de Commissie tot aanvulling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Europese Raad wat betreft de vaststelling van bedrijfstakken en branches die worden verwacht een koolstofweglekrisico te lopen voor de periode 2021–2030. Het betreft een grote groep van bedrijfstakken (zoals winning van aardolie, vervaardiging van suiker, vervaardiging van glasvezels of vervaardiging van farmaceutische grondstoffen) die zijn vertaald naar specifieke goederensoorten om zo de importcijfers in beeld te kunnen brengen. Daarnaast is er een kleine groep van goederen (zoals lactose of bakkersgist) in de industriestatistiek (Prodcom) die ook vertaald is naar specifieke goederensoorten in de internationale handelsstatistiek.

Ontbossingsgerelateerde goederen

De in paragraaf 1.4 gehanteerde indeling van ontbossingsgerelateerde goederen is gebaseerd op een lijst zoals beschreven door de Europese Commissie (Europese Commissie, 2021c). Het betreft een bijlage bij een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Europese Raad betreffende het op de EU-markt aanbieden van, en uit de Unie uitvoeren van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden. Inmiddels is het voorstel omgezet in wetgeving (Europees Parlement, 2023). Het betreft de volgende goederen: runderen en producten daarvan (rundvlees, huiden, leer), cacao en producten daarvan (cacaopasta, cacaoboter, cacaopoeder, chocolade), koffie, palmolie en verwante producten (palmnoten, palmpitolie, palmpitschroot), sojabonen en producten daarvan (sojaolie, sojameel, sojaschroot), hout en producten daarvan (platen, bouwmaterialen, meubelen, etc.).

Veevoergrondstoffen

De in paragraaf 1.5 gehanteerde indeling van veevoergrondstoffen is gebaseerd op een onderzoek van Wageningen University & Research, getiteld: milieueffecten van diervoeders (Vellinga et al., 2009). In dit onderzoek is onderzocht wat er precies in diervoer zit, in totaal en per dier uitgesplitst (melkvee, varkens, pluimvee). Ook de precieze samenstelling is in het rapport terug te vinden (zie met name tabel 7). Voor zover de grondstoffen internationaal verhandeld worden, is er gezocht naar precieze goederensoortcodes om te kijken in hoeverre Nederland deze grondstoffen importeert.

Voorbeelden van veevoergrondstoffen die internationaal verhandeld worden zijn sojaschroot, maïs, gerst, palmpitschroot. Zoals ook in de tekst beschreven staat, correspondeert de totale invoerwaarde van de grondstoffen niet met de consumptie door dieren. Veel grondstoffen zijn namelijk niet alleen voor dierlijke consumptie, maar ook voor menselijke consumptie. Bovendien wijkt de samenstelling van het veevoer af van de samenstelling van de import en komt veel import in de export terecht. De beschreven invoerwaarde is daarom een overschatting van het veevoergebruik in Nederland. Voor de Europese vergelijking is daarom ook gekeken naar een nauwere definitie (enkel maïs en de veevoergrondstoffen van hoofdstuk 23 van het geharmoniseerd systeem) en ook dan blijkt Nederland een topimporteur in de EU (tweede na Spanje). Voor specifieke inzichten in het gebruik van veevoergrondstoffen zie hoofdstuk 2.

Groene goederen

De groene goederen zoals beschreven in paragraaf 1.6 zijn gebaseerd op een rapport van de OESO (2019). Groene goederen betreffen hier producten die relatief vriendelijk zijn voor de leefomgeving (klimaat, natuur en milieu). Het gaat om energie-efficiënte producten, die minder grondstoffen gebruiken of zorgen voor minder vervuiling dan de traditionele alternatieven, zoals zonnepanelen, windturbines of waterfilterings-systemen. Deze goederen spelen een cruciale rol in onze transitie naar een duurzame economie met minder emissies, minder gebruik van grondstoffen en een verbeterde kwaliteit van lucht of water. Handelsbeleid kan de internationale handel in deze producten bevorderen.

Hoewel er geen universele consensus bestaat over wat precies groene goederen zijn, is de CLEG-lijst (Combined List of Environmental Goods) van de OESO wel een veel gehanteerde lijst. Het gaat om 248 goederen op HS 6‑digit-niveau en betreft in feite een combinatie van drie andere lijsten: de lijst van APEC (Asia-Pasific Economic Co-operation) gericht op verlaging van invoerheffingen tussen APEC-leden, een lijst van de OESO zelf van klimaatvriendelijke goederen en een lijst van de ‘vrienden’ van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) gericht op het verlagen van handelsbarrières in het geval van de handel van duurzame goederen tussen WTO-leden (UNCTAD, 2023). Los van het feit dat het een algemeen geaccepteerde lijst is, is het ook een indeling die goed toepasbaar is omdat de goederen in 11 verschillende subgroepen ingedeeld zijn en het daardoor inzichtelijk wordt waar het precies over gaat, van hernieuwbare energie tot monitoring van de leefomgeving en van watermanagement tot afvalmanagement.

Overlap van classificaties

Tussen de diverse classificaties bestaat er overlap zoals eerder in de tekst beschreven. De overlap betreft een relatief klein aandeel van de totale goederenhandel: 5,1 procent in 2022 (43,5 miljard euro). Bovendien is dit aandeel afgenomen sinds 1996. Toen was het aandeel nog 7,6 procent. De meeste overlap is er tussen CBAM-goederen en koolstofweglekrisico-goederen. Het betrof 3,2 procent van de totale goederenhandel. De overlap beslaat een relatief klein deel van de koolstofweglek-risicogoederen (11 procent), maar een groot deel van de CBAM-goederen (80 procent). De tweede meest voorkomende overlap is die tussen veevoergrondstoffen en ontbossingsgerelateerde goederen (0,7 procent van de totale goederenhandel). De overlap is groot voor veevoergrondstoffen (62 procent), maar relatief klein voor ontbossingsgerelateerde goederen (18 procent). Tenslotte is er nog ander overlap mogelijk tussen de vijf gepresenteerde classificaties. Dit was 1,2 procent van de totale goederenhandel in 2022.

1.9Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Aerts, N., Bohn, T., Creemers, S., Notten, T. & Weusten, M. (2023). Inzet van de invoer in de Nederlandse economie. In S. Creemers & D. Herbers (Red), Nederland Handelsland 2023: export, import & investeringen. Heerlen/Den Haag/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

APEC (2012). List of Environmental Goods. Singapore: Asia-Pacific Economic Cooperation.

Balboni, C., Berman, A., Burgess, R. & Olken, B. A. (2022). The Economics of Tropical Deforestation. Cambridge: MIT Department of Economics.

Bohn, T., Jaarsma, M., Notten, T. & Wong, K. F. (2022). CO₂-grensheffing kan grote kostenpost worden voor industrie. ESB, 107(4816), 552–554.

CBS (2019). Nederland grootste importeur cacaobonen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022a). Meer sojabonen uit Brazilië in 2021 ondanks forse prijsstijging. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022b). 84 procent van ingevoerde zonnebloemolie in 2021 kwam uit Oekraïne. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023a). Arbeidsvolume; bedrijfstak, kwartalen, nationale rekeningen. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023b). Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nationale rekeningen. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023c). Productie industrie bijna 8 procent lager in juni. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023d). Producentenprijzen (PPI); afzet-, invoer-, verbruiksprijzen, index 2015=100. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023e). Export van goederen voor het eerst boven 700 miljard euro. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2023f). Nederland grootste importeur Chinese zonnepanelen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Christina, B. & Nangoy, F. (2022). Indonesia president declares end of palm oil export ban from Monday. Reuters.

Christina, B. (2023). Indonesia to suspend some palm oil export permits – officials. Reuters.

Creemers, S., Herbers, D., Ramaekers & Rooyakkers, J. (2023a). Belangrijke ontwikkelingen in 2022 en 2023. In S. Creemers & D. Herbers (Red), Nederland Handelsland 2023: Export, import & investeringen. Heerlen/Den Haag/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S., Ramaekers, P., Visser, C. & Wong, K. F. (2023b). Handel met Oekraïne en Rusland vóór en tijdens de Russische invasie. In G. Jukema, P. Ramaekers & P. Berkhout (Red), De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband – editie 2023. Wageningen/Heerlen/Den Haag/Bonaire: Wageningen Economic Research en Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dumitru, A., Wijffelaars, M. & Kölbl, B. (2021). Het EU Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) uitgelegd. Utrecht: Rabobank.

Ecorys (2023). Trade in Environmental Goods and Services. Rotterdam: Ecorys.

Europese Commissie (2019). Gedelegeerd besluit van de Europese Commissie tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vaststelling van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht een koolstofweglekrisico te lopen voor de periode 2021–2030.

Europese Commissie (2021a). Een Europese Green Deal.

Europese Commissie (2021b). Bijlagen bij de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens.

Europese Commissie (2021c). Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the making available on the Union market as well as export from the Union of certain commodities and products associated with deforestation and forest degradation and repealing Regulation (EU) No 995/2010. Annex 1.

Europese Commissie (2023a). Carbon Border Adjustment Mechanism.

Europese Commissie (2023b). Carbon Leakage.

Europese Commissie (2023c). Farm to Fork strategy.

Europees Parlement (2023). Parliament adopts new law to fight global deforestation.

Eurostat (2023a). Livestock density index. [Dataset].

Eurostat (2023b). International trade – Comext database. [Dataset].

FD (2020, 28 oktober). Omgekeerde wereld: VS exporteren sojabonen naar Brazilië. Het Financieele Dagblad.

Foresti, G. & Trenti, S. (2012). Environmental Goods Trade and Technology in China. In The Chinese Economy: Recent Trends and Policy Issues. Berlin, Heidelberg: Springer Berlin Heidelberg.

Forslid, R., Okubo, T. & Ulltveit-Moe, K. H. (2018). Why are firms that export cleaner? International trade, abatement and environmental emissionsJournal of Environmental Economics and Management91, 166–183.

Gastel, van, E. (2023). Nederland weer grootste importeur van zonnepanelen ter wereld: 12 procent Chinese export naar haven Rotterdam. Solar Magazine.

IEA (2023). Australia has raised its climate targets and now needs to accelerate its clean energy transition, says new IEA review. Parijs: International Energy Agency.

Kardish, C., Maeder, M., Hellmich, M. & Hall, M. (2021). Which countries are most exposed to the EU’s proposed carbon tariffs? Chatham House, The Royal Institute of International Affairs.

Kuepper, B. & Warmerdam, W. (2021). Dutch financing of forest-risk sectors. An Analysis of Financial Links with Key Sectors Driving Forest Loss. Amsterdam: Profundo.

Laurance, W. (2011). China’s Appetite for Wood Takes a Heavy Toll on Forests. New Haven: Yale School of the Environment.

Li, S. & Zhang, T. (2022) The Development Scenarios and Environmental Impacts of China’s Aluminum Industry: Implications of Import and Export TransitionJournal of Sustainable Metallurgy, 8, 1472–1484.

Milieu Centraal (2023). Prijs en opbrengst zonnepanelen.

OESO (2019). Report on a set of policy indicators on trade and environment. Joint working party on trade and environment. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Poelhekke, S. (2021). Invoering CO₂-heffing aan Europese grens heeft nog heel wat voeten in de aarde. ESB, 106(4800), 364–367.

Prakash, A. & Potoski, M. (2006). Racing to the Bottom? Trade, Environmental Governance, and ISO 14001. American Journal of Political Science, 50(2), 350–364.

Raad van de EU (2020). Van boer tot bord.

Raad van de EU (2022). EU-klimaatactie: voorlopig akkoord bereikt over koolstofgrenscorrectie.

Roy (2022). Deforestation of Brazil’s Amazon Has Reached a Record High. What’s Being Done? New York: Council on Foreign Relations.

Rijksoverheid (2023). Aanpak Stikstof.

Slegers, M. (2022, 18 september). Maleisische palmolieproductie hapert door personeelstekorten. Het Financieele Dagblad.

Stam, L. & Kempen, R. (2022). Duurzame handel: een brede agenda. VNO-NCW.

UNCTAD (2023). Key statistics and trends in trade policy 2022: Green Goods Trade and Trade Policies. Genève: United Nations Conference on Trade and Development.

Vellinga, T., Laar, van, H., Thomassen, M., Boer, de, I., Berkhout, P. & Aiking, H. (2009). Milieueffecten van diervoeders, rapport 205. Lelystad: Animal Sciences Group van Wageningen UR.

VN Comtrade (2023). UN Comtrade [Dataset]. New York: Verenigde Naties.

WTO (2022). World Trade Report 2022. Genève: World Trade Organization.

Yang, Y., Qu, S., Cai, B., Liang, S., Wang, Z., Wang, J. & Xu, M. (2020). Mapping global carbon footprint in China. Nature Communications, 11, 2237.

Yu, V. (2007). WTO Negotiating Strategy on Environmental Goods and Services for Asian Developing CountriesICTSD Trade and Environment Series. Genève: International Centre for Trade and Sustainable Development.

Noten

De significante be- of verwerking van import in Nederland tot nieuwe producten, en de export daarvan, telt daarbij mee als (belangrijk onderdeel van de) export van Nederlandse makelij. Bijvoorbeeld de export van aluminiumplaten of -buizen op basis van geïmporteerd aluminium of de export van aardolieproducten op basis van geïmporteerde ruwe aardolie.

Denk aan olie en andere producen verkregen bij het distilleren van hoge temperatuur-steenkoolteer. Ook ethylalcohol en methanol worden veel ingevoerd door Nederland.

Deze verhoudingen zijn overigens niet representatief voor de samenstelling van het veevoer. Maïs heeft een aandeel van circa 23 procent in het veevoer, soja circa 7,5 procent en palm (met name palmpitschroot) ruim 3 procent. Weidegras, graskuil en hooi zijn samen goed voor circa 32 procent (Vellinga et al., 2009). Dit wordt niet geïmporteerd, omdat het ruimschoots in Nederland beschikbaar is. Ook maïs wordt veel in Nederland geoogst. Er is hier uitgegaan van alle veevoergrondstoffen volgens het rapport van Vellinga et al., 2009, voor zover deze door Nederland geïmporteerd worden.

Daarbij is er sprake van een grote invoerwaarde van sojabonen en palmolie die slechts deels wordt gebruikt als veevoer (zie ook voetnoot 7). Uitgaande van een scherpere definitie (enkel maïs en veevoer van hoofdstuk 23 van de geharmoniseerde nomenclatuur) is Nederland de 2e importeur van veevoergrondstoffen van de EU, na Spanje. Zie verder paragraaf 1.8. In hoofdstuk 2 van deze publicatie wordt er aan de hand van waardeketeninformatie meer inzicht gegeven in het gebruik van veevoergrondstoffen en in de Nederlandse veevoerketen in algemene en bredere zin.

Het betreft hier het managen van afval-/rioolwater en het zuiveren van water tot drinkwater.

Apparatuur ter monitoring, analyse en onderzoek van de leefomgeving, zoals natuur en milieu.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Nieke Aerts

Marcel van den Berg

Timon Bohn

Sarah Creemers

Dennis Dahlmans

Loe Franssen

Dio Limpens

Angie Mounir

Pascal Ramaekers

Janneke Rooyakkers

Christiaan Visser

Manon Weusten

Khee Fung Wong

Redactie

Sarah Creemers

Janneke Rooyakkers

Manon Weusten

Eindredactie

Janneke Rooyakkers

Manon Weusten

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Vasant Bhoendi

Deirdre Bosch

Roel Delahaye

Marjolijn Jaarsma

Tom Notten

Niels Schoenaker

Adam Walker

Chris Wolbers

CBS CCN Logistiek

CBS CCN Redactie en Visualisatie

CBS Vertaalbureau